Beleidsvisie Zonnevelden gemeente De Bilt

Geldend van 05-12-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsvisie Zonnevelden gemeente De Bilt

Samenvatting

De gemeenteraad van de Bilt legt in deze Beleidsvisie Zonnevelden 2023 vast:

  • Dat onverminderd wordt ingezet op energiebesparing en op zonnestroom opgewekt op kleine en grote daken

  • Dat ruimte aan zonnevelden wordt geboden onder strenge criteria ter bescherming van de waarden van het buitengebied in de gemeente én voor optimale lokale participatie

  • Dat circa 27 hectare (netto) ruimte aan zonnevelden op land wordt geboden in de eerste tranche. Behandeling van aanvragen: ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’

    Dit is conform het raadsbesluit over het Biltse RES bod van 27 mei 2021. Het is mogelijk dat de 27 hectare netto net wordt overschreden als dit nodig is om de doelen te halen. Deze hectares komen in mindering op het plafond in de tweede tranche.

  • Dat circa 33 hectare (netto) ruimte aan zonnevelden op land wordt geboden in de tweede tranche, vermeerderd met het restant danwel verminderd met een overschrijding uit de eerste tranche.

    Dit is conform de opwekdoelen uit Coalitieakkoord 2022-2026 en Programmabegroting 2023.

    Het exacte plafond voor de tweede tranche wordt in een afzonderlijk besluit door de gemeenteraad vastgelegd. Ook de behandelwijze van aanvragen wordt dan vastgelegd: een maatschappelijke tender ofwel één of meerdere gebiedsprocessen.

1. Inleiding beleidsvisie zonnevelden

Gemeente De Bilt is een groene gemeente met kleine en middelgrote woonkernen gelegen in een diversiteit aan landschappen: de open agrarische en natuurgebieden in het westen overgaand in de landgoederenzones en bosgebieden in het oosten, met het waterlinielandschap en diverse ecologische verbindingen in het zuiden. Van belang is een prettige leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in de diverse kernen en het buitengebied.

De vraag naar energie is hier onlosmakelijk mee verbonden. Gemeente De Bilt wil haar bijdrage leveren aan de transitie naar duurzame energie en het tegengaan van klimaatverandering. Hoofdstuk 2 beschrijft de energievraag en de mogelijkheden om deze duurzaam op te wekken. De energietransitie is de reden voor de gemeente om ruimte te bieden aan zonnevelden.

Zonnevelden hebben onmiskenbaar een impact op het landschap en de leefomgeving van mens en dier. Met de aanpak in deze beleidsvisie kan de gemeente beter sturen op de initiatieven voor zonnevelden. Hoofdstuk 3 gaat over de waarden in het buitengebied die het beschermen waard zijn. De gebieden worden benoemd waar zonnevelden niet zijn toegestaan en ook waar de gemeente zich terughoudend opstelt vanwege die aanwezige waarden.

Waarvoor wordt deze beleidsvisie Zonnevelden gebruikt?

De gemeente wil een goede afweging maken tussen de klimaatdoelen én de andere doelen in het mooie buitengebied van De Bilt. De gemeente staat in passende mate en onder strenge voorwaarden zonnevelden toe om aan haar doelen voor duurzame elektriciteitsopwekking te voldoen.

De kansrijkheid van een zonneveld-aanvraag per gebied is op hoofdlijnen weergegeven in de Kansenkaart Zonnevelden in Hoofdstuk 4. De daadwerkelijke mogelijkheden verschillen per beoogde locatie. Niet alle kavels zijn onderzocht, de kleur geeft een algemene indruk voor het gehele gebied.

Hoofdstuk 5 gaat over hoeveel zonnevelden de gemeente de komende jaren toestaat in ‘netto hectares’. Er zullen in bepaalde gebieden meer aanvragen komen voor zonnevelden, daarbij speelt ook de beperkte capaciteit van het elektriciteitsnet tot 2030 een rol. Dit hoofdstuk beschrijft dat de gemeente toewerkt naar een maatschappelijke ‘tender’ om aanvragen met elkaar te kunnen vergelijken. Na een marktconsultatie kan de gemeente ook besluiten tot een gebiedsproces met alle betrokken partijen in plaats van een tender.

Hoofdstuk 6 beschrijft dat aanvragen worden getoetst op een goede inpassing in de fysieke leefomgeving én op de mate van participatie. De voorwaarden worden in detail vastgelegd in de ‘ Beleidsregels Zonnevelden in De Bilt’.

De bijlagen bieden nadere info per omgevingswaarde, een gebiedsoverzicht en visie van de provincie.

