Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Huizen 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Huizen 2024

De raad van de gemeente Huizen;

in vergadering bijeen op 9 november 2023,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 september 2023;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Gemeente Huizen 2024

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie:

  • Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    College:

  • Het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Beheer van vermogenswaarden:

  • Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Huizen.

  • d.

    Overheidsbedrijf:

  • Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • e.

    Rechtmatigheid:

  • Het handelen in overeenstemming met wet- en regelgeving, waaronder begrepen zijn de gemeentelijke verordeningen, raads- en collegebesluiten.

  • f.

    Rechtmatigheidsverantwoording:

  • De rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de door het college aan de programma’s toegewezen taakvelden vast. De indeling kan alleen om dringende redenen leiden tot tussentijdse wijzigingen; dit wordt dan bij de begroting expliciet gemeld.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma vast:

    • de beoogde maatschappelijke effecten (outcome);

    • wat willen we bereiken?;

    • de te leveren goederen en diensten (output);

    • wat gaan we daarvoor doen?;

    • de lasten (input): wat mag het de kosten?;

    • de baten: wat zijn de revenuen?;

    • de bestuurlijke prioriteiten/accenten.

  • 4. De raad stelt op voorstel van het college per programma, naast de verplichte indicatoren, relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de beoogde maatschappelijke effecten (outcome) van het gemeentelijke beleid en de te leveren gemeentelijke productie (output) van goederen en diensten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting worden de totale investeringskredieten per jaar weergegeven inclusief de kapitaallasten.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van het financiële perspectief als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf €25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

  • 6. Via de jaarlijkse nota van uitgangspunten ten behoeve van begroting en rekening kan de raad aanvullende eisen en uitgangspunten formuleren.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt tijdig voor 1 april van het begrotingsjaar aan de raad een nota van uitgangspunten aan over de kaders en uitgangspunten voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze nota worden tevens richtlijnen gesteld ten behoeve van de opzet en inhoud van de voorjaarsnota alsmede de begroting en rekening.

  • 2. De raad stelt deze nota uiterlijk 1 april vast.

  • 3. In de begroting wordt jaarlijks een post onvoorzien opgenomen van 0,4% van de totale lasten excl. reservemutaties, rekenkundig afgerond op € 10.000.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de kredieten voor (vervangings-) investeringen voor zover deze zijn benoemd en gekwantificeerd in de begrotingsstukken.

  • 3. Het college waarborgt dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 4. Het college draagt er zorgt voor dat:

    • a.

      de lasten van de programma's niet worden overschreden;

    • b.

      de lasten van de Taakvelden niet dusdanig worden overschreden dat het verwezenlijken van andere Taakvelden binnen hetzelfde programma onder druk komen.

  • 5. Bij de behandeling van de tussenrapportages als bedoeld in artikel 6 van deze verordening in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en eventueel het bijstellen van het beleid.

  • 6. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van het investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten actueel wordt vertaald en informeert de raad hierover drie keer per jaar door middel van tussentijdse rapportages omtrent de financiële positie van de gemeente.

  • 2. De onder art. 1 genoemde informatie wordt de raad aangeboden bij gelegenheid van de voorjaarsnota (medio mei, raad juni/juli), de aanbieding van de begroting voor het volgend dienstjaar (medio september, raad oktober/november) en in november ten behoeve van de laatste raadsvergadering van het jaar.

  • 3. Ontwikkelingen die van invloed zijn op het financiële beeld worden budgettair vertaald (bijv. bestuurlijke rapportages, majeure ontwikkelingen), dan wel opgenomen in het financieel perspectief d.m.v. verwerking in de risicoparagraaf.

  • Daarnaast worden bij de voorjaarsnota en bij de (toelichting op de) begroting tevens die zaken toegevoegd die nog niet budgettair vertaald (kunnen) worden maar wel de financiële positie verduidelijken en completeren. De ontwikkelingen binnen de totale financiële positie kennen een rubricering die verwijst naar corresponderende taakvelden en programma’s.

  • 4. De rapportages gaan in op substantiële/relevante afwijkingen, zowel wat betreft de lasten/baten (input/revenuen), de geleverde Taakvelden (output) en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten (outcome). In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

    • inkomsten uit de algemene uitkering;

    • uitgaven in het kader van open einderegelingen;

    • uitgaven in de sfeer van bijstand c.a.;

    • suggesties voor bijsturing en herprofilering.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Informatieplicht

  • 1. Algemeen uitgangspunt is dat er sprake moet zijn van een actieve informatieplicht vanuit het college naar de raad toe; bepalend hierbij zijn niet alleen de in deze verordening beschreven situaties maar veeleer de politiek bestuurlijke relevantie van de omstandigheden.

  • 2. De raad wordt geïnformeerd via de tussentijdse rapportage of via een afzonderlijk raadsvoorstel conform de in de nota van uitgangspunten opgenomen procedure voor begrotingswijzigingen.

  • 3. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een definitief besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen inzake :

    • het aangaan of verlenen van geldleningen, anders dan opgenomen in het besluit treasurystatuut;

    • het garanderen van geldleningen;

    • de aankoop en verkoop van onroerend goed, behoudens rechtshandelingen die als niet-ingrijpend voor de gemeente kunnen worden beschouwd (zoals aangegeven in artikel 169 Gemeentewet);

    • besluiten die niet passen binnen het kader van de begroting.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 150.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk voor 1 maart van het jaar volgende op het betreffende verslagleggingsjaar, ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. De materiële vaste activa met economisch nut of investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden afgeschreven volgens de termijnen en criteria zoals opgenomen in de bijlage Tabel activering activa bij de Nota van uitgangspunten.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen, (dis)agio worden direct ten laste c.q. ten gunste van de exploitatie gebracht.

Artikel 15. Oninbare vorderingen

  • 1. Waardering van belastingdebiteuren en overige vorderingen vindt plaats tegen de nominale waarde .

  • 2. Oninbare posten worden jaarlijks bij het opstellen van de jaarrekening ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De budgettaire effecten van niet inbare vorderingen worden op basis van historische gegevens opgenomen in jaarrekening en meerjarenbegroting.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt jaarlijks als onderdeel van de nota van uitgangspunten het (bijgestelde) overzicht van reserves en voorzieningen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Het overzicht bevat de criteria voor:

    • de vorming en besteding van reserves;

    • de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • het specifieke doel van de reserve;

    • de voeding van de reserve;

    • en eventueel de maximale hoogte van de reserve.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, vindt kosten toerekening aan taakvelden plaats op basis van het principe van de integrale kostprijsberekening. Deze toerekening van overhead zal extracomptabel moeten plaatsvinden.

  • 2. De raad stelt een algemeen overhead percentage vast op basis van de integrale kostprijsberekening. De indirecte kosten, kosten taakveld overhead en renteomslag, worden uitgedrukt in een percentage van de totale directe kosten. Dit percentage wordt jaarlijks voorgelegd bij het raadsvoorstel voorafgaand aan het nieuwe begrotingsjaar en bij raadsbesluit vastgesteld. Dit percentage is tevens van toepassing voor de vennootschapsbelasting.

  • 3. Bij de berekening van de tarieven van de lokale heffingen worden de overheadkosten extracomptabel toegerekend op basis van het aandeel in personeelslasten. In deze benadering worden de overheadkosten volledig omgeslagen naar rato van de personele kosten inclusief inhuur derden per taakveld.

  • 4. Bij de bepaling van de rentecomponent wordt niet alleen uitgegaan van rentelasten en renteopbrengsten maar tevens van gecalculeerde renten over eigen en (eventueel) vreemd vermogen.

  • 5. Compensabele BTW maakt deel uit van kostprijsberekeningen die ten grondslag liggen aan daar vanaf geleide tarieven voor derden.

  • 6. Kostprijsberekeningen die leiden tot tarieven die niet marktconform zijn, of anderszins niet haalbaar zijn, blijven basis voor de begrotingsopzet, in die zin dat inzicht in verhouding tussen lasten en baten gewaarborgd is.

  • 7. Bij een verstrekte lening wordt voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt eventueel verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college voorafgaand aan elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente ten minste de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsvoorstellen met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een uitzondering zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college biedt, bij de aanbieding van de begroting, een belastingnota aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt ingegaan op de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen, alsmede de ontwikkelingen en accenten binnen de diverse afzonderlijke belastingen en heffingen en het tarievenbeleid.

  • Ook bevat de nota een overzicht van de belastingverordeningen en de daarin opgenomen tarieven en heffingen. In de nota wordt verder ingegaan op beleidsontwikkeling ten aanzien van de gemeentelijke belastingen welke zowel lokaal als landelijk geïnitieerd kunnen zijn.

  • 2. Uitgangspunt bij de bepalingen van de gemeentelijke tarieven is een volledige kostendekkendheid onderbouwd door actuele calculaties, inclusief extracomptabel opgenomen kosten voor overhead. Uitzondering hierop zijn die activiteiten die zijn aangewezen in het Besluit Algemeen belang vaststelling Wet Markt en Overheid van de Gemeente Huizen. Een andere uitzondering vormt de onroerende zaakbelasting welke als algemeen dekkingsmiddel geldt.

  • 3. Tot tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten die afwijkt ten opzichte van de kaders uit de nota wordt door de raad vooraf op voorstel van het college besloten.

Artikel 20. Subsidies

  • 1. Subsidieverstrekking geschiedt op basis van kaders die zijn opgenomen in de gemeentelijke subsidieverordening, deelverordeningen, nadere regels of beleidsregels ter zake.

  • 2. Een overzicht van subsidies, uitgesplitst naar subsidie-ontvangers, wordt zowel op begrotings- als rekeningsbasis overgelegd.

Artikel 21. Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt zorg voor de uitoefening van de financieringsfunctie en stelt daaromtrent regels op ter uitvoering. Deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden worden met toepassing van art.169, lid 4, laatste zin van de Gemeentewet, vastgelegd in een besluit treasurystatuut.

  • 2. Het college informeert de raad als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak; hierbij dient het openbaar belang beargumenteerd te worden. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 22. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 23. Financiering

  • 1. In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Jaarlijks bij de behandeling van de voorjaarsnota en de begroting wordt ingegaan op aspecten van het weerstandsvermogen in relatie tot de financiële positie en de aan de lopende bedrijfsvoering verbonden risico’s. Bij het niet structureel in evenwicht zijn van de begroting worden door het college, met inachtneming van de componenten uit de weerstandscapaciteit, voorstellen aan de raad gedaan tot het herstellen van het materieel evenwicht.

  • 3. Het college geeft in een paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken de verhouding aan tussen enerzijds de weerstandscapaciteit bestaande uit elementen als eigen vermogen, langlopende voorzieningen, onbenutte belastingcapaciteit en de ruimte op de begroting, en anderzijds de risico’s en verplichtingen van materieel belang, zoals opgenomen in de risicoparagraaf.

Artikel 25. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Basis voor uit te voeren werkzaamheden vormen meerjarige onderhoudsplannen die periodiek geactualiseerd worden. Budgettaire vertaling van de plannen vindt integraal plaats in de jaar- en meerjarenbegroting.

  • 3. Uitgangspunt voor het onderhoud aan kapitaalgoederen in de openbare ruimte is het op peil houden van een volwaardig gebruiksnut en een goede technische staat. Maatgevend voor de perioden waarbinnen de onderhoudsverplichting geldt zijn de termijnen van afschrijving zoals opgenomen in de tabel activering activa bij de nota van uitgangspunten.

Artikel 26. Bedrijfsvoering

  • 1. Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      organisatieontwikkelingen;

    • b.

      ontwikkelingen op het gebied van personeel;

    • c.

      informatievoorziening, informatiebeveiliging en gegevensbescherming;

    • d.

      inkoop en aanbesteding;

    • e.

      huisvesting;

    • f.

      een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

    • g.

      een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

    • h.

      integriteitsbeleid en frauderiscobeheersing.

Artikel 27. Verbonden partijen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Naast de verplichte onderdelen wordt toegelicht de gevraagde informatie zoals genoemd in de Motie “Meer grip op verbonden partijen” (Raadsvergadering 6 juli 2023).

Artikel 28. Grondbeleid

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Grondbeleid de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 29. Wet open overheid

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Wet open overheid de verplichte onderdelen op grond van artikel 16a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 30. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afzonderlijke organisatieonderdelen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, c.a.;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle op de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. De financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Huizen, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • a.

      de financieel-economische positie;

    • b.

      het beheer van vermogenswaarde;

    • c.

      de uitvoering van de begroting;

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • e.

      het samenstellen van de jaarrekening en verantwoording daarover.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de Provincie en de Europese Unie alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordings-verplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 31. Financiële organisatie

Opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan, draagt het college zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diverse organisatieonderdelen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan bestuursorganen is gewaarborgd;

  • c.

    een regeling met betrekking tot het budgethouderschap met daarin in ieder geval opgenomen de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten en de toekenning van verantwoordelijkheden voor de realisering van inkomsten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 32. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 26 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 33. Intrekken oude verordening

De Financiële verordening gemeente Huizen 2017 wordt ingetrokken per 1 januari 2024.

Artikel 34. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking per 1-1-2024, met dien verstande dat zij van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening (en deelverantwoordingen) van het verslagjaar 2023 en later.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: “Financiële verordening 2024”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 9 november 2023.

de griffier,

de voorzitter,