Beleidsregel 1.6 Wegen, parkeerplaatsen, aanbermingen, op- en afritten op en nabij waterkeringen

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel 1.6 Wegen, parkeerplaatsen, aanbermingen, op- en afritten op en nabij waterkeringen

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rijn en IJssel heeft tijdens haar vergadering van 29 augustus 2023 besloten onderstaande beleidsregels vast te stellen.

1.6.1 Kader

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op onder andere het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van wegen, paden, aanbermingen, parkeerplaatsen, op- en afritten, trappen en bijbehorende voorzieningen zoals verkeersvoorzieningen en straatmeubilair in de kernzone, de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte van de waterkeringen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel.

Relatie met de waterschapsverordening

Op grond van de waterschapsverordening is het verboden zonder vergunning van het bestuur:

  • een werk te plaatsen in de kernzone van een kade, beschermingszone van een kade, kernzone en beschermingszone van een oppervlaktewaterlichaam en de kernzone en beschermingszone van een waterkering.

  • een werk te plaatsen of te behouden in het profiel van vrije ruimte van een waterkering.

  • andere werkzaamheden uit te voeren dan specifiek genoemd in de keur.

Begripsbepaling

  • op- en afrit: aangelegde weg ten behoeve van een perceelontsluiting of een doorgaande weg;

  • open of halfverharde weg: weg met een wegdek bestaande uit losse elementen zoals klinkers of tegels;

  • perceelontsluiting: op- en afrit, trap, of aanberming;

  • verharde weg: weg met een wegdek bestaande uit een gesloten verharding zoals beton of asfalt;

  • (verkeers)voorzieningen: voorzieningen zoals borden, komportalen, openbare verlichting, kabels, leidingen en straatmeubilair.

1.6.2Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel biedt het waterschap inzage in de wijze waarop het aanbrengen, wijzigen en verwijderen van wegen, op- en afritten, aanbermingen, paden, parkeerplaatsen en bijbehorende voorzieningen op of nabij waterkeringen wordt beoordeeld. Hierbij is het van belang dat de waterkerende functie en de stabiliteit van de waterkering is gegarandeerd. Daarnaast mogen het beheer en onderhoud van de waterkering niet worden belemmerd en moeten eventuele toekomstige versterkingen van de waterkering zonder belemmeringen worden uitgevoerd.

1.6.3Motivering van de beleidsregel

Wegen over of parallel aan waterkeringen en andere (half-)verharde oppervlakken zoals parkeerplaatsen, trappen kunnen het waterkerend vermogen van waterkeringen negatief beïnvloeden. Het waterschap is terughoudend in het toestaan van nieuwe wegen, trappen, op- en afritten en parkeerplaatsen op en nabij waterkeringen. Een basisvoorwaarde is dat het beheer en onderhoud en de afwatering van de waterkering niet worden belemmerd.

Stabiliteit

De meeste waterkeringen zijn vanwege het uitvoeren van doelmatig beheer en onderhoud voorzien van inspectiewegen, paden, op- en afritten. Wegen, parkeerplaatsen, op- en afritten kunnen door hun aanwezigheid en de vervoersbewegingen negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering. Hoewel wegen, parkeerplaatsen en op- en afritten in veel gevallen een vergroting van het dijkprofiel betekenen, is er sprake van extra belasting van het bestaande dijklichaam. Trillingen door verkeer kunnen bij met water verzadigde waterkeringen leiden tot instabiliteit van het grondlichaam. Afstromend hemelwater kan langs bermen en/of de fundering van de weg in de bodem dringen waardoor de waterkering op bepaalde plaatsen verzadigd kan raken. De erosiebestendigheid van de dijkbekleiding en de aansluitingen van de aangevraagde werken op de dijkbekleding moeten gegarandeerd zijn.

Eventuele funderingen en verhardingen mogen geen nadelige invloed hebben op de dijkbekleding. Dit vergroot de kans op afname van stabiliteit. Daarnaast kunnen wegen, parkeerplaatsen, trappen, op- en afritten in combinatie met de verkeersbelasting een extra belasting betekenen voor eventueel aanwezige leidingen. (Verkeers)voorzieningen zoals borden, komportalen, openbare verlichting en straatmeubilair kunnen eveneens van invloed zijn op de stabiliteit van de waterkering. (Verkeers)voorzieningen worden als een onlosmakelijk deel van de weg, parkeerplaats, op- of afrit beschouwd.

Beheer en onderhoud

De (constructie van) wegen, parkeerplaatsen, op- en afritten op de waterkering of tegen het talud van de waterkering moet zodanig worden aangelegd dat er geen belemmeringen ontstaan voor het uit te voeren beheer en onderhoud. Maaimachines ondervinden hinder van de aanwezigheid van diverse werken zoals (verkeers)voorzieningen. Daarom moeten in dergelijke gevallen wegen en op- en afritten aansluitend op de omliggende dijkbekleding of grasmat worden aangelegd. Onderhoudsvakken kunnen door wegen, parkeerplaatsen, op- en afritten worden opgedeeld. Dit is ongewenst.

1.6.4 Toetsingscriteria

1.Vervanging van een bestaande weg, parkeerplaats, op- en afrit

Vervanging van een bestaande weg, parkeerplaats, op- en afrit wordt beschouwd als nieuwe aanleg.

2.Onderhoud

De weg, parkeerplaats, trap, op- en afrit en alle bijbehorende voorzieningen moeten in goede staat van onderhoud verkeren. De eigenaar van het te ontsluiten perceel en/of aangebrachte voorzieningen is verantwoordelijk voor het onderhoud.

3.Verstoring ondoorlatende lagen

De ondoorlatende lagen van een waterkering mogen niet worden verstoord.

4.Door het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud

  • Aangevraagde wegen, paden, parkeerplaatsen, op- en afritten en alle bijbehorende voorzieningen mogen het door of namens het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud niet belemmeren.

  • De constructie van een weg, parkeerplaats, op- of afrit in een beheervak van het waterschap moet zodanig zijn opgebouwd dat deze geen schade ondervindt als gevolg van de belasting door het gangbaar onderhoudsmateriaal van het waterschap.

5.Wegverharding in kernzone

De wegverharding in de kernzone van de waterkering:

  • mag geen negatieve invloed uitoefenen op de constructie van de waterkering;

  • moet in combinatie met de wegfundering de verkeersbelasting voldoende spreiden naar het onderliggende dijklichaam.

6.Verkeersbelasting

  • Wegen in of over de kernzone en beschermingszone van de waterkering moeten gedimensioneerd zijn volgens de van toepassing zijnde verkeerklasse.

  • De berm van de weg moet worden beschermd tegen erosie.

7.Aanleg kabels en leidingen

Eventuele kabels en afvoerleidingen voor hemelwater ten behoeve van een weg, parkeerplaats, op- en afrit moeten vanuit het achterland worden aangelegd. De (aanleg van de) kabels moet(en) voldoen aan de toetsingscriteria zoals vermeld in Beleidsregel 1.4 Kabels en leidingen in en nabij waterkeringen.

8.Bestaande kabels en leidingen

Wegen, parkeerplaatsen, op- en afritten mogen geen ontoelaatbare belasting vormen voor eventueel aanwezige kabels en leidingen. De aanvrager moet dit middels berekeningen (laten) aantonen.

9.Halfverharding

Onder een weg, pad of parkeerplaats bestaande uit halfverharding moet geotextiel worden aangebracht tussen het dijklichaam en de halfverharding.

10.Haakse kruising

Een met de waterkering kruisende weg, op- of afrit moet zo haaks mogelijk worden aangelegd.

11.Afwatering

De afwatering van de weg, parkeerplaats, op- of afrit mag geen negatieve invloed hebben op de erosiebestendigheid van de waterkering.

12.Aansluiting taludhelling

Nieuw aan te leggen taludhellingen moeten geleidelijk aansluiten op de dijktaluds.

13.Buitendijks

Buitendijkse voorzieningen moeten zodanig worden aangelegd dat:

  • door de gewijzigde stroming geen negatieve invloed kan ontstaan op de stabiliteit van de waterkering;

  • deze de kans op erosie van de dijkbekleding niet vergroten;

  • deze geen aanleiding geven tot ophoping van drijfvuil.

14.Perceelontsluiting

  • Per perceel aan een waterkering is 1 ontsluiting toegestaan; de aanvrager moet aantonen dat een nieuwe ontsluiting noodzakelijk is.

  • Bij splitsing van percelen moet de bestaande ontsluiting gehandhaafd blijven en moet deze voor de opgesplitste delen van het perceel als ontsluiting blijven dienen.

15.(Verkeers)voorzieningen

  • (Verkeers)voorzieningen moeten zodanig worden aangelegd en gefundeerd dat de kans op infiltrerend hemelwater niet toeneemt.

  • Het is niet toegestaan (verkeers)voorzieningen in het buitentalud of in de buitenkruinlijn van de waterkering aan te leggen, tenzij de verkeersveiligheid dit nadrukkelijk vereist.

16.Zettingen door aanbermingen

In gebieden waar door de aanleg van de aangevraagde werken grote zettingen worden verwacht, moet de aanvrager door middel van berekeningen (laten) aantonen dat de aangevraagde werken geen nadelige gevolgen kunnen hebben op:

  • de waterkering, en/of

  • de bijbehorende of inliggende voorzieningen zoals kabels en leidingen, en/of

  • de aangrenzende percelen.

17.Grondkwaliteit aanbermingen

De voor aanbermingen toe te passen grond moet aantoonbaar voldoen aan de geldende kwaliteitseisen.

18.Holle ruimtes

Er mogen geen (ingesloten) holle ruimtes ontstaan.

19.Kwelweglengte

De kwelweglengte mag niet worden verkort door de aangevraagde werken. De aanvrager moet middels kwelwegberekeningen (laten) aantonen dat de waterkerende functie van de waterkering gewaarborgd blijft.

20.Strooizout en bestrijdingsmiddelen

In de vergunningvoorschriften moeten eventueel noodzakelijke bepalingen worden vastgelegd over:

  • het toepassen van strooizout op wegen in de kernzone en beschermingszone van de waterkering;

  • het toepassen van bestrijdingsmiddelen op de bermen van wegen in de kernzone en beschermingszone van de waterkering.

21.Verwijdering van wegen, parkeerplaatsen, op- en afritten

  • De weg, parkeerplaats, op- of afrit moet geheel worden verwijderd, inclusief eventueel aanwezige funderingen en voorzieningen.

  • De erosiebestendige dijkbekleding moet worden hersteld.

Ondertekening