Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2023

Geldend van 08-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2023

De raad van de gemeente Renkum,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 oktober 2023;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

    • de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2023

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;

    • b.

      budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt en beheert op grond van de Jeugdwet;

    • c.

      eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder(s). Er is sprake van eigen kracht bij de ouder(s) wanneer de ouder(s) in staat is de hulp te bieden, beschikbaar is om de hulp te bieden en niet overbelast raakt door het bieden van de hulp, of een aanvullende zorgverzekering kan aanwenden voor de benodigde jeugdhulp;

    • d.

      individuele voorziening: een op de jeugdige toegesneden voorziening op basis van de jeugdwet, die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • e.

      jeugdige: een jeugdige, als bedoeld in de Jeugdwet, of zijn ouder of ouders, dan wel de jeugdige met zijn ouder of ouders gezamenlijk;

    • f.

      laagdrempelige voorziening: voorziening die voor een jeugdige en zijn ouder(s) kosteloos beschikbaar is op (door)verwijzing door het college, waarvoor geen beschikking nodig is, maar met een lichte toets van de behoeften en persoonskenmerken van jeugdige;

    • g.

      persoonlijk plan: schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder het gesprek, inclusief een door het college eventueel noodzakelijk geachte individuele voorziening en de daarmee beoogde doelen; en/of een door de jeugdige en zijn ouder(s) in het door het college aangewezen format ingediend eigen persoonlijk plan;

    • h.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, namelijk een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • i.

      professionele hulp: hulp geboden door een professional die beroepsmatig hulp verleent en die niet behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige;

    • j.

      niet professionele hulp: hulp geboden door een persoon uit het sociale netwerk, ongeacht of deze persoon beroepsmatig werkzaam is of beroepsmatig hulp verleent;

    • k.

      sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouder een sociale relatie onderhoudt;

    • l.

      Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • m.

      voorliggende voorziening: de Gelrepas of een voorziening waar de jeugdige recht op heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Beginselwet justitiële jeugdinrichtingen of Zorgverzekeringswet (Zvw);

    • n.

      vrij toegankelijke voorziening: voorzieningen die voor een jeugdige of zijn ouder kosteloos beschikbaar zijn, waarvoor geen verwijzing of beschikking nodig is.

    • o.

      wet: Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 VRIJ TOEGANKELIJKE- EN LAAGDREMPELIGE VOORZIENINGEN

Artikel 2. Vrij toegankelijke voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatie, consultatie en (opvoed)advies- en ondersteuning;

    • b.

      voorlichting, cursussen en trainingen;

    • c.

      jeugdwerk;

    • d.

      schoolmaatschappelijk werk.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels vaststellen welke vrij toegankelijke voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

Artikel 3. Laagdrempelige voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van laagdrempelige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      ondersteuningstrajecten van jeugdgezondheidszorg;

    • b.

      gebiedsgerichte hulp bij jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

    • c.

      gezinsondersteuning.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regels vaststellen welke laagdrempelige voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 3 INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

PARAGRAAF 1 VOORZIENINGEN

Artikel 4. Individuele voorzieningen

  • 1.

    De beschikbare vormen van individuele voorzieningen zijn trajecten activerend werk, begeleiding, behandeling, jeugdbescherming en verblijf.

  • 2.

    Onder begeleiding, zoals bedoeld in het eerste lid vallen:

    • a.

      begeleiding basis;

    • b.

      begeleiding specialistisch.

  • 3.

    Onder behandeling, zoals bedoeld in het eerste lid vallen:

    • a.

      individuele- en groepsbehandeling van jeugdigen met lichte ontwikkelingsproblemen en/of gedragsproblemen;

    • b.

      diagnose en behandeling van jeugdigen met ernstige dyslexie;

    • c.

      BSO+;

    • d.

      kindergeneeskundige licht: consulten voor diagnose en behandeling van ADHD en eventuele medicijncontrole;

    • e.

      kindergeneeskundige middel: consulten voor diagnose en behandeling van specifieke psychiatrische stoornissen.

  • 4.

    Onder jeugdbescherming, zoals bedoeld in het eerste lid vallen:

    • a.

      preventieve jeugdbescherming;

    • b.

      Ondertoezichtstelling (OTS) en voogdij;

    • c.

      jeugdreclassering.

  • 5.

    Onder verblijf, zoals bedoeld in het eerste lid vallen:

    • a.

      pleegzorg;

    • b.

      gezinshuizen;

    • c.

      leef- en behandelgroepen;

    • d.

      terreingebonden verblijf;

    • e.

      jeugdzorgplus.

  • 6.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke individuele voorzieningen op basis van het tweede tot en met vijfde lid beschikbaar zijn en kan ten aanzien van deze voorzieningen voorwaarden stellen.

Artikel 5. Vergoeding bijzondere preventieve kosten

Het college kan de bijzondere kosten van de inzet van een product of dienst vergoeden als hiermee zwaardere jeugdhulp kan worden voorkomen.

PARAGRAAF 2. TOEGANG PROCEDUREEL

Artikel 6. Aanvraag

Een aanvraag voor een individuele voorziening kan uitsluitend schriftelijk of elektronisch middels het daartoe beschikbaar gestelde formulier worden ingediend bij het college.

