Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2023, PZH-2023-843538909, tot vaststelling van de subsidieregeling waarbij diverse regelingen op het gebied van wonen worden samengebracht (Subsidieregeling wonen Zuid-Holland)

Geldend van 17-06-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 21 november 2023, PZH-2023-843538909, tot vaststelling van de subsidieregeling waarbij diverse regelingen op het gebied van wonen worden samengebracht (Subsidieregeling wonen Zuid-Holland)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat ingezet wordt op de versnelde bouw van woningen met waarborg voor ruimtelijke en sociale kwaliteit;

Overwegende dat behoefte is aan een meer gevarieerd woningaanbod;

Overwegende dat in verband met de gewenste flexibiliteit en snelheid in de uitvoering het wenselijk is om diverse regelingen op het gebied van wonen samen te voegen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling;

Subsidieregeling wonen Zuid-Holland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    3 ha kaart: lijst met buitenstedelijke bouwlocatie groter dan 3 ha als bedoeld in artikel 7.46 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

  • -

    3 hectare locatie: buitenstedelijke bouwlocatie groter dan 3 ha als bedoeld in artikel 7.47 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

  • -

    anterieure overeenkomst: privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en ontwikkelende partij als bedoeld in artikel 13.13 Omgevingswet;

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • -

    bestaand stads- en dorpsgebied: stedelijk gebied als beschreven in Bijlage I behorende bij artikel 1.1. van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • -

    bouwproject: woningbouwproject of project voor het verbouwen van bestaande woningen;

  • -

    centrale inpandige ontmoetingsruimte: verblijfsruimte geschikt en bedoeld voor gezamenlijke activiteiten in een gebouw ten behoeve van de bewoners van twee of meer woningen;

  • -

    collectief wooninitiatief: initiatief van de toekomstige bewoners om te komen tot een collectief woningbouwproject;

  • -

    DAEB de-minimisverordening: Verordening (EU) 2023/2832 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen;

  • -

    DAEB toekomstbestendig bouwen: in artikel 7A.1, eerste lid, aangewezen dienst van algemeen economisch belang;

  • -

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (EU/2023/2831).

  • -

    grondexploitatie: exploitatieplan als bedoeld in Hoofdstuk 12 van de Omgevingswet;

  • -

    hernieuwbare materialen: materiaal afkomstig van levende organismen dat op een menselijke tijdschaal wordt geteeld, natuurlijk wordt aangevuld of natuurlijk wordt gereinigd;

  • -

    houtbouw: bouwmethode waarbij hout wordt gebruikt als primair bouwmateriaal voor de hoofddraagconstructie van gebouwen, structuren en woningen;

  • -

    huurwoning voor middenhuur: huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste de maximale huur van € 1.100,-- (prijspeil 2024);

  • -

    losmaakbaarheidsindex: index die illustreert hoe losmaakbaar een product of element is, met als laagste score 0,10 (niet losmaakbaar) en als hoogste score 1,00 (zeer gemakkelijk losmaakbaar) en waarvan de meetmethode is uitgewerkt in het rapport Circular buildings: Een meetmethodiek voor losmaakbaarheid v2.0;

  • -

    massa percentage van hernieuwbare materialen: herkomst van materialen uitgedrukt in een massapercentage (kg) dat berekend volgens de methodiek vanuit CB’23 (leidraad Meten van Circulariteit);

  • -

    MilieuPrestatie Gebouwen (MPG): maatstaf waarin de milieu-impact gedurende de gehele levenscyclus van het realiseren, onderhouden en slopen van gebouwen wordt uitgedrukt;

  • -

    onzelfstandige woning: woning zonder eigen toegang en waarbij keuken of toilet met de bewoners van andere woningen of kamers wordt gedeeld;

  • -

    regionaal woningbouwprogramma: vigerend door Gedeputeerde Staten vastgesteld regionaal woningbouwprogramma;

  • -

    sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de huurwoning minimaal 25 jaar beschikbaar is als sociale huurwoning en verhuurd wordt via een woonruimteverdeelsysteem;

  • -

    sociale huurwoning voor senioren als bedoeld in Hoofdstuk 3: in afwijking van de begripsbepaling sociale huurwoning betreft dit een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de huurwoning minimaal 25 jaar beschikbaar is als sociale huurwoning;

  • -

    structurele verlaging van het drinkwatergebruik: verlaging van het drinkwatergebruik naar een gemiddeld verbruik van 100 liter drinkwater per persoon per dag;

  • -

    verbouwen: verbouwen als bedoeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • -

    waterbesparende kraan of waterbesparende douchekop: kraan of douchekop waarvan het waterverbruik van respectievelijk de kraan of de douche ten hoogste 7 liter water per minuut bedraagt;

  • -

    waterzuinig toilet: toilet waarbij voor de grote spoeling ten hoogste 4 liter wordt gebruikt en voor de kleine spoeling ten hoogste 2 liter;

  • -

    waterzuinige toiletsysteem: combinatie van toilet en bijbehorende verwerkingssysteem waarbij voor het doorspoelen ten hoogste 1,5 liter water wordt gebruikt per spoeling.