Opvolger voor Bilts zonneveldenbeleid uit 2017

In 2017 heeft de gemeente een eerste beleidsplan voor zonnevelden vastgesteld. Hierin waren de mogelijkheden voor zonnevelden in relatie tot ruimtelijke ordening en landschappen goed uitgewerkt. Toch kiest de gemeente voor een vernieuwde Beleidsvisie. Er is in de tussenliggende jaren veel veranderd:

  • De vele gesprekken gevoerd in 2020 en 2021 met maatschappelijke (belangen)partijen en inwoners leverden waardevolle inzichten. Ook leert de gemeente van zonnevelden elders.

  • De regio U16 sprak af hoeveel groene stroom grootschalig op te wekken uit wind en zon uiterlijk in 2030. De gemeenteraad legde haar Biltse RES-aandeel vast in de zomer van 2021. In het coalitieakkoord voor 2022-2026 bevat een verdubbeling van deze doelstelling.

  • De provincie Utrecht heeft haar standpunt verduidelijkt in de Provinciale Omgevingsvisie.

  • Door netcongestie kunnen zonnevelden op dit moment niet vanzelfsprekend aangesloten worden.

2. Klimaatdoelen, zonne-energie en de zonneladder

De Bilt wordt een energieneutrale gemeente. Dit betekent dat er fors minder energie gebruikt moet gaan worden. Voor 2050 streven we naar 50% minder energieverbruik dan in 2020. Ook stoppen we met het gebruik van aardgas. De energie die we in 2050 nog nodig hebben, moet volledig duurzaam opgewekt worden. Dat is internationaal, in Europa en ook in Nederland afgesproken.

In het landelijke Klimaatakkoord is vastgelegd dat de gemeenten zich in regio’s organiseren en met elkaar een aandeel leveren aan de duurzame energie die op land opgewekt moet worden. Windmolens op zee zullen vooral voor de grootschalige landelijke industrie groene stroom opwekken.

Samen met de 15 andere gemeenten in de regio U10/U16 is de Regionale Energie Strategie 1.0 (RES) opgesteld. Daarin is afgesproken de 16 gemeenten gezamenlijk 1,8 TWh per jaar aan groene stroom grootschalig duurzaam opwekken in 2030. Kleine zonnedaken zoals op huishoudens tellen daar niet in mee. Vanwege de korte termijn, is dat alleen haalbaar met zonne-energie en windmolens.

Daarnaast werkt de gemeente vanzelfsprekend verder aan energiebesparing, zonne-energie ook op kleinere daken, duurzaam verwarmen zonder aardgas, onderzoek naar kansen voor aardwarmte (diep en ondiep). De gemeente volgt de landelijke ontwikkelingen voor waterstof als energiedrager op de voet.

Hoe wekken we voldoende stroom op mét behoud van de bijzondere waarden in onze gemeente en diverse andere ruimtelijke vraagstukken zoals woningbouw en infrastructuur?

Een bewezen duurzame techniek is energie uit zonnevelden. Omdat dit veel ruimte kost, combineren initiatiefnemers zoveel mogelijk functies zoals ruimte voor natuur, versterking van het oorspronkelijke landschap en soms ook kleinschalige landbouw. Gemeente De Bilt geeft voorkeur aan dergelijke combinaties van functie die de omgevingswaarden versterken.

De Bilt onderschrijft de voorkeursvolgorde van de landelijke Zonneladder uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020). Deze staan in de afbeelding hieronder. De voorkeuren houden geen volgtijdelijkheid in. De NOVI beschrijft dat overheden de voorkeuren in hun afweging moeten meenemen maar gelijktijdig kunnen beginnen aan de verschillende opties voor zonne-energie om de opwekdoelen te halen.

afbeelding binnen de regeling

In theorie is er veel ruimte op daken en op laagwaardige gronden (treden 1, 2 en 3). Maar de gemeente heeft slechts beperkte invloed (de eigenaar beslist) en ook zijn er technische en financiële beperkingen. Enkele voorbeelden zijn de draagkracht en leeftijd van grote (bedrijfs)daken, de beperking om stroom terug te leveren aan het elektriciteitsnet en hoge kosten om een parkeerplaats te overkappen.

Hoofdstuk 5 beschrijft hoeveel ruimte de gemeente wil geven voor zonnevelden de komende jaren.

