Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR705273
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR705273/1
Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2024
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2024Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
Gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2024
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
- -
ambtelijk opdrachtgever: ambtelijk opdrachtgever als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Regeling opgavengerichte organisatie provincie Zuid-Holland;
- -
basistaken Seveso -inrichtingen: de taken en activiteiten als bedoeld in artikel 7.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht, voor zover deze betrekking hebben op de categorieën van inrichtingen, bedoeld in artikel 18.22 van de Omgevingswet, met inbegrip van de daaraan verbonden bevoegdheid tot het nemen van besluiten;
- -
directeur Omgevingsdienst: directeur van de DCMR;
- -
Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
- -
geografisch gebied van de Omgevingsdienst: gebied behorende tot de gemeenten van de deelnemers, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015;
- -
inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer;
- -
milieubelastende activiteit: milieubelastende activiteit als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1. van de Omgevingswet;
- -
Omgevingsdienst: DCMR;
- -
portefeuillehouder: lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland dat zich bezighoudt met het betreffende beleidsterrein;
- -
Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland;
- -
Provinciesecretaris: Provinciesecretaris als bedoeld in artikel 4 van de Regeling opgavengerichte organisatie provincie Zuid-Holland;
- -
Seveso -inrichting: Seveso-inrichting als bedoeld in bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 2 Mandaat en ondermandaat
-
1. Aan de directeur Omgevingsdienst wordt mandaat verleend:
- a.
tot het nemen van besluiten, welke verbonden zijn aan de basistaken Seveso-inrichtingen;
- b.
overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst, zulks voor zover de daarin benoemde bevoegdheden niet vallen onder de basistaken Seveso-inrichtingen.
- a.
-
2. De mandaten, bedoeld in het eerste lid, worden verleend op voorwaarde dat het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst, zo nodig met terugwerkende kracht, daarmee instemt.
-
3. Het mandaat heeft betrekking op het geografisch gebied van de Omgevingsdienst, tenzij in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst anders is bepaald.
-
4. De directeur Omgevingsdienst kan het hem verleende mandaat eenmaal ondermandateren aan leidinggevenden die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst is uitgesloten.
-
5. Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.
-
6. De algemene mandaten, bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur Omgevingsdienst bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.
-
7. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van een andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden, genoemd in dit besluit of de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.
-
8. Indien een mandaat als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit, behelst dit mandaat tevens de bevoegdheid om dit besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen, tenzij in de mandaatlijst anders is vermeld.
Artikel 3 Machtiging
-
1. De directeur Omgevingsdienst, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 2, vierde lid, ondermandaat van dit besluit is gegeven, alsmede door de directeur Omgevingsdienst aangewezen niet leidinggevende medewerkers, zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.
-
2. Onder het eerste lid van dit artikel wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 18 van de Omgevingswet.
-
3. De feitelijke handelingen, bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval de basistaken Seveso-inrichtingen en de overige basistaken, voor zover deze betrekking hebben op de in dit mandaatbesluit begrepen bevoegdheden.
-
4. De directeur Omgevingsdienst, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 2, vierde lid, ondermandaat is gegeven, zijn gevolmachtigd om namens de Provincie Zuid-Holland privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, voor zover deze voortvloeien uit de bevoegdheden, bedoeld in mandaatnummer RBS14.
Artikel 4 Kaders en beleid
-
1. De directeur Omgevingsdienst betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden de relevante, door Provinciale Staten vastgestelde kaders alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijnen.
-
2. De ambtelijk opdrachtgever zorgt ervoor dat de directeur Omgevingsdienst over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitoefening van de bevoegdheden kan beschikken.
-
3. De ambtelijk opdrachtgever treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur Omgevingsdienst over uitvoeringsaspecten.
-
4. De directeur Omgevingsdienst treedt in overleg met de ambtelijk opdrachtgever indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.
Artikel 5 Informatieplicht
-
1. De directeur Omgevingsdienst informeert de ambtelijk opdrachtgever en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur Omgevingsdienst tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met de ambtelijk opdrachtgever en de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen. Hierbij kan gevraagd worden om opmerkingen of aandachtspunten en/of het maken van een keuze tussen verschillende opties als er ruimte is voor een bestuurlijke afweging.
-
2. Van een situatie als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten of situaties:
- a.
bij overschrijden van de wettelijke beslistermijn bij vergunningverleningsprocedures zonder wederzijdse overeenstemming over termijnverlenging;
- b.
een vergunningverleningsprocedure bij een aandachtsbedrijf, een nieuw te vestigen bedrijf of een uitbreiding waardoor er meer milieugebruiksruimte wordt aangevraagd dan reeds vergund;
- c.
Woo- of informatieverzoeken vanuit de media;
- d.
wanneer tijdens een vergunningverleningsproces er een samenloop is met andere overheden die negatieve invloed heeft op de procesgang;
- e.
bij risico op ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu;
- f.
bij onderwerpen waarvan het redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze op de agenda komen te staan van de Tweede Kamer of van Provinciale Staten;
- g.
bij situaties met mediagevoelige casuïstiek;
- h.
bij mogelijke financiële aansprakelijkheidsstelling of andere niet voorziene kosten voor de provincie.
- a.
-
3. De directeur Omgevingsdienst pleegt altijd vooroverleg met de ambtelijk opdrachtgever en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur Omgevingsdienst niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallen de leidinggevenden, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald.
-
4. Van een situatie als bedoeld in het derde lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten of situaties:
- a.
bij bezwaar- en beroepsprocedures waarbij Gedeputeerde Staten op voorhand een bestuurlijke risicoafweging maken;
- b.
het opleggen van een last onder dwangsom of het, na het bedrijf gehoord te hebben, besluit tot afzien van het opleggen van een last onder dwangsom;
- c.
het voornemen tot opleggen en het opleggen van een last onder bestuursdwang;
- d.
het vaststellen van een gedoogbeschikking;
- e.
de voortgang van bezwaar- en beroepsprocedures, inclusief mediationgesprekken.
- a.
-
5. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over:
- a.
de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken;
- b.
de toepassing van de mandaten;
- c.
het budget, en
- d.
de werkzaamheden in het kader van dit besluit.
- a.
-
6. De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.
-
7. De directeur Omgevingsdienst brengt een keer per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de gebruikmaking van de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden. Hierbij wordt gerapporteerd over alle mandaten die niet ondergemandateerd mogen worden, met een toelichting over elk onbevoegd genomen besluit, de financiële en juridische risico’s hiervan, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Tevens wordt gerapporteerd over alle overige mandaten; waarbij een aselecte steekproef van 5%, met een minimum van één besluit, per mandaatnummer wordt genomen. Indien hierbij onbevoegd genomen besluiten worden geconstateerd, wordt een toelichting gegeven over de financiële en juridische risico’s, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Voor deze rapportages wordt gebruik gemaakt van door Gedeputeerde Staten verstrekte formulieren.
Artikel 6 Ondertekening
-
1. Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, eerste lid van dit besluit, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:
-
-
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
-
namens dezen,
-
-
gevolgd door de handtekening, naam en functie van de directeur of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.
-
2. Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, vierde lid, van dit besluit wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:
-
-
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
-
namens dezen,
-
-
gevolgd door de handtekening, naam en functie van de functionaris of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.
Artikel 7 Intrekking
Het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2021 wordt ingetrokken.
Artikel 8 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking.
Artikel 9 Overgangsrecht
Het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2021 blijft van toepassing voor zover het mandaat of machtiging verleent tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen, voor zover daartoe krachtens enig overgangsrecht een verplichting of bevoegdheid bestaat op grond van een wettelijke bepaling, die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarmee verband houdende wet- en regelgeving is ingetrokken.
Artikel 10 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2024.
Ondertekening
Den Haag, 21 november 2023.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
plv. voorzitter,
M.E. van Leeuwen
Bijlage 1: Mandaatlijst DCMR 2024
MANDAATLIJST DCMR 2024 |
||
|
|
|
|
BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN Algemeen |
TOELICHTING/VOORWAARDEN |
RAA01 |
Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:
|
Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen. |
RAA02 |
Besluiten op grond van:
|
|
RAA03 |
|
Kan niet in ondermandaat worden gegeven. Art. 5, derde lid, van het mandaatbesluit is niet van toepassing. |
RAA04 |
|
Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende. Kan niet in ondermandaat worden gegeven. Art. 5, derde lid, van het mandaatbesluit is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing. |
RAA05 |
Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies van de bezwarencommissie (art. 7:11 Awb) indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende. |
Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger), art. 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb. Kan niet in ondermandaat worden gegeven. Art. 5, derde lid, van het mandaatbesluit is niet van toepassing. |
RAA06 |
Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht (art. 18.6 Ow). |
|
RAA07 |
Het aanvragen en verantwoorden van subsidiesop basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies. Het mandaat heeft geen betrekking op:
|
De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
RAA08 |
Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling. |
|
RAA09 |
Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van
vanwege een advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob of vanwege eigen onderzoek. Het mandaat betreft evenmin het verlenen van een vergunning in situaties van ernstig gevaar. |
Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob kan niet in ondermandaat worden gegeven. Art. 5, derde lid, van het mandaatbesluit is niet van toepassing op het vragen van advies. NB. Het mandaat omvat mede het, eventueel voorafgaand aan het vragen van advies aan Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob (weigeren vergunning, verlenen vergunning onder voorwaarden, intrekken vergunning) is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. |
RAA10 |
Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Woo. |
Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking, als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking. Uitoefening van het mandaat vindt plaats met inachtneming van een door Gedeputeerde Staten te geven werkinstructie Woo, alsmede met inachtneming van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregels inzake actieve openbaarheid, zoals deze op het moment waarop het onderhavige mandaat wordt uitgeoefend geldend zijn. Onverminderd het bepaalde in art. 5, eerste lid van het mandaatbesluit, zendt de directeur Omgevingsdienst in de eerste week van elke kalendermaand een overzicht aan Gedeputeerde Staten van alle bij de omgevingsdienst ingediende verzoeken om passieve openbaarheid, alsmede informatie over de stand van zaken van in behandeling zijnde verzoeken. |
RAA11 |
Besluiten op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (JAVG), met uitzondering van het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens (datalekken). |
Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
RAA12 |
Afh Het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens (datalekken) als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (UAVG). |
Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
VERGUNNINGVERLENING |
||
|
|
|
|
BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN Vergunningverlening |
TOELICHTING/VOORWAARDEN |
RMV01 |
Het mandaat geldt niet voor besluiten waarmee een vergunning vanwege de Wet Bibob wordt geweigerd of verleend onder voorwaarden op grond van art. 5.31, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ow juncto art. 8.8 van het Bkl (juncto art. 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, Ow). Het mandaat geldt eveneens niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. |
Betreft:
T.a.v. de volgende specifieke activiteiten geldt een van c., d. en e. afwijkende regeling:
Indien een aanvraag uitsluitend op één of meer van deze activiteiten betrekking heeft, heeft de specifieke omgevingsdienst het exclusieve mandaat voor de aan hem toegewezen specifieke activiteit(en), ongeacht waar de activiteit plaatsvindt. Indien de aanvraag bestaat uit een combinatie van een of meerdere specifieke ODH-activiteiten en een specifieke DCMR- activiteit, zijn beide omgevingsdiensten bevoegd voor alle activiteiten en wordt in onderling overleg bepaald wie, met advies van de andere omgevingsdienst, de aanvraag behandelt. Indien sprake is van een meervoudige aanvraag die niet uitsluitend op één of meer van deze specifieke activiteiten betrekking heeft, neemt de omgevingsdienst in wiens regio die activiteit plaatsvindt een besluit over alle aangevraagde activiteiten, waarbij ODH/DCMR m.b.t. de specifieke activiteit(en) advies verstrekt. Hetgeen achter c., d. en e. is vermeld geldt niet indien en zodra de aanvraag één of meerdere van de volgende activiteiten bevat:
In dergelijke situaties verlenen Gedeputeerde Staten de omgevingsvergunning en draagt de omgevingsdienst binnen wiens werkgebied de activiteit plaatsvindt zorg voor de voorbereiding. Indien bij de nadere (her)beoordeling van het groepsrisico bij een aanvraag of wijziging van een omgevingsvergunningen blijkt dat het berekende groepsrisico nog steeds de oriëntatiewaarde overschrijdt (in andere woorden er sprake is van een verhoogd groepsrisico) of als het groepsrisico is toegenomen ten opzichte van de bestaande situatie waarin een verhoogd groepsrisico was geaccepteerd, zal het advies van de OD worden besproken in het PO en in Gedeputeerde Staten, waarna het besluit door de OD wordt genomen. |
RMV02 |
Het in verband met gemandateerde/gemachtigde taken aan andere bestuursorganen
Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, indien dit ook geldt voor de samenhangende gemandateerde/gemachtigde taak. |
Voor DCMR betekent dit o.a. dat hij voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland
Betreft tevens advisering aan bevoegd gezag wateractiviteit in situaties als bedoeld in art. 16.11 Ow. |
RMV03 |
Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
|
RMV04 |
Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8 (uitgezonderd § 8.2), 10, 13, 17 en 19 van de Wm. Het mandaat geldt niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. |
|
RMV04A |
Besluiten en handelingen, zoals genoemd in RMV01 en RMV04, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
|
RMV06 |
Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. |
Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen. |
RMV09 |
Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit. |
|
RMV13 |
M.b.t. Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, geldt het mandaat voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.
Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
De werkzaamheden betreffen mede:
In afwijking van a. geldt voor besluiten vanwege mer(beoordelings)plichtige projecten, waarvan de Provincie Zuid-Holland initiatiefnemer is, zoals bedoeld in art. 11.12 Ob, een speciale regeling, te weten:
De formele besluitvorming ligt alsdan dus bij Gedeputeerde Staten. In geval van besluitvorming door een omgevingsdienst vanwege een of meerdere activiteiten die specifiek aan die dienst zijn gemandateerd (bv Omgevingsdienst Haaglanden voor wateractiviteiten), wordt de omgevingsdienst in wiens regio de activiteit plaatsvindt om advies gevraagd. In geval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en de ambtelijk opdrachtgever van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt. |
RMV15 |
Besluiten omtrent omgevingsvergunningen voor activiteiten in stiltegebieden op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
|
RMV16 |
Besluiten omtrent ontheffing op grond van het Besluit geluidproduktie sportmotoren. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
|
RMV22 |
Het in verband met activiteiten met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater
|
|
RMV23 |
Besluiten en handelingen als genoemd in RMV22, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
De omgevingsdienst waarin de activiteit plaatsvindt wordt om advies gevraagd. |
RMV24 |
Het op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening stellen van maatwerk, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel, voor zover dit samenhangt met gemandateerde taken. |
|
TOEZICHT EN HANDHAVING |
||
|
|
|
|
BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN Toezicht en handhaving |
TOELICHTING/VOORWAARDEN |
RH01 |
Beslissingen omtrent gedogen, en onder welke voorwaarden. |
Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH02 |
Besluiten betreffende het uitoefenen van toezicht op de naleving van het in de mandaatnummers RMV01 t/m RMV16 gemandateerde. |
Betreft mede:
|
RH02A |
Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden. |
Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH03 |
Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. |
|
RH04 |
Besluiten op grond van artikel 5:20, derde lid Awb, Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete). |
Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe. De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid, van het mandaatbesluit is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu of de natuur. In dat geval worden de portefeuillehouder en de ambtelijk opdrachtgever van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat. Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH05 |
Bestuursrechtelijke handhaving op grond van afdeling 18.1 Ow (bestuursrechtelijke handhaving). |
Hieronder wordt tevens verstaan het verzamelen en registreren van gegevens en de behandelen van klachten (art. 18.1 Ow). Het mandaat behelst tevens de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in geval van Seveso-overtredingen (art. 18.11 Ow). De Beleidsregel Bestuurlijke boete Zuid-Holland 2021 is van toepassing. |
RH06 |
Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit. |
|
RH06A |
Besluiten op grond van Titel 5.3 Awb (herstelsancties) in verband met:
Het opleggen van een bestuurlijke boete (art. 18.14 Ow). Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
|
RH07 |
Besluiten tot bestuursrechtelijke handhaving verband houdende met schending van zorgplichtbepalingen (bv. (mede) gebaseerd op art. 1.6, 1.7 of 1.7a Ow, art. 2.11 of art.11.6 Bal, art. 3.5 of 7.4 Bbl), besluiten tot bestuursrechtelijke handhaving op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 17 en 19 Wm en afdeling 19.1 Ow. Het mandaat geldt niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. |
Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Art. 5, eerste en derde lid van het mandaatbesluit, is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en ambtelijk opdrachtgever van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat. Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH07A |
Besluiten als genoemd in RH07, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies. Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland. |
Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH08 |
Toezicht / bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen is bepaald bij of krachtens
|
|
RH09 |
|
Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in art. 10.44 Wm). Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven. |
RH10 |
Verzoeken aan een gemeente om wijziging of intrekking van een omgevingsvergunning of om handhavend optreden, alsmede het zo nodig in gebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op een handhavingsverzoek, voor zover provinciale belangen, waarvoor mandaat is verleend, in het geding zijn. |
Voorafgaand aan het indienen van een formeel verzoek om handhaving bij een gemeente dient eerst een handhavingsadvies te worden verstrekt en ambtelijk/bestuurlijk overleg met de gemeente te zijn gevoerd. Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden. Kan niet in ondermandaat worden gegeven. |
RH11 |
Het afgeven van stankcodes. Geldt alleen voor het kerngebied van Rijnmond, zoals gedefinieerd in het gepubliceerde beleidsstuk “Geurhinderbeleid Provincie Zuid-Holland Actualisatie 2019”. |
|
BODEM |
||
|
|
|
|
BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN Bodem |
TOELICHTING/VOORWAARDEN |
RBS13 |
Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen als bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van Maximaal € 100.000. |
|
RBS13A |
Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen als bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:
|
|
RBS14 |
Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging art. 75, zegde lid, Wet bodembescherming. |
Betreft mede ook daaruit voortvloeiende besluiten tot het aangaan van (bevoegdheden)overeenkomsten tot een maximum van € 150.000. |
Lijst van afkortingen
- -
Art.: artikel
- -
Awb: Algemene wet bestuursrecht
- -
Bal: Besluit activiteiten leefomgeving
- -
Bibob: Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
- -
Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving
- -
Bor: Besluit omgevingsrecht
- -
Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015
- -
MER: Milieueffectrapportage
- -
Ob: Omgevingsbesluit
- -
ZHOV: Zuid-Hollandse omgevingsverordening
- -
Ow: Omgevingswet
- -
RIE: Richtlijn industriële emissies
- -
Wm: Wet milieubeheer
- -
Woo: Wet open overheid
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl