Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706178
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706178/2
Verordening op de heffing en invordering van leges Leiden 2024
Geldend van 20-09-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van leges Leiden 2024De raad van de gemeente Leiden:
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Raadsvoorstel RV 23.0103 van 24 oktober 2023), mede gezien het advies van de commissie Werk en Middelen,
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, 216 en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet en artikel 13.1a van de Omgevingswet;
BESLUIT
- 1.
Vast te stellen de volgende verordening
Verordening op de heffing en invordering van leges Leiden 2024
(Legesverordening Leiden 2024)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- a.
‘dag’: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur. waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;
- b.
‘week’: een aaneengesloten periode van zeven dagen;
- c.
’maand’: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de laatste dag van de maand februari is;
- d.
‘jaar’: het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;
- e.
‘kalenderjaar’: de periode van 1 januari tot en met 31 december.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
- a.
het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een dienst of het nemen van een besluit;
- b.
het verlenen van een dienst op aanvraag; of
- c.
het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een document;
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager of degene voor wie de aanvraag is gedaan.
Artikel 4 Vrijstellingen
Leges worden niet geheven voor:
- a.
attestaties de vita tot het ontvangen van pensioenen of lijfrenten ten laste van het Rijk, de provincie of de gemeente;
- b.
stukken of nasporingen, die ten behoeve van onvermogenden in hun persoonlijk belang op bewijs van onvermogen worden afgegeven of verricht, met inbegrip van de bewijzen van onvermogen zelf;
- c.
stukken of nasporingen, welke ter voldoening aan de wet of wettelijk voorschrift kosteloos moeten worden afgegeven of verricht;
- d.
het raadplegen en inzage nemen van de plans en registers van het kadaster door particulieren, indien dit geschiedt in verband met de naleving van of voldoening aan wetten of wettelijke voorschriften;
- e.
woonvergunningen, als bedoeld in paragraaf 9 van de tarieventabel, welke worden afgegeven als gevolg van vorderingen tot ontruiming van woonruimte of wel als gevolg van in overleg met burgemeester en wethouders of namens hen met het hoofd van de Sector Wonen tot stand gekomen vrijwillige ontruimingen van woonruimte;
- f.
woonvergunningen, als bedoeld in paragraaf 9 van de tarieventabel, welke worden afgegeven voor het in gebruik nemen van een woning, wegens gedwongen verhuizing ten behoeve van renovatie, stadsvernieuwing of sanering;
- g.
een abonnement ten bate van publicatie van de gegevens in het plaatselijke dagblad uit de registers van de burgerlijke stand zoals bedoeld in Paragraaf 1.1 Burgerlijke stand, artikel 1.1.8.2 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening;
- h.
diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 13.6 van de Omgevingswet zijn of worden verhaald;
- i.
diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend.
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
-
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde.
-
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur, of een kennisgeving langs elektronische weg. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving of langs elektronische weg aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Termijnen van betaling
-
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:
- a.
mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
- b.
schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving;
- c.
bij een elektronische indiening van de aanvraag wordt gedaan, op het moment van het doen van elektronische aanvraag.
- a.
-
2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 8 kwijtschelding
Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 9 Vermindering of teruggaaf
Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst, besluit of handeling wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst, besluit of handeling in die tarieventabel opgenomen bepaling.
Artikel 10 Voorlopige aanslag
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.
Artikel 11 Overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
- a.
van zuiver redactionele aard zijn;
- b.
een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende paragrafen of onderdelen van hoofdstuk 1 van de tarieventabel betreft:
- 1.
Paragraaf 2 (reisdocumenten);
- 2.
Paragraaf 3 (rijbewijzen);
- 3.
Paragraaf 4, artikel 1.4.4. (verstrekkingen uit de basisregistratie personen);
- 4.
Paragraaf 7, artikel 1.7.1.1 (verklaringen omtrent het gedrag);
- 5.
Paragraaf 12 (kansspelen);
- 1.
een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Artikel 12 Overgangsrecht
-
1. De legesverordening 2023 van 22 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
-
2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.
Artikel 13 Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als " Legesverordening Leiden 2024".
Ondertekening
Gedaan in de openbare raadsvergadering van 30 november 2023,
de Griffier,
dhr. G.F.C. Van Leiden
de Voorzitter,
dhr. P.A.C.M. van der Velden
Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Leiden 2024
Artikel |
Aanvraag, dienst of besluit |
€ |
Tarief |
|
|
||
Hoofdstuk 1 Algemene dienstverlening |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 1.1 Burgerlijke stand |
|
|
|
1.1.1 |
Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van partnerschap, in een door de gemeente aangewezen huis, op |
|
|
1.1.1.1 |
dinsdag om 8.30 uur en 8.45 uur, in het Stadskantoor |
€ |
Kosteloos |
1.1.1.1.1 |
dinsdag om 9.00 uur en 9.30 uur voor een eenvoudige ceremonie, in het Stadskantoor |
€ |
175,90 |
1.1.1.2 |
indien de voltrekking plaatsvindt op maandag tot en met donderdag van 08.30 tot 17.00 uur |
€ |
552,40 |
1.1.1.3 |
vervallen |
|
|
1.1.1.4 |
vrijdag van 08.30 tot 17.00 uur |
€ |
742,85 |
1.1.1.5 |
zaterdag van 8.30 tot 17.00 uur |
€ |
1.219,10 |
1.1.1.6 |
maandagavond tot en met vrijdagavond, niet zijnde zon- of feestdagen van 17.00 tot 22.00 uur |
€ |
1.219,10 |
1.1.1.7 |
zon- of feestdagen of na verkregen toestemming op een tijdstip niet genoemd onder 1.1.1.1 tot en met 1.1.1.6 |
€ |
1.392,40 |
1.1.1.8 |
vervallen |
|
|
1.1.1.9 |
Indien een kosteloze huwelijksvoltrekking dan wel registratie van partnerschap zoals bedoeld in lid 1.1.1.1, wordt geannuleerd of verplaatst, wordt voor de reeds gemaakte kosten een tarief in rekening gebracht. De leges bedraagt: |
|
|
1.1.1.9.1 |
indien wordt geannuleerd of verplaatst tussen 3 maanden en 2 weken voor de huwelijksdatum dan wel registratiedatum |
€ |
50,00 |
1.1.1.9.2 |
indien wordt geannuleerd of verplaatst binnen 2 weken voor de huwelijksdatum dan wel registratiedatum |
€ |
80,00 |
1.1.1.10 |
Indien de huwelijksvoltrekking of de registratie van partnerschap, genoemd in de leden 1.1.1.1.1 tot en met 1.1.1.7 wordt geannuleerd, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
|
1.1.1.10.1 |
indien wordt geannuleerd tussen 3 maanden en 2 weken voor de huwelijksdatum of registratiedatum: 75% van de leges |
|
|
1.1.1.10.2 |
indien wordt geannuleerd binnen 2 weken voor de huwelijksdatum of registratiedatum: 50% van de leges |
|
|
1.1.1.11 |
Bij niet verschijnen of dusdanig laat verschijnen op de huwelijksvoltrekking of de registratie van partnerschap, waardoor deze ceremonie geen doorgang kan vinden, vindt geen restitutie van de leges plaats. Ingeval van een kosteloze huwelijksvoltrekking of registratie van partnerschap, zoals bedoeld in lid 1.1.1.1, bedraagt de leges |
€ |
105,00 |
1.1.1.12 |
vervallen |
|
|
1.1.2 |
Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van partnerschap in een bijzonder huis zoals bedoel in artikel 1:64 Burgerlijk Wetboek, tenzij van het onvermogen der partijen is gebleken |
€ |
164,85 |
1.1.3.1 |
Het tarief bedraagt voor de omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, zonder een ceremonie |
€ |
145,95 |
1.1.3.2 |
Het tarief bedraagt voor de omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, met een ceremonie genoemd in de leden 1.1.1.1 tot en met 1.1.1.7, geldt het hierbij behorende tarief |
|
|
1.1.4 |
Het tarief bedraagt voor het verzoek tot het eenmalig benoemen van een Buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand |
|
|
1.1.4.1 |
|
€ |
219,55 |
1.1.4.2 |
|
€ |
291,95 |
1.1.5 |
Het tarief bedraagt voor het verzoek tot het aanwijzen van een locatie tot huis der gemeente |
€ |
291,95 |
1.1.6 |
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouw- of partnerschapsboekje |
|
|
1.1.6.1 |
met omslag |
€ |
19,95 |
1.1.6.2 |
met leren omslag |
€ |
46,70 |
1.1.6.3 |
met kunstleren omslag |
€ |
32,15 |
1.1.7 |
vervallen |
|
|
1.1.8 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot |
|
|
1.1.8.1 |
het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand; het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.1.8.2 |
het verstrekken van een inlichting uit de registers van de burgerlijke stand; het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.1.9 |
Vervallen |
|
|
1.1.10 |
Het tarief bedraag voor het door de gemeente beschikbaar stellen van een getuige voor een eenvoudige ceremonie, per getuige |
€ |
25,00 |
1.1.11 |
Het tarief bedraagt voor het door de gemeente beschikbaar stellen van een toga |
€ |
100,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 2 Reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaart |
|
|
|
1.2.1 Paspoorten of andere reisdocumenten |
|
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van: |
|
|
1.2.1.1 |
het verstrekken van een nationaal paspoort, zakenpaspoort of faciliteitenpaspoort, alsmede een tweede paspoort, aan een persoon, die op moment van verstrekken jonger is dan 18 jaar; en het verstrekken van een reisdocument voor vluchtelingen of voor vreemdelingen aan een persoon, ongeacht leeftijd (maximaal 5 jaar geldig) geldt het ten hoogste te heffen tarief (naar beneden afgerond op vijf cent) zoals dat is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
1.2.1.2 |
het verstrekken van een nationaal paspoort, zakenpaspoort of faciliteitenpaspoort, alsmede een tweede paspoort, aan een persoon, die op moment van verstrekken 18 jaar of ouder is (maximaal 10 jaar geldig) geldt het ten hoogste te heffen tarief (naar beneden afgerond op vijf cent) zoals dat is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
1.2.1.3 |
vervallen |
|
|
1.2.1.4 |
vervallen |
|
|
1.2.1.5 |
een spoedlevering van de onder 1.2.1.1 t/m 1.2.1.4 genoemde documenten worden de betreffende tarieven verhoogd met de toeslag zoals die is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
|
|
|
|
1.2.2 Nederlandse identiteitskaart |
|
|
|
|
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet en artikel 6 besluit paspoortgelden: |
|
|
1.2.2.1 |
voor een persoon die op het moment van verstrekken jonger is dan 18 jaar (5 jaar geldig) geldt het ten hoogste te heffen tarief (naar beneden afgerond op vijf cent) zoals dat is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
1.2.2.2 |
voor een persoon die op het moment van verstrekken 18 jaar of ouder is (10 jaar geldig) geldt het ten hoogste te heffen tarief (naar beneden afgerond op vijf cent) zoals dat is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
1.2.2.3 |
de tarieven genoemd in 1.2.2.1 en 1.2.2.2 worden bij spoedlevering vermeerderd met de toeslag zoals die is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
1.2.2.4 |
van een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor een persoon met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon, zoals die is opgenomen in artikel 6 van het Besluit paspoortgelden |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 3 Rijbewijzen |
|
|
|
1.3.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: |
|
|
1.3.2 |
voor het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Reglement rijbewijzen artikel 104b vermeerderd met de rijkskostencomponent (het bedrag dat de gemeenten moeten afdragen aan de Dienst Wegverkeer als vergoeding van de productiekosten van het rijbewijs), afgerond naar beneden op vijf cent |
|
|
1.3.3 |
het legesbedrag wordt bij spoedlevering verhoogd met het bedrag conform de door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat goedgekeurde RDW-rijbewijstarieven voor 2020, afgerond naar beneden op vijf cent |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen (BRP) |
|
|
|
1.4.1 |
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder één inlichting of nasporing verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen of het bevolkingsregister moet worden geraadpleegd |
|
|
1.4.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.4.2.1 |
tot het verstrekken of nasporen van gegevens per inlichting of nasporing, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.4.2.2 |
tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van inlichtingen of nasporen van gegevens gedurende de periode van één jaar |
|
|
1.4.2.2.1 |
tot een maximum van 200 |
€ |
1.783,05 |
1.4.2.2.2 |
voor iedere inlichting of nasporing boven dit maximum |
€ |
8,35 |
1.4.3 |
voor nasporingen in de onder 1.4.1 bedoelde registers, waartoe deze moeten worden doorlopen, naar niet met naam of adres aangeduide of aan te duiden personen of groepen van personen, voor ieder uur daaraan besteed, gedeelten van een uur voor een geheel uur gerekend. |
€ |
61,15 |
1.4.4 |
voor het verstrekken van een inlichting als bedoeld in artikel 17, lid 2 van het Besluit basisregistratie personen, bedraagt het tarief zoals dat is opgenomen in artikel 10, lid 2 Regeling basisregistratie personen |
|
|
|
|
|
|
|
Overige inlichtingen |
|
|
1.4.5 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.4.5.1 |
tot het verstrekken van een inlichting bij de gemeente berustende registers of stukken, anders dan de onder 1.4.1 bedoelde registers |
€ |
10,25 |
1.4.5.2 |
tot het verrichten van nasporingen in de bij de gemeente berustende registers of stukken, anders dan de onder 1.4.1 bedoelde registers, waartoe deze moeten worden doorlopen, voor ieder uur daaraan besteed, |
€ |
59,90 |
|
gedeelten van een uur voor een geheel uur gerekend. Het verlenen van inzage, voor zover daartoe vergunning wordt gegeven, is in deze prijs begrepen. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 5 Vervallen |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 6 Vastgoedinformatie |
|
|
|
1.6.1 |
Vervallen |
|
|
1.6.2 |
Vervallen |
|
|
1.6.3 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het toezenden van schriftelijke informatie uit een bestemmingsplan, per adres |
€ |
27,50 |
1.6.4 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van informatie over |
|
|
1.6.4.1 |
A: NAP-hoogten, per punt |
€ |
42,95 |
1.6.4.2 |
B: Grondslag, per punt |
€ |
50,15 |
1.6.5 |
Het tarief bedraagt ter zake het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een ontwerp- of een vastgesteld bestemmingsplan / stadsvernieuwingsplan |
|
|
1.6.5.1 |
|
€ |
10,40 |
|
|
|
|
Paragraaf 7 Overige publiekszaken |
|
|
|
1.7.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.7.1.1 |
tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag: het maximaal te heffen bedrag, zoals dit laatstelijk door het Rijk is vastgesteld. |
|
|
1.7.1.2 |
tot het verkrijgen van een attestatie de vita, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.7.1.3 |
tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.7.1.4 |
tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het Nederlanderschap, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.7.1.5 |
tot het verkrijgen van een gezondheidspas, lijkenpas of verklaring omtrent personen of zaken, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.7.1.6 |
tot het verkrijgen van een bewijs van opneming in de basisregistratie personen (BRP) of het Register Niet Ingezetenen (RNI), of een af te geven verklaring uit een van deze administraties, in het bijzonder belang van de aanvrager verstrekt, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.7.1.7 |
Tot het verkrijgen van een vertaling in de vorm van een meertalig modelformulier voor zaken genoemd in 1.7.1.2 tot en met 1.7.1.6, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 8 Gemeentearchief |
|
|
|
1.8.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.8.1.1 |
voor het verkrijgen van een afschrift van of uittreksel uit andere archiefbescheiden dan van akten uit de registers van de burgerlijke stand, per kwartier |
€ |
15,40 |
|
|
|
|
Paragraaf 9 Huisvestingswet |
|
|
|
1.9.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.9.1.1 |
voor een vergunning tot het in gebruik nemen van een woning, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 |
€ |
39,35 |
|
|
|
|
Paragraaf 10 Leegstandwet |
|
|
|
1.10.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: |
|
|
1.10.1.1.1 |
voor een vergunning tot het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, van de Leegstandswet voor één woning |
€ |
39,35 |
1.10.1.1.2 |
bij een complexgrootte van 2 tot en met 15 woningen |
€ |
39,35 |
1.10.1.1.3 |
vermeerderd met |
€ |
33,10 |
|
per woning |
|
|
1.10.1.1.4 |
bij een complexgrootte van 16 tot en met 75 woningen |
€ |
503,40 |
1.10.1.1.5 |
vermeerderd met |
€ |
6,60 |
|
per woning |
|
|
1.10.1.1.6 |
bij een complexgrootte van 76 tot en met 300 woningen |
€ |
901,15 |
1.10.1.1.7 |
vermeerderd met |
€ |
2,60 |
|
per woning |
|
|
1.10.1.1.8 |
bij een complexgrootte van 301 woningen of meer |
€ |
1.497,80 |
1.10.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: |
|
|
1.10.2.1 |
voor de verlenging van de geldigheidsduur van een vergunning tot het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 15, lid 5, van de Leegstandswet |
|
|
1.10.2.1.1 |
bij een complexgrootte van 1 tot en met 15 woningen |
€ |
19,85 |
1.10.2.1.2 |
vermeerderd met |
€ |
19,85 |
|
per woning |
|
|
1.10.2.1.3 |
bij een complexgrootte van 16 tot en met 75 woningen |
€ |
318,20 |
1.10.2.1.4 |
vermeerderd met |
€ |
6,60 |
|
per woning |
|
|
1.10.2.1.5 |
bij een complexgrootte van 76 tot en met 300 woningen |
€ |
715,95 |
1.10.2.1.6 |
vermeerderd met |
€ |
2,60 |
|
per woning |
|
|
1.10.2.1.7 |
bij een complexgrootte van 301 woningen of meer |
€ |
1.312,55 |
|
|
|
|
Paragraaf 11 Vervallen |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 12 Kansspelen |
|
|
|
1.12.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning, ingevolge artikel 30b van de Wet op de kansspelen (Stb. 1964, 483) voor een periode van twaalf maanden: |
|
|
1.12.1.1 |
voor één kansspelautomaat het tarief zoals opgenomen in artikel 3 van het Speelautomatenbesluit 2000 |
|
|
1.12.1.2 |
voor twee kansspelautomaten het tarief zoals opgenomen in artikel 3 van het Speelautomatenbesluit 2000 |
|
|
1.12.2 |
voor een vergunning, die geldt voor een periode, korter dan twaalf maanden, is 1.12.1 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in 1.12.1 bedoelde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd worden. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 13 Telecommunicatie- en Leidingenverordening |
|
|
|
1.13.1 |
Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet bedraagt per melding |
€ |
556,47 |
1.13.2 |
Voor een tracé in door de gemeente beheerde openbare gronden wordt het onder 1.13.1 genoemde bedrag verhoogd per strekkende meter tracélengte (of een gedeelte hiervan) verhoogd met |
€ |
1,84 |
1.13.3 |
Indien met betrekking tot een melding als bedoeld in 1.13.1 een voorbespreking plaatsvindt tussen de gemeente en de aanbieder en eventuele andere partijen kan, conform het Handboek Leidingen gemeente Leiden, het onder 1.13.1 genoemde bedrag voor ieder overleg worden verhoogd met |
€ |
137,09 |
1.13.4 |
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag als bedoeld in artikel 3.7.2.2 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
€ |
556,47 |
1.13.5 |
Voor een tracé in door de gemeente beheerde openbare ruimte wordt het onder 1.13.4 genoemde bedrag verhoogd per strekkende meter tracélengte (of een gedeelte hiervan) verhoogd met |
€ |
1,84 |
1.13.6 |
Indien met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in 1.13.4 een voorbespreking plaatsvindt tussen de gemeente en de leidingenexploitant en eventuele andere partijen kan, conform het Handboek Leidingen gemeente Leiden, het onder 1.13.4 genoemde bedrag voor ieder overleg worden verhoogd met |
€ |
137,09 |
1.13.7 |
Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding / aanvraag als bedoeld in artikel 5.2 en 4 van de Verordening bodemenergiesystemen gemeente Leiden 2022 bedraagt per melding / aanvraag |
€ |
556,47 |
1.13.8 |
Voor een tracé in door de gemeente beheerde openbare ruimte wordt het onder 1.13.7 genoemde bedrag verhoogd per strekkende meter tracélengte (of een gedeelte hiervan) verhoogd met |
€ |
1,84 |
1.13.9 |
Indien met betrekking tot een aanvraag als bedoeld in 1.13.7 een voorbespreking plaatsvindt tussen de gemeente en de aanvrager en eventuele andere partijen kan, conform het Handboek Leidingen gemeente Leiden, het onder 1.13.7 genoemde bedrag voor ieder overleg worden verhoogd met |
€ |
137,09 |
1.13.10 |
Het aanbrengen van administratieve wijzigingen op een verleende vergunning als bedoeld in artikel 3.7.2.2 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 en het verwerken van een melding als bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet, een vast bedrag per vergunning/melding |
€ |
283,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 14 Verkeer en vervoer |
|
|
|
1.14.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart |
€ |
71,94 |
1.14.2.1 |
Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een (duplicaat) gehandicaptenparkeerkaart |
€ |
32,00 |
1.14.2.2 |
Vervallen |
|
|
1.14.3 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats |
€ |
98,01 |
1.14.4 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen of het wijzigen van een ontheffing op grond van artikel 87 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en artikel 17 van de Wegenverkeerswet |
|
|
1.14.4.1 |
|
€ |
30,00 |
1.14.4.2 |
|
€ |
25,00 |
1.14.4.3 |
|
€ |
10,00 |
1.14.4.4 |
Vervallen |
|
|
1.14.5 |
Voor spoedleveringen van een beschikking als bedoeld in 1.14.4 wordt het krachtens dit lid verschuldigde bedrag verhoogd met |
€ |
54,99 |
1.14.6 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.14.6.1 |
tot het verkrijgen van een eenmalige ontheffing route gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 29 Wet vervoer gevaarlijke stoffen |
€ |
115,18 |
1.14.6.2 |
tot het verkrijgen van een ontheffing route gevaarlijke stoffen voor maximaal één jaar als bedoeld in artikel 29 Wet vervoer gevaarlijke stoffen |
€ |
115,18 |
1.14.7 |
Ontheffingen van de zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto's |
|
|
1.14.7.1 |
Langdurige ontheffingen van de zerozero-emissiezone voor bedrijfs- of vrachtauto's Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: |
||
1.14.7.1.1 |
Een langdurige ontheffing als bedoeld in § 1 van het Ontheffingenbeleid zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s gemeente Leiden2025, met uitzondering van de ontheffing voor particuliere bedrijfs- en vrachtauto's als bedoeld in artikel 7 |
€ |
100,00 |
1.14.7.1.2 |
Een langdurige ontheffing voor particuliere bedrijfs- of vrachtauto's als bedoeld in artikel 7 van het Ontheffingenbeleid zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s gemeente Leiden 2025 |
€ |
60,00 |
1.14.7.2 |
Dagontheffingen van de zerozero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto's Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: |
||
1.14.7.2.1 |
Dagontheffing als bedoeld in § 2 van het Ontheffingenbeleid zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s gemeente Leiden 2025 |
€ |
30,00 |
1.14.7.3 |
Gemeentespecifieke langdurige ontheffingen van de zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto's Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: |
||
1.14.7.3.1 |
Ontheffing in verband met bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 12 van het Ontheffingenbeleid zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto's gemeente Leiden 2025 |
€ |
250,00 |
1.14.7.3.2 |
Ontheffing waarbij toepassing wordt gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 13 van het Ontheffingenbeleid zerozero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s gemeente Leiden 2025. |
€ |
250,00 |
1.14.7.3.3 |
Overige lokale ontheffingen op grond van het Ontheffingenbeleid zero-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s gemeente Leiden 2025. |
€ |
100,00 |
Paragraaf 15 Diversen |
|
|
|
Algemeen |
|
|
|
1.15.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.1.1 |
tot het verkrijgen van een afschrift van of uittreksel uit registers, akten of stukken, welke niet berusten onder het beheer van de Gemeentearchivaris, of uit stukken, welke volgens de artikelen 140 en 141 van de Gemeentewet tegen betaling van de kosten verkrijgbaar zijn, en behoudens het bepaalde in artikel 2 der wet van 23 april 1879 (Staatsblad nr. 72), per pagina op formaat A5 of gedeelte daarvan |
€ |
4,05 |
1.15.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.2.1 |
tot het verkrijgen van een fotografische reproductie van geschreven stukken, registers, gedrukte stukken, prenten, kaarten, tekeningen en andere stukken, welke niet berusten onder het beheer van de Gemeentearchivaris, vervaardigd op een fotokopieerapparaat |
|
|
|
indien de reproductie wordt vervaardigd door de belanghebbende zelf |
|
|
1.15.2.2.1 |
op formaat A4 |
€ |
0,30 |
1.15.2.2.2 |
op formaat A3 |
€ |
0,45 |
1.15.2.2.3 |
op formaat A2 |
€ |
1,75 |
1.15.2.2.4 |
op formaat A1 |
€ |
3,20 |
1.15.2.2.5 |
op formaat A0 |
€ |
5,75 |
1.15.3 |
indien de reproductie wordt vervaardigd door een ambtenaar op verzoek van de aanvrager |
|
|
1.15.3.1 |
op formaat A4 |
€ |
0,45 |
1.15.3.2 |
op formaat A3 |
€ |
0,75 |
1.15.3.3 |
op formaat A2 |
€ |
3,65 |
1.15.3.4 |
op formaat A1 |
€ |
6,30 |
1.15.3.5 |
op formaat A0 |
€ |
11,20 |
1.15.3.6 |
op formaat A4 kleur (lijntekening) |
€ |
1,40 |
1.15.3.7 |
op formaat A3 kleur (lijntekening) |
€ |
2,60 |
1.15.3.8 |
Long plot |
€ |
22,00 |
|
|
|
|
Afgifte van een verlof |
|
|
|
1.15.4 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.4.1 |
voor de afgifte van een verlof voor het opgraven van een stoffelijk overschot, bestemd om te worden herbegraven of te worden gecremeerd, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
1.15.4.2 |
voor de afgifte van een verlof tot het stellen van een andere termijn als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de lijkbezorging, het tarief zoals dat is opgenomen voor een afschrift van een akte van de burgerlijke stand in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. |
|
|
|
|
|
|
Geluidhindervergunningen |
|
|
|
1.15.5 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.5.1 |
tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.3.1.4 van de Verordening fysieke leefomgeving |
€ |
90,85 |
|
|
|
|
Diversen |
|
|
|
1.15.6 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.6.1 |
tot het verkrijgen van iedere andere gunstige, hieronder begrepen een niet geheel afwijzende, beschikking op een verzoekschrift, voor zover in deze of in een andere belastingverordening van deze gemeente, dan wel in andere rechtsregels niet afzonderlijk genoemd |
€ |
23,07 |
1.15.6.2 |
voor spoedleveringen van een beschikking als bedoeld in 1.15.6.1 wordt het krachtens dit lid verschuldigde bedrag verhoogd met |
€ |
55,05 |
1.15.6.3 |
voor het wijzigen, toevoegen of verwijderen van het kenteken op een parkeervergunning verleend op grond van de vigerende Parkeerverordening indien de wijziging wordt uitgevoerd door een medewerker van de gemeente |
€ |
7,84 |
1.15.6.4 |
Tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3.4.4.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 anders dan in combinatie met een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht |
€ |
33,16 |
1.15.6.5 |
voor spoedleveringen van een beschikking als bedoeld in 1.15.6.4 wordt het krachtens dit lid verschuldigde bedrag verhoogd met |
€ |
55,07 |
|
|
|
|
1.15.7 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
1.15.7.1 |
tot het verkrijgen of wijzigen van een vergunning voor het innemen van een ligplaats binnen het grondgebied door een bedrijfsvaartuig en/of pleziervaartuig, balken, bomen, planken of visbunnen te hebben liggen |
€ |
39,39 |
1.15.7.2 |
tot het inschrijven op de wachtlijst |
€ |
21,49 |
1.15.7.3 |
tot het verlengen van de inschrijving op de wachtlijst per kalenderjaar |
€ |
10,74 |
1.15.7.4 |
tot het verlenen of verlengen van een vergunning voor de exploitatie van een (bedrijfs)vaartuig voor vervoer van goederen dan wel passagiers als bedoeld in artikel 5:25, vijfde lid van de Algemene plaatselijke verordening |
€ |
100,25 |
|
|
|
|
1.15.8 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vervangen of vernieuwen van een toegangspas voor een ondergrondse afvalcontainer |
€ |
11,65 |
1.15.9 |
Voor de verzending van gevraagde documenten wordt het geldende PostNL-posttarief aan portokosten in rekening gebracht. |
|
|
1.15.10 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het plaatsen van een laadpaal |
€ |
113,60 |
|
|
|
|
Paragraaf 16 Verordening op woning- en kamerbemiddelingsbureaus |
|
|
|
1.16.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning voor bemiddeling op woning- en kamerbemiddeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op woning- en kamerbemiddelingsbureaus 2014 |
€ |
673,95 |
|
|
|
|
Paragraaf 17 Stadsschoonvergunning |
|
|
|
1.17.1 |
Het tarief tot het voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een vergunning krachtens artikel 3.4.6.3 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020, waarvoor geen reguliere bouwvergunningsprocedure doorlopen dient te worden, bedraagt |
€ |
117,60 |
|
|
|
|
Paragraaf 18 Woonschepen |
|
|
|
1.18.1 |
Wijziging tenaamstelling |
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling van een ligplaatsvergunning voor een woonschip |
€ |
46,80 |
1.18.1.1 |
Verkrijgen ligplaatsvergunning |
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een woonschip 1% van de bouw-/ aankoopkosten (inclusief bemiddelingskosten) van het schip, met een minimumtarief van |
€ |
117,60 |
1.18.1.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ligplaatsvergunning voor een woonschip buiten het vigerende ligplaatsenplan |
€ |
3.510,45 |
1.18.1.3 |
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een ligplaatsvergunning |
|
|
|
Als de gemeente een ligplaatsvergunning weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt 25% van de verschuldigde leges met dien verstande dat altijd verschuldigd blijft een bedrag van |
€ |
117,60 |
|
|
|
|
Paragraaf 19 Openstelling wegtunnels |
|
|
|
1.19.1 |
Het tarief voor de afgifte van een Openstellingsvergunning ex artikel 8 Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels |
€ |
182.358,00 |
Hoofdstuk 2 Dienstverlening en besluiten in het kader van de omgevingswet |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen |
|
|
|
Artikel 2.1 Definities |
|
|
|
1. |
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet, in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling en in de bijlagen bij het gemeentelijke omgevingsplan, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald. |
|
|
2. |
In dit hoofdstuk voorkomende begrippen die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander dan een in het eerste lid bedoeld wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld, tenzij in de legesverordening of deze tarieventabel anders is bepaald. |
|
|
3. |
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: |
|
|
|
binnenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan; |
|
|
|
binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, maar die niet in strijd is met regels voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het voldoen aan een uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet; |
|
|
4. |
In aanvulling op de in bijlage I bij de Omgevingsregeling opgenomen omschrijving van het begrip ‘bouwkosten’betreffen de in die omschrijving: |
|
|
onder a genoemde Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 de voorwaarden die bekendgemaakt zijn in Staatscourant 2012, 1567; |
|||
onder b bedoelde bouwkosten de kosten voor de fysieke realisatie (het bouwen) van het bouwwerk; |
|||
onder c bedoelde prijs de prijs exclusief omzetbelasting. |
|||
5. |
Onder ‘aanlegkosten’ wordt verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012, Staatscourant 2012, 1567), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; |
|
|
6. |
Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze titel onder bouw- en aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft. |
|
|
|
|
||
Artikel 2.2 Dienstverlening en besluiten waarvoor leges worden geheven |
|
|
|
1. |
Leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: |
|
|
a. |
de toetsing of een omgevingsvergunning benodigd is; |
|
|
b. |
omgevingsoverleg; |
|
|
c. |
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 of artikel 22.8 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit; |
|
|
d. |
een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet; |
|
|
e. |
toestemming voor het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet; |
|
|
f. |
een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning; |
|
|
g. |
intrekking van een omgevingsvergunning; |
|
|
h. |
wijziging van een besluit als bedoeld in de onderdelen c d en e; |
|
|
i. |
een besluit in het kader van de Omgevingswet, anders dan bedoeld in de onderdelen c tot en met h; |
|
|
2. |
Voor de ontvangst en registratie van een verzoek of aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met i, bedraagt het tarief |
€ |
120,00 |
3. |
Voor het beoordelen van de volledigheid en ontvankelijkheid van het verzoek of de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met i, bedraagt het tarief |
€ |
120,00 |
4. |
Indien uit het eerste lid, onder a, volgt dat wel of geen omgevingsvergunning benodigd is voor de aangevraagde activiteit(en), wordt dit schriftelijk aan de aanvrager medegedeeld. Het tarief bedraagt |
€ |
120,00 |
|
|
||
Artikel 2.3 Bepalen tarief |
|
|
|
1. |
De in artikel 2.2 bedoelde leges worden geheven naar de tarieven zoals opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk. |
|
|
2. |
Als een aanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, is het tarief opgebouwd uit de som van de verschuldigde leges behorend bij die activiteiten. |
|
|
3. |
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt in voorkomend geval verhoogd met het tarief voor een of meer modaliteiten bedoeld in paragraaf 2.12. |
|
|
4. |
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag wordt in voorkomend geval verminderd overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 2.13. |
|
|
5. |
Het tarief behorend bij een aanvraag om een maatwerkvoorschrift of bij een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen is niet van toepassing als het onderwerp waarop het maatwerkvoorschrift betrekking heeft of de gelijkwaardige maatregel onderdeel is van een aanvraag om een omgevingsvergunning. |
|
|
6. |
In afwijking van het tweede en derde lid kan ook per activiteit of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 2.2 Voorfase |
|
|
|
Artikel 2.4 Omgevingsoverleg |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag betrekking heeft op het houden van omgevingsoverleg over een of meer activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, wordt het tarief als bedoeld in artikel 2.2 vermeerderd met de som van de verschuldigde leges behorend bij die activiteiten waar het omgevingsoverleg betrekking op heeft, waaronder mede begrepen de adviezen en instemmingen als bedoeld in paragraaf 2.12. |
|
|
2. |
In afwijking van het eerste lid: |
|
|
a. |
is voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.6, 30% van het verschuldigde bedrag verschuldigd |
|
|
|
met een maximum van: |
€ |
5.000,00 |
b |
zijn voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht, een bedrag verschuldigd van |
€ |
750,00 |
c |
is voor het wijzigen van het omgevingsplan een bedrag verschuldigd van |
€ |
5.000,00 |
3. |
Indien tijdens het omgevingsoverleg blijkt dat een positief besluit op een vergunningsaanvraag niet haalbaar is, kan het omgevingsoverleg vroegtijdig worden beëindigd. Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van toepassing, met dien verstande dat de adviezen en instemmingen die op dat moment nog niet opgevraagd zijn, niet in rekening worden gebracht. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 2.3 Activiteiten met betrekking tot bouwwerken |
|
|
|
Artikel 2.5 Bouwactiviteit (bouwtechnische deel) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
indien de bouwkosten niet meer dan € 20.000 bedragen |
€ |
322,30 |
|
5,5 % van de bouwkosten |
|
|
b. |
indien de bouwkosten meer dan € 20.000 en niet meer dan € 50.000 bedragen |
€ |
1.100,00 |
|
vermeerderd met 5% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 20.000 te boven gaan; |
|
|
c. |
indien de bouwkosten meer dan € 50.000 en niet meer dan € 250.000 bedragen |
€ |
2.600,00 |
|
vermeerderd met 4,1% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 50.000 te boven gaan; |
|
|
d. |
indien de bouwkosten meer dan € 250.000 en niet meer dan € 1.000.000 bedragen |
€ |
10.800,00 |
|
vermeerderd met 3,1% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 250.000 te boven gaan; |
|
|
e. |
indien de bouwkosten meer dan € 1.000.000 en niet meer dan € 2.500.000 bedragen |
€ |
34.050,00 |
|
vermeerderd met 2,5% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 1.000.000 te boven gaan; |
|
|
f. |
indien de bouwkosten meer dan € 2.500.000 bedragen |
€ |
71.550,00 |
|
vermeerderd met 1,8% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 2.500.000 te boven gaan |
|
|
2 |
Bij het bepalen van het tarief op grond van het eerste lid blijft artikel 2.48 (adviezen) buiten toepassing |
|
|
3. |
In afwijking van het eerste lid worden voor een aanvraag voor het plaatsen van zonnepanelen geen leges geheven. Indien zonnepanelen onderdeel uitmaken van een aanvraag om een omgevingsvergunning, bestaande uit meer onderdelen dan uitsluitend die zonnepanelen, dan worden voor de vaststelling van het legesbedrag de bouwkosten van de zonnepanelen buiten beschouwing gelaten. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.6 Omgevingsplanactiviteit: bouwactiviteit, in stand houden of gebruiken bouwwerk (ruimtelijke deel) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit, het in stand houden of gebruiken van het te bouwen bouwwerk, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
|
voor een omgevingsplanactiviteit: Indien de aanvraag betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van: |
|
|
a. |
niet groter dan 35 m² |
€ |
500,00 |
b. |
groter dan 35 m² doch niet groter dan 70 m² |
€ |
2.500,00 |
c. |
groter dan 70 m² |
€ |
5.000,00 |
2. |
In afwijking van het eerste lid worden voor een aanvraag voor het plaatsen van zonnepanelen geen leges geheven. Indien zonnepanelen onderdeel uitmaken van een aanvraag om een omgevingsvergunning, bestaande uit meer onderdelen dan uitsluitend die zonnepanelen, dan worden voor de vaststelling van het legesbedrag de bouwkosten van de zonnepanelen buiten beschouwing gelaten. |
|
|
3. |
voor een omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht worden de tarieven als opgenomen in sub a verhoogd met de tarieven als opgenomen in artikel 2.43 (wijzigen van het omgevingsplan) |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.7 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
120,00 |
b. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 2.4 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed |
|
|
|
Artikel 2.8 Omgevingsplanactiviteit: monumenten |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, met betrekking tot een gemeentelijk monument, provinciaal monument, rijksmonument, voorbeschermd gemeentelijk monument, voorbeschermd provinciaal monument of voorbeschermd rijksmonument, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument indien: |
|
|
1. |
de kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of minder zijn |
€ |
120,00 |
2. |
de kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of meer zijn 20% van het bedrag zoals wordt berekend volgens artikel 2.5 (bouwactiviteit), met een minimum van |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.9 Rijksmonumentenactiviteit |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een rijksmonumentenactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, met uitzondering van een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten |
|
|
1. |
De kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of minder zijn |
€ |
120,00 |
2. |
de kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of meer zijn 20% van het bedrag zoals wordt berekend volgens artikel 2.5 (bouwactiviteit), met een minimum van |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.10 Omgevingsplanactiviteit: sloopactiviteit in beschermd stads- of dorpsgezicht |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een sloopactiviteit in een rijksbeschermd, provinciaal beschermd of gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
De kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of minder zijn |
€ |
120,00 |
b. |
de kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of meer zijn 20% van het bedrag zoals wordt berekend volgens artikel 2.5 (bouwactiviteit), met een minimum van |
€ |
120,00 |
c. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit of bij toepassing van artikel 3.5.1.1 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit: |
€ |
120,00 |
d. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: |
€ |
120,00 |
e. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
2. |
Het eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing op een sloopactiviteit die wordt verricht op een locatie waarvoor een op grond van artikel 4.35, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als instructie geldende aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet van kracht is, zolang in het omgevingsplan aan die locatie nog niet de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.11 Omgevingsplanactiviteit: overig cultureel erfgoed en werelderfgoed |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een andere activiteit dan die genoemd in de artikelen 2.8, 2.9 en 2.10 en cultureel erfgoed of werelderfgoed betreft, waarvoor in het omgevingsplan met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed een verbod is opgenomen om zonder omgevingsvergunning deze activiteit te verrichten, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 2.5 Milieubelastende activiteiten |
|
|
|
Artikel 2.12 Omgevingsplanactiviteit: milieubelastende activiteit |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een milieubelastende activiteit als bedoeld in paragraaf 22.3.26 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
€ |
2.087,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.13 Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen (afdeling 3.2 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten die bedrijfstakken overstijgen als bedoeld in de paragrafen 3.2.1, 3.2.3 tot en met 3.2.15, 3.2.17 en 3.2.19 en 3.2.24 van afdeling 3.2 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor één milieubelastende activiteit: |