3. Waardevol buitengebied beschermen

Het buitengebied van De Bilt is om diverse redenen bijzonder. Het karakter van het buitengebied kan worden uitgedrukt in ‘waarden’ die bescherming verdienen. De gemeente beoordeelt de verwachte impact van een zonneveld op de volgende ‘fysieke’ waarden: landschap, natuur, cultuurhistorie, recreatie, archeologie, landgebruik (landbouw, bodem, water). De fysieke waarden worden toegelicht in bijlage A. De belangen en beleving van omwonenden en gebiedsgebruikers benoemen we als zevende waarde.

Zonnevelden zijn theoretisch overal mogelijk in gebieden (zonder schaduw). Het zijn de waarden in de omgeving die de wenselijkheid van een zonneveld kunnen beperken. Deze beleidsvisie vertaalt deze waarden naar voorkeurslocaties en voorwaarden. Voor zonnevelden gelden minder wettelijke eisen dan voor grote windmolens. Het benoemen van kansrijke gebieden en beoordeling van een aanvraag voor een zonneveld is daarom subjectiever dan bij wind.

Een zonneveld heeft onmiskenbaar invloed op haar omgeving. Doel is om met een goede inpassing en inrichting negatieve invloed op de waarden te voorkomen. Daarnaast beoordeelt de gemeente een aanvraag ook op de maatregelen met een positieve invloed (een ‘plus’ bieden voor de omgeving) en de mate waarin multifunctioneel grondgebruik plaatsvindt.

Gebieden waarin zonnevelden niet zijn toegestaan

  • De provincie staat geen zonnevelden toe in Natura2000 en in Ganzenrustgebieden.

Gebieden waar vrijwel geen mogelijkheden zijn voor zonnevelden

  • Bosgebied (schaduwwerking en natuurwaarden), deels valt dit onder Natuur Netwerk Nederland.

Gebieden met extra voorwaarden

In de volgende gebieden gelden extra gebiedsspecifieke voorwaarden zoals benoemd in de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Het is niet zo dat een zonneveld wordt uitgesloten maar de initiatiefnemer moet hier rekening houden met bijzondere omgevingswaarden. Dit geldt voor:

  • NatuurNetwerk Nederland (NNN)

  • Groene Contouren (inrichting van zonneveld is gericht op natuurbestemming na 25 jaar)

  • Militair oefenterrein met bijzondere natuurwaarden

  • Gebieden van belang voor weide- en akkervogels (evt mitigerende/compenserende maatregelen)

  • Hollandse Waterlinie (provincie is extra terughoudend in Unesco-gebied/ NHW1)

Daarnaast vraagt de gemeente extra aandacht voor de waarden in of nabij:

  • Ecologische verbindingszones (eventueel zonneveld moet een plus bieden voor de natuur)

  • Historische landgoederen, buitenplaatsen, beschermde dorpsgezichten (inclusief zichtlijnen)

  • Aardkundige monumenten en overige provinciale gebieden met aardkundige waarde, grafheuvels

  • Kernrandzônes (afstand tot bebouwde kom en besluitvorming woningbouwlocaties)

In bovengenoemde gebieden kunnen kavels zijn die geschikt zijn voor een goed ingepast zonneveld. Een aanvraag in één van deze gebieden zal een extra goede onderbouwing en set aan maatregelen moeten hebben. Er moet ook een goede reden zijn waarom het zonneveld specifiek daar geplaatst moet worden, hoe de aanwezige waarden niet significant worden aangetast, en hoe de kwaliteit van het gebied wordt verhoogd tijdens of na de exploitatiefase.

Het gebruik van de grond als zonneveld is tijdelijk. De oorspronkelijke bestemming blijft in de meeste gevallen gehandhaafd. Ook moet de bodemkwaliteit op peil blijven of zelfs verbeteren. Kavels die nu een agrarische bestemming hebben zullen dus na einde exploitatie (maximaal 30 jaar) opnieuw ingezet kunnen worden voor agrarisch gebruik.

4. Kansenkaart

In 2020 en 2021 hebben gesprekken plaatsgevonden met inwoners, maatschappelijke organisaties en diverse deskundigen binnen de gemeentelijke organisatie. Deze gingen over de waarden en andere specifieke gebiedskenmerken van het buitengebied in gemeente De Bilt. Deze inbreng is benut in hoofdstuk 3 maar ook bij het opstellen van een Kansenkaart Zonnevelden. Omdat niet ieder afzonderlijk kavel in het buitengebied beoordeeld kan worden, onderscheidt de gemeente drie categorieën gebieden. De kansrijkheid van de zonneveld-aanvraag verschilt per gebied en is weergegeven op de kansenkaart.