  • -

    woonruimteverdeelsysteem: digitaal systeem waar woningcorporaties via een website huurwoningen aanbieden voor verhuur aan woningzoekenden waarbij regels gelden voor een toewijzing. In dit systeem kunnen tevens particuliere huurwoningen worden aangeboden;

  • -

    woningbouwproject: project voor de bouw van bouwkundig met elkaar verbonden woningen en bouwkundig daarmee verbonden niet-woningbouwdelen;

  • -

    woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet waaronder tevens begrepen de Tak van dienst woonbedrijf Voorne aan Zee;

  • -

    wooncoöperatie: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt om haar leden in staat te stellen zelfstandig te voorzien in het beheer en onderhoud van de door hen bewoonde woongelegenheden en de direct daaraan grenzende omgeving, bedoeld in artikel 18, lid 1 van de Woningwet;

  • -

    zelfstandige woning: woning met eigen toegang en eigen keuken en toilet.

Artikel 1.2 Doelgroep

Tenzij anders bepaald, wordt subsidie uitsluitend verstrekt aan gemeenten in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 1.3 Rangschikking

  • 1. Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2. Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag is aangevuld en gecompleteerd als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld op basis van loting.

Artikel 1.4 Instellen deelplafonds

  • 1. Gedeputeerde staten stellen bij afzonderlijk besluit deelplafonds vast voor de afzonderlijke onderdelen in deze regeling.

  • 2. Indien gedeputeerde staten voor een onderdeel in deze regeling geen deelplafond hebben vastgesteld, bedraagt het deelplafond voor dat onderdeel € 0,--.

Hoofdstuk 2A Knelpuntenpot sociale huur

Artikel 2A.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het financieel tekort blijkens een grondexploitatie of anterieure overeenkomst van een woningbouwproject voor de bouw van zelfstandige of onzelfstandige sociale huurwoningen.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versnelling van de bouw van zelfstandige of onzelfstandige sociale huurwoningen in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2A.2 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2A.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.

Artikel 2A.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2A.1 geweigerd indien:

  • a.

    aan de aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk voor een in hetzelfde kalenderjaar ingediende aanvraag;

  • b.

    aanvrager voor hetzelfde woningbouwproject reeds een aanvraag heeft gedaan op grond van dit hoofdstuk, Hoofdstuk 2B Knelpuntenpot middenhuur of Hoofdstuk 3 Woonvormen senioren;

  • c.

    het woningbouwproject betrekking heeft op de bouw van woningen die tijdelijk worden gerealiseerd.

Artikel 2A.4 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2A.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het financieel tekort op de grondexploitatie of het financieel tekort bij de anterieure overeenkomst doet zich voor bij een woningbouwproject dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit sociale huurwoningen;

    • b.

      de bouw van de eerste sociale huurwoningen van het woningbouwproject kan starten binnen 3 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

    • c.

      het woningbouwproject:

      • i

        past binnen het door gedeputeerde staten aanvaarde regionale woningbouwprogramma; of

      • ii

        wordt gerealiseerd binnen bestaand stads- en dorpsgebied en bestaat voor minimaal 30% uit sociale huurwoningen; of

      • iii

        wordt gerealiseerd op een 3 hectare locatie en bestaat voor minimaal 30% uit sociale huurwoningen;

    • d.

      de te bouwen sociale huurwoningen blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen en worden verhuurd via een woonruimteverdeelsysteem.

  • 2. Het financieel tekort, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voldoet aan de regels van profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid.

Artikel 2A.5 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt € 5.000,-- per te realiseren zelfstandige sociale huurwoning, tot in totaal maximaal het bedrag van het tekort in de grondexploitatie of anterieure overeenkomst bij indiening van de subsidieaanvraag, en nooit meer dan € 500.000,-- per aanvraag.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt € 1.250,-- per te realiseren onzelfstandige sociale huurwoning, tot in totaal maximaal het bedrag van het tekort in de grondexploitatie of anterieure overeenkomst bij indiening van de subsidieaanvraag, en nooit meer dan € 500.000,-- per aanvraag.

  • 3. Indien toepassing van het eerste lid of het tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2A.6 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont in het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Asv aan in hoeverre er is gestart met de in artikel 2A.1 bedoelde te bouwen sociale huurwoningen.

  • 2. Als de beschikking tot subsidieverlening € 125.000,-- of meer bedraagt blijven artikel 23, derde en vierde lid, van de Asv buiten toepassing.

Artikel 2A.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 2A.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de bouw van de eerste te bouwen sociale huurwoningen binnen het woningbouwproject start binnen 3 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

    • b.

      de subsidieontvanger bewerkstelligt dat de te bouwen sociale huurwoningen minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen blijven.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2B Knelpuntenpot middenhuur

Artikel 2B.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het financieel tekort blijkens een grondexploitatie of anterieure overeenkomst van een woningbouwproject voor de bouw van zelfstandige huurwoningen voor middenhuur.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versnelling van de bouw van zelfstandige huurwoningen voor middenhuur in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 2B.2 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2B.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.

Artikel 2B.3 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2B.1 geweigerd indien:

  • a.

    aan de aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk voor een in hetzelfde kalenderjaar ingediende aanvraag;

  • b.

    aanvrager voor hetzelfde woningbouwproject reeds een aanvraag heeft gedaan op grond van dit hoofdstuk, Hoofdstuk 2A Knelpuntenpot sociale huur of Hoofdstuk 3 Woonvormen senioren;

  • c.

    het woningbouwproject betrekking heeft op de bouw van woningen die tijdelijk worden gerealiseerd.

Artikel 2B.4 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2B.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het financieel tekort op de grondexploitatie of het financieel tekort bij de anterieure overeenkomst doet zich voor bij een woningbouwproject dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit huurwoningen voor middenhuur;

    • b.

      de bouw van de huurwoningen voor middenhuur van het woningbouwproject kan starten binnen 3 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

    • c.

      het woningbouwproject:

      • i

        past binnen het door gedeputeerde staten aanvaarde regionale woningbouwprogramma; of

      • ii

        wordt gerealiseerd binnen bestaand stads- en dorpsgebied; of

      • iii

        wordt gerealiseerd op een 3 hectare locatie;

    • d.

      de te bouwen huurwoningen voor middenhuur blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van huurwoningen voor middenhuur.

  • 2. Het financieel tekort, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voldoet aan de regels van profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid.

Artikel 2B.5 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt € 5.000,-- per te realiseren huurwoning voor middenhuur, tot in totaal maximaal het bedrag van het tekort in de grondexploitatie of anterieure overeenkomst bij indiening van de subsidieaanvraag, en nooit meer dan € 250.000,-- per aanvraag.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid of het tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2B.6 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont in het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Asv aan in hoeverre er is gestart met de in artikel 2B.1 bedoelde te bouwen huurwoningen voor middenhuur.

  • 2. Als de beschikking tot subsidieverlening € 125.000,-- of meer bedraagt blijven artikel 23, derde en vierde lid, van de Asv buiten toepassing.

Artikel 2B.7 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 2B.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de bouw van de eerste te bouwen huurwoningen voor middenhuur binnen het woningbouwproject start binnen 3 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

    • b.

      de subsidieontvanger bewerkstelligt dat de te bouwen huurwoningen voor middenhuur minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van huurwoningen voor middenhuur blijven.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 3 Woonvormen senioren

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt ter stimulering van de bouw van zelfstandige koopwoningen en huurwoningen geschikt voor senioren met een centrale ontmoetingsruimte.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versnelling van de bouw van woningen voor senioren in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 3.2 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd indien:

  • a.

    aan de aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk voor een in hetzelfde kalenderjaar ingediende aanvraag;

  • b.

    aanvrager voor hetzelfde woningbouwproject als bedoeld in artikel 3.1, reeds een aanvraag heeft gedaan op grond van dit hoofdstuk, Hoofdstuk 2A Knelpuntenpot sociale huur of Hoofdstuk 2B Knelpuntenpot middenhuur;

  • c.

    het woningbouwproject betrekking heeft op de bouw van woningen die tijdelijk worden gerealiseerd.

Artikel 3.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw van de eerste te bouwen woningen geschikt voor senioren kan starten binnen drie jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b.

    de te bouwen woningen geschikt voor senioren voldoen minimaal aan de vereisten die het kenniscentrum Bouw Advies Toegankelijkheid heeft opgesteld voor woningen waarin de bewoner met een loophulpmiddel (rollator) gebruik kan maken van alle primaire leefruimten;

  • c.

    de te bouwen koopwoningen geschikt voor senioren hebben een vrij op naam prijs van ten hoogste € 255.000,--;

  • d.

    de te bouwen huurwoningen geschikt voor senioren hebben een maximale huurprijs van een huurwoning voor middenhuur;

  • e.

    de te bouwen woningen geschikt voor senioren maken deel uit van één woningbouwproject dat wordt gerealiseerd binnen bestaand stads- en dorpsgebied of op een 3 hectare locatie;

  • f.

    het woningbouwproject bevat een voor de bewoners van de gesubsidieerde woningen toegankelijke centrale inpandige ontmoetingsruimte;

  • g.

    de te bouwen sociale huurwoningen blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen;

  • h.

    de te bouwen huurwoningen voor middenhuur blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van huurwoningen voor middenhuur;

Artikel 3.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt € 5.000,-- per te realiseren gesubsidieerde woning voor senioren tot een maximum van € 250.000,-- per aanvraag.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.5 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1 worden ingediend van 15 februari tot en met 30 november.

Artikel 3.6 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont in het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Asv aan in hoeverre er is gestart met de bouw van de gesubsidieerde woningen.

  • 2. Als de subsidieverleningsbeschikking € 125.000,-- of meer bedraagt blijven artikel 23, derde en vierde lid, van de Asv buiten toepassing.

Artikel 3.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Onverminderd de artikelen 18 en 19 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd dat de bouw van de eerste gesubsidieerde woningen binnen het woningbouwproject start binnen drie jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Vliegende Brigade

Paragraaf 4.1 Algemene bepalingen

Artikel 4.1.1 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen op grond van dit hoofdstuk de kosten voor de inhuur van externe capaciteit en expertise voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.1.2 SiSa-verantwoording

Indien de subsidieontvanger een gemeente is, wordt een subsidie op grond van deze regeling financieel verantwoord met toepassing van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 4.1.3 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 75% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 4.1.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de activiteit is binnen 26 weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening in uitvoering;

  • b.

    de activiteit is binnen twee jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd.

Artikel 4.1.5 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies als bedoeld in respectievelijk de artikelen 4.2.1 en 4.3.1 worden ingediend van 1 januari tot en met 30 november.

