Verordening commissie bezwaarschriften

Geldend van 08-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening commissie bezwaarschriften

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr.

25303-2023:461119;

gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening commissie bezwaarschriften

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

  • b.

    commissie: vaste adviescommissie voor de bezwaarschriften.

  • c.

    bestuursorgaan: burgemeester, college, gemeenteraad.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten:

    • a.

      op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

    • b.

      inzake de invordering van gemeentelijke belastingen of de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3. De commissie adviseert bij de bezwaarschriften waarin zij bevoegd is ook over de verzoeken om kostenvergoeding als bedoeld in artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan het college categorieën van besluiten aanwijzen waarvoor de commissie niet bevoegd is.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.

  • 2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. Het college kan plaatsvervangende leden benoemen.

  • 4. Het college kan een plaatsvervangend voorzitter benoemen.

  • 5. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Artikel 4. Secretaris

  • 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar.

  • 2. Het college kan een tweede secretaris aanwijzen en/of één of meer plaatsvervangers.

  • 3. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris regelen onderling hun vervanging.

  • 4. De (plaatsvervangend) secretaris regelt de vervanging van de (plaatsvervangend) voorzitter en de leden bij verhindering.

Artikel 5. Zittingsduur

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Zij kunnen door het college daarna nog één keer worden herbenoemd voor de duur van een gelijke periode.

  • 2. Van de tweede zinsnede in het eerste lid kan voor de (plaatsvervangend) leden en de (plaatsvervangend) voorzitter die voor 1 januari 2023 al een keer eerder door het college zijn benoemd worden afgeweken. Daar wordt in overleg een einddatum mee afgesproken. Deze einddatum ligt niet verder in de toekomst dan maximaal 8 jaar vanaf 1 januari 2023.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de secretaris.

  • 4. De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien of komen in samenspraak met de secretaris tot een einddatum van hun functie.

Artikel 6. Onvrijwillig ontslag

Het college ontslaat de leden van de commissie die door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengen in het in hen gestelde vertrouwen.

Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden

De bevoegdheden in de hierna genoemde artikelen van de Awb worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:

  • a.

    artikel 2:1 tweede lid;

  • b.

    artikel 6:17, voor zover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling van het bezwaarschrift door de commissie;

  • c.

    artikel 7:4 tweede lid;

  • d.

    artikel 7:6 vierde lid.

Artikel 8. Informele behandeling

  • 1. Het verwerend orgaan onderzoekt of een bezwaarschrift zich leent voor een informele behandeling.

  • 2. Het verwerend orgaan stelt de commissie bij het toezenden van de stukken op de hoogte van de uitkomst van de informele behandeling van een bezwaarschrift.

Artikel 9. Vooronderzoek

  • 1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en zo nodig uitnodigen om op de hoorzitting te verschijnen. Als daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf een machtiging van het college vereist.

Artikel 10. Hoorzitting

  • 1. De secretaris van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2. De voorzitter beslist over toepassing van artikel 7:3 van de Awb.

  • 3. Als de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbende en het verwerend orgaan.

Artikel 11. Uitnodiging zitting

  • 1. De voorzitter nodigt de belanghebbende en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.

  • 2. Binnen drie dagen na de verzending van de uitnodiging kunnen belanghebbende(n) of het verwerend orgaan zonder opgave van redenen vragen om het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan medegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die in dit artikel genoemd zijn.

Artikel 12. Quorum

Voor het houden van een hoorzitting is vereist dat tenminste de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en één (plaatsvervangend) lid aanwezig is.

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling

De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 14. Openbaarheid zitting

  • 1. De zitting van de commissie is openbaar, tenzij de commissie hoort over bezwaarschriften tegen individuele voorzieningen van bezwaarmakers.

  • 2. De commissie houdt de hoorzitting besloten als de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of als een belanghebbende hierom vraagt.

  • 3. Verder houdt de commissie de hoorzitting besloten als er gewichtige redenen zijn die zich tegen de openbaarheid van de hoorzitting verzetten.

Artikel 15. Verslaglegging

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb bestaat uit een digitale geluidsopname van de hoorzitting.

  • 2. De secretaris maakt een schriftelijk verslag van het besprokene:

    • a.

      wanneer een belanghebbende of diens gemachtigde geen toestemming heeft gegeven voor het maken van een geluidsopname;

    • b.

      wanneer een belanghebbende of diens gemachtigde daar om verzoekt;

    • c.

      wanneer een gerechtelijke instantie daar om verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure, of

    • d.

      wanneer het verwerend orgaan dit nodig acht voor zijn besluitvorming.

  • 3. Een geluidsopname wordt op verzoek aan belanghebbende(n), diens gemachtigde of het bestuursorgaan ter beschikking gesteld. Als er sprake is van omstandigheden die daartoe aanleiding geven kan de voorzitter toezending weigeren. In dat geval wordt een schriftelijk verslag opgesteld en verstrekt.

  • 4. Het schriftelijk verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 5. Het schriftelijk verslag is een zakelijke weergave van wat er over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 6. Als de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of als belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars aanwezigheid zijn gehoord, dan wordt dit in het schriftelijk verslag genoemd.

  • 7. Het schriftelijk verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde stukken, die aan het schriftelijk verslag worden gehecht.

  • 8. Het schriftelijk verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 16. Nader onderzoek

  • 1. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden een nader onderzoek houden als na afloop van de zitting, maar voor het opstellen van het advies, dit wenselijk blijkt te zijn.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. Het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek.

  • 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Raadkamer en advies

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.

  • 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 18. Uitbrengen advies

De commissie brengt het advies en eventueel door haar ontvangen nadere informatie uit aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift moet beslissen. De commissie zendt een afschrift van het advies naar de belanghebbenden.

Artikel 19. Jaarverslag

De commissie brengt aan de bestuursorganen van de gemeente verslag uit van haar werkzaamheden.

Artikel 20. Vergoeding voor werkzaamheden

  • 1. De (plaatsvervangend) leden van de commissie bezwaarschriften ontvangen per avond waarin één of meer hoorzittingen worden gehouden een vergoeding. De vergoeding bedraagt 230 % van de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak maakt.

  • 2. De (plaatsvervangend) voorzitter van de commissie bezwaarschriften ontvangt per avond waarin één of meer hoorzittingen worden gehouden een vergoeding. De vergoeding bedraagt 275 % van de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak maakt.

  • 3. De voorzitter en de leden ontvangen voor bijeenkomsten/vergaderingen waarbij zij vanuit hun deskundigheid aanwezig zijn en die geen hoorzitting(en) zijn een vergoeding van € 175,00.

  • 4. De bedragen in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel zijn niet bedoeld voor gemaakte reiskosten ingevolge artikel 96 lid 1 onder b van de Gemeentewet. Daarvoor ontvangen de commissieleden, per kilometer afstand tussen hun adres en de plaats waar de hoorzitting/vergadering is, het bedrag van 0,37 cent per kilometer. De afstand wordt berekend op basis van de snelste route volgens de ANWB-routeplanner.

  • 5. Het gestelde in lid 3 geldt ook op het moment dat een commissielid uit hoofde van zijn functie als voorzitter of lid van de commissie om andere redenen reiskosten moet maken.

  • 6. De in deze verordening bedoelde vergoedingen worden aan de rechthebbenden achteraf uitbetaald, in beginsel binnen een kalendermaand na de avond dat er hoorzittingen zijn gehouden

Artikel 21. Intrekking oude regeling

De Verordening commissie bezwaarschriften, vastgesteld door het college op 1 september 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 20-04-2023.

De gemeenteraad van Borger-Odoorn,

de plaatsvervangend griffier,

I. Oosting

de voorzitter,

mr. J. Seton

Artikelsgewijze toelichting

In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenende bevoegdheid heeft. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot het instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen één en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel zijn slechts die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen. Zo ontbreekt er een omschrijving van het begrip ‘bestuursorgaan’ hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt in de verordening aangeduid als 'verwerend orgaan'. Dit kan de gemeenteraad betreffen, het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.

Artikel 2. Inleidende bepaling commissie

De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.

In het tweede lid is de mogelijkheid voor het college opgenomen (zoals ook reeds in de voorgaande verordening was opgenomen) om categorieën van besluiten aan te wijzen waarvoor de commissie niet bevoegd is. Dit betreft een facultatieve bepaling. Zo is er de mogelijkheid om te kiezen voor een systeem waarbij de commissie adviseert over de ingewikkelder bezwaarschriften, terwijl de eenvoudige ambtelijk worden afgehandeld. Daarnaast kan van deze mogelijkheid gebruik worden gemaakt voor bezwaarschriften die betrekking hebben op een zo specifieke materie of voor onderwerpen waarover zulke grote aantallen bezwaarschriften te verwachten zijn dat het wenselijk is daarvoor een andere methodiek van horen en adviseren te hanteren. Hierbij kan gedacht worden aan belastingzaken en WOZ-zaken. De Algemene wet inzake rijksbelastingen en de WOZ bevatten afwijkende of aanvullende bepalingen over beslistermijnen, het horen en de geheimhouding. In verband hiermee hebben is ervoor gekozen ze in elk geval uit te zonderen. Daarnaast zijn ook de bezwaarzaken uitgezonderd die gaan over de invordering van belastingzaken en WOZ-zaken.