€ |
4.174,00 |
b. |
voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.921,80 |
c. |
voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.504,40 |
|
|
||
Artikel 2.14 Nutssector en industrie (afdeling 3.4 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten die bedrijfstakken overstijgen als bedoeld in de paragrafen 3.2.1, 3.2.3 tot en met 3.2.15, 3.2.17 en 3.2.19 en 3.2.24 van afdeling 3.2 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor één milieubelastende activiteit: |
€ |
4.174,00 |
b. |
voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.921,80 |
c. |
voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.504,40 |
|
|
|
|
Artikel 2.15 Afvalbeheer (afdeling 3.5 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de sector afvalbeheer als bedoeld in de paragrafen 3.5.1, 3.5.4, 3.5.7, 3.5.8 en 3.5.11 van afdeling 3.5 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor één milieubelastende activiteit: |
€ |
4.174,00 |
b. |
voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.921,80 |
c. |
voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.504,40 |
|
|
|
|
Artikel 2.16 Agrarische sector (afdeling 3.6 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de agrarische sector als bedoeld in de paragrafen 3.6.1, 3.6.7 en 3.6.8 van afdeling 3.6 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor één milieubelastende activiteit: |
€ |
4.174,00 |
b. |
voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.921,80 |
c. |
voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.504,40 |
|
|
|
|
Artikel 2.17 Dienstverlening, onderwijs en zorg (afdeling 3.7 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een activiteit in de sector dienstverlening, onderwijs en zorg als bedoeld in de paragrafen 3.7.6 en 3.7.10 van afdeling 3.7 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per milieubelastende activiteit, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
€ |
4.174,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.18 Transport, logistiek en ondersteuning daarvan (afdeling 3.8 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een of meer milieubelastende activiteiten, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een of meer activiteiten in de sector transport, logistiek en ondersteuning daarvan als bedoeld in de paragrafen 3.8.2, 3.8.3, 3.8.5, 3.8.6, 3.8.8 tot en met 3.8.11 van afdeling 3.8 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor één milieubelastende activiteit: |
€ |
4.174,00 |
b. |
voor twee tot vijf milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.921,80 |
c. |
voor vijf of meer milieubelastende activiteiten, per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.504,40 |
|
|
|
|
Artikel 2.19 Sport en recreatie (afdeling 3.9 Besluit activiteiten leefomgeving) |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een milieubelastende activiteit, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, bestaande uit een activiteit in de sector sport en recreatie als bedoeld in paragraaf 3.9.1 van afdeling 3.9 van hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per milieubelastende activiteit, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
€ |
4.174,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.20 Samenloop van milieubelastende activiteiten |
|
|
|
1. |
Als bij de toepassing van de artikelen 2.12 tot en met 2.18 dezelfde milieubelastende activiteit onder meer dan een artikel valt, wordt die milieubelastende activiteit slechts eenmaal in de heffing betrokken, waarbij het voor de belastingplichtige meest gunstige van toepassing zijnde tarief wordt toegepast. |
|
|
2. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een kernactiviteit in een bedrijfstak gecombineerd met functioneel ondersteunende activiteiten uit andere bedrijfstakken, dan is, in afwijking van het bepaalde in deze paragraaf, op al deze activiteiten het artikel van toepassing waaronder de bedrijfstak die bepalend is voor de kernactiviteit valt. |
|
|
|
|
||
Paragraaf 2.6 Lozingsactiviteiten |
|
|
|
Artikel 2.21 Lozingsactiviteit niet afkomstig van milieubelastende activiteit |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij de gemeente, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de Omgevingswet, en het gaat niet om het lozen van water of stoffen afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
€ |
521,75 |
|
|
|
|
Artikel 2.22 Lozingsactiviteit afkomstig van milieubelastende activiteit |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktelichaam in beheer bij de gemeente, als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, onder 1, van de Omgevingswet, bestaande uit het lozen van afvalwater, koelwater of stoffen afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
€ |
1.043,50 |
|
|
||
Paragraaf 2.7 Aanlegactiviteiten |
|
|
|
Artikel 2.23 Omgevingsplanactiviteit: opbreken en graven |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet bestaande uit: |
|
|
a. |
het opbreken van de verharding in openbaar gebied of het graven in openbaar gebied, anders dan voor het aanleggen, in stand houden of verwijderen van een kabel of leiding, als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten:; |
|
|
b. |
het graven in het gebied met archeologisch, landschappelijke of cultuurhistorische waarde, als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
c. |
het graven in het beperkingengebied leidingen, als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
d. |
het graven in een bijzonder landschapselement of gebied met aardkundige waarde, als bedoeld in het omgevingsplan, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
|
1% van de aanlegkosten van de in dit artikel genoemde activiteiten , met een minimum van |
€ |
120,00 |
2. |
De in het eerste lid genoemde tarieven zijn van toepassing als de aanvraag een binnenplanse omgevingsplanactiviteit betreft. |
|
|
3. |
De in het eerste lid genoemde tarieven zijn van toepassing als de aanvraag een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft en worden in dat geval verhoogd met: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.24 Omgevingsplanactiviteit: overige activiteiten beperkingengebied leidingen, landschapselement en aardkundige waarde |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, in het beperkingengebied leidingen, in een bijzonder landschapselement of in een gebied met aardkundige waarde, bestaande uit het: |
|
|
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
||
|
voor een binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
|
|
|
1% van de aanlegkosten van de in dit artikel genoemde activiteiten, met een minimum van |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.25 Omgevingsplanactiviteit: geluid weg |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen of wijzigen van een weg als op grond van het omgevingsplan of bij omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit een geluidgevoelig gebouw is toegelaten binnen het aandachtsgebied van die weg, als bedoeld in artikel 22.272 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
120,00 |
b. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.26 Omgevingsplanactiviteit: aanleggen of veranderen weg |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg, bedoeld in artikel 3.4.4.2 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
120,00 |
b. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.27 Omgevingsplanactiviteit: uitweg/uitrit |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het aanleggen van een uitrit naar de openbare weg of het veranderen van een bestaande uitrit, bedoeld in artikel 3.4.4.3 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
160,00 |
b. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.28 Omgevingsplanactiviteit: overige aanlegactiviteiten |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid (aanlegactiviteit), niet zijnde een activiteit die in de voorgaande artikelen van deze paragraaf is benoemd, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
|
|
|
en als moet worden beoordeeld of de in het tijdelijke deel van het omgevingsplan bedoelde aanlegactiviteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde omgevingsplan respectievelijk het in voorbereiding zijnde omgevingsplan dat voorziet in de bescherming van het stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 22.278, tweede lid, van het tijdelijke deel van het omgevingsplan zoals opgenomen in artikel 7.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, verhoogd met: |
|
|
b. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: |
|
|
c. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
|
|
|
1% van de aanlegkosten van de in onderdelen a tot en met cgenoemde activiteiten , met een minimum van |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.29 Omgevingsplanactiviteit: kappen van bomen of vellen van houtopstanden |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het kappen van een boom, bedoeld in artikel 3.6.1.2 e.v. van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
indien sprake is van 1 boom opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
74,83 |
b. |
indien sprake is van 2-10 bomen opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
374,13 |
c. |
indien sprake is van meer dan 10 bomen opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
748,25 |
d. |
indien sprake is van 1 boom in de openbare ruimte, niet opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
50,17 |
e. |
indien sprake is van 2-10 bomen in de openbare ruimte, niet opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
187,07 |
f. |
indien sprake is van meer dan 10 bomen in de openbare ruimte, niet opgenomen op de Groene Kaart |
€ |
374,13 |
|
|
|
|
Artikel 2.30 Reclame |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, bedoeld in artikel 3.4.6.1 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, en als niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf 2.3, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
als de activiteit bestaat uit het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van die handelsreclame: |
€ |
120,00 |
b. |
als de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat die handelsreclame op of aan die onroerende zaak wordt gemaakt of gevoerd: |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.31 Omgevingsplanactiviteit: plaatsen van objecten op de weg |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit de opslag van roerende zaken in een aangewezen gedeelte van de gemeente, bedoeld in artikel 3.4.4.1 van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Leiden 2020 in samenhang met artikel 22.8 van de Omgevingswet en artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
als de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken,: |
€ |
120,00 |
b. |
als de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen: |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.32 Omgevingsplanactiviteit: gebruiken van een bouwwerk of terrein |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit het gebruik van een bouwwerk of terrein, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
|
|
|
Indien de aanvraag betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van: |
|
|
1. |
niet groter dan 35 m² |
€ |
500,00 |
2. |
groter dan 35 m² doch niet groter dan 70 m² |
€ |
2.500,00 |
3. |
groter dan 70 m² |
€ |
5.000,00 |
b. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht: worden de tarieven als opgenomen in sub a verhoogd met de tarieven als opgenomen in artikel 2.43 (wijzigen van het omgevingsplan); |
|
|
c. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
|
|
|
Indien de aanvraag betrekking heeft op het bouwen van een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van: |
|
|
1. |
Niet groter dan 35 m² |
€ |
500,00 |
2. |
Groter dan 35 m² doch niet groter dan 70 m² |
€ |
2.500,00 |
3. |
Groter dan 70 m² |
€ |
5.000,00 |
|
|
|
|
Artikel 2.33 Andere activiteiten |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit dan in deze paragraaf en voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit betreft een bij of krachtens artikel 5.1 van de Omgevingswet aangewezen vergunningplichtige activiteit, uitgezonderd de activiteit bedoeld in onderdeel b van dit artikel, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk als het ook gaat om de in die artikelen bedoelde activiteiten: |
|
|
a. |
voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
120,00 |
b. |
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit: |
€ |
750,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 2.8 Maatwerkvoorschriften |
|
|
|
Artikel 2.34 Maatwerkvoorschriften bij bouwactiviteiten |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op een bouw- of sloopactiviteit, bedraagt het tarief: |
|
|
1. |
voor een maatwerkvoorschrift dat betrekking heeft op: |
|
|
a. |
bouwactiviteiten die het bouwen van nieuwe bouwwerken betreffen als bedoeld in artikel 4.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving; |
€ |
750,00 |
b. |
het gebruik van een bouwwerk, bedoeld in artikel 6.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving; of |
€ |
750,00 |
c. |
het verrichten van bouw- of sloopwerkzaamheden als bedoeld in artikel 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving; |
|
|
|
per maatwerkvoorschrift: |
€ |
750,00 |
2. |
in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, per maatwerkvoorschrift: |
€ |
750,00 |
|
|
||
Artikel 2.35 Maatwerkvoorschriften bij milieubelastende activiteiten |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving betrekking heeft op: |
|
|
|
een of meer milieubelastende activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedraagt het tarief per milieubelastende activiteit: |
€ |
2.087,00 |
2. |
Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op eenandere milieubelastende activiteit dan bedoeld in het eerste lid, bedraagt het tarief per maatwerkvoorschrift: |
€ |
2.087,00 |
|
|
||
Artikel 2.36 Maatwerkvoorschriften bij overige activiteiten |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een of meer maatwerkvoorschriften betrekking heeft op een andere activiteit dan genoemd in de artikelen 2.34 en 2.35, bedraagt het tarief per maatwerkvoorschrift: |
€ |
2.087,00 |
|
|
||
Paragraaf 2.9 Gelijkwaardigheid |
|
|
|
Artikel 2.37 Gelijkwaardige maatregel |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om toestemming voor een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet betrekking heeft op: |
|
|
|
een milieubelastende activiteit, bedraagt het tarief, per activiteit: |
€ |
2.087,00 |
2. |
Het op grond van het eerste lid verschuldigde bedrag wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken. |
|
|
|
|
||
Paragraaf 2.10 Overige tarieven |
|
|
|
Artikel 2.38 Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit |
|
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om verlenging van de in een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit gestelde termijn, bedoeld in artikel 10.23, tweede lid, van het Omgevingsbesluit: |
€ |
2.087,00 |
|
|
||
Artikel 2.39 Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning |
|
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit: 50 % van het tarief zoals dat geldt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een milieubelastende activiteit. |
|
|
|
|
||
Artikel 2.40 Intrekken omgevingsvergunning |
|
|
|
1. |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning, tenzij artikel 2.55 van toepassing is: |
€ |
120,00 |
2. |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, tenzij artikel 2.55 van toepassing is: |
€ |
1.043,50 |
|
|
|
|
Artikel 2.41 Beoordeling aanvullende gegevens |
|
|
|
|
Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van aanvullende gegevens die worden ingediend nadat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel b, in behandeling is genomen: |
€ |
1.043,50 |
|
|
||
Artikel 2.42 Beoordeling onderzoeksrapporten |
|
|
|
|
De in artikel 2.48 opgenomen tarieven zijn van overeenkomstige toepassing op het in behandeling nemen van een aanvraag tot het beoordelen van een onderzoeksrapport, zonder dat sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.43 Wijzigen van het omgevingsplan |
|
|
|
|
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van het omgevingsplan is het bedrag van de werkelijk daarvoor gemaakte kosten, zoals die kosten blijken uit een begroting die ter zake door of vanwege het college van burgemeester en wethouders is opgesteld welke kosten voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag tot het wijzigen van het omgevingsplan aan de aanvrager zijn meegedeeld. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.44 Niet genoemd besluit op aanvraag |
|
|
|
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een ander, in dit hoofdstuk niet benoemd besluit op grond van de Omgevingswet, de op die wet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur of het omgevingsplan: |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 2.11 Modaliteiten |
|
|
|
Artikel 2.45 Achteraf ingediende aanvraag |
|
|
|
|
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de activiteit, worden de op grond van de paragrafen 2.3 tot en met 2.7 verschuldigde leges verhoogd met 15% |
|
|
|
met een maximum van: |
€ |
5.000,00 |
|
|
||
Artikel 2.46 Uitgebreide voorbereidingsprocedure |
|
|
|
|
Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op de voorbereiding van het besluit: |
|
|
|
als sprake is van een milieubelastende activiteit: |
€ |
2.608,75 |
|
|
||
Artikel 2.47 Beoordeling onderzoeksrapporten |
|
|
|
1. |
Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als krachtens wettelijk voorschrift voor de betreffende aanvraag een rapport moet worden beoordeeld: |
|
|
a. |
voor de beoordeling van een milieukundig rapport, per rapport: |
€ |
1.043,50 |
b. |
voor de beoordeling van een rapport bodemkwaliteit: |
€ |
1.043,50 |
c. |
voor de beoordeling van een geluid- of luchtrapport betreffende de geluid- of luchtbelasting: |
€ |
1.043,50 |
d. |
voor de beoordeling van een akoestisch rapport betreffende de interne en externe geluidwering of nagalm van een bouwwerk: |
€ |
1.043,50 |
e. |
voor de beoordeling van een ecologisch onderzoeksrapport: |
€ |
1.043,50 |
f. |
voor de beoordeling van een milieueffectrapportage (MER): |
€ |
1.043,50 |
2. |
De in het eerste lid opgenomen tarieven zijn van overeenkomstige toepassing op het in behandeling nemen van een aanvraag tot het beoordelen van een onderzoeksrapport, zonder dat sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit. |
€ |
1.043,50 |
|
|
||
Artikel 2.48 Advies |
|
|
|
1. |
Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een daartoe aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet: |
|
|
a. |
voor een advies van de gemeenteraad: |
€ |
175,00 |
b. |
voor een advies van een bestuursorgaan van Rijk, provincie of waterschap: |
€ |
175,00 |
c. |
voor een advies van de WML dat uitsluitend betrekking heeft op redelijke eisen van welstand: |
€ |
175,00 |
d. |
voor een advies van de WML dat uitsluitend betrekking heeft op monumenten: |
€ |
175,00 |
e. |
voor een advies van een interne deskundige: |
€ |
175,00 |
f. |
voor een advies van de Veiligheidsregio (externe veiligheid): |
€ |
175,00 |
g. |
voor een advies van de GGD: |
€ |
175,00 |
h. |
voor een advies met betrekking tot brandveiligheid: |
€ |
|
i. |
voor een advies met betrekking tot water en/of klimaat: |
€ |
175,00 |
j. |
voor een advies van de Omgevingsdienst, anders dan elders in dit hoofdstuk vermeld: |
€ |
175,00 |
k. |
voor een advies met betrekking tot archeologie en/of cultuurhistorie, anders dan elders in dit artikel bepaald: |
€ |
175,00 |
l. |
voor een advies in andere gevallen dan bedoeld in de voorgaande onderdelen: |
€ |
175,00 |
|
|
||
Artikel 2.49 Instemming |
|
|
|
1. |
Onverminderd het bepaalde in de andere artikelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, als een aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit op grond van de Omgevingswet betrekking heeft op een activiteit waarvoor de beslissing op de aanvraag op grond van artikel 16.16 van de Omgevingswet instemming behoeft van een bestuursorgaan: |
|
|
|
het bedrag dat dit bestuursorgaan aan rechten zou heffen als het voor de activiteit waarvoor instemming wordt verzocht zelf bevoegd gezag zou zijn. |
|
|
2. |
Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag aan de aanvrager meegedeeld. De aanvraag wordt dan in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop het verschuldigde bedrag aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken. |
|
|
|
|
||
Paragraaf 2.12 Vermindering |
|
|
|
Artikel 2.50 Vermindering na omgevingsoverleg |
|
|
|
1. |
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel c, en zoals nader omschreven in de paragrafen 2.3 tot en met 2.7, is voorafgegaan door een aanvraag om omgevingsoverleg als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel b, en zoals nader omschreven in paragraaf 2.2, waarop de aanvraag om de omgevingsvergunning betrekking heeft, bestaat onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden aanspraak op vermindering van de voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning verschuldigde leges. De vermindering bedraagt: |
|
100% |
2. |
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning gedaan: |
|
|
a. |
voor dezelfde activiteit of activiteiten als waarop het omgevingsoverleg betrekking had; |
|
|
b. |
in overeenstemming met de uitkomsten van het omgevingsoverleg; en |
|
|
c. |
Binnen 6 maanden na het laatste omgevingsoverleg of, als het omgevingsoverleg volgens afspraak leidt tot een kennisgeving aan de aanvrager, na de dagtekening van de kennisgeving. |
