PARKEERVERORDENING 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

PARKEERVERORDENING 2024

De raad van de gemeente Waalwijk:

gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 26 september 2023;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende

PARKEERVERORDENING 2024

AFDELING I: DEFINITIES EN BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag voor een Vergunning indient;

  • b.

    adres: een kadastrale (woon)eenheid zoals geregistreerd in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);

  • c.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • d.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

  • e.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • f.

    bezoekersregeling: een digitale regeling voor bewoners van een adres in een vergunninggebied, waarmee bezoekers van deze bewoners motorvoertuigen kunnen parkeren;

  • g.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • h.

    mantelzorgregeling: een digitale regeling voor bewoners van een adres in een vergunninggebied, waarmee mantelzorgers van deze bewoners motorvoertuigen kunnen parkeren;

  • i.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • j.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons en computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • k.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • l.

    parkeerplaats op eigen terrein: de potentiële mogelijkheid om een motorvoertuig te kunnen parkeren op

    • i.

      (een) parkeerplaats(en) op een terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur of ingebruikgeving en welke juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld is om motorvoertuigen te stallen. Voorbeelden zijn in dit verband een garage, carport, tuin, aangelegde (parkeer)plaats of toerit, of

    • ii.

      (een) parkeerplaats(en) waarover de aanvrager kan beschikken op een terrein of in een garage waar in het kader van de verleende bouw- of omgevingsvergunning is overeengekomen dat deze is (zijn) bedoeld als parkeergelegenheid voor het gebouw waarvoor de bouw- of omgevingsvergunning is verleend.

  • Een Parkeerplaats op eigen terrein dient ten minste 1,80 meter bij 6,00 meter (langsparkeerplaats) dan wel 2,30 meter bij 5,50 meter (haakse parkeerplaats) te zijn, een parkeerplaats in een garagebox dient ten minste 2,65 meter bij 5,50 meter te zijn. Op een parkeerplaats, deel uitmakende van een bouw- of omgevingsvergunning, op een terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken waar in het kader van de verleende bouw‑ of omgevingsvergunning is overeengekomen dat deze is (zijn) bedoeld als parkeergelegenheid voor het gebouw waarvoor de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, zijn de genoemde afmetingen van de parkeerplaats niet van toepassing;

    Een Vergunning kan niet worden verstrekt wanneer het niet kunnen beschikken over een Parkeerplaats op eigen terrein de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs te verwijten is;

  • m.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • n.

    POET-lijst: lijst waarop de adressen staan vermeld die niet in aanmerking komen voor bepaalde parkeerproducten omdat de adressen kunnen beschikken over een of meerdere parkeerplaats(en) op eigen terrein of omdat dit is overeengekomen bij het verlenen van de omgevingsvergunning;

  • o.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • p.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • q.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

AFDELING II: PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, ONTHEFFINGHOUDERS, VERGUNNINGEN, ONTHEFFINGEN, VERGUNNINGBEWIJZEN EN ONTHEFFINGSBEWIJZEN.

Artikel 2

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning en/of ontheffing.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

  • a.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

  • b.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

  • c.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III);

  • d.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die zorg verleent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie IV);

  • e.

    een bewoner die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die bezoek per auto ontvangt (categorie V).

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • b.

    het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • c.

    het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 7

Het college kan een aanvraag voor een vergunning weigeren indien:

  • a.

    de aanvrager de beschikking heeft over een parkeerplaats op eigen terrein of de mogelijkheid heeft daarover te beschikken;

  • b.

    de aanvrager beschikt over een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats

  • c.

    een vergunning van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag is ingetrokken op grond van artikel 6 lid f en/of g;

  • d.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III: REGELS VOOR VERGUNNINGEN

Artikel 8

Een vergunning is niet overdraagbaar en kan niet worden overgeschreven op naam van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon zonder haar geldigheid te verliezen.

Artikel 9

  • 1.

    De aanvrager is verplicht de bij de vergunningaanvraag of als gevolg van een (her)onderzoek gevraagde bescheiden te overleggen.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht om wijzigingen in omstandigheden die relevant worden voor het besluit de vergunning te verlenen terstond te melden aan het college.

  • 3.

    Een vergunninghouder is verantwoordelijk voor het up-to-date houden van de kenmerken van de verleende vergunning(en).

AFDELING IV: BEZOEKERS- EN MANTELZORGREGELING

Artikel 10

  • 1.

    Een bezoekersregeling kan uitsluitend worden gebruikt door een bewoner van een adres gelegen in een vergunninggebied.

  • 2.

    Een bezoekersregeling geldt uitsluitend in het vergunninggebied waarbinnen het adres van de bewoner is gelegen.

  • 3.

    Een bezoekersregeling wordt vormgegeven middels een digitaal urentegoed ter waarde van het daarvoor geldende tarief, vastgelegd als het tarief voor de digitale bezoekersregeling in de Tarieventabel van de vigerende Verordening parkeerbelastingen Waalwijk.

  • 4.

    De houder van de bezoekersregeling dient de kentekens van bezoekers aan- en afmelden bij een centrale computer bij respectievelijk aanvang en einde van het parkeren. De verstreken parkeertijd wordt automatisch in mindering gebracht op het beschikbare urentegoed.

  • 5.

    Het bepaalde in de artikelen 6, 7, 8 en 9 is van overeenkomstige toepassing op de bezoekersregeling.

  • 6.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, aan een bezoekersregeling voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 11

  • 1.

    Een mantelzorgregeling kan uitsluitend worden gebruikt door een bewoner van een adres gelegen in een vergunninggebied die mantelzorg krijgt.

  • 2.

    Een mantelzorgregeling geldt uitsluitend in het vergunninggebied waarbinnen het adres van de bewoner is gelegen.

  • 3.

    Een mantelzorgregeling wordt vormgegeven middels een digitaal urentegoed ter waarde van het daarvoor geldende tarief, vastgelegd als het tarief voor de digitale bezoekersregeling in de Tarieventabel van de vigerende Verordening parkeerbelastingen Waalwijk.

  • 4.

    De houder van de mantelzorgregeling dient de kentekens van bezoekers aan- en afmelden bij een centrale computer bij respectievelijk aanvang en einde van het parkeren. De verstreken parkeertijd wordt automatisch in mindering gebracht op het beschikbare urentegoed.

  • 5.

    Het bepaalde in de artikelen 6, 7, 8 en 9 is van overeenkomstige toepassing op de mantelzorgregeling.

  • 6.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, aan een mantelzorgregeling voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

AFDELING V: VERBODSBEPALINGEN

Artikel 12

Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen op andere wijze of met andere middelen dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

Artikel 13

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 14

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING VI. STRAFBEPALING

Artikel 15

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING VII. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 17

Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening Waalwijk 2024.

Artikel 18

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Waalwijk 2010.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Waalwijk 2010 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 2 november 2023.

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

Jeske Louer, Sacha Ausems