Betekenis van de kleuren op de kansenkaart

De kansenkaart geeft in grote lijnen de kansrijkheid voor een zonneveld aan met drie kleuren:

  • groen = kansrijk gebied voor zorgvuldige inpassing van (mogelijk ook enkele grotere) zonnevelden

  • oranje = beperkt kansrijk gebied waar extra provinciale voorwaarden gelden of waar de gemeente extra inpassing vraagt vanwege de aanwezige waarden en/of omdat er andere besluitvormingsprocessen spelen zoals woningbouw (NNN in open gebieden, Unesco, kernrandzones)

  • lichtrood = niet-kansrijk gebied oftewel ‘nee, tenzij’ (veelal: bosrijk of NNN tussen bosgebieden)

  • donkerrood = gebied waarin zonnevelden niet zijn toegestaan (N2000 en ganzenrustgebied)

afbeelding binnen de regeling

Online kansenkaart (https://tinyurl.com/zonnevelden2021-debilt

Op de online kansenkaart kunt u via de knoppen rechtsboven andere kaartlagen tonen. De gebiedseigenschappen bepalen tezamen de kansrijkheid van een initiatief voor een zonneveld.

Wat betekenen de kleuren op de kaart en welke soorten gebieden vallen eronder:

1. Kansrijk gebied

In een ‘groen’ kansrijk gebied zijn met zorgvuldige inpassing zonnevelden mogelijk.

  • Vaak zijn dit agrarische kavels, waarvoor extra voorwaarden gelden om de bodemkwaliteit geschikt te houden voor toekomstig agrarisch gebruik en in te zetten op kavelruil om tot een zonneveld te komen op een voor de landbouw zo laagwaardig mogelijk gebied. Ook mogen andere (agrarische) ondernemers niet in hun bedrijfsvoering worden verstoord.

  • Als meest geschikt gaven stakeholders en inwoners de gebieden aan nabij grootschalige infrastructuur. Er zijn ook ongeschikte kavels in ‘groen’ gebied, ze zijn niet individueel beoordeeld. Groen op de kansenkaart geeft geen ‘recht’ op een zonneveld.

2. Beperkt kansrijk gebied = ‘extra voorwaarden, alleen mogelijk met zorgvuldige inpassing’

Er liggen hier belangrijke beperkingen vanwege de waarden in het gebied. De provincie stelt extra regels en ook de gemeente vraagt om extra zorgvuldige inpassing. Redenen voor een oranje kleur zijn:

  • Natuurwaarde, ecologische verbindingen, kleinschalige landschappen en aardkundige waarden

  • Hoge cultuurhistorische waarden (zoals Werelderfgoedgebied Nieuwe Hollandse Waterlinie)

  • Nabijheid van de bebouwde kom (kernrandzone) al dan niet met een woningbouwopgave

Wat kan er wel in oranje gebied?

  • In oranje gebied is een initiatief op veel kavels lastig in te passen. Er kunnen voor zonnevelden geschikte kavels zijn waar minder sprake is van verstoring van waarden dan in de rest van het oranje gebied. Gedacht kan worden aan kleinschalige zonnevelden, al dan niet gecombineerd met landbouw of natuurfuncties. Maar ook grotere zonnevelden zijn mogelijk op voor zonnevelden gunstige kavels met extra zorgvuldige inpassing.

3. Niet-kansrijk gebied = ‘Nee, tenzij’

  • Voor de lichtrode gebieden op de kaart geldt dat een zonneveld niet kansrijk en vaak niet wenselijk is vanwege het bos (schaduw, natuur) en daarbinnen diverse gebieden met Natuurnetwerk Nederland en cultuurhistorische en aardkundige waarden.

Wat kan er wel in lichtrood gebied?

  • In grotere open gebieden in het bos of aan de randen van natuurgebieden kunnen locaties zijn waar deze bezwaren niet spelen. Er kan ruimte zijn voor een goed ingepast zonneveld.

  • De gemeente let sterk op de foerageerfunctie van open plekken in of naast bosrijk gebied.

4.Niet-toegestaan gebied = zonnevelden niet toegestaan

  • Een zonneveld is niet toegestaan in het donkerrode gebied aan de westzijde van de gemeente vanwege Natura2000 en ganzenrustgebied. De provinciale Omgevingsvisie staat dit niet toe.

