Regeling vervalt per 01-01-2025

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Lisse 2024

Geldend van 23-12-2023 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Lisse 2024

De raad van de gemeente Lisse;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2023, nr. 700929;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

B e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting Lisse 2024

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 0:00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • b.

    jaar: een kalenderjaar;

  • c.

    terras: een terras als bedoeld in artikel 2:28, van de Algemene plaatselijke verordening Lisse;

  • d.

    zomerseizoen: de periode van 1 maart tot 1 november;

  • e.

    zomerseizoen-terras: dat gedeelte van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, waarmee het terras in het zomerseizoen wordt uitgebreid;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een (natuurlijke of rechts-) persoon een of meer voorwerpen onder of op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de Algemene plaatselijke verordening Lisse;

  • h.

    vaste standplaats: een standplaats waarvoor een vergunning voor de periode van een jaar wordt afgegeven, op basis waarvan 1 of meerdere dagen per week een standplaats kan worden ingenomen;

  • i.

    tijdelijke standplaats: een standplaats, niet zijnde een vaste standplaats.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    terrassen en zomerseizoenterrassen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • b.

    vaste en tijdelijke standplaatsen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen als bedoeld in artikel 2 onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie het voorwerp of de voorwerpen als bedoeld in artikel 2 onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen als bedoeld in artikel 2 onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen als bedoeld in artikel 2 onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling.

Artikel 5 Belastingtarief en heffingsmaatstaf

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Bij het plaatsen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond van voorwerpen van welke aard ook, wordt de ruimte tussen deze voorwerpen mede geacht te zijn ingenomen.

  • 5. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In het geval het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan bestaat aanspraak op ontheffing.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting, indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder of op de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar-overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet dan wel zich heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd voor ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden over blijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden over blijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze verordening of een voorlopige aanslag als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze verordening worden betaald binnen 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de (voorlopige) aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de (voorlopige) aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen.

  • 3. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, zolang de (voorlopige) aanslagen zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde (voorlopige) aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één (voorlopige) aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,---, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de (voorlopige) aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening precariobelasting Lisse 2023” van 15 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening precariobelasting Lisse 2024”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Lisse in zijn openbare vergadering van 14 december 2023.

mevrouw drs. M.G.J. Veeger

griffier

mevrouw A.W.M. Spruit

voorzitter

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING PRECARIOBELASTING LISSE 2024

Hoofdstuk 1 Terrassen

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

1.1.1

een terras, per m², per jaar:

€ 8,25

1.1.2

een zomerseizoen-terras, per m², per zomerseizoen:

€ 5,45

Hoofdstuk 2 Standplaatsen

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

2.1.1

een vaste standplaats, voor elke dag per week dat de standplaats wordt ingenomen, per m², per jaar:

€ 80,75

2.1.2

een tijdelijke standplaats, per m², per maand:

€ 6,75

2.2

Bij gebruik van de beschikbare elektriciteitsvoorziening worden de tarieven onder 2.1.1 en 21.2 verhoogd met, per dag:

€ 3,80

Hoofdstuk 3 Bouw- en onderhoudswerken

Het tarief bedraagt voor het bezetten, beleggen, afschutten of overdekken van grond of van water, per m²:

a.

per dag

€ 0,83

b.

per week

€ 2,92

c.

per maand

€ 7,14

met een minimum per aanslag van

€ 14,70

Hoofdstuk 4 Algemeen tarief

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor zover in de voorgaande artikelen geen bijzonder tarief is vastgesteld en voor zover daarvoor niet betaald moet worden ingevolge een andere verordening, per m² of per strekkende meter:

a.

per dag

€ 0,83

b.

per week

€ 2,92

c.

per maand

€ 7,14

met een minimum per aanslag van

€ 14,70

Behorende bij raadsbesluit van 14 december 2023

De griffier van de gemeente Lisse,