Paragraaf 4.2 Versnelling woningbouw

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de tijdelijke inhuur van externe capaciteit en expertise ten behoeve van de woningbouw.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een versnelde bouw van woningen in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4.2.1a Doelgroep

In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan gemeenten in Zuid-Holland en woningcorporaties met woningbezit in Zuid-Holland.

Artikel 4.2.2 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1 geweigerd indien aan de aanvrager reeds vijf keer subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk voor in hetzelfde kalenderjaar ingediende aanvragen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie aan een woningcorporatie geweigerd indien de verstrekking van een subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, eerste lid, niet in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Artikel 4.2.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de tijdelijke inhuur van externe capaciteit en expertise leidt tot aantoonbare versnelling van de woningbouw in een gemeente in Zuid-Holland;

  • b.

    de te bouwen woningen liggen binnen bestaand stads- en dorpsgebied of op een woningbouwlocatie van meer dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied die is opgenomen op de 3 ha kaart of op een woningbouwlocatie die is opgenomen in een door gedeputeerde staten aanvaard of vastgesteld regionaal woningbouwprogramma;

  • c.

    de aanvraag betreft minimaal 25 nieuw te bouwen woningen in Zuid-Holland;

  • d.

    de activiteit kan binnen 26 weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening in uitvoering zijn;

  • e.

    de te bouwen woningen zijn opgenomen in een door Gedeputeerde Staten vastgesteld regionaal woningbouwprogramma.

Artikel 4.2.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,--.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het maximum subsidiebedrag voor de gemeenten Alphen aan den Rijn, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gouda, Katwijk, Lansingerland, Leiden, Maassluis, Nissewaard, Rijswijk, Schiedam, Vlaardingen, Westland, Zoetermeer, Zuidplas en Zwijndrecht € 150.000,--.

  • 3. In afwijking van het eerste lid bedraagt het maximum subsidiebedrag voor de gemeenten Den Haag en Rotterdam € 250.000,--.

  • 4. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

Paragraaf 4.3 Regionale integrale woonzorgvisies

Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de tijdelijke inhuur van externe capaciteit en expertise voor de totstandkoming van een regionale integrale woonzorgvisie.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een integrale woonzorgvisie op het niveau van de woonregio of op het niveau van minimaal drie gemeenten, genoemd in artikel 4.3.3, onderdeel b.

Artikel 4.3.2 Weigeringsgrond

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.3.1 geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op een regionale integrale woonzorgvisie waarvoor reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf;

  • b.

    de aanvraag betrekking heeft op een regionale integrale woonzorgvisie die niet wordt ondersteund door de woonregio;

  • c.

    een aanvraag is ingediend voor een integrale woonzorgvisie op het niveau van de woonregio, bedoeld in artikel 4.3.3, onderdeel b.

Artikel 4.3.3 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de tijdelijke inhuur van externe capaciteit en expertise is gericht op de totstandkoming van een regionale integrale woonzorgvisie;

  • b.

    een regionale integrale woonzorgvisie is gericht op:

    • i

      de regio Rotterdam, bestaande uit de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Voorne aan Zee;

    • ii

      de regio Haaglanden, bestaande uit de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;

    • iii

      de regio Midden-Holland, bestaande uit de gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas;

    • iv

      de regio Holland Rijnland, bestaande uit de gemeenten Alphen aan dan Rijn, Hillegom, Lisse, Teylingen, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude;

    • v

      de regio Alblasserwaard bestaande uit de gemeenten Gorinchem en Molenlanden;

    • vi

      de regio Drechtsteden bestaande uit de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

    • vii

      de gemeente Goeree-Overflakkee;

    • viii

      de gemeente Hoeksche Waard; of

    • ix

      drie of meer gemeenten zoals genoemd in onderdeel i tot en met viii.

  • c.

    in een regionale integrale woonzorgvisie wordt minimaal aandacht besteed aan de regionale analyse en regionale afspraken over de huisvesting van ouderen en alle aanwezige aandachtsgroepen in de betreffende gemeenten. Aandachtsgroepen zijn: statushouders, arbeidsmigranten, dak- en thuisloze mensen, mensen met sociale of medische urgentie, mensen die uitstromen uit een intramurale zorginstelling, uitwonende studenten en woonwagenbewoners;

  • d.

    de activiteit kan binnen 26 weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening in uitvoering zijn.

Artikel 4.3.4 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,--.

Hoofdstuk 5 Openstellingsbesluiten nieuwe onderwerpen

Artikel 5.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de doelen uit het geldende Coalitieakkoord van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 5.2 Openstellingsbesluiten

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen in de vorm van openstellingsbesluiten voor de activiteiten, bedoeld in artikel 5.1.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in de openstellingsbesluiten, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval bepalingen opnemen met betrekking tot:

    • a.

      subsidiabele activiteiten en prestatie;

    • b.

      doelgroep;

    • c.

      subsidievereisten;

    • d.

      aanvraagperiode;

    • e.

      aanvraagvereisten;

    • f.

      deelplafond;

    • g.

      subsidiehoogte;

    • h.

      verdelingswijze;

    • i.

      subsidiabele kosten;

    • j.

      niet-subsidiabele kosten;

    • k.

      weigeringsgronden;

    • l.

      inschakeling van een adviescommissie indien dat nodig wordt geacht voor de beoordeling van de subsidieaanvragen;

    • m.

      verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • n.

      prestatieverantwoording;

    • o.

      bevoorschotting en betaling;

    • p.

      staatssteun.

Hoofdstuk 6 Plankosten collectieve wooninitiatieven

Artikel 6.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het opstellen van een projectplan ten behoeve van een collectief wooninitiatief in de provincie Zuid-Holland.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot inzicht in de haalbaarheid van collectieve wooninitiatieven in de provincie Zuid-Holland.

Artikel 6.2 Doelgroep

In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.1 uitsluitend verstrekt aan verenigingen, wooncoöperaties en stichtingen.

Artikel 6.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidies als bedoeld in artikel 6.1 worden ingediend van 1 januari tot en met 30 november.

Artikel 6.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2 geweigerd indien:

  • a.

    aan de aanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van dit hoofdstuk voor een in hetzelfde kalenderjaar ingediende aanvraag;

  • b.

    het evident is dat de realisatie van het woningbouwproject niet haalbaar is;

  • c.

    het woningbouwproject eerder is gefinancierd of gesubsidieerd door de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 6.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de aanvrager beoogt de belangen van de toekomstige bewoners te behartigen bij de realisatie van een door hen geïnitieerd woningbouwproject;

  • b.

    de te bouwen woningen:

    • 1.

      liggen binnen bestaand stads- en dorpsgebied;

    • 2.

      liggen op een woningbouwlocatie van meer dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied die is opgenomen op de 3 ha kaart, of;

    • 3.

      worden gerealiseerd door transformatie van bestaande bebouwing buiten bestaand stads- en dorpsgebied of de in onderdeel 2 genoemde 3 ha kaart;

  • c.

    het woningbouwproject bestaat uit minimaal vijf nieuwe woningen;

  • d.

    de aanvrager streeft ernaar dat minimaal de helft van de woningen in het plan van het woningbouwproject een koopprijs heeft van maximaal het bedrag om in aanmerking te kunnen komen voor Nationale Hypotheek Garantie (NHG) of een maximale huurprijs hebben van een huurwoning voor middenhuur;

  • e.

    voor het opstellen van het projectplan wordt gebruik gemaakt van een onafhankelijke professionele beroepsmatige begeleider, die niet beoogt zelf bewoner te worden van het woningbouwproject;

  • f.

    de activiteit kan binnen één jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening zijn uitgevoerd.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een onafhankelijke professionele beroepsmatige begeleider in aanmerking.

Artikel 6.7 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt € 15.000,--.

Artikel 6.8 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd met het projectplan als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aan dat de activiteit is verricht.

Artikel 6.9 Verplichting van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd dat de activiteit binnen één jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening is uitgevoerd.

Hoofdstuk 7 Toekomstbestendig bouwen

Paragraaf 7A Toekomstbestendig bouwen

Artikel 7A.1 Dienst van algemeen economisch belang

  • 1. Als dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 3 van de DAEB de-minimisverordening wordt aangewezen het toekomst bestendig bouwen van sociale huurwoningen door woningcorporaties betreffende de activiteiten ten aanzien van drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw als bedoeld in respectievelijk de artikelen 7B.1 en 7C.1 en zoals nader toegelicht in de bijlage.

  • 2. Op de paragrafen 7B en 7C is de DAEB de-minimisverordening onverkort van toepassing.

Paragraaf 7B Drinkwaterbesparing sociale huurwoningen

Artikel 7B.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor het aanschaffen en plaatsen van waterzuinige toiletten of waterzuinige toiletsystemen in bouwprojecten voor in dat project gelegen sociale huurwoningen in de provincie Zuid-Holland.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot structurele verlaging van het drinkwatergebruik.

Artikel 7B.2 Doelgroep

In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan woningcorporaties voor bouwprojecten als bedoeld in artikel 7B.1.

Artikel 7B.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 worden ingediend tot en met 30 november 2024.

Artikel 7B.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 geweigerd indien:

  • a.

    aanvrager voor hetzelfde woningbouwproject een aanvraag heeft gedaan op grond van deze paragraaf;

  • b.

    het bouwproject betrekking heeft op woningen die tijdelijk worden gerealiseerd;

  • c.

    geen ondertekende DAEB de-minimisverklaring is overgelegd.

Artikel 7B.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het betreft een waterzuinig toilet of waterzuinig toiletsysteem;

  • b.

    de bouw of verbouw van het bouwproject, bedoeld in artikel 7B.1 start binnen 2 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

  • c.

    de sociale huurwoningen blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen en worden verhuurd via een woonruimteverdeelsysteem;

  • d.

    de sociale huurwoningen worden volledig voorzien van waterbesparende kranen en waterbesparende douchekoppen.

Artikel 7B.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de meerkosten voor de aanschaf en het plaatsen van:

  • a.

    een waterzuinig toilet voor ten hoogste € 300,--; of

  • b.

    een toilet als onderdeel van een waterzuinig toiletsysteem waarbij voor het eerste toilet ten hoogste € 1.600,-- voor subsidie in aanmerking komt en voor de daaropvolgende toiletten in dezelfde woning € 800, -- voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 7B.7 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste € 100.000,-- per bouwproject als bedoeld in artikel 7B.1.

  • 2. Voor een bouwproject geldt dat indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 15.000,-- de subsidie niet wordt verstrekt.

Artikel 7B.8 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 7B.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de bouw of verbouw van de eerste sociale huurwoningen van het bouwproject start binnen 2 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      de te bouwen of te verbouwen sociale huurwoningen van het bouwproject blijven minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen;

    • c.

      de huurder wordt geïnformeerd over de genomen waterbesparende maatregelen en het belang van drinkwaterbesparing.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.

Artikel 7B.10 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag waaronder de technische specificaties, aantal geplaatste waterzuinige toiletten of toiletsystemen, de beoogde besparing van het waterverbruik, de financiële verantwoording van de gesubsidieerde kosten en de wijze waarop de huurder wordt geïnformeerd.

Paragraaf 7C Opschalen houtbouw sociale huurwoningen

Artikel 7C.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor houtbouw in woningbouwprojecten gelegen in Zuid-Holland voor sociale huurwoningen.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betaalbare en toekomstbestendige woningbouw.

Artikel 7C.2 Doelgroep

In afwijking van artikel 1.2 wordt subsidie op grond van deze paragraaf uitsluitend verstrekt aan woningcorporaties voor woningbouwprojecten als bedoeld in artikel 7C.1, eerste lid.

Artikel 7C.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7C.1 worden ingediend tot en met 30 november 2024.

Artikel 7C.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 7C.1 geweigerd indien:

  • a.

    aanvrager voor hetzelfde woningbouwproject een aanvraag heeft gedaan op grond van deze paragraaf;

  • b.

    het woningbouwproject betrekking heeft op de bouw van sociale huurwoningen die tijdelijk worden gerealiseerd;

  • c.

    geen ondertekende DAEB de-minimisverklaring is overgelegd.

Artikel 7C.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7B.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het woningbouwproject:

    • 1°.

      betreft de bouw van sociale huurwoningen;

    • 2°.

      heeft drie of meer bouwlagen;

    • 3°.

      omvat vijftien of meer sociale huurwoningen; en

    • 4°.

      kan binnen 2 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening starten, maar start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    het massa percentage van hernieuwbare materialen gebruikt in het woningbouwproject bestaat uit meer dan 30% hernieuwbare materialen, inclusief de fundering;

  • c.

    het gebouw heeft een losmaakbaarheidsindex van meer dan 50%.

Artikel 7C.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de meerkosten voor het gebruik van houtbouw in het woningbouwproject voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7C.7 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt € 5.000,-- per te realiseren sociale huurwoning, en bedraagt nooit meer dan € 150.000,-- per aanvraag.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 75.000,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 7C.8 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Het voorschot voor subsidies bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2. Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 7C.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    • a.

      de bouw van het bouwproject, bedoeld in artikel 7C.1 start binnen 2 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, maar start niet eerder dan 13 weken na het indienen van de subsidieaanvraag;

    • b.

      de subsidieontvanger bewerkstelligt dat de te bouwen sociale huurwoningen minimaal 25 jaar na realisatie in het huursegment van sociale huurwoningen blijven.

    • c.

      de huurder wordt geïnformeerd over de genomen houtbouw maatregelen en het belang van houtbouw om te komen tot toekomstbestendige woningbouw.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen na de subsidieverlening, op verzoek van de subsidieontvanger, de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde termijn met maximaal 1 jaar verlengen indien zwaarwegende omstandigheden, waaronder in ieder geval begrepen vertraging door bezwaar- en (hoger) beroepsprocedures, daartoe aanleiding geven.

Artikel 7C.10 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag met de financiële verantwoording van de gesubsidieerde kosten waarin opgenomen:

  • a.

    de gerealiseerde MilieuPrestatiegebouw score van het bouwproject;

  • b.

    de gerealiseerde losmaakbaarheidsindex van het bouwproject;

  • c.

    het gerealiseerde percentage hernieuwbare materialen in het bouwproject.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1

De subsidieregelingen Subsidieregeling knelpuntenpot sociale huur en middenhuur Zuid-Holland, de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland, de Subsidieregeling Woonvormen senioren Zuid-Holland en de Subsidieregeling plankosten collectieve wooninitiatieven Zuid-Holland worden ingetrokken.

Artikel 8.2

De subsidieregelingen Subsidieregeling knelpuntenpot sociale huur en middenhuur Zuid-Holland, de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland, de Subsidieregeling Woonvormen senioren Zuid-Holland en de Subsidieregeling plankosten collectieve wooninitiatieven Zuid-Holland zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van deze regeling, blijven van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.

Artikel 8.3

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 8.4

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling wonen Zuid-Holland.

Ondertekening

Den Haag, 21 november 2023,

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

plv. voorzitter,

M.E. van Leeuwen

Bijlage behorende bij het eerste lid van artikel 7A.1 van de Subsidieregeling wonen

Toelichting op het aanwijzen van het toekomstbestendig bouwen van sociale huurwoningen door woningcorporaties ten aanzien van drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw als dienst van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 3 van de DAEB de-minimisverordening.

Dienst van algemeen economisch belang

Overheden kunnen een onderneming met een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) belasten, als de markt deze dienst onvoldoende oppakt of als deze niet tegen maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden wordt verricht. Hiervoor kan de overheid deze onderneming onder voorwaarden financieel compenseren.

De verhuur van sociale huurwoningen is door de Nederlandse overheid aangemerkt als een publieke taak en aan woningcorporaties opgedragen als een DAEB. De afbakening van de DAEB voor de Nederlandse sociale huursector is vastgelegd in een besluit van de Europese Commissie van 15 december 2009 (EC-besluit) betreffende bestaande steun voor woningcorporaties.

Na het besluit uit december 2009 hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan op het terrein van duurzame (sociale) woningbouw. De onderhavige ‘duurzame’ DAEB-activiteiten vormen dan ook geen onderdeel van de in het EC-besluit en in de Woningwet opgenomen activiteiten. Ook maken deze geen onderdeel uit van een andere bestaande DAEB op basis van het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012.

Uit onderstaande blijkt ook, dat woningcorporaties dergelijke milieu- en verduurzamingsmaatregelen niet oppakken binnen het (huidige) EC-besluit van 2009.

Gezien de beperkte inhoud (specifieke activiteiten) en de duur van deze DAEB verdient het de voorkeur deze activiteiten overeenkomstig de DAEB de-minimisvoorwaarden te compenseren. De toepasselijke voorwaarden zijn opgenomen in de Subsidieregeling wonen Zuid-Holland.

Hierna wordt toegelicht waarom drinkwaterbesparing en opschaling houtbouw, opgenomen in respectievelijk paragraaf 7B en 7C, als activiteiten onder de DAEB de-minimisverordening worden aangewezen.

Drinkwaterbesparing

Drinkwaterbesparing is opgenomen in paragraaf 7B

Milieu en duurzaamheid 

Door bevolkingstoename en toenemende vraag vanuit bedrijven en landbouw, stijgt de vraag naar drinkwater. Huishoudens gebruiken ca. ¾ van de totale hoeveelheid drinkwater in Nederland. De productie van drinkwater heeft te kampen met toenemende kans op droogte, hitte, grondwaterdaling, vervuiling van waterbronnen en lage rivierafvoeren. De kans op tijdelijke tekorten aan drinkwater neemt daardoor toe. In het volle Nederland is het vergroten van de productiecapaciteit, onder andere door nieuwe waterwingebieden in te richten, niet eenvoudig. Deze trajecten duren lang en zijn complex. Om de drinkwatervoorraden op peil te houden, ook in de toekomst, is het van cruciaal belang nieuw te realiseren woningen uit te rusten met drinkwaterbesparende maatregelen en zo het drinkwaterverbruik terug te brengen.  Zuiniger omgaan met drinkwater helpt om de kans op tekort te verkleinen en geeft meer tijd om nieuwe oplossingen te bedenken.

afbeelding binnen de regeling

Bron: https://www.drinkwaterplatform.nl/themas/waterbesparing/cijfers-waterverbruik

In de Kamerbrief ‘Water en Bodem sturend’ is de ambitie geformuleerd om toe te werken naar een drinkwatergebruik van 100 liter per hoofd van de bevolking per dag in 2035 en het laagwaardig gebruik van drinkwater te beperken. Voor grootverbruikers gaat het om een reductie van 20% van het drinkwaterverbruik. Daartoe wordt gezamenlijk gewerkt aan een nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing, dat eind 2024 moet worden besproken in het Bestuurlijk Overleg Water. Momenteel wordt in samenwerking met onder andere de provincies en drinkwaterbedrijven aan het Plan van Aanpak gewerkt. 1

Het huidige gemiddelde verbruik van consumenten in de afgelopen jaren schommelt tussen de 125 tot 135 liter per persoon per dag.2 Voor consumenten wordt daarom gestreefd naar een reductie in het verbruik tot ca. 100 liter per persoon per dag. Van het drinkwaterverbruik op woningniveau wordt voor 41% gebruikt voor douche, 29% voor toiletspoeling en 12% voor de wasmachine. Vanuit het Rijk wordt eerst nog nader onderzoek gedaan.3 Maatregelen om het drinkwaterverbruik te verlagen zijn daarom vooralsnog niet afdwingbaar.   

Besparing op drinkwaterverbruik voor toiletspoeling is effectief en mogelijk op basis van bewezen techniek. De huidige toiletten met spoelonderbreking gebruiken 6/3 liter water per spoeling. Er zijn al geruime tijd toiletsystemen op de markt die leiden tot een verder besparing: waterzuinige toiletten gebruiken 4/2 liter per spoelbeurt en vacuüm-toiletsystemen gebruiken zelfs maar 1,5 liter water per spoeling. Gemiddeld wordt er per persoon 6-7 keer per dag doorgetrokken. Dit leidt al gauw tot een besparing van 7 tot 20 liter per persoon per dag. Zuinigere toiletten dragen dus flink bij aan de gewenste reductie naar gemiddeld 100 liter per persoon per dag. Wel zijn deze maatregelen nog een duurder dan conventionele toiletten.

Waarom pakt de markt het nog niet op? 

Het rijk verkent momenteel de mogelijkheden voor drinkwaterbesparing.4 Maatregelen om het drinkwaterverbruik te verlagen zijn daarom vooralsnog niet afdwingbaar. De lage prijs van het drinkwater maakt het voor woningcorporaties niet rendabel om maatregelen te nemen die extra geld kosten. De meerkosten zijn substantieel (€ 300,-- voor een waterzuinig toilet en € 1.500,-- tot € 1.700,-- voor een vacuüm-toiletsysteem) en de terugverdientijd is lang. De besparing komt bij de huishoudens terecht en niet bij de corporatie. Ook zijn installateurs niet of beperkt bekend met het systeem en vertalen de risico's naar een hogere prijs. Drinkwaterbesparing heeft daarom momenteel geen prioriteiten voor woningbouwcorporaties.

Wat is het doel?

Door de extra investeringskosten te subsidiëren, kunnen woningbouwcorporaties een leidende rol spelen in drinkwaterbesparing. Naast een lager verbruik van drinkwater, leidt dit ook tot een lagere waterrekeningen voor huurders. Door de toepassing van waterbesparende toiletten wordt de bekendheid van woningcorporaties en installateurs met de systemen vergroot en zullen naar verwachting de kosten dalen. Door dit vliegwieleffect wordt meer drinkwaterbesparing bereikt. Bij woningcorporaties ligt een groot deel van de bouwopgave. Drinkwaterbesparende maatregelen voor bezit van woningbouwcorporaties zijn mede een goede keuze, omdat huurders niet zelf hun sanitair veranderen en de toegepaste maatregelen daarom een lange ingebruikname hebben.

Opschalen houtbouw

Opschalen houtbouw is opgenomen in paragraaf 7C

Milieu en duurzaamheid 

De provincie Zuid-Holland heeft zich gecommitteerd aan zowel het Grondstoffenakkoord als het Klimaatakkoord. In beiden speelt de gebouwde omgeving een belangrijke rol in het terugdringen van CO2-emissies. Een belangrijk onderdeel van het klimaatakkoord van Parijs is het Paris Proof bouwen. In Nederland is de gebouwde omgeving verantwoordelijk voor bijna een derde van de CO2-emissies. Eén van de manieren om Paris Proof te bouwen is met duurzaam materiaalgebruik, bijvoorbeeld met biobased materialen zoals hout of vlas. Uit het onderzoek ‘Woningbouw binnen planetaire grenzen’ blijkt dat in het ‘business-as-usual scenario’ er veelal gebouwd wordt met traditionele materialen met een hoge ‘koolstof-voetafdruk’ en de doelstellingen uit het Klimaatakkoord hierdoor ver weg zijn. Het bouwen met biobased materialen – met name houtbouw – is één van de meest impactvolle strategieën om hier invulling aan te geven. Woningbouwcorporaties stappen nog niet massaal in op houtbouw voor de nieuwbouw van hun sociale huurwoningen, terwijl juist het bouwen in hout op termijn voordelen zal bieden in het kader van duurzaamheid. Houtbouw kent tal van voordelen, zoals reductie van CO2-uitstoot en CO2-opslag. Daarnaast draagt houtbouw bij aan energie-efficiëntie, het is bijvoorbeeld zeer geschikt om ‘passief’ te bouwen en daarmee te komen tot extreem laag energieverbruik. En hout zorgt voor een gezondere binnenluchtkwaliteit. Daarmee resulteert het in duurzamere en gezondere gebouwen voor de toekomst.

Waarom pakt de markt het nog niet op?

Houtbouw is een (relatief) nieuw thema. In heel Nederland wordt maar 2% van de bouwproductie in hout uitgevoerd.5 De keten is in vergelijking met beton en staal nog niet geoptimaliseerd en de kennis bij opdrachtgevers, architecten en bouwers is nog niet altijd aanwezig. Hierdoor is het bouwen in hout nu nog zo'n circa 5 à 10% duurder dan het bouwen in beton.6 Deze kosten zijn in de vrije sector eenvoudiger door te berekenen aan de klant. Voor woningbouwcorporaties, die met name woningen realiseren in de sociale huursector met een maximale huurprijs, is dat niet zo en kan het bouwen in hout een belemmering vormen door de beperkte budgetten waar zij over beschikken. Ondanks de lange-termijn voordelen van houtbouw op het gebied van duurzaamheid en milieueffecten. Hoewel houtbouw steeds populairder wordt, wordt er om deze reden nog niet op grote schaal in hout gebouwd. Dit terwijl de woningbouwopgave in Zuid-Holland grotendeels ingevuld wordt door woningbouwcorporaties.

Wat is het doel?

Het opschalen van het bouwen in hout. Ondanks de uitdagingen is de interesse in houtbouw groeiende, vooral vanwege de voordelen op het gebied van duurzaamheid, zoals lagere koolstofuitstoot en het gebruik van hernieuwbare materialen. Met de juiste investeringen nu kunnen woningbouwcorporaties meer houtbouwprojecten realiseren wat eraan bijdraagt dat dit in de toekomst gemeengoed wordt. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar het opschalen van de houtbouwsector waarbij een groter aanbod en een grotere bekendheid met houtbouw een positief effect gaat hebben op de bouwkosten.   

    


Noot
1

Het Nationaal Plan van Aanpak Drinkwaterbesparing, is nog in concept en moet nog worden vastgesteld.

Noot
3

Beleidsreactie Rapport 'Hemelwater- en grijswatergebruik in het gebouw. Mogelijke verplichting in Bbl'.pdf