|
|
3. |
Bij de toepassing van het eerste lid blijft voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning in ieder geval verschuldigd: |
€ |
120,00 |
|
|
|
|
Paragraaf 2.13 Teruggaaf |
|
|
|
Artikel 2.51 Teruggaaf bij aanvraag en oordeel geen omgevingsvergunning nodig |
|
|
|
|
Als het college van burgemeester en wethouders op grond van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning oordeelt dat voor de voorgenomen activiteit geen omgevingsvergunning is vereist, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
85% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is gedaan verschuldigde leges. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.52 Teruggaaf als aanvraag verder buiten behandeling wordt gelaten |
|
|
|
1. |
Als na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht een aanvraag buiten behandeling wordt gelaten, bestaat aanspraak op teruggaaf. De teruggaaf bedraagt: |
|
85% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is gedaan verschuldigde leges. |
|
|
2. |
Bij het buiten behandeling laten van de aanvraag is artikel 2.50 (Vermindering na omgevingsoverleg) niet van toepassing. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.53 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij reguliere procedure |
|
|
|
1. |
Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning of aanvraag om een maatwerkvoorschrift op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is geheel of gedeeltelijk intrekt terwijl het college van burgemeester en wethouders daarover nog geen besluit heeft genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
|
a. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking binnen vier weken na de indiening van de aanvraag: |
|
75% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges; |
|
|
b. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf vier weken tot zes weken na de indiening van de aanvraag: |
|
50% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges; |
|
|
c. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf zes weken na de indiening van de aanvraag: |
|
25% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges. |
|
|
2. |
Bij intrekking van de aanvraag is artikel 2.50 (Vermindering na omgevingsoverleg) niet van toepassing. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.54 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij uitgebreide voorbereidingsprocedure |
|
|
|
1. |
Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning of aanvraag om een maatwerkvoorschrift op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is geheel of gedeeltelijk intrekt terwijl het college van burgemeester en wethouders daarover nog geen besluit heeft genomen, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
|
a. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking binnen zes weken na de indiening van de aanvraag: |
|
75% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges; |
|
|
b. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf vier weken tot zes weken na de indiening van de aanvraag: |
|
50% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges; |
|
|
c. |
bij gehele of gedeeltelijke intrekking op een tijdstip vanaf zes weken na de indiening van de aanvraag: |
|
25% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges. |
|
|
2. |
Bij intrekking van de aanvraag is artikel 2.50 (Vermindering na omgevingsoverleg) niet van toepassing. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.55 Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten |
|
|
|
|
Als het college van burgemeester en wethouders een verleende omgevingsvergunning voor een bouw activiteit intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend 12 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt: |
|
25% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de aanvraag is ingetrokken verschuldigde leges. |
|
|
|
Van teruggave is uitgezonderd de omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 2.6 (ruimtelijk deel bouwactiviteit). . |
|
|
|
|
||
Artikel 2.56 Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten |
|
|
|
1. |
Als het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor een bouw activiteit weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
25% |
|
van de voor de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is geweigerd verschuldigde leges. |
|
|
2. |
Onder een weigering bedoeld in lid 1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.57 Geen teruggaaf legesdeel modaliteiten/werkzaamheden |
|
|
|
1. |
In afwijking van de voorgaande artikelen van deze paragraaf wordt geen teruggaaf verleend van het legesdeel dat betrekking heeft op de modaliteiten genoemd in paragraaf 2.12. |
|
|
2. |
In afwijking van de voorgaande artikelen van deze paragraaf wordt geen teruggaaf verleend van het legesdeel dat betrekking heeft op de verrichte werkzaamheden genoemd in artikel 2.2, tweede en derde lid. |
|
|
|
|
|
|
Artikel 2.58 Minimumbedrag voor teruggaaf |
|
|
|
|
Leges worden niet teruggegeven indien de teruggave minder bedraagt dan |
€ |
120,00 |
Hoofdstuk 3 Dienstverlening waarop de Dienstenrichtlijn van toepassing is. |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 1 Horeca |
|
|
|
3.1.1.1 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ingevolge artikel 3 van de Alcoholwet |
€ |
633,84 |
3.1.1.2 |
Indien de aanvraag als bedoeld in 3.1.1.1 een wijziging van de rechtsvorm inhoudt waarbij alleen het aantal personen van de onderneming vermindert, is het verschuldigde bedrag |
€ |
538,77 |
3.1.2.1 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het bijschrijven van een leidinggevende, het doorhalen van een aantekening als bedoeld in artikel 30a, eerste lid onder a van de Alcoholwet, dan wel het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Alcoholwet (verandering van een inrichting) |
€ |
127,84 |
3.1.2.2 |
Voor iedere extra leidinggevende die in de artikel 3.1.2.1 genoemde aanvraag is opgenomen, bedraagt het tarief |
€ |
85,00 |
3.1.3 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
3.1.3.1 |
tot het verlenen van een verlof om alcoholvrije dranken te verstrekken ingevolge de Drank- en Horeca- vergunning |
€ |
336,84 |
3.1.3.2 |
tot het toevoegen van een leidinggevende aan een verlof |
€ |
127,84 |
3.1.3.3 |
Voor iedere extra leidinggevende die in de artikel 3.1.3.2 genoemde aanvraag is opgenomen, bedraagt het tarief |
€ |
85,00 |
3.1.4 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing van het tijdelijk verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank bij bijzondere gelegenheden als bedoeld in artikel 35 van de Alcoholwet |
€ |
35,89 |
3.1.5 |
Voor spoedleveringen van een ontheffing als bedoeld in artikel 3.1.4 wordt het krachtens dat lid verschuldigde bedrag verhoogd met |
€ |
54,35 |
3.1.6 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een incidentele ontheffing van het sluitingsuur van horeca-inrichtingen |
€ |
69,35 |
3.1.7 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen of het wijzigen van een terrasvergunning als bedoeld in artikel 3.4.5.1 Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
€ |
388,10 |
3.1.8 |
vermeerderd met |
€ |
40,98 |
|
per markeringspunaise die door de gemeente noodzakelijk wordt geacht in verband met een ordelijke markering van het terras. |
|
|
3.1.9 |
In afwijking van artikel 3.1.8 bedraagt het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een terrasvergunning als bedoeld in artikel 3.4.5.1 Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 in geval van een nieuwe ondernemer waarbij locatie en omvang van terras ongewijzigd blijven |
€ |
169,35 |
3.1.10 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een ontheffing om af te wijken van de ruimtelijke kwaliteitsregels terrassen als bedoeld in artikel 3.4.5.3 en 3.4.5.4 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
€ |
169,35 |
3.1.11 |
Bovengenoemde tarieven, met uitzondering van het genoemd onder 3.1.6 en 3.1.10, worden verhoogd met |
€ |
26,05 |
|
indien de aanvraag niet digitaal wordt ingediend |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 2 Organiseren evenementen of markten |
|
|
|
3.2.1.1 |
Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het houden van een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene plaatselijke verordening worden de volgende tarieven in rekening gebracht: |
|
|
|
A - evenement |
€ |
83,84 |
|
B - evenement zonder risico |
€ |
113,80 |
|
B - evenement met risico |
€ |
167,69 |
|
C- evenement |
€ |
215,60 |
3.2.1.2 |
Het bedrag onder 3.2.1.1 wordt, indien de aanvraag niet via de EvenementAssistent wordt gedaan, verhoogd met |
€ |
26,05 |
|
|
|
|
Paragraaf 3 Prostitutiebedrijven |
|
|
|
3.3.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor de exploitatie van een seksinrichting als bedoeld in artikel 3:4 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening |
€ |
1.626,57 |
3.3.1.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor de exploitatie van een escortbedrijf als bedoeld in artikel 3:4 lid 1 van de Algemene plaatselijke verordening |
€ |
688,03 |
3.3.2 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het toevoegen van een beheerder aan een vergunning zoals genoemd in 3.3.1 en 3.3.1.1 |
€ |
127,84 |
|
|
|
|
Paragraaf 4 Vervallen |
|
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 5 Huisvestingswet 2014 en Wet goed verhuurderschap |
|
|
|
3.5 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: |
|
|
3.5.1 |
tot het verlenen van een vergunning voor het onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 |
€ |
249,02 |
3.5.2 |
tot het verlenen van een vergunning voor het samenvoegen van woonruimte met andere woonruimte als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder b, van de Huisvestingswet 2014 |
€ |
245,95 |
3.5.3 |
tot het verlenen van een vergunning voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014 |
€ |
938,50 |
3.5.4 |
Tot het verlenen van een woningvormingsvergunning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder d, van de Huisvestingswet 2014 jo artikel 2, sub 2 onder d, van de Huisvestingsverordening onderdeel woonruimtevoorraad, Leiden 2021 of Huisvestingsverordening, onderdeel woonruimtevoorraad, Leiden 2024 |
€ |
938,50 |
3.5.5 |
om een vergunning om een woonruimte in gebruik geven binnen een periode van vier jaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die woonruimte aan de nieuwe eigenaar, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 |
€ |
938,50 |
3.5.6 |
om een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet goed verhuurderschap voor een verhuurvergunning woonruimte |
€ |
938,50 |
|
|
|
|
Paragraaf 6 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking |
|
|
|
3.6.1 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag |
|
|
3.6.1.1 |
voor een ontheffing van het verbod om ten behoeve van het publiek als straatartiest e.d. op te treden zoals bedoeld in artikel 2:9, lid 3 van de Algemene plaatselijke verordening |
€ |
56,66 |
3.6.2 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot ontheffing van de winkeltijden als bedoeld in artikel 3 van de Verordening winkeltijden Leiden 2014 |
€ |
23,13 |
3.6.3 |
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot ontheffing van de winkeltijden als bedoeld in artikel 2 van de Verordening winkeltijden Leiden 2014 (avondwinkels) |
€ |
336,83 |
|
|
|
|
Paragraaf 7 Teruggaaf |
|
|
|
3.7.1 |
Als een aanvrager zijn aanvraag om een vergunning als bedoeld in de onderdelen 3.1.1 (Drank- en horecavergunning), 3.1.3.1 (Drank- en horecaverlof), 3.1.7 (terrasvergunning), 3.3.1 (vergunning seksinrichting), 3.3.1.1 (vergunning escortbedrijf) en 3.6.3 (ontheffing winkeltijden voor avondwinkel) intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: |
|
|
3.7.1.1 |
65% van de verschuldigde leges wanneer er buiten werkzaamheden met betrekking tot de toets op ontvankelijkheid nog geen werkzaamheden zijn verricht. |
|
|
3.7.1.2 |
25% van de verschuldigde leges wanneer er reeds werkzaamheden met betrekking tot het toetsen aan de wettelijke voorschriften zijn verricht. |
|
|
3.7.2 |
Als een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de onderdelen 3.1.1, 3.1.3.1, 3.1.7, 3.3.1, 3.3.1.1 en 3.6.3 wordt geweigerd, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt 25% van de verschuldigde leges. |
|
|
|
|
|
|
Paragraaf 8 Marktstandplaatsen |
|
|
|
3.8.1 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vaste standplaatsvergunning, als bedoeld in artikel 3.4.11.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 en het inrichtingsplan |
|
|
3.8.1.1 |
indien sprake is van een nieuwe standplaats |
€ |
127,07 |
3.8.1.2 |
indien sprake is van overschrijving van een bestaande standplaats op een andere vergunninghouder als bedoeld in artikel 3.4.11.3 Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
€ |
127,07 |
3.8.2 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vaste standplaatsvergunning, als bedoeld in artikel 3.4.9.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 |
|
|
3.8.2.1 |
indien sprake is van een standplaats die niet is opgenomen in de vigerende beleidsregels voor standplaatsenvergunning (thans Beleidsregel Standplaatsen 2020) |
€ |
636,38 |
3.8.2.2 |
indien sprake is van een standplaats die is opgenomen in de vigerende beleidsregels voor standplaatsenvergunning (thans Beleidsregel Standplaatsen 2020) |
€ |
169,42 |
3.8.2.3 |
indien in één aanvraag voor meerdere locaties een standplaats die niet is opgenomen in de vigerende beleidsregels voor standplaatsen (thans Beleidsregel standplaatsen Leiden 2020), wordt aangevraagd, wordt het tarief onder 1.11.2.1 verhoogd met |
€ |
636,38 |
3.8.2.4 |
indien sprake is van een dagstandplaats |
€ |
27,28 |
3.8.3 |
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning tot het hebben van voorwerpen op, in, over of boven de weg als bedoeld in artikel 3.4.4.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 (uitstallingen) |
|
|
3.8.3.1 |
indien sprake is van een nieuwe vergunning |
€ |
42,35 |
3.8.3.2 |
indien sprake is van wijziging van een bestaande vergunning |
€ |
42,35 |
3.8.3.3 |
Voor spoedleveringen van een beschikking als bedoeld in 1.11.3 wordt het krachtens dit lid verschuldigde bedrag verhoogd met |
€ |
55,09 |
3.8.3.4 |
indien sprake is van een aanvraag voor een bedrijfsleiderspas ter vervanging van de vergunninghouder per pas |
€ |
10,4 |
Toelichting op de Legesverordening 2024 en de hierbij behorende Tarieventabel 2024
(wijziging in verband met Omgevingswet)
Verordening
Artikel 4 Vrijstellingen
Onderdeel h
In onderdeel a is een (verplichte) vrijstelling opgenomen voor diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 13.6 van de Omgevingswet zijn of worden verhaald.
Afdeling 13.6 bevat een regeling over kostenverhaal bij bouwactiviteiten en activiteiten vanwege gebruikswijzigingen in het kader van gebiedsontwikkeling. Het kan gaan om kosten voor het bouwrijp maken van gronden, de aanleg van wegen, riolering, straatverlichting, maar ook de zogenoemde plankosten voor het maken en uitvoeren van een omgevingsplan. Het verhaal van deze kosten is verplicht en gaat voor op het publiekrechtelijk afdwingen van een financiële bijdrage. Het overzicht van kostenverhaalplichtige activiteiten staat in artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit.
Kostenverhaal bij gebiedsontwikkeling in de Omgevingswet is de opvolger van grondexploitatie in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Hierover is de Handreiking kostenverhaal en financiële bijdragen Omgevingswet door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gesteld op het Informatiepunt Leefomgeving (www.iplo.nl).
Een gemeente en een initiatiefnemer kunnen een overeenkomst sluiten over kostenverhaal voorafgaand aan het besluit dat de aangewezen activiteit mogelijk maakt: een zogenoemde anterieure overeenkomst. Als er geen anterieure overeenkomst tot stand komt, moet het kostenverhaal op een andere manier geregeld worden. Dat kan in het omgevingsplan van de gemeente of in een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (afwijking van het omgevingsplan) of een projectbesluit (voor het projectbesluit is de gemeente geen bevoegd gezag). Een omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit kan dus geen aanleiding vormen voor toepassing van de regeling over kostenverhaal. Ook nadat in het omgevingsplan een grondslag is gelegd voor het verhalen van de kosten kunnen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst sluiten over kostenverhaal (posterieure overeenkomst). In dat geval moet de gemeente de regels over kostenverhaal in het omgevingsplan wel in acht nemen.
De overheid mag de kosten alleen verhalen als ze voldoen aan drie criteria: profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid. Ook moet de locatie het kostenverhaal kunnen dragen. Dat houdt in dat er niet meer kosten worden verhaald dan er opbrengsten zijn. De verhaalbare kostensoorten zijn limitatief opgesomd in het Omgevingsbesluit. In artikel 8.15 van het Omgevingsbesluit worden de kostensoorten in de tabellen A en B van bijlage IV aangewezen als verhaalbare kostensoorten. Volgens A1 van deze bijlage behoren de kosten van het vaststellen van een omgevingsplan of een projectbesluit of het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, inclusief het daarvoor benodigde onderzoek, tot de verhaalbare kosten. In de toelichting op de Aanvullingsregeling grondeigendom Omgevingswet staat echter over de relatie tussen plankosten en leges (Stcrt. 2021, 34646):
“Kosten die verband houden met het afgeven van (…) een omgevingsvergunning voor de planologische aspecten van een bouwactiviteit worden niet tot de plankosten gerekend. Dat zijn kosten van diensten aan initiatiefnemers van bouwactiviteiten afzonderlijk en geen algemene kosten die door alle initiatiefnemers van bouwactiviteiten gezamenlijk worden gedragen. Die kosten worden daarom via de leges doorberekend, waarbij rekening wordt gehouden met de werkzaamheden die al in het kader van het kostenverhaal hebben plaatsgevonden, vooral het bepalen van inbrengwaarden.” (pag. 106).
“De afgifte van een omgevingsvergunning is een individuele dienst waarvan de kosten via de leges behoren te worden verrekend. Langs die weg kunnen gemeenten de kosten van het begeleiden van initiatiefnemers en het beoordelen van bouwplannen volledig verhalen.” (pag. 117)
Legesheffing voor de aanvraag om de omgevingsvergunning is dus mogelijk, maar mag er vanzelfsprekend niet toe leiden dat kosten die via het kostenverhaal van afdeling 3.6 van de Omgevingswet in rekening zijn of worden gebracht, niet nog eens via de leges worden verhaald.
Toelichting op de tarieventabel, hoofdstuk 2 - Dienstverlening en besluiten in het kader van de Omgevingswet
Artikel 2.1 Definities
Eerste lid
De bijlagen bij de Ow, Ob, Bbl, Bal, Bkl en Or bevatten een veelheid aan begripsbepalingen. Daarin staan bijvoorbeeld de verschillende activiteiten omschreven. Ook in het omgevingsplan zullen in een bijlage begripsbepalingen zijn opgenomen. Begrippen die in hoofdstuk 2 voorkomen hebben dezelfde betekenis als in deze wet- en regelgeving (eerste lid). In bijlage I van de Or staat een definitie van het begrip bouwkosten, waarbij in de legesverordening wordt aangesloten.
Bouwkosten:
- a.
aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van het Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012, voor het uit te voeren werk;
- b.
voor zover een aannemingssom ontbreekt: een raming van de bouwkosten exclusief omzetbelasting; of
- c.
als het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het bouwen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
Bovenstaande definitie wordt voor de praktische toepassing nader uitgewerkt in het vierde lid.
Op grond van artikel 7.6 in samenhang met artikel 7.5 van de Or moet bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwtechnische deel) een opgave van de bouwkosten worden verstrekt. Volgens de toelichting op de Or is de opgave van de kosten nodig voor de berekening van de leges of met het oog op de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Invoeringsregeling Omgevingswet, Stcrt. 2020, nr. 64380, pag. 736).
Voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit (ruimtelijke deel) gelden vooralsnog de artikelen 22.26 (vergunningplicht) en 22.35 (aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken) van de bruidsschat. Laatstgenoemd artikel 22.35 verplicht tot het opgeven van de bouwkosten bij een aanvraag om een binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Als de gemeente de vergunningplicht voor het ruimtelijk deel in het nieuwe omgevingsplan handhaaft, moet zij de aanvraagvereisten voor die omgevingsvergunning in het omgevingsplan opnemen (artikel 16.55, tweede en vierde lid, van de Ow in samenhang met paragraaf 7.2.12 van de Or).
Tweede lid
Er kunnen ook in andere wettelijke voorschriften dan die bedoeld in het eerste lid begrippen gedefinieerd zijn, die voor de toepassing van een tariefbepaling van belang zijn. Te denken valt aan de Erfgoedwet of de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020. Het tweede regelt dat deze begrippen dan bij de toepassing van de tariefbepaling dezelfde betekenis hebben als in die wettelijke voorschriften.
Derde lid
In het derde lid zijn in alfabetische volgorde zelfstandige definities opgenomen.
- binnenplanse omgevingsplanactiviteit
Hiervoor is een definitie opgenomen, omdat in de tariefbepalingen onderscheid wordt gemaakt tussen binnenplanse en buitenplanse activiteiten. De tariefdifferentie houdt verband met de verschillende beoordelingsregels die voor de activiteiten gelden en die daardoor een ander kostenverloop hebben. Door deze definities op te nemen kunnen de tariefbepalingen zelf korter luiden.
De bijlage bij de Ow bevat een omschrijving van de begrippen ‘omgevingsplanactiviteit’ en ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’.
omgevingsplanactiviteit: activiteit, inhoudende:
- a.
een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan,
- b.
een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
- c.
een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan;
buitenplanse omgevingsplanactiviteit: activiteit, inhoudende:
- a.
een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
- b.
een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
De binnenplanse omgevingsplanactiviteit betreft dus de omschrijving onder a van de omgevingsplanactiviteit. De activiteit voldoet aan de regels in het omgevingsplan, maar heeft toch een vergunningplicht in het omgevingsplan. De beoordelingsregels staan in het omgevingsplan (artikel 8.0a van het Bkl). Als de aanvraag voldoet aan die beoordelingsregels, wordt de vergunning verleend. In de bruidsschat voor het omgevingsplan (onderdeel van artikel 7.1 IbOw) staan al beoordelingsregels voor diverse activiteiten.
Voorbeeld: In het omgevingsplan staat dat terrassen in de openbare ruimte zijn toegestaan, maar wel dat een omgevingsvergunning voor het inrichten van het terras nodig is. Een beoordelingsregel kan dan zijn dat voetgangers voldoende doorgang hebben.
Als de aanvraag niet voldoet aan de beoordelingsregels in het omgevingsplan, wordt het vanzelf een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Het kan hierbij dus gaan om een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat een vergunning nodig is, maar het volgens de beoordelingsregels niet mogelijk is de vergunning te verlenen. Of het betreft een activiteit die het omgevingsplan in absolute zin verbiedt en waarvoor geen binnenplanse beoordelingsregels zijn gesteld. In beide gevallen is de activiteit dus in strijd met het omgevingsplan, maar kan de omgevingsvergunning niet zomaar worden geweigerd. Deze kan mogelijk wel worden verleend als voldaan wordt aan een evenwichtige toedeling van functies en de instructieregels en instructies van rijk en provincie. De beoordelingsregels staan in paragraaf 8.1.1 van het Bkl.
Voorbeeld 1: zie het voorbeeld bij binnenplanse omgevingsplanactiviteit, waarbij niet wordt voldaan aan de beoordelingsregel in het omgevingsplan.
Voorbeeld 2: Volgens het omgevingsplan is op een locatie alleen detailhandel toegestaan. Een ondernemer wil de bebouwing op de locatie omzetten naar woningen. Dat is in strijd met het omgevingsplan. Een aanvraag om deze omzetting te mogen realiseren, is dan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Voorbeeld 3: In het omgevingsplan staat de algemene regel dat bomen alleen in november en december gekapt mogen worden. Een aanvraag om in februari te mogen kappen, is dan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
De buitenplanse omgevingsplanactiviteiten vergen dus een uitgebreidere beoordeling, wat een andere tariefstelling rechtvaardigt. Bovendien kan de raad voor bepaalde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten bepaald hebben dat hij adviesrecht heeft. Ook kan de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing zijn. Zie hiervoor de modaliteiten in paragraaf 2.11.
- binnenplanse omgevingsplanactiviteit bij wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht
Een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, maar die niet in strijd is met regels voor de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid of het voldoen aan een uitwerkingsplicht in het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Ow.
Dit betreft regels die in (van het tijdelijke deel van het omgevingsplan deel uitmakende) bestemmingsplannen of inpassingsplannen kunnen zijn opgenomen op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de voormalige Wet ruimtelijke ordening. Alle instructieregels en instructies waaraan moet worden getoetst bij de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn van overeenkomstige toepassing verklaard in de artikelen 22.32 en 22.282 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw). Er moet ook een zelfstandige beoordeling plaatsvinden of de activiteit uit een oogpunt van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar kan worden geacht.
Vierde lid
De definitie van bouwkosten in bijlage I bij de Or (zie hierboven bij het eerste lid) voldoet niet aan de eisen die de Hoge Raad in een belastingprocedure heeft gesteld over de kenbaarheid van de UAV 2012. De Hoge Raad stelt als eis dat de volledige titel en de vindplaats in de Staatscourant wordt opgenomen (HR 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:143). De vindplaats is Stcrt. 2012, 1567 (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-1567.pdf). Om die reden is voor de zekerheid de definitie uit de Or aangevuld.
Kosten van installaties, zoals liften, cv, airco en dergelijke behoren tot de bouwkosten. De omschrijving van het begrip ‘bouwwerk’ in de bijlage bij de Ow geeft uitdrukkelijk aan dat de bouwwerkgebonden installaties deel uitmaken van het bouwwerk (vóór inwerkingtreding van de Ow volgde dat uit artikel 1, derde lid, van de Woningwet). Daarmee behoort elke discussie over de vraag of installaties, zoals liften, cv, airco e.d., behoren tot het bouwwerk tot het verleden. En in het verlengde daarvan, eveneens de discussie of de kosten van deze installaties tot de bouwkosten behoren. Hof Arnhem 13 maart 2012, nr. 11/00466 (Buren), LJN: BV9733, VNG-5099, beslist dat de volledige kosten voor de bouw van een windturbine, tot de bouwkosten horen. Zonder de installatietechnische voorzieningen beantwoordt de windturbine niet aan haar doel.
Overigens is de belastingrechter bevoegd om over de juistheid van de vaststelling van de bouwkosten door de gemeente een oordeel uit te spreken. Dit blijkt uit HR 6 oktober 1982, nr. 21.332, BNB 1982/289, Belastingblad 1983, blz. 11.
Uit dit arrest blijkt bovendien dat de keuze voor de aannemingssom als maatstaf van heffing aansluit bij de opvattingen van de Hoge Raad hierover. De Hoge Raad overwoog namelijk:
‘dat toch op grond van het objectieve karakter van de onderhavige heffing dient te worden aangenomen dat onder oprichtings- en vernieuwingskosten in artikel 39, eerste lid, letter a, van de verordening moet worden verstaan de prijs, welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarvoor de vergunning werd verleend’.
De Hoge Raad overwoog verder
‘dat zulks ook strookt met de bedoeling van de gemeentelijke wetgever, die klaarblijkelijk een verband heeft willen leggen tussen de hoogte van het wegens de onderhavige dienst, bestaande uit het verlenen van een bouwvergunning, geheven recht en de waarde van die dienst, welk verband met de zojuist bedoelde prijs het beste wordt benaderd’.
Uit dit arrest blijkt dat tevens van de aannemingssom uitgegaan kan worden voor het vaststellen van de bouwkosten, in de gevallen waarin het werk niet door een aannemer wordt uitgevoerd, maar door de eigenaar van een woning zelf.
De Hoge Raad heeft het voorgaande bevestigd in zijn arrest van 9 oktober 1991, nr. 27.576, Belastingblad 1992, blz. 219. Een raming van de bouwkosten door de gemeente dient in overeenstemming te zijn met de geraamde prijs welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald. Zo staat het ook in de omschrijving in bijlage I van de Or.
Hof 's-Gravenhage 2 maart 2011, 10/00187 (Alblasserdam), LJN: BP7476, VNG-435, beslist dat de lagere werkelijke bouwkosten in de leges moeten worden meegenomen zolang de aanslag nog niet definitief is. De eerste opgave betreft een schatting, indien er latere cijfers beschikbaar zijn die de werkelijke bouwkosten beter benaderen dient dat te worden meegenomen bij het bepalen van het bedrag van de aanslag.
Tot de bouwkosten kunnen niet worden gerekend kosten van werkzaamheden waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is. Onderhoudskosten kunnen zodoende niet tot de bouwkosten worden gerekend, tenzij deze omgevingsvergunningplichtig zijn. Zie:
- -
Hof Leeuwarden van 17 september 1982, nr. 398/80 EI, Belastingblad 1983, blz. 238;
- -
Hof Amsterdam 1 maart 1984, nr. 3902/81 EK III, Belastingblad 1985, blz. 84;
- -
Hof Amsterdam 18 februari 2000, nr. 98/3379, LJN: AA7743, Belastingblad 2000, blz. 943;
- -
Hof ‘s-Hertogenbosch 2 februari 2000, nr. 98/490, LJN: AA6004, Belastingblad 2000, blz. 942;
- -
Hof ‘s-Gravenhage 2 september 2003, nr. 02/02664, LJN: AI0336, Belastingblad 2003, blz. 1368;
- -
Hof Arnhem 02 mei 2012, nr. 11/00295 (IJsselstein), LJN: BW6275, VNG-5183.
Volgens Hof Arnhem moet de gemeente de aanvraag beoordelen voor het gehele project, ook indien slechts een deel van de bouwactiviteiten vergunningplichtig is, indien een belanghebbende, hoewel daartoe niet verplicht, de aanvraag voor een bouwvergunning uitstrekt tot het volledige project en het volledige bedrag van de bouwkosten. Ook moet in zo’n geval tot de kosten van de bouwkundige werken worden gerekend datgene wat voor het functioneren en de gehele afwerking van het bouwwerk noodzakelijk is (Hof Arnhem 18 februari 2002, nr. 98/2038, Belastingblad 2002, blz. 1125).
Hof Amsterdam vindt dat als een splitsing tussen vergunningplichtig en niet-vergunningplichtig deel is te maken, de leges alleen geheven kunnen worden over het vergunningplichtige deel van de bouwkosten, ook al zijn alle werkzaamheden onlosmakelijk met elkaar verbonden (Hof Amsterdam 11 februari 2003, nr. 02/00204, LJN: AF5111).
Vijfde lid
Voor aanlegkosten is een afzonderlijke definitie opgenomen, overeenkomstig de bestaande regeling in artikel 2.1.1.1 van de Tarieventabel Legesverordening 2023. Aanlegkosten wordt als heffingsmaatstaf gehanteerd op verschillende plaatsen in de Tarieventabel.
Zesde lid
Het vijfde lid bevat een bepaling voor de definitie van bouwkosten indien het bouwen door zelfwerkzaamheid geschiedt. Gerelateerd wordt aan de bepaling van de bouwkosten op grond van het voorgaande lid
Artikel 2.2 Dienstverlening en besluiten waarvoor leges worden geheven
Dit artikel bevat in de onderdelen a tot en met i de belastbare feiten waarvoor leges worden geheven. Het betreft altijd een aanvraag tot het verlenen van een dienst of het nemen van een besluit (zie ook artikel 2 van de verordening). De term ‘besluiten’ is in artikel 2 toegevoegd omdat de grondslag in artikel 13.1a van de Ow nu nog is gekoppeld aan ‘rechten als bedoeld in artikel 229’, maar die koppeling gaat vervallen. Het is bedoeld als een zelfstandige grondslag, waarbij het dienstbegrip niet van belang is. De wetgeving daarvoor kan waarschijnlijk niet vóór inwerkingtreding van de Ow worden gerealiseerd.
Leges worden geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:
- a.
de toetsing of een omgevingsvergunning benodigd is;
- b.
omgevingsoverleg;
- c.
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 of artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob;
- d.
een of meer maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Ow;
- e.
toestemming voor het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Ow;
- f.
een wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning;
- g.
intrekking van een omgevingsvergunning;
- h.
een wijziging van een besluit als bedoeld in de onderdelen c, d en e;
- i.
een besluit in het kader van de Ow, anders dan bedoeld in de onderdelen c tot en met h.
De tarieven voor de belastbare feiten zijn opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk. Zie de toelichting op de paragrafen. Omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning verschillende activiteiten kan omvatten, wordt hieronder afzonderlijk ingegaan op de regeling van de omgevingsvergunning in de Ow. Omdat het belastbaar feit ‘het in behandeling nemen van een aanvraag’ in artikel 2.2 is opgenomen, kan bij de activiteiten worden volstaan met de formulering ‘Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op …’. In artikel 2.3 staat hoe de tarieven worden berekend.
De bijlage bij de Ow omschrijft omgevingsvergunning als: omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1. In artikel 5.1 van de Ow staan de activiteiten genoemd waarvoor een omgevingsvergunning nodig kan zijn. In het eerste lid staat dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
- a.
een omgevingsplanactiviteit,
- b.
een rijksmonumentenactiviteit,
- c.
een ontgrondingsactiviteit,
- d.
een stortingsactiviteit op zee,
- e.
een Natura 2000-activiteit,
- f.
een jachtgeweeractiviteit,
- g.
een valkeniersactiviteit,
tenzij het gaat om een bij amvb aangewezen geval. Dit betekent dat in een amvb de vergunningvrije activiteiten zijn aangewezen. Zie bijvoorbeeld paragraaf 2.3.3 van het Bbl voor vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken.
In het tweede lid staat een opsomming van activiteiten die alleen vergunningplichtig zijn als deze bij amvb zijn aangewezen.
Dit betreft de volgende activiteiten:
- a.
een bouwactiviteit,
- b.
een milieubelastende activiteit,
- c.
een lozingsactiviteit op:
- 1°.
een oppervlaktewaterlichaam,
- 2°.
een zuiveringtechnisch werk,
- 1°.
- d.
een wateronttrekkingsactiviteit,
- e.
een mijnbouwlocatieactiviteit,
- f.
een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:
- 1°.
een weg,
- 2°.
een waterstaatswerk,
- 3°.
een luchthaven,
- 4°.
een hoofdspoorweg, lokale spoorweg of bijzondere spoorweg,
- 5°.
een installatie in een waterstaatswerk,
- 1°.
- g.
een flora- en fauna-activiteit.
Zie bijvoorbeeld paragaaf 2.3.2 van het Bbl voor vergunningplichtige bouwactiviteiten (vergunningplichtig, tenzij deze onder opsomming vergunningvrij vallen) en hoofdstuk 3 van het Bal voor vergunningplichtige milieubelastende activiteiten.
Alleen voor de vetgedrukte activiteiten kan de gemeente bevoegd gezag zijn. Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op deze activiteiten, hebben wij in de paragrafen 2.3 tot en met 2.7 tariefbepalingen opgenomen. Deze kunnen worden verhoogd als een of meer modaliteiten van paragraaf 2.11 van toepassing zijn en worden verminderd als een in paragraaf 2.12 genoemde omstandigheid van toepassing is.
Omgevingsplanactiviteiten
In de toelichting op artikel 2.1 staan omgevingsplanactiviteiten omschreven.
De in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Ow genoemde omgevingsplanactiviteiten betreffen de:
- -
vergunningplichten die de gemeente in het nieuwe deel van het omgevingsplan opneemt,
- -
de vergunningplichten in het tijdelijk deel van het omgevingsplan (bedoeld in artikel 22.1 van de Ow, waaronder vergunningplichten in bestemmingsplannen en het overgangsrecht van artikel 7.1 van het IbOw), en
- -
de vergunningplichten bedoeld in artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob (de ‘artikel 2.2 Wabo-vergunningplichten’).
Tweede en derde lid
Anders dan voorheen onder de Wabo is er voor gekozen de registratie en toets op volledigheid afzonderlijk tot uitdrukking te laten komen in de legesverordening. Hiermee ontstaat een ‘starttarief’. Gedachte hierachter is dat een aanvrager ook leges is verschuldigd op het moment dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld vanwege het ontbreken van bepaalde stukken. Voor het opvragen van deze stukken en het zo nodig buiten behandeling stellen van de aanvraag worden immers werkzaamheden uitgevoerd. Die werkzaamheden komen nu ook tot uitdrukking in de legesverordening.
Artikel 2.3 Bepalen tarief
Eerste lid
Dit artikel geeft aan hoe het tarief moet worden bepaald. Het eerste lid is daarvoor de basis. De tarieven voor de belastbare feiten die in artikel 2.2 zijn genoemd, zijn opgenomen in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk. Voor de maatstaven van heffing en tarieven wordt in dit artikellid verwezen naar de verschillende paragrafen van hoofdstuk 2 van de legesverordening.
Tweede, derde en vierde lid
Als er sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten, is het tarief de som van de verschuldigde leges voor elke activiteit, inclusief eventuele modaliteiten (toeslagen) en vermindering (tweede tot en met vierde lid). Omdat er maar één aanvraag is, is er ook maar één belastbaar feit: het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning (artikel 2.3, aanhef en onder c).
Dat een aanvraag meer legesplichtige activiteiten kan omvatten, hebben wij ter verduidelijking ook tot uitdrukking gebracht door bij elke vergunningplichtige activiteit te bepalen dat de daar bedoelde leges verschuldigd zijn onverminderd de verschuldigdheid van leges voor andere activiteiten als tevens van die andere activiteiten sprake is. Deze verduidelijking houdt verband met HR 16 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:48 (Woudrichem). Via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) is voor de aanvrager vooraf duidelijk voor welke activiteiten hij een omgevingsvergunning nodig heeft. Ook het aan de aanvraag eventueel voorafgaande omgevingsoverleg zal leiden tot duidelijkheid.
Vijfde lid
Het vijfde lid bepaalt dat de tarieven voor aanvragen om maatwerkvoorschriften (artikel 4.5 Ow) of toestemming voor een gelijkwaardige maatregel (artikel 4.7 Ow) alleen van toepassing zijn als geen sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Als sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning maken maatwerkvoorschriften of een toestemming voor een gelijkwaardige maatregel namelijk deel uit van de omgevingsvergunning.
Zesde lid
Elke activiteit waarop de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft en de modaliteiten vormen afzonderlijke grondslagen voor de heffing van de leges. Doorgaans zullen de leges hiervoor als som, dat wil zeggen in één keer, via een schriftelijke kennisgeving worden geheven. Maar omdat het verschillende grondslagen betreft, is het ook mogelijk om per grondslag een bedrag te vorderen. Het is namelijk toegestaan naar elke grondslag afzonderlijk een aanslag op te leggen (HR 7 februari 1973, nr. 16885, BNB 1973/69).
Paragraaf 2.2 Voorfase
Artikel 2.4 Omgevingsoverleg
Het omgevingsoverleg (voorheen aangeduid als vooroverleg/principeverzoek) wordt belangrijker onder de Omgevingswet. Initiatiefnemer en gemeente zijn erbij gebaat in dit stadium afstemming te hebben over de haalbaarheid en vergunbaarheid van het initiatief, alvorens tot het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning over te gaan. Het omgevingsoverleg moet worden gezien ’als ware’ het een formele aanvraag. Het resultaat van het omgevingsoverleg geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van het initiatief en de voorwaarden waaronder het initiatief te vergunnen is. In het omgevingsoverleg wordt in feite het werk geleverd, zodat de afhandeling en verlening van de hierop volgende vergunningsaanvraag in beginsel een formaliteit is. Een initiatiefnemer betaalt de leges die van toepassing zouden zijn als ware het een aanvraag, met dien verstande dat de legeskosten voor bepaalde activiteiten zijn gemaximaliseerd. Door deze opzet is het aantrekkelijk om te kiezen voor het omgevingsoverleg. Ook hoeven nog niet alle technische details uitgewerkt te worden (bij bouwprojecten), zodat dit leidt tot minder kosten voor de initiatiefnemer (in de latere fase kan direct de juiste optie worden uitgewerkt). Daarnaast worden alle leges die in het kader van het omgevingsoverleg zijn betaald in mindering gebracht op de leges bij de vergunningsaanvraag. Hiermee verwachten wij het omgevingsoverleg verder te stimuleren.
In de huidige legessystematiek rekenen wij slechts een beperkt bedrag voor een vooroverleg/principeverzoek. Dit bedrag is in het geheel niet kostendekkend. Bovendien is er sprake van een grote hoeveelheid niet-besluitrijpe initiatieven. Dit proces vraagt veel ambtelijke capaciteit. Door het verhogen van het legesbedrag voor het omgevingsoverleg verwachten wij beter doordachte en voorbereide initiatieven te ontvangen en het commitment van de initiatiefnemer hieraan te vergroten. Het omgevingsoverleg vraagt immers om een bepaalde voorinvestering in tijd en middelen.
Als na het omgevingsoverleg een (‘echte’) aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, worden de leges daarvoor verminderd met de op grond van artikel 2.4 geheven leges. Dit is geregeld in artikel 2.50.
Artikel 2.5 Bouwactiviteit (bouwtechnische deel)
De Omgevingswet, samen met de Wet kwaliteitsborging voor de bouw (Wkb), introduceert een knip tussen de technische bouwactiviteit (Besluit bouwwerken leefomgeving, voorheen Bouwbesluit) en de ruimtelijke bouwactiviteit (Omgevingsplan, voorheen bestemmingsplan). Deze knip zien we terug in de redactie van bovenstaande artikelen 2.5 en 2.6. Er is voor gekozen om voor het bepalen van de leges aan te sluiten bij de huidige opzet van de bouwkostenregeling.
Onder de binnenplanse omgevingsplanactiviteit valt ook de toepassing van de in het omgevingsplan opgenomen mogelijkheden om van bouwnormen af te wijken en de in het kruimelgevallenregeling opgenomen mogelijkheden om voor bouwen af te wijken. Dit is inherent aan de systematiek van de Omgevingswet en het hierin opgenomen instrument omgevingsplan.
Artikel 2.6 Bouwactiviteit (ruimtelijke deel)
Dit artikel betreft de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in art. 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, Ow, in dit geval bestaande uit het bouwen, gebruiken of in stand houden van een bouwwerk. De vergunningplicht geldt als de gemeente in het omgevingsplan een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten verplicht stelt om de ruimtelijke toets te kunnen doen. Tot 2030 geldt overgangsrecht.
Artikel 22.26 van de bruidsschat zoals opgenomen in artikel 7.1 van het IbOw bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken (binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken). In artikel 22.27 van de bruidsschat staan de vergunningvrije gevallen. In artikel 22.28 staan afwijkende regels voor cultureel erfgoed. In artikel 22.29 staan beoordelingsregels. Als over wordt gegaan tot het treffen van een gemeentelijke regeling in het omgevingsplan, dan is dit overgangsrecht niet meer van toepassing en behoeven de tariefbepalingen aanpassing.
Er is voor gekozen om voor het ruimtelijke deel van de bouwactiviteit een heffingsmaatstaf te hanteren gebaseerd op de gebruiksoppervlakte van het te realiseren bouwwerk. Omdat het onder de Omgevingswet mogelijk is om het ruimtelijk deel van de bouwactiviteit separaat aan te vragen, kunnen de bouwkosten in dat geval niet dienen als heffingsmaatstaf.
Artikel 2.7 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk
Op grond van artikel 3.3, aanhef en onder b, en 3.38, derde lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan of in de beheersverordening kan bepaald worden dat een omgevingsvergunning om bouwwerken te slopen alleen wordt verleend als vervangende bouw plaatsvindt om gaten in de bebouwing te voorkomen. Dit is een louter planologische maatregel. Het bestemmingsplan of de beheersverordening maken deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, aanhef en onder a, Ow. Voor een aanvraag om een in het (vooralsnog tijdelijk deel van het) omgevingsplan geregelde omgevingsvergunning voor een sloopactiviteit is in artikel 2.7 een tariefbepaling opgenomen. Wij hebben gekozen voor een vast tarief omdat de toets bij deze omgevingsvergunning relatief eenvoudig is. Zie over deze vergunningplicht artikel 22.277 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw) en voor de beoordelingsregel artikel 22.279 en voor het aanvraagvereiste artikel 22.285 van de bruidsschat.
Paragraaf 2.4 Activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed en werelderfgoed
Artikel 2.8 Omgevingsplanactiviteit: monumenten
Eerste lid
De tariefbepaling betreft de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviviteit bestaande uit:
- a.
het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een monument of voorbeschermd monument;
- b.
het herstellen of gebruiken van een monument of voorbeschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het kan hier gaan om gemeentelijke of provinciale (voorbeschermde) monumenten. Vergelijk artikel 2.8 van het Bbl. Voor rijksmonumentenactiviteiten: zie artikel 2.9 van de tarieventabel.
In bijlage I, onder A, bij het Bbl staan de volgende definities:
- -
gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument waaraan in het omgevingsplan de functie-aanduiding gemeentelijk monument is gegeven;
- -
provinciaal monument: monument of archeologisch monument waaraan in het omgevingsplan of de omgevingsverordening de functie-aanduiding provinciaal monument is gegeven;
- -
voorbeschermd gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument waarvoor het omgevingsplan een voorbeschermingsregel bevat vanwege het voornemen om aan dat monument of archeologisch monument in het omgevingsplan de functie-aanduiding gemeentelijk monument te geven;
- -
voorbeschermd provinciaal monument: monument of archeologisch monument waarvoor het omgevingsplan of de omgevingsverordening een voorbeschermingsregel bevat vanwege het voornemen om aan dat monument of archeologisch monument in het omgevingsplan of de omgevingsverordening de functie-aanduiding provinciaal monument te geven.
De vergunningen golden als omgevingsvergunning op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo. Op grond van het overgangsrecht van artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob geldt de vergunning op grond van de Erfgoedverordening Leiden als omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit totdat een regeling in het omgevingsplan is getroffen. Het overgangsrecht geldt tot uiterlijk 2032.
In artikel 2.8 is gekozen voor een opslag op de bouwleges, gezien de aanvullende beoordeling die plaats moet vinden als het project betrekking heeft op een monument. Een vast tarief geldt voor de bouwplannen met een bouwkostensom lager dan € 10.000,-.
Artikel 2.9 Rijksmonumentenactiviteit
De vergunningplicht voor rijksmonumenten is gebaseerd op artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ow (was artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Wabo). Wij hebben gekozen voor een vast tarief. In de bijlage bij de Ow staat een definitie van rijksmonumentenactiviteit:
rijksmonumentenactiviteit: activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Gekozen is voor dezelfde tariefopzet als artikel 2.8.
Artikel 2.10 Omgevingsplanactiviteit: sloopactiviteit in beschermd stads- of dorpsgezicht
Voor het slopen van bouwwerken binnen stads- of dorpsgezichten is een omgevingsvergunning vereist. Dit is op nog geregeld in een gemeentelijke (erfgoed)verordening (het is onder het tot inwerkingtreding van de Omgevingswet geldende recht dan een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo). In het laatste geval geldt tot uiterlijk 2032 het eerdergenoemde overgangsrecht van artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob. Gekozen is voor dezelfde tariefopzet als artikel 2.8, aangevuld met vaste tarieven voor de verschillende omgevingsplanactiviteiten.
Als externe advisering nodig is, bijvoorbeeld van de gemeentelijke adviescommissie, kunnen de kosten daarvan via artikel 2.48 van de tarieventabel worden doorberekend.
Het tweede lid bevat overgangsrecht, waarvan de tekst is ontleend aan artikel 8.2 van het Bbl.
Artikel 2.11 Omgevingsplanactiviteit: overig cultureel erfgoed en werelderfgoed
Paragraaf 5.1.5.5 van het Bkl bevat instructieregels over cultureel erfgoed en werelderfgoed voor het omgevingsplan. Hieraan kan bijvoorbeeld worden voldaan door het opnemen van een vergunningenstelsel in het omgevingsplan op grond waarvan het verboden is om zonder omgevingsvergunning een bepaalde activiteit te verrichten met het oog op het behoud van cultureel erfgoed of van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed. Wij hebben gekozen voor een vast tarief.
Definities in de bijlage bij de Ow:
cultureel erfgoed: monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en, voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan, ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
werelderfgoed: op het grondgebied van Nederland gelegen cultureel en natuurlijk erfgoed dat op grond van het werelderfgoedverdrag is opgenomen in de Lijst van het Werelderfgoed.
Paragraaf 2.5 Milieubelastende activiteiten
Algemeen
De bijlage bij de Ow geeft de volgende omschrijving van milieubelastende activiteit:
milieubelastende activiteit: die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, niet zijnde een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk of een wateronttrekkingsactiviteit. We korten ‘milieubelastende activiteit(en)’ af tot ‘mba’.
Het heffen van leges voor mba is een nieuwe mogelijkheid. Onder het regime van de Wabo was het niet mogelijk om leges te heffen voor een aanvraag om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) en voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor milieu-inrichtingen. De legesvrijstellingen waren geregeld in artikel 4:10 van het Besluit omgevingsrecht (voor aanvraag OBM) en artikel 2.9a van de Wabo (voor aanvraag omgevingsvergunning milieu-inrichting). Onder de Omgevingswet is legesheffing wel mogelijk. In deze paragraaf zijn hiervoor tariefbepalingen opgenomen. De tariefstelling is aan de gemeenten zelf. Het gaat niet langer om de milieu-inrichting als zodanig, maar om de activiteiten die milieubelastend en eventueel vergunningplichtig zijn. Alleen voor complexe bedrijven geldt nog een integrale vergunningplicht, maar daarvoor zijn gedeputeerde staten het bevoegde gezag.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Ow is het verboden om zonder omgevingsvergunning een mba te verrichten voor zover het gaat om een bij amvb aangewezen geval. Die amvb is het IbOw (voor OBM) en het Bal (voor andere mba). Regels over mba zijn te vinden in afdeling 22.3 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw). In paragraaf 22.3.26 van die afdeling staan vergunningplichten (zie de toelichting op artikel 2.12 van de tarieventabel). Dit is overgangsrecht.
Andere regels over mba’s staan in het Bal. Hoofdstuk 3 daarvan bevat algemene voorschriften en vergunningplichten (zie de toelichting op de artikelen 2.13 t/m 2.19). Op het Informatiepunt Leefomgeving (www.iplo.nl) staat een Stappenplan milieubelastende activiteit. Omgevingsdienst NL heeft de Handreiking leges bij vergunningplichtige niet-complexe milieubelastende activiteiten gepubliceerd.
Artikel 2.12 Omgevingsplanactiviteit: milieubelastende activiteit
Voor de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM; artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wabo in samenhang met artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht) geldt op grond van het overgangsrecht (de ‘bruidsschat’) nog een vergunningplicht totdat de gemeente zelf iets in het omgevingsplan geregeld heeft (vóór 2032). Dat kan natuurlijk een voortzetting van de vergunningplicht zijn, maar dat hoeft niet. Er kunnen in plaats daarvan ook algemene regels worden gesteld met eventueel een meldingsplicht.
In de tekst van de tariefbepaling komt tot uitdrukking waar de vergunningplicht is geregeld. Dit kan zowel het omgevingsplan (nieuwe deel) als de bruidsschat zijn die vergunningplichten bevat voor verschillende milieubelastende activiteiten.
In paragraaf 22.3.26 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw) staan de vergunningplichten, aanvraagvereisten en beoordelingsregels voor een aanvraag omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten. Die paragraaf is niet van toepassing op milieubelastende activiteiten die al vergunningplichtig zijn op grond van hoofdstuk 3 van het Bal (zie daarvoor de artikelen 2.13 tot en met 2.19 van de tarieventabel). De bruidsschat maakt deel uit van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Het betreft dus omgevingsplanactiviteiten.
Er is voor gekozen om alle in paragraaf 22.3.26 van de bruidsschat genoemde omgevingsvergunningen apart te benoemen en hier een tarief voor in rekening te brengen. Het tarief is gelijk aan het tarief dat de Omgevingsdienst West Holland West (ODWH) voor alle deelnemende gemeenten hanteert voor de uitvoering van de werkzaamheden van de Omgevingsdienst die betrekking hebben op de desbetreffende mba.
De vergunningplichten in paragraaf 22.3.26 van de bruidsschat betreffen:
- -
omgevingsvergunning verwerken polyesterhars (artikel 22.259);
- -
omgevingsvergunning installeren gesloten bodemenergiesysteem (artikel 22.260);
- -
omgevingsvergunning kweken maden van vliegende insecten (artikel 22.261);
- -
omgevingsvergunning opslaan propaan of propeen (artikel 22.262);
- -
omgevingsvergunning tanken met LPG (artikel 22.263);
- -
omgevingsvergunning antihagelkanonnen (artikel 22.264);
- -
omgevingsvergunning biologische agens (artikel 22.265);
- -
omgevingsvergunning genetisch gemodificeerde organismen (artikel 22.266);
- -
omgevingsvergunning opslaan dierlijke meststoffen (artikel 22.267);
- -
vangnetvergunning lozen in de bodem (artikel 22.268);
- -
vangnetvergunning lozen in schoonwaterriool (artikel 22.269).
Op het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteiten, bedoeld in de artikelen 22.261 tot en met 22.269, zijn de beoordelingsregels bedoeld in de artikelen 8.9 tot en met 8.11 van het Bkl van overeenkomstige toepassing (artikel 22.270).
Artikel 2.13 Activiteiten die bedrijfstakken overstijgen (afdeling 3.2 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.14 Nutssector en industrie (afdeling 3.4 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.15 Afvalbeheer (afdeling 3.5 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.16 Agrarische sector (afdeling 3.6 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.17 Dienstverlening, onderwijs en zorg (afdeling 3.7 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.18 Transport, logistiek en ondersteuning daarvan (afdeling 3.8 Besluit activiteiten leefomgeving)
Artikel 2.19 Sport en recreatie (afdeling 3.9 Besluit activiteiten leefomgeving)
De artikelen 2.13 tot en met 2.19 zijn voor de toelichting samengevoegd.
Hoofdstuk 3 van het Bal benoemt de mba en de vergunningplichtige gevallen daarvan. Daarin is gekozen voor een in de praktijk gangbare bedrijfs(takken)indeling. Het is veelomvattend. Te veel om allemaal afzonderlijk in een tariefbepaling te benoemen. Daarom is – in overeenstemming met een werkgroep ‘milieuleges’ van omgevingsdiensten (ODNL) – in de artikelen gekozen voor een clustering die overeenkomt met de sectorale rubricering (bedrijfstakken) in afdelingen in hoofdstuk 3 van het Bal. Die clustering heeft geleid tot de artikelen 2.13 tot en met 2.19. In deze tariefbepalingen zijn de paragrafen uit die afdelingen van hoofdstuk 3 van het Bal genoemd waarin vergunningplichten voor mba staan. Gekozen is voor een degressieve tariefstelling naarmate het aantal vergunningplichtige mba toeneemt, waarbij een vast tarief per mba in rekening wordt gebracht.
Artikel 2.20 Samenloop van milieubelastende activiteit
Eerste lid
Het kan voorkomen dat dezelfde mba bij verschillende vergunningplichtige categorieën waarop de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft, wordt genoemd. Dit kan zich met name voordoen bij toepassing van afdeling 3.8 (transport, logistiek en de ondersteuning daarvan) en afdeling 3.2 (bedrijfstakken overstijgend). Deze mba wordt dan slechts eenmaal in de heffing betrokken, naar het meest gunstige van toepassing zijnde tarief.
Tweede lid
Het kan voorkomen dat een bedrijf afwijkt van de in hoofdstuk 3 van het Bal gekozen bedrijfs(takken)indeling en op de bedrijfslocatie verschillende activiteiten verricht, die feitelijk ook door afzonderlijke bedrijven zouden kunnen worden uitgevoerd. En daarbij dan mba verricht die onder verschillende afdelingen van hoofdstuk 3 van het Bal vallen. Bijvoorbeeld de kernactiviteit in afdeling 3.4 Nutssector en industrie en functioneel ondersteunende activiteiten in afdeling 3.2 (Bedrijfstakoverstijgende activiteiten). Omdat het hier gaat om verschillende vergunningplichtige mba is het eerste lid niet van toepassing. Aangezien de activiteiten door/vanuit een bedrijf plaatsvinden en het een vergunningaanvraag betreft, ligt het voor de hand deze activiteiten bij de toepassing van de tarieventabel tezamen te nemen. Het tweede lid voorziet hierin. Het artikel voor de kernactiviteit is van toepassing.
Paragraaf 2.6 Lozingsactiviteiten
Artikelen 2.21 Lozingsactiviteiten niet afkomstig van een milieubelastende activiteit
Artikelen 2.22 Lozingsactiviteiten afkomstig van een milieubelastende activiteit
De artikelen 2.21 en 2.22 zijn voor de toelichting samengevoegd
De bijlage bij de Omgevingswet geeft de volgende definitie van lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam: activiteit, niet zijnde een stortingsactiviteit op zee, inhoudende het brengen van stoffen, warmte of water direct op een oppervlaktewaterlichaam, voor zover het gaat om de gevolgen van die stoffen of warmte of dat water voor het watersysteem.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder c, Ow verbiedt het om zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit te verrichten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, voor zover het gaat om een bij amvb aangewezen geval. In de verschillende paragrafen van hoofdstuk 3 van het Bal staan ook vergunningplichtige lozingsactiviteiten.
Het waterschap is bevoegd gezag voor lozing op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap en op een zuiveringtechnisch werk, het rijk voor rijkswater. Daarmee zijn de meeste vergunningplichtige lozingsactiviteiten geregeld. Niet uit te sluiten valt dat lozingen ook op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij de gemeente plaatsvinden. Voor die gevallen is in de artikelen 2.21 en 2.22 een tariefbepaling opgenomen. Er is onderscheid gemaakt tussen lozingen niet afkomstig van mba en lozingen afkomstig van mba. Voor de laatste bevat hoofdstuk 3 van het Bal vergunningplichten.
Paragraaf 2.7 Aanlegactiviteiten
Algemeen
De aanlegactiviteiten worden onder de Ow gereguleerd door het omgevingsplan. Deze activiteiten zijn dus omgevingsplanactiviteiten (artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow). Aanlegactiviteiten betreffen het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheid. Vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet betrof het artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo of de op grond van de APV in samenhang met artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d en e, van de Wabo opgenomen vergunningplichten over de aanleg van een weg of een uitweg (in-/uitrit). Voor de laatste twee geldt overgangsrecht op grond van artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob: de verordeningsbepalingen worden aangemerkt als verbod om de activiteit te verrichten zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. De verordeningsbepalingen zijn geen onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Het overgangsrecht is van toepassing tot 2032 en geldt niet meer op het moment het vergunningstelsel in het nieuwe deel van het omgevingsplan is opgenomen.
Er is voor gekozen om het tarief te relateren aan een percentage van de aanlegkosten. Volgens het derde lid wordt het tarief verhoogd met een vast bedrag als er sprake is van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, omdat die procedure meer werkzaamheden met zich meebrengt.
Zesde lid: hier is geregeld dat de in het eerste tot en met vijfde lid van toepassing zijn als het een
Artikel 2.23: Omgevingsplanactiviteit: opbreken en graven
Voor deze activiteit zijn vergunningplichten opgenomen in het omgevingsplan van de Staalkaart ‘Verordeningen in het omgevingsplan, deel I'.
Er is voor gekozen om het tarief te relateren aan een percentage van de aanlegkosten. Volgens het derde lid wordt het tarief verhoogd met een vast bedrag als er sprake is van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, omdat die procedure meer werkzaamheden met zich meebrengt.
Artikel 2.24 Omgevingsplanactiviteit: overige activiteiten beperkingengebied leidingen, landschapselement en aardkundige waarde
Deze tariefbepaling is opgenomen omdat voor deze activiteiten een vergunningplicht is opgenomen in het voorbeeldartikel 5.30 van het omgevingsplan in de Staalkaart ‘Verordeningen in het omgevingsplan, deel II’. Zie die staalkaart voor een toelichting op de activiteiten.
Artikel 2.25 Omgevingsplanactiviteit: geluid weg
In afdeling 22.4 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw) is een regeling getroffen voor het aanleggen of wijzigen van wegen of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds. De toelichting vermeldt: ‘Deze afdeling gaat over aanleg of reconstructie van een weg of spoorweg die weliswaar niet in strijd is met dit omgevingsplan, maar waarover geen afweging heeft plaatsgevonden bij de totstandkoming van de constituerende onderdelen van dit plan, zoals bestemmingsplannen. De afdeling ziet niet op rijkswegen en provinciale wegen omdat daarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn of worden vastgesteld.’
Artikel 22.272 bepaalt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een weg of spoorweg aan te leggen of te wijzigen als op grond van een omgevingsplan of bij omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit een geluidgevoelig gebouw is toegelaten binnen het aandachtsgebied van die weg of spoorweg. Hiervoor is een vaste tariefbepaling opgenomen in artikel 2.25.
Artikel 2.26 Omgevingsplanactiviteit: aanleggen of veranderen weg
Zie de toelichting aan het begin van deze paragraaf, onder Algemeen. Hiervoor is een vaste tariefbepaling opgenomen.
Artikel 2.27 Omgevingsplanactiviteit: uitweg/uitrit
Zie de toelichting aan het begin van deze paragraaf, onder Algemeen. Hiervoor is een vaste tariefbepaling opgenomen.
Artikel 2.28 Omgevingsplanactiviteit: overige aanlegactiviteiten
Artikel 2.28 is een vangnetbepaling voor de overige aanlegactiviteiten, dat wil zeggen niet in de voorgaande artikelen van deze paragraaf benoemde omgevingsplanactiviteiten die bestaan uit het uitvoeren van werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden. De formuleringen komen voor een groot deel overeen met die voor de bouwactiviteit (ruimtelijke deel) in artikel 2.6. Zie ook artikel 22.278 van de bruidsschat (onderdeel van artikel 7.1 van het IbOw) en de toelichting daarop. De aanvraagvereisten staan in artikel 22.284 van de bruidsschat.
Het bestemmingsplan of de beheersverordening, die bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege deel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan, kan erin voorzien dat met betrekking tot het uitvoeren van bepaalde werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden, vooraf een omgevingsvergunning nodig is. Gekozen is in dit geval voor een tariefstelling op basis van een percentage van de aanlegkosten.
Artikel 2.29 Omgevingsplanactiviteit: kappen van bomen of vellen van houtopstanden.
Vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet betroffen de in de artikelen 2.29 tot en met 2.32 opgenomen activiteiten de op grond van paragraaf 3.6.1.1 van de Verordening fysieke leefomgeving Leiden 2020 (Vfl) in samenhang met artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder f tot en met k, van de Wabo opgenomen vergunningplichten. Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van de Wabo konden ook andere vergunningen die de leefomgeving betroffen, aanhaken bij de omgevingsvergunning.
De titel van dit artikel houdt verband met de definities die de bijlage bij de Ow geeft van ‘vellen’ en van ‘houtopstanden’ ten opzichte van die in de Vfl.
Bijlage bij Ow:
vellen: rooien of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
houtopstand: zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend.
Een houtopstand kan op grond van het begrip ‘vellen’ zoals opgenomen in de begrippenlijst van de Vfl ook één boom betreffen: “Alle handelingen niet zijnde bestendig beheer, zoals rooien, met inbegrip van verplanten, het voor de eerste keer knotten kandelaberen, of kandelaren, het voor de eerste keer omvormen naar hakhoutbeheer, het snoeien van meer dan 40% van een boomkroon in één keer, alsmede het verrichten van handelingen die de dood ten gevolge kunnen hebben of ernstige beschadiging of ernstige en onomkeerbare aantasting van de habitus waardoor de houtopstand zijn beeldbepalende karakter verliest kunnen veroorzaken. Onder vellen wordt niet verstaan het knotten of kandelaberen van wilgen, het knotten, kandelaberen, of kandelaren als periodieke onderhoudsmaatregel nadat de betreffende houtopstand al eens geknot, gekandelaberd of gekandelaard is, het uitvoeren van periodiek terugkerend hakhoutbeheer of het dunnen in een bosplantsoenvak als onderhoudsmaatregel”;
Er is gekozen voor een tariefstelling gerelateerd aan het aantal bomen op de Groene Kaart zoals bedoeld in de Vfl waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd.
Artikel 2.30 Omgevingsplanactiviteit: reclame
Zie de algemene toelichting bij artikel 2.29. Er gold voor deze activiteit een vergunningplicht op grond van de Vfl. Gekozen is voor een vast tarief.
Artikel 2.31 Omgevingsplanactiviteit: plaatsen objecten op de weg
Zie de toelichting aan het begin van deze paragraaf, onder Algemeen. De vegunningplicht van het plaatsen van objecten op de weg is geregeld in artikel 3.4.4.1 van de Vfl. Hiervoor geldt het overgangsrecht van de Invoeringswet. waarvoor genoemd overgangsrecht geldt.
Artikel 2.32 Omgevingsplanactiviteit: gebruiken van een bouwwerk of terrein
Zie de algemene toelichting bij artikel 2.29. Dit gaat over het gebruiken van een terrein zonder dat sprake is van een bouwactiviteit. Gekozen is voor een vast tarief per categorie, gerelateerd aan de gebruiksoppervlakte waarop de aangevraagde activiteit betrekking heeft.
Artikel 2.33 Andere activiteiten
Dit is een vangnetbepaling. De hierin opgenomen tariefbepaling geldt voor niet benoemde en onvoorziene gevallen. Onderdeel a ziet op vergunningplichtige activiteiten, niet zijnde de onder b bedoelde omgevingsplanactiviteiten. Onderdeel b ziet op omgevingsplanactiviteiten en andere bij de omgevingsvergunning in een gemeentelijke verordening aangehaakte vergunningplichten die op grond van artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Ob gelden als omgevingsvergunningplichten voor een omgevingsplanactiviteit.
Paragraaf 2.8 Maatwerkvoorschriften
Algemeen
In deze paragraaf zijn de tarieven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om maatwerkvoorschriften, als uitwerking van het belastbare feit in artikel 2.2, aanhef en onder c, van de tarieventabel. Deze tariefbepalingen zijn alleen van toepassing als geen sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning (zie artikel 2.3, vijfde lid, van de tarieventabel). Als voor een activiteit een omgevingsvergunning nodig is, staat het maatwerk in een vergunningvoorschrift. We hebben de tariefbepalingen gesplitst in bouwactiviteiten, mba en overige activiteiten. De tariefstelling bij bouwactiviteiten en overige activiteiten geldt per te stellen maatwerkvoorschrift, bij de mba naar het aantal mba, opgedeeld in tariefklassen (staffels), zoals ook bij de omgevingsvergunning voor de mba is geregeld. Een andere tariefstelling is vanzelfsprekend mogelijk.
De basis voor het stellen van maatwerkvoorschriften staat in artikel 4.5 van de Ow. Met een maatwerkvoorschrift kan het bevoegd gezag voor concrete gevallen afwijken van algemene regels voor een activiteit. Het stellen van maatwerkvoorschriften kan uitsluitend als dat in het omgevingsplan, de (provinciale) omgevingsverordening, de waterschapsverordening of de rijksregels is bepaald. Het bevoegd gezag neemt het maatwerkvoorschrift meestal op in een apart maatwerkbesluit. Het vaststellen van een maatwerkvoorschrift zal vaak op verzoek van de initiatiefnemer gebeuren. Het maatwerkvoorschrift geldt alleen voor degene aan wie het maatwerkbesluit is gericht. Dit is degene die de activiteiten wil uitvoeren.
Een voorbeeld van een maatwerkvoorschrift is wanneer een bedrijf in een bijzonder geval toestemming krijgt om meer koelwater te lozen dan algemeen is toegestaan. Een ander voorbeeld is een extra voorschrift voor een bedrijf vanwege geluidhinder in de omgeving. (Bron: https://iplo.nl/regelgeving/instrumenten/maatwerkvoorschrift/.)
Artikel 2.34 Maatwerkvoorschriften bij bouwactiviteiten
Er is gekozen voor een vast tarief per maatwerkvoorschift.
Artikel 2.35 Maatwerkvoorschriften bij milieubelastende activiteiten
Er is gekozen voor een vast tarief per maatwerkvoorschrift, waarbij het tarief dat de ODWH hanteert voor maatwerkvoorschriften is overgenomen. Het is een generieke regeling, waarbij het niet uitmaakt om welke mba het gaat.
Artikel 2.36 Maatwerkvoorschriften bij overige activiteiten
Een vangnetartikel voor het geval er voor andere activiteiten op verzoek maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld.
Paragraaf 2.10 Gelijkwaardigheid
Artikel 2.37 Gelijkwaardige maatregel
Dit artikel bevat de tariefbepalingen voor het in behandeling nemen van een aanvraag om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel, als uitwerking van het belastbare feit in artikel 2.2, aanhef en onder e, van de tarieventabel. Deze tariefbepalingen zijn alleen van toepassing als geen sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning (zie artikel 2.3, vijfde lid, van de tarieventabel). Er is gekozen voor een vaste tariefbepaling bij een mba op grond van de tariefstelling ODWH. Het toepassen van een gelijkwaardige maatregel wordt voor wat betreft de uit te voeren werkzaamheden geacht onderdeel uit te maken van de legesberekening op grond van artikel 2.5, zodat dit voor de bouwactiviteit niet is opgenomen.
De basis voor het treffen van een gelijkwaardige maatregel staat in artikel 4.7 van de Ow. De memorie van toelichting op de Ow vermeldt:
‘Als een initiatiefnemer voldoet aan de bepalingen die in algemene regels zijn opgenomen, mag hij ervan uitgaan dat zijn initiatief voor de daarin gereguleerde aspecten past binnen het wettelijk kader voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Afhankelijk van de manier waarop een bepaling is geformuleerd, zijn er maatregelen denkbaar, waarmee hetzelfde resultaat wordt bereikt. Voor zowel de decentrale algemene regels als de rijksregels bepaalt het wetsvoorstel dat het gebruik van gelijkwaardige maatregelen mogelijk is, tenzij dat in de algemene regels is uitgesloten. De initiatiefnemer moet de gelijkwaardigheid van een maatregel aantonen. Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag de gelijkwaardigheid voorafgaand aan de toepassing van een alternatief toetst, uitmondend in een beschikking. In de algemene regels kan in afwijking daarvan worden bepaald, dat voorafgaande toestemming niet is vereist. In dat geval kan zo nodig worden bepaald, dat wel een voorafgaande melding moet worden gedaan bij toepassing van een gelijkwaardige maatregel.’ (Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, pag. 144).
Voor die melding is geen legesheffing mogelijk, voor de toestemming wel, want daarbij is sprake van dienstverlening.
Paragraaf 2.11 Overige tarieven
Artikel 2.38 Verlengen tijdelijke omgevingsvergunning bouwactiviteit
Artikel 10.23, tweede lid, van de Ow bepaalt dat als de in de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een tijdelijk bouwwerk bepaalde termijn korter is dan vijftien jaar, deze termijn kan worden verlengd tot ten hoogste vijftien jaar. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag daartoe, is in artikel 2.38 een tariefbepaling opgenomen.
Op grond van artikel 10.23, eerste lid, van de Ow moet de vergunninghouder na het verstrijken van een bij de omgevingsvergunning gestelde termijn van ten hoogste vijftien jaar, de voor de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hebben hersteld.
Artikel 2.39 Wijzigen voorschriften omgevingsvergunning
Artikel 13.1a van de Ow noemt het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning als (belastbaar) feit waarvoor rechten (leges) kunnen worden geheven. Daarvoor is hier een tariefbepaling opgenomen. Omdat de beoordeling van een dergelijke aanvraag minder verstrekkend is dan de beoordeling van een geheel nieuwe aanvraag, geldt dat voor het in behandeling nemen van een aanvraag om wijziging van een omgevingsvergunning 50% van het tarief is verschuldigd als voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor dezelfde activiteit.
Artikel 2.40 Intrekken omgevingsvergunning
Artikel 13.1a van de Ow noemt het in behandeling nemen van een aanvraag om intrekking van een omgevingsvergunning als (belastbaar) feit waarvoor rechten (leges) kunnen worden geheven. Daarvoor is hier een tariefbepaling opgenomen.
Artikel 2.41 Beoordeling aanvullende gegevens
Is een aanvraag onvolledig, ook na geboden herstelmogelijkheid, dan kan deze buiten behandeling worden gesteld (artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht). Het is mogelijk om leges te heffen als de aanvrager tijdens de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning met aanvullende gegevens komt, die weer extra werkzaamheden met zich meebrengt.
Artikel 2.42 Beoordeling onderzoeksrapporten
Het komt voor dat een onderzoeksrapport moet worden beoordeeld zonder dat sprake is van een aanvraag om een omgevingsvergunning of een ander besluit (bijvoorbeeld besluit tot het stellen van een maatwerkvoorschrift). Hiervoor is in dit artikel een tariefbepaling opgenomen. Het tarief is hetzelfde als het tarief voor het beoordelen van een rapport in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning, zoals opgenomen in artikel 2.48.
Artikel 2.43 Wijzigen van het omgevingsplan
In artikel 2.43 is een tariefbepaling opgenomen voor het op aanvraag wijzigen van het omgevingsplan. Legesheffing is mogelijk als de gevraagde wijziging van het omgevingsplan rechtstreeks en in overheersende mate het belang van de aanvrager dient, omdat dan sprake is van het genot van een door de gemeente verleende dienst. De Hoge Raad heeft het in 2009 als volgt verwoord:
‘3.3.1. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden slechts als een dienst kunnen worden aangemerkt, indien het gaat om werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. Voorts heeft het Hof terecht tot uitgangspunt genomen dat de handhaving van de regels van het bestemmingsplan tot die publieke taakuitoefening behoort omdat daarmee het algemene belang is gediend dat is gebaat bij een goede ruimtelijke ordening in de gemeente. Uit dit uitgangspunt vloeit echter voort dat het verzoek van een particulier om van een bestemmingsplan af te wijken in het algemeen niet op het publieke belang zal zijn gericht, maar zal zijn gestoeld op een persoonlijke wens van de verzoeker. Dat geldt ook voor het onderhavige verzoek van belanghebbende om haar tijdelijk vrijstelling te verlenen van het verbod van permanente bewoning van de recreatiewoning, zoals dat in het bestemmingsplan is opgenomen. De werkzaamheden van het gemeentebestuur bij de beoordeling van dat verzoek houden rechtstreeks en in overwegende mate verband met dit individuele belang van belanghebbende. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat het gemeentebestuur bij zijn beslissing op het verzoek de belangen van belanghebbende afweegt tegen de gevolgen voor de ruimtelijke ordening.’ (HR 17-04-2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1253).
In overeenstemming hiermee oordeelde Hof Arnhem dat de werkzaamheden van het gemeentebestuur bij de beoordeling van het verzoek tot partiële herziening van een bestemmingsplan rechtstreeks en in overwegende mate verband houden met het individuele belang van belanghebbende (Hof Arnhem 19-10-2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO3397).
Hof Arnhem-Leeuwarden 13-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1459, oordeelt anders. Het beroep in cassatie van de gemeente heeft de Hoge Raad zonder inhoudelijke uitspraak ongegrond verklaard (artikel 81, eerste lid, Wet op de rechterlijke organisatie) (HR 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:410). Waarschijnlijk is in deze procedure van belang geweest dat sprake was van het opnieuw vaststellen van het bestemmingsplan, dat het verschillende kadastrale percelen met verschillende eigenaren betrof en dat het ging om verschillende belangen (agrarische en (reguliere) bedrijfsbelangen) die waren betrokken in het plan. Het hof laat in zijn laatste overweging (daarom) ook de mogelijkheid open dat bij het op aanvraag wijzigen van het bestemmingsplan wel sprake is van individuele dienstverlening, maar dat legesheffing daarvoor in het voorliggende geval zou stuiten op de legessanctie (niet kunnen heffen in verband met het verouderd zijn van het geldende bestemmingsplan).
Met de Omgevingswet is niet beoogd in bovenstaande dienstverlening wijziging te brengen. Andere mogelijkheden die de gemeente heeft zijn kostenverhaal met toepassing van afdeling 3.6 van de Ow of de aanvraag behandelen als aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en legesheffing hiervoor. De gemeente moet dan wel binnen vijf jaar het omgevingsplan daarop aanpassen. Aanvrager kan er echter belang bij hebben dat direct de route van het wijzigen van het omgevingsplan wordt gevolgd. Voor de tariefbepaling is aangesloten bij de bouwkostenregeling van artikel 2.5
Artikel 2.44 Niet genoemd besluit op aanvraag
Dit is een vangnetbepaling.
Paragraaf 2.11 Modaliteiten
Algemeen
De behandeling van aanvragen om een omgevingsvergunning kan per aanvraag verschillen. Bij de tariefstelling voor de verschillende activiteiten is daarmee al zoveel mogelijk rekening gehouden door bij de omgevingsplanactiviteiten te onderscheiden tussen binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Er kunnen desondanks bij bepaalde aanvragen aanvullende werkzaamheden nodig zijn. Bij het behandelen van de aanvraag moeten bijvoorbeeld een of meer onderzoeksrapporten worden beoordeeld. Om de werkelijke kosten zoveel mogelijk te (kunnen) benaderen is in deze paragraaf een aantal modaliteiten benoemd, die leiden tot een verhoging van leges voor de activiteit (artikelen 2.45 tot en met 2.49).
Artikel 2.47 Achteraf ingediende aanvraag
De extra legesheffing voor een achteraf ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning is van toepassing als er pas een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend nadat er al met de activiteit is begonnen of als de activiteit al is gerealiseerd. Dit zal zich vooral voordoen bij bouwwerken. In artikel 5.6 van de Ow staat dat het verboden is een bouwwerk of deel daarvan dat is gebouwd zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in stand te laten.
De verhoging van het tarief is te rechtvaardigen vanuit het gevoerde beleid. De extra leges zijn een financiële prikkel om voorafgaand aan het bouwen voorafgaand een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit aan te vragen. De extra leges mogen niet zo hoog zijn dat het strafkarakter gaat overheersen. Daarom is een maximum in de tariefbepaling opgenomen. Een verhoging van 15 % met een absoluut maximum van bijvoorbeeld € 5.000,- valt binnen de redelijke grenzen.
Met de extra legesheffing kunnen niet de kosten van extra werkzaamheden die niet in relatie staan tot de dienstverlening worden verhaald. De rechtvaardiging ziet niet op extra kosten, maar is puur gebaseerd op het gevoerde beleid ter zake en ziet op een andere verdeling van het verhaal van de reguliere kosten. Zie ook Hof ’s-Hertogenbosch 06-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2542:
‘Belanghebbende klaagt erover dat in zijn geval geen sprake was van extra werkzaamheden omdat hij zelf de bouwtekeningen heeft laten maken en er geen onderzoek ter plaatse is geweest. De heffingsambtenaar heeft dat bestreden en gewezen op extra werkzaamheden zoals archiefwerk en het vergelijken van de oorspronkelijke situatie en de huidige situatie. Zelfs als er in het geval van belanghebbende geen extra werkzaamheden zouden zijn verricht dan slaagt deze klacht ook niet. Er is namelijk geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de ter zake door de gemeente verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten.’
Artikel 2.46 Uitgebreide voorbereidingsprocedure
In beginsel is op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning, om wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning of om intrekking van een omgevingsvergunning de reguliere procedure van toepassing (paragraaf 16.5.2 van de Ow). De reguliere procedure is acht weken, met mogelijkheid van verlenging met 6 weken. Als instemming van een ander bestuursorgaan nodig is (zie hiervoor artikel 2.51 van de tarieventabel), is de beslistermijn vier weken langer (artikel 16.64 van de Ow). Artikel 16.65 van de Ow geeft aan wanneer de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Er zijn gevallen bij amvb aangewezen: dit is uitgewerkt in artikel 10.24 van het Ob: bijvoorbeeld bij bepaalde rijksmonumentenactiviteit, sommige mba of lozingsactiviteiten. Op verzoek of bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (als de raad dat heeft bepaald) is de uitgebreide voorbereidingsprocedure ook voorgeschreven (artikel 16.65, eerste lid, aanhef en onder b, en vierde lid, van de Ow). De uitgebreide voorbereidingsprocedure staat in afdeling 3.4 van de Awb. Deze procedure leidt tot extra werkzaamheden en kosten en daarom ook tot extra leges.
Het tarief geldt alleen bij toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure bij een mba, omdat de procedure bij mba naar verwachting meer kosten met zich brengt. Voor de bouwactiviteit worden de kosten geacht verdisconteerd te zijn in het op grond van artikel 2.5 in rekening te brengen tarief.
Artikel 2.47 Beoordeling onderzoeksrapporten
Het kan voorkomen dat bij de behandeling van aanvragen een onderzoeksrapport moet worden beoordeeld. In dit artikel zijn zoveel mogelijk onderzoeksrapporten benoemd. Het beoordelen van dergelijke rapporten kan zich voordoen bij bouwactiviteiten, sloopactiviteiten in een beschermd stads- of dorpsgezicht, mba, aanlegactiviteiten en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. De tariefbepaling is daarom in een apart artikel opgenomen, dat geldt voor alle activiteiten. Daarmee wordt tevens bereikt dat geen dubbele heffing optreedt bij een combinatie van activiteiten.
Artikel 2.58 Advies
Dit artikel betreft een verhoging van de leges in verband met adviezen van andere bestuursorganen of instanties die voor de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning, maatwerkvoorschrift of ander besluit nodig zijn.
Op grond van artikel 16.15 van de Ow kunnen bij amvb, omgevingsplan, omgevingsverordening en waterschapsverordening bestuursorganen of andere instanties worden aangewezen die, in daarbij aangewezen gevallen, in de gelegenheid worden gesteld om aan het bevoegd gezag of een ander bestuursorgaan advies uit te brengen over een aanvraag om een besluit op grond van de Ow, respectievelijk het omgevingsplan, de omgevingsverordening en de waterschapsverordening. Een bestuursorgaan of andere instantie wordt als adviseur aangewezen als dat wenselijk is vanwege:
- a.
de deskundigheid van het bestuursorgaan of de instantie, of
- b.
de door het bestuursorgaan te behartigen belangen, gelet op de aan dat bestuursorgaan toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving.
In afdeling 4.2 van het Ob (de amvb) is dit adviesrecht uitgewerkt.
Advies van de gemeenteraad is nodig bij door hem aangewezen gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is of bij een meervoudige aanvraag een ander bevoegd gezag instemming van het college nodig heeft (artikel 16.15a, aanhef en onder b, van de Ow en artikel 4.21 van het Ob). Dit is een bindend advies (artikel 16.15b van de Ow).
De WelstandsMonumentencommissie Leiden (WML) is een gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Ow (nieuwe commissie die gemeenten vóór inwerkingtreding van de Ow moeten hebben) en is adviseur bij:
- 1°.
een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument,
- 2°.
een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een andere activiteit, in door de gemeenteraad aangewezen gevallen of als het college van burgemeester en wethouders daartoe aanleiding ziet (artikel 16.15a, aanhef en onder c, van de Ow en artikel 4.22 van het Ob).
Voor overige adviezen van deze commissie geldt onderdeel c.
Andere instanties die kunnen adviseren zijn bijvoorbeeld gedeputeerde staten, een minister of de Commissie voor de milieueffectrapportage (commissie MER). De kosten van deze adviezen worden aan de aanvrager vooraf kenbaar gemaakt via de zogenaamde begrotingsconstructie (eerste lid, onderdeel d, en tweede lid). De commissie MER hanteert eigen tarieven, soms vaste (hoge) bedragen, soms een uurtarief. Die tariefstellingen worden goedgekeurd door de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Voor de adviezen gevolgd door een besluit over instemming, zie ook de toelichting op artikel 2.51 (Instemming).
Gekozen is voor een vaste tariefstelling per afzonderlijk advies.
Artikel 2.49 Instemming
Een besluit over instemming is vergelijkbaar met de verklaring van geen bedenkingen onder vigeur van de Wabo. De instemmingsfiguur is geregeld in artikel 16.16 van de Omgevingswet en uitgewerkt in afdeling 4.2 van het Ob. Instemming kan nodig zijn als het bestuursorgaan waaraan de bevoegdheid tot advies of instemming is toegekend, niet zelf bevoegd gezag is.
Advies en besluit over instemming zijn onderdeel van de aanvraagprocedure. De kosten daarvan worden via de tariefstelling in artikel 2.50, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 2.51, aanhef en onder a, doorberekend aan de aanvrager van de omgevingsvergunning of van een ander besluit op grond van de Ow. Er is een Handreiking bij kostenvergoeding voor besluit over instemming bij een meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning. Zie ook onder NB.1.
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit meerdere activiteiten omvat (meervoudige aanvraag), kunnen meerdere bestuursorganen betrokken zijn bij het behandelen van de aanvraag. Dat gebeurt via de figuur ‘advies met instemming’ aan het bevoegd gezag. Een bestuursorgaan dat onder de Ow een verzoek tot advies en instemming behandelt, kan daarvoor aan het bevoegd gezag kosten in rekening brengen. Dat gebeurt vooralsnog op basis van onderlinge afspraken. De wettelijke voorziening om kosten ‘achter het loket’ te verrekenen tussen overheden is nog in voorbereiding (Verzamelwet Omgevingswet 20.., Kamerstukken II 2022/23, 36367, nrs. 2 en 3; voor de minister is het nu nog geregeld in artikel 14.2a van de Or). In deze aanstaande wettelijke regeling wordt gekozen voor verrekening via een betalingsbeschikking (bestuursrechtelijke geldschuld in de zin van de Awb). De bedoeling is dat de geldsom die voor het besluit over instemming in rekening wordt gebracht gelijk is aan de rechten (leges) die het instemmende bestuursorgaan zou heffen als het voor de activiteit waarvoor instemming wordt verzocht zelf bevoegd gezag zou zijn:
- -
Instemmend bestuursorgaan van de provincie (gedeputeerde staten): rechten (leges) staan in provinciale legesverordening (die bekendgemaakt is in het provincieblad);
- -
Instemmend bestuursorgaan van het waterschap (dagelijks bestuur): rechten (leges) staan in de legesverordening van het waterschap (die bekendgemaakt is in het waterschapsblad);
- -
Instemmend bestuursorgaan van het rijk: rechten (leges) staan in de Omgevingsregeling (Stcrt. 2019, 56288, nadien gewijzigd). De geconsolideerde (geldende) tekst van deze regelingen is te vinden op https://wetten.overheid.nl.
Als het instemmende bestuursorgaan zelf geen rechten zou heffen, kan het ook geen geldsom voor de instemming in rekening brengen.
De verschuldigde geldsom is voor het bevoegd gezag een last ter zake van de aanvraag en kan worden doorberekend aan de aanvrager of degene voor wie die aanvraag wordt gedaan. Op deze manier kan de bestaande praktijk worden voortgezet dat voor besluiten over instemming (voorheen de verklaringen van geen bedenkingen) kosten kunnen worden verrekend tussen bestuursorganen, en dat het bevoegd gezag die kosten via de leges kan doorberekenen aan een initiatiefnemer. Het bedrag wordt vooraf aan de aanvrager/initiatiefnemer bekendgemaakt. Meestal zal een en ander al duidelijk worden in het omgevingsoverleg (vooroverleg).
NB.1. Een bestuursorgaan kan gevallen aanwijzen waarin instemming niet is vereist (artikel 16.16, derde lid, Ow en artikel 4.37 van het Ob). Bestuursorganen kunnen ook bij het uitbrengen van advies bepalen dat voor een besluit geen instemming nodig is (artikel 16.16, vierde lid, van de Ow). Dan is dus alleen artikel 2.50, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid, van de tarieventabel van toepassing. Ook hiervoor wordt nog wettelijk geregeld dat de voor het advies in rekening te brengen kosten gelijk zijn aan de rechten (leges) die het adviserende bestuursorgaan zou heffen als het voor de activiteit waarvoor advies wordt verzocht zelf bevoegd gezag zou zijn. De begroting van kosten op basis van het tweede lid van artikel 2.49 komt dan dus op dat bedrag uit.
NB.2. Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op meer dan een activiteit (meervoudige aanvraag) en het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag wordt voor een activiteit waarvoor hij geen bevoegd gezag zou zijn bij een enkelvoudige aanvraag voor die activiteit, is op grond van artikel 16.15 en 16.16 van de Ow advies en/of instemming nodig van een ander bestuursorgaan. Omdat het college bij een enkelvoudige aanvraag geen bevoegd gezag is voor de betreffende activiteit, is voor die enkelvoudige activiteit geen tarief opgenomen in de tarieventabel. Het instemmende bestuursorgaan kan wel kosten in rekening brengen bij het college (zie hierboven). Die kosten zijn gelijk aan het bedrag dat het instemmende bestuursorgaan als rechten zou heffen bij een enkelvoudige aanvraag voor die activiteit. De gemeente berekent die kosten op grond van artikel 2.49 door aan de aanvrager van de omgevingsvergunning.
NB.3. Stel er is sprake van een meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning. Een buitenplanse omgevingsplanactiviteit maakt daarvan deel uit. Als een ander bestuursorgaan voor het behandelen van de meervoudige aanvraag bevoegd gezag is, heeft het college recht van ‘advies en instemming’. Het college berekent dan aan het bevoegd gezag als kosten door de leges die hijzelf geheven zou hebben als sprake was van een enkelvoudige aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
NB.4. Als het onder NB.3 genoemde geval een geval betreft waarvoor de gemeenteraad adviseur is (zie artikel 16.15a van de Ow en artikel van het 4.21 Ob), is de gemeenteraad adviseur voor het college van burgemeester en wethouders voor het besluit over instemming (artikel 16.15a, onder b, 2, van de Ow en artikel 4.21, tweede lid, van het Ob). Het college berekent dan als kosten aan het bevoegd gezag door de leges die het zelf als bevoegd gezag geheven zou hebben voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit op grond van de tarieventabel: leges bouwactiviteit (artikel 2.5 en 2.6 ) plus evt. modaliteiten als beoordeling rapporten (artikel 2.47) en advies gemeenteraad (artikel 2.48, eerste lid, onder a).
Paragraaf 2.12 Vermindering
Artikel 2.50 Vermindering na omgevingsoverleg
Artikel 2.50 bepaalt dat de voor de aanvraag om een omgevingsvergunning verschuldigde leges worden verminderd met het bedrag dat al voor het aan de aanvraag voorafgaande omgevingsoverleg is betaald. Er gelden wel aanvullende regels. Vanuit de praktijk is de wens geuit om een extra vermindering te kunnen geven ter stimulering van het omgevingsoverleg. Dat is in het artikel tot uitdrukking gebracht door de vermindering te bepalen op een percentage van de leges die voor het omgevingsoverleg verschuldigd waren. Gekozen is voor een tarief gelijk aan 100% van de in voor het vooroverleg betaalde leges
In het tweede lid zijn voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet zijn.
De aanvraag om een omgevingsvergunning moet zijn gedaan:
- a.
voor dezelfde activiteit of activiteiten als waarop het omgevingsoverleg betrekking had;
- b.
in overeenstemming met de uitkomsten van het omgevingsoverleg; en
- c.
binnen […] maanden na het laatste omgevingsoverleg of, als het omgevingsoverleg volgens afspraak leidt tot een kennisgeving aan de aanvrager, na de dagtekening van de kennisgeving.
Op grond van het derde lid blijft na vermindering altijd een minimumbedrag verschuldigd. De vermindering kan er dus niet toe leiden dat voor de aanvraag van de omgevingsvergunning geen leges meer verschuldigd zijn of zelfs een bedrag zou moeten worden teruggegeven.
Paragraaf 2.14 Teruggaaf
Algemeen
Een teruggaaf is een voorzienbare hardheid die zich bij toepassing van de verordening kan voordoen. Bij onvoorziene gevallen, kan de hardheidsclausule worden toegepast (artikel 63 AWR).
Artikel 2.51 Teruggaaf bij aanvraag en oordeel geen omgevingsvergunning nodig
Als de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning leidt tot het oordeel dat geen omgevingsvergunning nodig is, is wel sprake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Op grond van artikel 14.4, eerste lid, van de Or (tarievenregeling van het rijk) geldt dan een gereduceerd tarief van 15% van het oorspronkelijke tarief. Op die tarievenregeling is het belastingrecht niet van toepassing. Omdat in dit geval wel sprake is van het in behandeling nemen van een aanvraag, is formeel het gewone tarief verschuldigd is, maar is het niet redelijk het volledige bedrag te heffen. Daarom is het gereduceerde tarief van 15% van het oorspronkelijke tarief’ geformuleerd als een teruggaaf van 85% van de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag.
In dit verband kan nog worden gewezen op artikel 16.64a, eerste lid, van de Ow: Als het bevoegd gezag naar aanleiding van de aanvraag om een omgevingsvergunning van oordeel is dat geen omgevingsvergunning nodig is, wordt dat vermeld in de kennisgeving, bedoeld in artikel 16.64, derde lid, van de Ow. Zie ook: ABRvS 18-08-2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ7004.. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt daarin:
‘Voor de beantwoording van de vraag of voor een voorgenomen handeling een vergunning vereist is, kan een vergunning worden aangevraagd dan wel door een derde om het treffen van bestuurlijke handhavingsmaatregelen worden verzocht. Het bevoegde bestuursorgaan dient bij het nemen van een besluit op zulk een aanvraag of verzoek de vraag naar de vergunningplicht als een voorvraag te beoordelen.’
Artikel 2.52 Teruggaaf als aanvraag verder buiten behandeling wordt gelaten
Als na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een aanvraag buiten behandeling wordt gelaten, voorziet artikel 14.4 lid 2 Or (tarievenregeling Rijk) in een gereduceerd tarief van 15% van het oorspronkelijke tarief. Ook hier is de aanvraag al in behandeling genomen. De Hoge Raad heeft beslist dat ‘de uitdrukking 'in behandeling nemen' in de tarieventabel moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, lid 1, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. In een geval waarin ter zake van een aanvraag een besluit wordt genomen op de voet van artikel 4:5 van de Awb kunnen er reeds diensten zijn verstrekt welke heffing rechtvaardigen.’ (Hoge Raad 21-12-2007, ECLI:NL:HR:2007:BC0652. Ook hier kan het heffen van het volledige legesbedrag voor de aanvraag onredelijk zijn en is het gereduceerde tarief van 15% van het oorspronkelijke tarief’ geformuleerd als een teruggaaf van 85 % van de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag. De gemeente is autonoom om een ander percentage te hanteren.
Artikel 2.53 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij reguliere procedure
Artikel 2.56 ziet op de situatie dat de aanvraag wordt ingetrokken binnen een bepaald tijdsbestek na het in behandeling nemen van de aanvraag maar voor het verlenen van de vergunning. Uitgangspunt is dat de burger een deel van de betaalde leges kan terugkrijgen (of niet alle berekende leges hoeft af te rekenen), maar dat de gemeente al wel kosten heeft gemaakt bij het in behandeling nemen van de aanvraag. Hoe meer tijd er verstreken is, hoe meer werkzaamheden al zijn uitgevoerd, hoe hoger de gemaakte kosten zullen zijn en des te minder zal de burger terug ontvangen. Daarom is gedifferentieerd naar de verstreken tijd. Omdat voor de reguliere procedure andere beslistermijnen gelden dan bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure, geldt artikel 2.56 alleen als de reguliere procedure op de aanvraag van toepassing is. De reguliere beslistermijn is acht weken, als instemming van een ander bestuursorgaan is vereist twaalf weken. Deze beslistermijnen kunnen met zes weken worden verlengd (artikel 16.64 Ow). Bij invulling van het aantal weken in de tariefbepaling moet hiermee rekening worden gehouden. Wij hebben de regeling afgestemd op artikel 14.4, vierde lid, van de Or (tarievenregeling rijk). Daar is het geformuleerd als lager tarief, resp. 25%, 50% en 75%, dus andersom aan de door ons geformuleerde teruggaaf van resp. 75%, 50% en 25%. Er is gekozen voor een teruggaafbepaling omdat de aanvraag al in behandeling is genomen. Teruggaaf is alleen mogelijk als nog niet op de vergunningaanvraag is beslist.
Artikel 2.54 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning of maatwerkvoorschrift bij uitgebreide voorbereidingsprocedure
Dit is eenzelfde regeling als in artikel 2.56, maar nu voor het geval de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Zie voor de toepassing van de procedure paragraaf 16.5.3 van de Ow. Artikel 3:18, eerste lid, van de Awb bepaalt de beslistermijn op ten hoogste zes maanden. Bij complexe zaken kan de termijn worden verlengd met zes weken (artikel 16.66, derde lid, van de Ow in samenhang met artikel 3.18, tweede lid, van de Awb). Bij invulling van het aantal weken in de tariefbepaling moet hiermee rekening worden gehouden. De regeling is afgestemd op artikel 14.4, derde lid, van de Or (tarievenregeling rijk). Daar is het geformuleerd als lager tarief, resp. 25%, 50% en 75%, dus andersom aan de door ons geformuleerde teruggaaf van resp. 75%, 50% en 25%. Er is gekozen voor een teruggaafbepaling omdat de aanvraag al in behandeling is genomen. Teruggaaf is alleen mogelijk als nog niet op de vergunningaanvraag is beslist.
Artikel 2.55 Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
In artikel 2.56 gaat het om de situatie dat de gevraagde vergunning is verleend maar de bouw activiteiten niet worden uitgevoerd. De werkzaamheden ter beoordeling van de vergunningaanvraag zijn wel verricht, maar de werkzaamheden verbonden aan het houden van toezicht gedurende het realisatieproces hoeven niet verricht te worden, terwijl bij het vaststellen van het tarief wel met de kosten daarvan rekening is gehouden. Daarom kan worden besloten een deel van de geheven leges terug te betalen. Het is wel van belang dat de vergunning wordt ingetrokken, omdat anders teruggaaf plaatsvindt terwijl de aanvrager vervolgens alsnog met de bouw of werkzaamheden zou kunnen aanvangen.
Daarom gelden drie voorwaarden voor de teruggaaf:
- 1.
de vergunninghouder dient een aanvraag om intrekking in,
- 2.
binnen een bepaalde in het artikel op te nemen termijn na vergunningverlening, en
- 3.
er is nog geen gebruik gemaakt van de omgevingsvergunning, met andere woorden: de activiteit is nog niet uitgevoerd.
Artikel 2.56 Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten
De situatie van artikel 2.56 doet zich voor als de aanvraag niet leidt tot het verlenen van de vergunning. Ook hier zullen de controlewerkzaamheden niet worden verricht, wat een lager tarief rechtvaardigt. Uitgangspunt is dat de burger een deel van de betaalde leges kan terugkrijgen. Wij hebben de teruggaaf beperkt tot de bouwactiviteiten, omdat daar doorgaans substantiële legesbedragen mee zijn gemoeid.
Met een weigering hebben is gelijkgesteld het geval dat de vergunning door de rechter wordt vernietigd.
Artikel 2.57 Geen teruggaaf legesdeel modaliteiten
Het legesdeel modaliteiten betreft de in paragraaf 2.11 opgenomen tarieven, wat verhogingen zijn op de reguliere tarieven voor een aanvraag om een omgevingsvergunning of ander besluit op grond van de Ow. Dit zijn meestal geen door de gemeente beïnvloedbare kosten. Daarom is er geen reden deze ook in de teruggaaf te betrekken.
Artikel 2.58 Minimumbedrag teruggaaf
Uit doelmatigheidsoverwegingen is bepaald dat de teruggaaf een bepaald bedrag te boven moet gaan.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl