Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706498
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706498/1
Regeling vervalt per 01-01-2025
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Teylingen 2024
Geldend van 23-12-2023 t/m 31-12-2024
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Teylingen 2024De raad van de gemeente Teylingen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING TEYLINGEN 2024
Artikel 1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen (waaronder ook begrepen het gemeentelijk oppervlaktewater) voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- b.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
-
1. De belasting wordt geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.
-
2. Voor de heffing als bedoeld in het eerst lid wordt:
- a.
gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
- b.
gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
- c.
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.
- a.
Artikel 4 Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
-
2. Als perceel wordt aangemerkt:
- a.
de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;
- c.
een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- d.
een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;
- e.
het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
- a.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
-
1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
-
2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
-
3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
- a.
-
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
-
4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
-
5. Indien de hoeveelheid afgevoerd water als bedoeld in het tweede lid niet of onvoldoende met toepassing van het bepaalde in het tweede of het derde lid kan worden vastgesteld, stelt de in artikel 231, tweede lid, sub b Gemeentewet bedoelde ambtenaar de hoeveelheid afgevoerd water door inschatting vast.
Artikel 6 Belastingtarieven
-
1. Het tarief bedraagt:
- a.
voor percelen van waaruit huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, per perceel: € 177,48;
- b.
onverminderd het bepaalde onder a, voor elke volle kubieke meter afgevoerd huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater boven de 300 m³: € 1,10;
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het tarief voor percelen van waaruit uitsluitend hemel- en grondwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, per perceel € 10,00.
Artikel 7 Vrijstelling
De belasting wordt niet geheven over percelen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die een lagere waarde vertegenwoordigen dan € 50.000,00.
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
-
4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rioolheffing bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b, wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Overgangsrecht
De 'Verordening Rioolheffing Teylingen 2023’ van 15 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing Teylingen 2024'.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2023.
De raad voornoemd,
De griffier (plv),
A.M. de Groot
de voorzitter,
C.G.J. Breuer
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl