Beleidsregel 1.2 Bomen en beplanting in, op en nabij waterkeringen

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel 1.2 Bomen en beplanting in, op en nabij waterkeringen

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rijn en IJssel heeft tijdens haar vergadering van 29 augustus 2023 besloten onderstaande beleidsregels vast te stellen.

1.2.1 Kader

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het aanbrengen, onderhouden, vervangen en verwijderen van bomen en beplanting in de kernzone, de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte van waterkeringen binnen het beheergebied van Waterschap Rijn en IJssel.

Relatie met de waterschapsverordening

Op grond van de waterschapsverordening is het verboden zonder vergunning van het bestuur:

  • Een boom of andere beplanting aan te brengen of te behouden in de kernzone van een kade, een kernzone van een oppervlaktewaterlichaam of de kernzone van een waterkering.

  • Een boom of andere beplanting aan te brengen of te behouden in de beschermingszone van een kade, de beschermingszone oppervlaktewaterlichaam of beschermingszone van een waterkering.

  • Een boom aan te brengen of te behouden in het profiel van vrije ruimte van de waterkering.

Begripsbepaling

  • Aanberming: aangebrachte aanvullende laag grond ten behoeve van nevenfuncties zoals beplanting, wegen, etc. Een aanberming valt buiten het dijkprofiel;

  • Beplanting: heesters, struiken en lage beplanting, uitgezonderd gras dat deel uitmaakt van de erosiebestendige bekleding;

  • Bomen: beplanting met opgaande stam(men) van hout.

1.2.2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel biedt het waterschap inzicht in de wijze waarop het aanbrengen, onderhouden, vervangen en verwijderen van bomen en beplanting op en nabij waterkeringen wordt beoordeeld. Hierbij staat de functie en stabiliteit van de waterkering voorop. Daarnaast mogen het beheer en onderhoud van de waterkering niet worden belemmerd.

1.2.3 Motivering van de beleidsregel

Bomen en beplanting kunnen de ondoorlatende kleilaag perforeren en met het wortelstelsel ongewenste gangen in de waterkering creëren. Hierdoor neemt het risico op piping toe. Ook kan de groei van bomen en beplanting door de schaduwwerking belemmerend werken op de groei van de erosiebestendige grasmat. Daarnaast kan de aanwezigheid van bomen en beplanting het door het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud hinderen. Het waterschap is terughoudend in het verlenen van vergunningen voor het aanbrengen van bomen en beplanting op de waterkering.

Stabiliteit

Niet waterkerende werken en graafactiviteiten nabij een waterkering kunnen het waterkerend vermogen van een kering aantasten. Daarnaast kan diepwortelende en hoog opgaande bomen en beplanting een negatief effect hebben op een waterkering. Bovendien kan als gevolg van het omwaaien van bomen (windworp) op, of in de directe nabijheid van een waterkering en de daardoor ontstane ontgrondingskuilen de stabiliteit van de waterkering afnemen. Ook de dynamische belasting als gevolg van beweging van bomen kan leiden tot instabiliteit van de ondergrond. Afstervende wortels veroorzaken na veroudering of na verwijdering van een boom of struik holle ruimten. Daardoor kunnen niet controleerbare waterstromingen ontstaan die een ongunstige invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering. Aanwezige beplanting kan ook een aangename biotoop vormen voor gravende dieren zoals bevers, dassen en beverratten. Gravende dieren in of nabij waterkeringen moeten worden voorkomen.

Erosie

Bij het ontwerpen van de waterkering wordt rekening gehouden met een vooraf vastgesteld en geaccepteerd overslagdebiet bij maatgevende waterstand. Zowel het buiten- als het binnentalud moeten daarom gedurende een periode van hoogwater bestand zijn tegen uitspoeling. Dit kan alleen met een goede, ononderbroken, goed doorwortelde en soortenrijke grasmat waarin geen potentieel storende objecten als bomen en struiken aanwezig zijn. Schaduwwerking en bladval werken belemmerend op de ontwikkeling van de grasmat. De doorworteling van de grasmat neemt bij schaduw af waardoor deze minder bestand is tegen erosie. Daarnaast kunnen wortels dijkbekleding of wegverharding opdrukken.

Beheer en onderhoud

De aanwezigheid van bomen en beplanting (anders dan gras) op de kruin en/of de taluds van een waterkering werken belemmerend op het door het waterschap uit te voeren beheer, onderhoud en inspectie van de waterkering. Onderhoudsmachines kunnen hinder ondervinden door de aanwezigheid van bomen en struiken op of nabij een waterkering.

1.2.4 Toetsingscriteria

1.Afmetingen bomen en struiken

Bij de beoordeling van vergunningaanvragen wordt uitgegaan van volledig volgroeide struiken en bomen.

2.Vervangen beplanting

Het vervangen van bestaande bomen of beplanting wordt beoordeeld als het verwijderen van bomen of beplanting en het aanbrengen van nieuwe bomen of beplanting.

3.Staat van onderhoud van beplanting

Bomen en struiken moeten in goede staat verkeren. Dode, zieke, (deels) omgewaaide, beschadigde en gerooide bomen en struiken moeten worden verwijderd conform toetsingscriterium 8.

4.Permanente schaduw op grasmat

Permanente schaduw op de grasmat op waterkeringen, bijvoorbeeld door een aaneengesloten bomenrij of extreme bladval, moet worden voorkomen.

5.Nieuwe beplanting (primaire en regionale waterkeringen en zomerkades)

Aanleg van nieuwe bomen of beplanting is toegestaan indien aan alle onderstaande criteria wordt voldaan:

  • -

    bij een groene dijk: nieuwe bomen of beplanting, inclusief wortelstelsel, moeten buiten het profiel van vrije ruimte worden aangebracht;

  • -

    indien een profiel van vrije ruimte ontbreekt, moeten de nieuwe bomen of beplanting, inclusief wortelstelsel, buiten de kern- en beschermingszone op een afstand van minimaal 5 meter van de waterkering worden aangebracht, gemeten vanaf de kruin van de beplanting in volgroeide toestand;

  • -

    bij een waterkerende constructie zoals een damwand of een keermuur: nieuwe bomen of beplanting moet op een afstand van minimaal 5 meter van de waterkering worden aangebracht, gemeten vanaf de kruin van de boom.

6.Heggen en hagen

Heggen en hagen moeten vanwege de ongewenste schaduw zodanig worden onderhouden dat ze niet hoger worden dan 2 meter.

7.Voorzieningen voor lucht of water

Het is niet toegestaan voorzieningen voor beluchting of watervoorziening aan te brengen.

8.Verwijderen van bomen en beplanting

  • Bomen en beplanting moeten volledig worden verwijderd inclusief alle stobben en wortelresten.

  • Er mag niet meer grond worden vergraven of losgemaakt dan noodzakelijk.

  • Gerooide bomen en beplanting moeten volledig worden afgevoerd.

  • Na verwijdering van de bomen en beplanting moet het ontstane gat gevuld worden met grond van ten minste dezelfde samenstelling als de omringende grond.

  • De aangevulde grond moet worden verdicht.

  • Gevulde gaten moeten worden voorzien van een grasmat of steenbekleding.

  • Beschadigde delen van de grasmat of steenbekleding moeten worden hersteld.

Ondertekening