Beleidsregel 1.7 Verticale boringen en verticale leidingen in en nabij waterkeringen

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel 1.7 Verticale boringen en verticale leidingen in en nabij waterkeringen

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rijn en IJssel heeft tijdens haar vergadering van 29 augustus 2023 besloten onderstaande beleidsregels vast te stellen.

1.7.1 Kader

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het uitvoeren van bodem- en grondwateronderzoek en grondwateronttrekkingen en het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van bodemenergiesystemen met verticale leidingen en bijbehorende voorzieningen in de kernzone, de beschermingszone, de buitenbeschermingszone 1 en het profiel van vrije ruimte van de waterkeringen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. Een horizontale bodemwarmtewisselaar valt onder Beleidsregel 1.4 Kabels en leidingen in en nabij waterkeringen.

Relatie met de waterschapsverordening

Op grond van de waterschapsverordening is het verboden zonder vergunning van het bestuur in de kernzone van een waterkering of de beschermingszone van een waterkering, vermeerderd met een hellend vlak van 1:5 uit de richting van de waterkering:

  • grondonderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt;

  • grondwateronderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt;

  • geotechnisch onderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt; of

  • geohydrologisch onderzoek te verrichten waarbij gegraven, gesondeerd of gepulseerd wordt.

Begripsbepaling

  • bodemenergiesysteem: systeem waarbij middels warmtewisselaars energie wordt onttrokken aan diep gelegen grondwater (aquifersysteem). Voor deze energiesystemen zijn verticale grondboringen noodzakelijk;

  • bodemonderzoek: alle soorten grond-, grondwater-, geotechnisch en geohydrologisch onderzoek waarbij gesondeerd, gegraven, gepulsd of verticaal geboord wordt. Hieronder valt ook het plaatsen van peilbuizen;

  • grondwateronttrekking: het onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting.

1.7.2Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel geeft het waterschap inzicht in de wijze waarop het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van bodemenergiesystemen en de uitvoering van grondwateronttrekkingen en verschillende vormen van bodemonderzoek in of nabij waterkeringen wordt beoordeeld. Met betrekking tot het uitvoeren van verticale boringen is het van belang dat er geen grote verstoringen van de grondopbouw plaatsvinden en dat de waterkerende functie en de stabiliteit van de waterkering gegarandeerd blijven. Daarnaast mag het beheer en onderhoud aan de waterkering geen hinder ondervinden en moeten toekomstige aanpassingen aan de waterkeringen zonder belemmeringen uitgevoerd kunnen worden.

1.7.3Motivering van de beleidsregel

Voor zowel bodemenergiesystemen als bepaalde bodemonderzoeken moeten verticale boringen worden uitgevoerd om buissystemen aan te brengen in de boorgaten. Verticale boringen in de grond in of nabij een waterkering kunnen het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Een toename van kwel of piping is ongewenst en moet worden voorkomen. Het waterschap is daarom terughoudend in het toestaan van nieuwe bodemenergiesystemen en boringen in en nabij waterkeringen.

Stabiliteit

Bij bodemonderzoeken zijn in de meeste gevallen verticale boringen noodzakelijk voor het nemen van grond- of grondwatermonsters, het plaatsen van peilbuizen of het uitvoeren van sonderingen. Ook voor bodemenergiesystemen zoals warmte- en koudeopslag (WKO) moeten verticale buissystemen geplaatst worden om de diepliggende aquifers te bereiken. Vooral in kwel- en pipinggevoelige gebieden kan het zeer nadelig zijn wanneer het afdichtende kleipakket van een waterkering wordt geperforeerd door een verticale boring. Bij ongecontroleerde perforatie van de kleipakketten kan ‘kortsluiting’ ontstaan tussen de watervoerende lagen, waardoor het risico op piping toeneemt. Daarom moeten de afdichtingen tussen het buissysteem en de omliggende bodem betrouwbaar zijn en moet de schade aan het afdichtende kleipakket beperkt blijven. Daarnaast kunnen trillingen de stabiliteit van de waterkering aantasten.

Beheer en onderhoud

Bovengenoemde activiteiten hebben relatief weinig invloed op de uitvoering van het onderhoud van de waterkering. De aanwezige buissystemen bevinden zich grotendeels onder maaiveld en hebben daardoor geen invloed op het onderhoud. Bovenzijdes van peilbuizen en leidingdelen die boven maaiveld uitsteken kunnen het onderhoud hinderen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat door de aanwezigheid van verticale buissystemen in de bodem tijdens hoogwater ongewenste kwelstromen ontstaan.

1.7.4 Toetsingscriteria

1.Afweging belang en plaatsgebondenheid

De aanvrager moet (laten) aantonen:

  • het belang van de aangevraagde werken en/of activiteiten;

  • de plaatsgebondenheid van de aangevraagde werken en/of activiteiten.

2.Boringen in kernzone en beschermingszone

Om nieuwe boringen te voorkomen moet de aanvrager (laten) nagaan of er bestaande onderzoeksresultaten zijn die bruikbaar zijn voor het beoogde onderzoek.

3.Kwel en piping

De aangevraagde werken mogen geen toename van kwel en piping veroorzaken. De aanvrager moet (laten) aantonen dat de afdichting tussen het buissysteem en de afsluitende lagen goed wordt uitgevoerd.

4.Onderhoud

Buissystemen en alle bijbehorende voorzieningen moeten in goede staat van onderhoud verkeren.

5.Door het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud

Buissystemen of peilbuizen en alle bijbehorende voorzieningen mogen het door of namens het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud niet belemmeren.

6.Aanleg kabels en leidingen

Eventuele kabels en leidingen ten behoeve van een bodemenergiesysteem moeten vanuit het achterland worden aangelegd. De (aanleg van de) kabels en leidingen moet(en) voldoen aan de toetsingscriteria zoals vermeld in Beleidsregel 1.4 Kabels en leidingen in en nabij waterkeringen.

7.Grondwateronttrekking binnen kernzone en beschermingszone

  • Als gevolg van het onttrekken van grondwater kan zetting van de bodem optreden. De aanvrager moet middels zettingsberekeningen (laten) aantonen wat de effecten van de aangevraagde grondwateronttrekking zijn op de bodem.

  • De aanvrager moet bij de aanvraag een bemalingsplan voegen dat inzicht geeft in de negatieve effecten van de grondwateronttrekking op de (stabiliteit van de) waterkering.

8.Afsluitbare buissystemen

  • Buissystemen en peilbuizen moeten afsluitbaar zijn.

9.Buitengebruikstelling

  • Indien buissystemen hun werking hebben verloren, moeten deze worden verwijderd inclusief het ingegraven buisgedeelte. Indien dit niet mogelijk is moet het ingegraven buisgedeelte en het resterende boorgat onder maaiveld worden gevuld en afgeknepen.

  • De erosiebestendige dijkbekleding moet worden hersteld.

10.Bodemonderzoek

  • Na de uitvoering van een bodemonderzoek moeten alle boorgaten volledig worden afgedicht om kwel en piping te voorkomen.

  • De aanvrager moet (laten) aantonen dat de afdichting van de boorgaten goed wordt uitgevoerd.