Als er door een belanghebbende een verzoek om vergoeding van de kosten is gedaan adviseert de commissie in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en de hoogte van dit bedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Artikel 3. Samenstelling van de commissie

Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. De wettelijke eisen zijn verwoord in dit artikel van de verordening. In de verordening is bepaalt dat, naast de voorzitter, de leden van de commissie ook niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.

Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het college om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken zijn geweest en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het college om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.

Artikel 4. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over één of meer secretarissen en/of een plaatsvervangend secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.

Artikel 5. Zittingsduur

De benoeming gebeurt voor een periode van vier jaar waarbij in de verordening een verlengingsmogelijkheid is opgenomen. Voor de zittingsduur van vier jaar is gekozen omdat dit door diverse gemeenten in hun verordening wordt gebruikt. Hier kan ook een andere termijn worden bepaald. Dit geldt ook voor de mogelijkheid tot herbenoeming. De leden en de voorzitter(s) kunnen één keer worden herbenoemd voor een gelijke periode. In het tweede lid is een uitzonderingsbepaling opgenomen voor de (plaatsvervangend) voorzitter en de (plaatsvervangend leden) die voor 1 januari 2023 al een keer waren benoemd. Met hun wordt in overleg een einddatum afgesproken. Bij het afspreken van de einddatum in overleg kan ook de continuïteit van de commissie worden gewaarborgd. Wel is opgenomen dat de einddatum niet verder in de toekomst mag liggen dan maximaal acht jaar vanaf 1 januari 2023.

Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van het ontslag in het tweede lid bepalen bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 6. Onvrijwillig ontslag

De commissie heeft als adviseur in zekere mate een onafhankelijke rol ten opzichte van het college en daarom dient aan de commissie ruimte te worden gelaten om op verantwoorde wijze invulling aan haar onderzoeksbevoegdheden te geven. Het college mag daarom niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen. Tegelijkertijd is de commissie een adviserend orgaan en ligt de eindverantwoordelijkheid voor de beslissing op het bezwaar bij het bestuursorgaan. Het feit dat de commissieleden voor een periode van vier jaar worden benoemd doet hier niet ter zake. Als sprake is van een vertrouwensbreuk is ontslag mogelijk.

Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden

Enkele bevoegdheden die direct verband houden met de behandeling door de commissie zijn bij de voorzitter gelegd:

Artikel 2:1 tweede lid

Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

Artikel 6:17

Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter. Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit. Artikel 7:4, vierde lid van de Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende.

Artikel 7:4 tweede lid

Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging. Stukken toezenden hoeft niet, maar in de praktijk gebeurt dit bij het toesturen van de uitnodiging.

Artikel 7:6 vierde lid

In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.

Artikel 8. Informele behandeling

In de gemeente Borger-Odoorn is het gebruikelijk dat het verwerend orgaan start met een informele behandeling van het bezwaarschrift. Dit houdt in dat voordat een zaak wordt aangemeld bij de bezwarencommissie, het verwerend orgaan eerst in gesprek gaat met de belanghebbende en/of diens gemachtigde.

In het tweede lid is opgenomen dat de commissie op de hoogte wordt gesteld van de informele fase. In de praktijk gebeurt dit doordat bij het sturen van de stukken aan de het secretariaat van de bezwaarcommissie door het verwerend orgaan ook het gespreksverslag en eventuele andere stukken van de informele fase aan het dossier worden toegevoegd.

Artikel 9. Vooronderzoek

De voorzitter van de commissie dient er voor te zorgen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.

Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat het college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in onderhavige bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.

In dit verband verdient ook artikel 3:7 van de Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.

Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.

Artikel 10. Hoorzitting

Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan in de gelegenheid gesteld om zich te laten horen. Door de inbreng van zowel de belanghebbenden als het bestuursorgaan ontstaat voor de commissie een volledig beeld van het geschil en kan de commissie tot een goede afweging komen.

In het tweede lid is opgenomen dat de bevoegdheid om van het horen af te zien wordt toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.

Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 van de Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.

Artikel 11. Uitnodiging zitting

Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.

Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 van de Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 van de Awb (zie hierna).

Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. In verband met de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de beslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen.

De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.

Artikel 12. Quorum

Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de (plaatsvervangend) voorzitter en één (plaatsvervangend) lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie is gedaan.

Artikel 13. Niet-deelneming aan de behandeling

Eén van de belangrijkste beginselen van behoorlijk bestuur is dat een bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid (artikel 2:4 Awb). Dat beginsel werkt ook door naar de leden van de commissie bezwaarschriften.

Artikel 14. Openbaarheid zitting

Ingevolge artikel 7:5, tweede lid van de Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid van de Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.

In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk als zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Daarnaast is op voorhand een uitzonderingsbepaling opgenomen voor zaken die gaan over individuele voorzieningen van bezwaarmakers. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan bezwaarzaken die gaan over de Participatiewet, Jeugdwet en voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 17 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.

Artikel 15. Verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De eerste bepalingen van dit artikel wijzigt de verslaglegging van de hoorzitting van een standaard schriftelijk verslag in een digitale geluidsopname, waarbij alleen nog als het nodig is een schriftelijk verslag wordt gemaakt.

In het tweede lid van deze bepaling is vastgelegd dat op basis van de geluidsopname (indien aanwezig) een schriftelijk wordt verslag gemaakt, in het geval een belanghebbende of diens gemachtigde geen toestemming geeft voor het maken van een geluidsopname, op verzoek van een belanghebbende, in het geval van een beroepsprocedure de rechtbank daarom verzoekt of als het bestuursorgaan dit nodig acht voor zijn besluitvorming. Tijdens de hoorzitting dienen de belanghebbenden en hun gemachtigden van het maken van de geluidsopname op de hoogte te worden gesteld, zodat zij de gelegenheid hebben toestemming daaraan te onthouden.

Het derde lid ziet op toezending van de geluidsopname van de hoorzitting aan belanghebbenden dan wel het weigeren daarvan. De commissie kan besluiten dat er omstandigheden zijn op grond waarvan toezending van de geluidsopname wordt geweigerd, bijvoorbeeld als er op de hoorzitting gevoelige persoonsgegevens (zoals medische informatie) zijn besproken of de hoorzitting in een vijandige sfeer (met bijbehorend taalgebruik) heeft plaatsgevonden. Als de geluidsopname niet wordt verstrekt dient een (zakelijk) schriftelijk verslag te worden toegezonden.

De eisen waaraan een schriftelijk verslag moet voldoen zijn niet gewijzigd maar zijn, vanwege het invoegen van het maken van digitale opnamen, opnieuw genummerd in andere leden van dit artikel.

Artikel 16. Nader onderzoek

Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren.

Artikel 17. Raadkamer en advies

De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats. Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie. De advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb.

Artikel 18. Uitbrengen advies

Hier vindt een wijziging plaats vanwege de wijziging van de verslaglegging van de hoorzitting. Zie daarvoor (de toelichting bij) artikel 14. Als er een schriftelijke verslag wordt opgesteld volgt uit artikel 7:13, zesde lid van de Awb dat het eventuele schriftelijke verslag van de hoorzitting deel uitmaakt van het advies van de commissie.

Artikel 19. Jaarverslag

De bezwaarschriftencommissie doet verslag aan de raad, het college en de burgermeester over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.).

In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Artikel 20. Vergoeding voor werkzaamheden

Op 1 januari 2019 is het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (Rechtspositiebesluit 2019) en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers in werking getreden. Op grond van artikel 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit kan de raad bij verordening een hogere vergoeding toekennen aan commissieleden, zoals leden van de commissie bezwaarschriften, vanwege hun bijzondere, beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied en zwaarte van de taakomvang.

Voor de werkzaamheden van de commissie bezwaarschriften wordt een hogere vergoeding uitgekeerd vanwege de vereiste specifieke deskundigheid en zwaarte van de taakomvang. De leden van de bezwarencommissie moeten zich goed voorbereiden (bestuderen van alle feiten en rechtsgronden) op een hoorzitting van de commissie.

De hoogte van de vergoeding is gekoppeld aan het inwoneraantal dat is opgenomen in artikel 3.4.1 van de Rechtspositieregeling en bedraagt het percentage dat in deze verordening is openomen. Uit praktische overwegingen worden de bedragen afgerond.

Artikel 21. Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 22. Inwerkingtreding

In artikel 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad).

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften.