Algemene Verordening nadeelcompensatie gemeente Zwolle

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene Verordening nadeelcompensatie gemeente Zwolle

De raad van de gemeente Zwolle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2023, nummer 20231127-9;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

ALGEMENE VERORDENING NADEELCOMPENSATIE GEMEENTE ZWOLLE

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Bestuursorgaan: het orgaan door of namens wie het schadeveroorzakende besluit is genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende handeling is verricht, zijnde de raad, het college of de burgemeester van de gemeente Zwolle.

  • b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle.

  • c. Besluit of handeling: rechtmatig besluit of rechtmatige (feitelijke) handeling verricht door of namens het bestuursorgaan in het kader van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid.

  • d. Aanvraag: een verzoek om vergoeding van geleden of te lijden nadeel (nadeelcompensatie) toe te kennen als bedoeld in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet .

  • e. Aanvrager: natuurlijke of rechtspersoon die een verzoek om nadeelcompensatie indient.

  • f. Nadeel: de voor aanvrager nadelige gevolgen van een rechtmatig besluit of (feitelijke) handeling.

  • g. Schade: de geleden of te lijden schade als gevolg van een rechtmatig besluit of (feitelijke) handeling die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico en die aanvrager in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft en redelijkerwijs niet ten laste van aanvrager behoort te komen.

  • h. Adviescommissie: een of meer door het college aan te wijzen personen, die geen deel uitmaken of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van enig bestuursorgaan van de gemeente Zwolle en die belast zijn met de advisering over de aanvraag.

Artikel 2 Toepassingsbereik verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15.1 van de Omgevingswet.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3 Beslissingsbevoegd gezag

Voor zover een verzoek om nadeelcompensatie betrekking heeft op een besluit van de gemeenteraad, is het college bevoegd om hierop te beslissen en daaromtrent beleidsregels vast te stellen.

Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen

Artikel 4 De aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt bij het bestuursorgaan ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 2. De aanvrager verstrekt voorts alle gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.

  • 3. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan en stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure. In de ontvangstbevestiging wordt de aanvrager tevens verzocht het verschuldigde recht als bedoeld in artikel 5 binnen één week over te maken op het aangegeven rekeningnummer van de gemeente Zwolle.

  • 4. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de belanghebbende als bedoeld in artikel 13.3c en artikel 13.3d van de Omgevingswet.

  • 5. Indien naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in lid 1 en 2, stelt het de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen vier weken na verzending van de brief, waarin op het verzuim is gewezen.

  • 6. Het bestuursorgaan kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager deze termijn verlengen met een termijn van vier weken.

Artikel 5 Het heffen van een recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt een recht van € 500,-- geheven.

  • 2. In de ontvangstbevestiging wordt aanvrager verzocht het recht van € 500,-- binnen één week over te maken op het aangegeven rekeningnummer van de gemeente Zwolle.

Artikel 6 Vereenvoudigde afhandeling

  • 1. Het bestuursorgaan neemt de aanvraag niet in behandeling indien:

    • a.

      De aanvraag niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 is ingediend en van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen niet (tijdig) of onvoldoende is gebruik gemaakt.

    • b.

      het verschuldigde recht dat in artikel 5 is bepaald, niet of niet tijdig is betaald.

  • 2. Het bestuursorgaan beslist op de aanvraag, zonder dat onderzoek is verricht door een adviescommissie als bedoeld in artikel 7, indien naar zijn oordeel zodanig onderzoek niet noodzakelijk is om op de aanvraag te kunnen beslissen. Dit is onder andere het geval als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk (on)gegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de tegemoetkoming kennelijk minder bedraagt dan de bagateldrempel, zoals genoemd in de “Beleidsregels nadeelcompensatie gemeente Zwolle”.

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3. Een besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, dan wel een besluit op de aanvraag zonder dat ter voorbereiding daarvan een adviescommissie is ingeschakeld, wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag dan wel binnen acht weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4. Het bestuursorgaan kan de termijn, genoemd in het vierde lid eenmaal met ten hoogste acht weken verdagen. Het bestuursorgaan stelt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis.

Artikel 7 De adviescommissie

  • 1. Indien de aanvraag niet overeenkomstig artikel 6 wordt afgehandeld, wordt de aanvraag voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie, die tot taak heeft het bestuursorgaan van advies te dienen over het op de aanvraag te nemen besluit, tenzij het bestuursorgaan besluit om de adviesopdracht aan één bepaald lid van de adviescommissie te geven, eventueel om te adviseren of ook andere deskundigen van de adviescommissie er bij dienen te worden betrokken.

  • 2. De commissie bestaat uit één of meer onafhankelijke deskundigen, die telkens voor een termijn van drie jaren door het college worden benoemd. In de commissie hebben ten minste zitting een juridisch deskundige, een taxatiedeskundige en een accountantsdeskundige. De concrete samenstelling is er van afhankelijk of de aanvraag betrekking heeft op schade wegens waardevermindering van een onroerende zaak dan wel schade wegens inkomensderving. Indien de commissie uit meer leden bestaat, wijst het bestuursorgaan de voorzitter aan. Op voorstel van de commissie kan deze eenmalig worden uitgebreid met een deskundige ter zake van een materie waarin de beschikbare deskundigheid niet voorziet.

  • 3. Voordat het bestuursorgaan de opdracht tot advisering verstrekt, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden - waaronder die als bedoeld in artikel 13.3c en artikel 13.3d van de Omgevingswet - over zijn voornemen om de aanvraag voor te leggen aan een commissie en over de samenstelling van de commissie.

  • 4. De aanvrager en belanghebbenden kunnen binnen twee weken na verzending van de kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd bedenkingen uiten tegen de voorgenomen samenstelling.

  • 5. Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn over de ingediende bedenkingen.

Artikel 8 Het door de adviescommissie te verrichten onderzoek

Tenzij het bestuursorgaan de commissie een bijzondere adviesopdracht geeft of de commissie wordt verzocht slechts op een beperkt aantal onderdelen te adviseren, stelt de commissie ter voldoening aan haar taak als bedoeld in artikel 7, eerste lid, een onderzoek in naar:

  • a. de vraag of het in de aanvraag gestelde nadeel een rechtstreeks gevolg is van het rechtmatig genomen besluit en/of de (feitelijk) verrichte handeling(en);

  • b. bij bevestigende beantwoording van de onder a. bedoelde vraag: de omvang van het nadeel;

  • c. de vraag of het nadeel redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk ten laste van de aanvrager behoort te blijven;

  • d. de vraag of vergoeding van het nadeel niet, of niet voldoende anderszins is verzekerd;

  • e. de vraag of het handelen of nalaten door of namens aanvrager in het kader van de behandeling van de aanvraag gevolgen moet hebben voor de omvang van de toe te kennen vergoeding, waaronder de vergoeding van wettelijke rente;

  • f. indien het bestuursorgaan daarom heeft verzocht, de vraag of de schade anders dan in geld kan worden gecompenseerd.

Artikel 9 Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1. Het bestuursorgaan, alsook aanvrager, stelt aan de commissie, alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de commissie noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien hiermee extra kosten zijn gemoeid, oefent de commissie deze bevoegdheid pas uit na instemming van het bestuursorgaan.

Artikel 10 Werkwijze adviescommissie

  • 1. De commissie stelt de aanvrager en het bestuursorgaan in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting tijdens een hoorzitting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

  • 2. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 3. Belanghebbenden - waaronder die als bedoeld in artikel 13.3c en artikel 13.3d van de Omgevingswet - worden in de gelegenheid gesteld ter zake van de aanvraag aan de commissie een zienswijze kenbaar te maken.

  • 4. Als een bezichtiging ter plaatse nodig wordt geacht voor een goede advisering bepaalt de commissie het tijdstip van de bezichtiging en nodigt het de aanvrager en het bestuursorgaan en

    • -

      indien zij dit gewenst acht - andere belanghebbenden voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Van de in het eerste lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt door, dan wel onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van de commissie een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

Artikel 11 Het advies

  • 1. Alvorens een definitief advies uit te brengen zendt de commissie binnen tien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan eventueel andere belanghebbenden.

  • 2. De commissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met ten hoogste twee weken verlengen.

  • 3. De termijn voor advisering wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de commissie krachtens artikel 9, eerste lid, de aanvrager uitnodigt de aanvraag (nader) aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld, of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4. De aanvrager en het bestuursorgaan en eventuele andere belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hun zienswijze uit te brengen.

  • 5. De commissie zendt zijn definitieve advies met verwerking van de tijdig ontvangen zienswijzen binnen twee weken na het verstrijken van de in het vorige lid genoemde termijn toe aan het bestuursorgaan.

  • 6. De commissie kan de in het vorige lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste twee weken verlengen. De commissie deelt aanvrager en het bestuursorgaan deze termijnverlenging schriftelijk en gemotiveerd mee.

  • 7. De commissie geeft in zijn advies de uitkomst weer van zijn bevindingen en adviseert het bestuursorgaan over de hoogte en de vorm van de eventueel toe te kennen nadeelcompensatie.

Artikel 12 De beslissing op het verzoek

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken na ontvangst van het definitieve advies van de commissie op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn bekend aan de aanvrager.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid genoemde termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal verlengen met ten hoogste vier weken.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 13 Voorschot

  • 1. Het bestuursorgaan kan de aanvrager een voorschot verlenen.

  • 2. Het bestuursorgaan verleent het voorschot aan de aanvrager:

    • a.

      op diens schriftelijk verzoek; en

    • b.

      als die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een tegemoetkoming; en

    • c.

      wiens belang het naar het oordeel van het bestuursorgaan vordert dat aan hem een voorschot wordt verleend; en

    • d.

      nadat de adviescommissie is gehoord over het toekennen van het voorschot.

  • 3. Met het verlenen van een voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt geen recht op schadevergoeding erkend. Het bestuursorgaan kan aan het verlenen van het voorschot voorwaarden verbinden.

  • 4. Het voorschot wordt uitsluitend verleend indien de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot terugbetaling van het voorschot als op grond van het definitieve besluit van het bestuursorgaan blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt. Het voorschot moet dan worden terugbetaald, te vermeerderen met de wettelijke rente over het te veel betaalde, te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot.

  • 5. Het bestuursorgaan kan voor het verlenen van een voorschot zekerheidstelling, bijvoorbeeld een bankgarantie, verlangen.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel/overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 of zoveel later op de datum als titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en de Omgevingswet in werking treden en is van toepassing op aanvragen die vanaf deze datum zijn ingediend.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als ”Algemene verordening nadeelcompensatie gemeente Zwolle”.

  • 3. De op 1 juli 2008 in werking getreden “Procedureverordening voor tegemoetkoming in planschade” blijft van toepassing op planschadeverzoeken die nog onder het oude recht vallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 november 2023

P. Snijders, burgemeester

E. Meurs, griffier