Het college wijst de jeugdige op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 7. Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt al dan niet voorafgaand aan de aanvraag, als bedoeld in artikel 6, in gesprek met de jeugdige:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om de hulpvraag te beantwoorden door het inzetten van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de mogelijkheden om te kiezen voor een pgb, waarbij de jeugdige in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige;

    • j.

      de mogelijkheden tot aansluiting bij het al dan niet aanwezige familiegroepsplan.

  • 2.

    Het college voert het onderzoek uit aan de hand van een door de jeugdige gedeeltelijk ingevuld persoonlijk plan

  • 3.

    Het college kan het onderzoek uitvoeren zonder een door de jeugdige ingevuld persoonlijk plan, indien naar het oordeel van het college de jeugdige niet in staat is dit plan in te vullen.

  • 4.

    Indien gedurende het onderzoek het vermoeden ontstaat dat een voorziening vanuit de Wlz mogelijk is, dan zet het college het onderzoek voort nadat de Wlz-aanvraag is afgewezen.

  • 5.

    Het college kan, met inachtneming van de (wettelijke) regels over bescherming van persoonsgegevens, informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 6.

    Het college en de jeugdige nemen het verslag van het gesprek als bedoeld in het eerste lid en de uitkomst van het onderzoek op in het persoonlijk plan.

  • 7.

    Het college kan in bijzondere gevallen afzien van een gesprek.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 8. Toegang via de gemeente

  • 1.

    Het college legt de beslissing over de verstrekking van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag en het door het college verrichte onderzoek als bedoeld in artikel 7.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

Artikel 9. Toegang via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp passend is, de jeugdige jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen, en voor zover de eigen kracht van de jeugdige en gebruikmaking van een overige voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.

  • 2.

    Als de jeugdige hierom verzoekt, legt het college de beslissing over de individuele voorziening vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 3.

    Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 10. Inhoud beschikking en periodiek onderzoek

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening legt het college het volgende vast:

    • a.

      welke individuele voorziening verstrekt wordt, welke doelen beoogd zijn, de ingangsdatum, de duur van de verstrekking en indien mogelijk wie de jeugdhulp gaat bieden;

    • b.

      de verplichting van de jeugdige om zich binnen de termijn van 3 maanden te wenden tot een jeugdhulpaanbieder.

  • 2.

    Het persoonlijk plan wordt als bijlage toegevoegd aan de beschikking en maakt daarvan deel uit.

  • 3.

    Bij de verstrekking van een voorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:

    • a.

      de hoogte van het pgb en hoe de hoogte is bepaald;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    In de beschikking wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of de geïndiceerde jeugdhulp passend is. Zo nodig kan het college de beschikking naar aanleiding van een periodiek onderzoek wijzigen.

PARAGRAAF 3. BEOORDELING

Artikel 11. Criteria individuele voorzieningen in natura of in de vorm van een pgb

  • 1.

    Een jeugdige kan slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening indien de jeugdige geen oplossing kan vinden:

    • a.

      door gebruik te maken van eigen kracht, of

    • b.

      door gebruik te maken van hulp uit het sociaal netwerk, of

    • c.

      door gebruik te maken van een vrij toegankelijke voorziening, laagdrempelige voorziening of voorliggende voorziening.

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, verstrekt het college slechts een individuele voorziening voor een periode van maximaal drie maanden voorafgaand aan de aanvraag:

    • a.

      als op de datum van ontvangst van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 12. Aanvullende criteria individuele voorzieningen pgb

  • 1.

    Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een budgetplan in volgens een door het college beschikbaar gesteld format. In het budgetplan zijn opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom een door de gemeente ingekochte individuele voorziening niet passend is;

    • b.

      of het om professionele of niet-professionele hulp gaat;

    • c.

      welke resultaten er behaald moeten worden en hoe de hulp hieraan bijdraagt;

    • d.

      door wie de hulp geboden wordt en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de hulp geborgd wordt;

    • f.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    Het college verstrekt een pgb voor niet professionele hulp uitsluitend wanneer deze hulp doelmatiger is dan een pgb voor professionele hulp, gelet op:

    • a.

      de frequentie van de ondersteuning;

    • b.

      het type ondersteuning;

    • c.

      de aard van de ondersteuningsvraag waaraan met de verstrekking van een pgb tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van de ondersteuningsvraag, en

    • e.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de ondersteuning wordt betrokken.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1 sub a kan het college een pgb verstrekken indien naar oordeel van het college het gebruik maken van de eigen kracht door de jeugdige leidt tot financiële problemen in het gezin.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 13. Jeugdwetvervoer

  • 1.

    De jeugdige is zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar de jeugdhulplocatie waar de jeugdige de geïndiceerde jeugdhulp ontvangt en terug, en betrekt daarbij zo nodig de hulp van zijn sociaal netwerk.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college het niet mogelijk is voor de jeugdige, het vervoer zoals bedoeld in het eerste lid te organiseren, dan kan het college in de volgende gevallen jeugdwetvervoer verstrekken:

    • a.

      de jeugdige is onvoldoende zelfredzaam om zelfstandig te reizen of er is een medische noodzaak voor (aangepast) vervoer, en

    • b.

      het vervoer leidt tot financiële problemen in het gezin.

  • 3.

    Indien er aanspraak bestaat op jeugdwetvervoer kan de jeugdige die gebruik maakt van eigen vervoersmogelijkheden, een kilometervergoeding ontvangen.

  • 4.

    Het besluit tot verstrekking van jeugdwetvervoer wordt vastgelegd in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

HOOFDSTUK 4. PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 14. Pgb algemeen

  • 1.

    Het college verstrekt een individuele voorziening in de vorm van een pgb in overeenstemming met de bepalingen van artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Een pgb wordt niet verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het uitvoeren van pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

    • f.

      loondoorbetaling bij ziekte, vervanging bij ziekte en claims. De kosten zijn verzekerd via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 15. Voorwaarden budgethouderschap

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 8.1.1, lid 2, sub a van de wet, beoordeelt het college of de jeugdige in staat is om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2.

    De budgethouder beschikt, al dan niet met ondersteuning, over de volgende vaardigheden:

    • a.

      de budgethouder overziet de situatie en heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag;

    • b.

      de budgethouder is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of weet die zelf te vinden;

    • c.

      de budgethouder is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor hij/zij inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;

    • d.

      de budgethouder is voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, de SVB en hulpverleners;

    • e.

      de budgethouder is in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk een hulpverlener te kiezen;

    • f.

      de budgethouder is in staat om afspraken te maken en vast te leggen om dit te verantwoorden aan het college als verstrekker van het pgb;

    • g.

      de budgethouder kan beoordelen en beargumenteren of de te leveren zorg passend en kwalitatief goed is;

    • h.

      de budgethouder kan de inzet van hulpverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

    • i.

      de budgethouder is in staat om als werk- of opdrachtgever de hulpverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

    • j.

      de budgethouder heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 16. Hoogte pgb

  • 1.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      het tarief voor professionele hulp;

    • b.

      het tarief voor niet-professionele hulp.

  • 2.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb van professionele hulp op het tarief dat opgenomen is in het door de jeugdige aangeleverde budgetplan. Het college vergoedt maximaal 80% van het tarief van de door het college gecontracteerde hulp in natura.

  • 3.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb van niet-professionele hulp op het tarief dat opgenomen is in het door de jeugdige aangeleverde budgetplan. Het college vergoedt hierbij minimaal het wettelijk minimumloon en maximaal € 20,- per uur.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 17. Kwaliteitseisen pgb

  • 1.

    Een pgb is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede hulp, die tot de individuele voorzieningen behoort, te betrekken.

  • 2.

    Voor een pgb voor professionele hulp geldt dat de professional die de professionele hulp verleent voldoet aan de door Inkoop Sociaal Domein Centraal Gelderland gestelde eisen voor zorgaanbieders en de product specifieke eisen die aan de individuele voorziening gesteld worden. Deze eisen zijn te raadplegen op de website van Sociaal Domein Centraal Gelderland.

  • 3.

    Voor een pgb voor niet-professionele hulp geldt dat voldaan moet zijn aan de volgende eisen:

    • a.

      de hulpverlener overlegt aan het college een verklaring omtrent gedrag (niet ouder dan twee jaar);

    • b.

      de hulpverlener is in staat om de gestelde doelen te kunnen realiseren afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige en eventuele andere ondersteuning van de jeugdige;

    • c.

      de hulpverlener kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en kan aangeven wanneer professionele of specialistische hulp nodig is;

    • d.

      de hulpverlener heeft aangegeven dat de zorg aan de budgethouder voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • e.

      de hulpverlener werkt actief samen met andere hulpverleners wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid of welzijn van de jeugdige.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

HOOFDSTUK 5. HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING, BESTRIJDING MISBRUIK EN TOEZICHT

Artikel 18. Nieuwe feiten en omstandigheden, herzieningen intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet is de jeugdige verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over een individuele voorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb is aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige niet voldoet aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beschikking op grond van het tweede lid, onder a heeft herzien of ingetrokken kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4.

    Het college kan een toezichthouder aanwijzen die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

HOOFDSTUK 6. WAARBORGEN VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT

Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

HOOFDSTUK 7. KLACHTEN EN MEDEZEGGENSCHAP

Artikel 20. Klachtregeling

  • 1.

    Voor de afhandeling van klachten van de jeugdige – of anderen die namens de jeugdige betrokken zijn geweest bij de procedure zoals bedoeld in hoofdstuk 3 – die betrekking hebben op gedragingen jegens de jeugdige van het college of de voor haar werkzame personen bij de afhandeling van aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 3 van deze verordening, hanteert het college de klachtenregeling zoals vastgesteld in de klachtenverordening.

  • 2.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners met een ondersteuningsvraag ten aanzien van geleverde hulp.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder de jeugdige, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 22. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking op overheid.nl. onder gelijktijdige intrekking van de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 29 november 2023

De raadsgriffier,

Dr. J. (Juul) Cornips

De voorzitter,

A.M.J. (Agnes) Schaap