Disclaimer - de kaart geeft geen rechten

De gekozen kleur geldt als een gemiddelde voor het gehele gebied. Ieder initiatief voor een zonneveld wordt individueel beoordeeld op basis van de exacte locatie en de directe omgeving. Daarvoor is een lokale uitwerking, ruimtelijke inpassing en vaak ook aanvullend onderzoek nodig. De initiatiefnemer is hier verantwoordelijk voor. De gemeente heeft altijd het recht een verzoek af te wijzen wanneer deze niet past in het geldende bestemmingsplan. Groen op de kansenkaart betekent daarom niet dat in dat gebied op iedere locatie een (grootschalig) zonneveld wordt toegestaan, er komen ook minder geschikte kavels voor waar de waarden hoger zijn. Ook als er een plafond wordt vastgesteld en deze nog niet is bereikt, mag de gemeente beargumenteerd een aanvraag afwijzen, ook in ‘groen’ kansrijk gebied.

5. Hoeveel hectare zonnevelden & uitvoering in tranches

Dit hoofdstuk beschrijft hoeveel zonnevelden de gemeente wil toestaan in twee tranches en de wijze waarop aanvragen in behandeling worden genomen. Uitgangspunt is dat de gemeenteraad zo goed mogelijk rekening houdt met de diverse belangen én unieke waarden in het buitengebied maar ook de opwekdoelen wil halen zoals die zijn vastgesteld in de regio én door de gemeenteraad.

Het plafond wordt in netto hectares zonneveld vastgesteld omdat de ruimtelijke inpassing leidend is. Een grenswaarde stellen qua opgewekte hoeveelheid zonne-energie is niet mogelijk omdat dit niet exact te voorspellen is, per jaar verschilt qua zonaanbod en zonnepanelen steeds efficiënter worden.

Eerste tranche

  • Plafond: 27 hectare netto aan zonnevelden. Hier telt landschappelijke inpassing niet in mee, zie definitie van ‘netto oppervlak zonneveld’ onderaan dit hoofdstuk. Met de eerste succesvolle aanvraag die de doelstelling van 27 hectare passeert, wordt deze tranche afgesloten.

  • Aanvragen worden in behandeling genomen volgens ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’

  • Gebieden: aanvragen worden vooral in ‘groene’ gebieden op de kansenkaart 2021 verwacht, vanwege de huidige beperkingen en de kosten om de zonnestroom aan het net terug te leveren2. Ook omdat zonnevelden in oranje en (licht)rode gebieden nu nog een grotere mate van onzekerheid met zich meebrengen voor de aanvrager (UNESCO werelderfgoed Hollandse Waterlinie, NNN).

  • Onderbouwing van dit plafond: de gemeenteraad legde haar Biltse RES bod voor 2030 vast op 27 mei 2021 te streven naar minimaal 4,6 GWh zonnestroom opwek per jaar op grote daken én naar 25,6 GWh zonnestroom opwek per jaar op de grond door binnen treden 2, 3 en 4 (Nationale Zonneladder) 27,6 hectare (netto) ruimte voor zonnevelden te bieden. Het raadsvoorstel gaf een overzicht van beschikbare oppervlakten binnen de treden van de Zonneladder én de beperkingen.

Tweede tranche

  • Plafond: ongeveer 33 hectare netto aan zonnevelden vermeerderd met eventuele resterende hectares uit de eerste tranche of verminderd met een eventuele overschrijding. Het streven is om in totaal op ongeveer 60 hectare zonneveld uit te komen in 2030 om de gewenste hoeveelheid groene stroom op te wekken.

  • Aanvragen worden níet in behandeling genomen volgens ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’

  • De gemeente neemt een afzonderlijk raadsbesluit over de uitvoering via een ‘maatschappelijke tender’, of een ‘gebiedsproces’ waarin belanghebbenden samen initiatieven ontwikkelen, of een combinatie van beide. Ter voorbereiding op bovengenoemd raadsbesluit start de gemeente met een consultatie onder belanghebbenden, zie beschrijving in latere paragraaf. Het is van belang deze keuze open te houden zodat de mening van belanghebbenden goed meeweegt in het besluit van de raad.

  • Gebieden: aanvragen zijn bij voorkeur in de tweede tranche beter verspreid over het buitengebied. Ook oranje/lichtrode gebieden bieden mogelijkheden voor goed ingepaste zonneveld indien de provincie Utrecht heldere voorwaarden geeft voor UNESCO en NNN-gebied. Ook de uitbreiding van huidige en bouw van nieuwe spanningsstations is hierbij van belang.

  • Onderbouwing van dit plafond: coalitieakkoord uit 2022 en programmabegroting voor 2023. Het Biltse coalitieakkoord voor 2022-2026 beschrijft de noodzaak van een verhoogde ambitie. In de programma-begroting 2023 is de ambitie voor 2030 vastgesteld op 82,5 GWh per jaar opwek verdeeld in 20 GWh uit windenergie en 62,5 GWh uit zonne-energie.

De keuze tussen een maatschappelijke tender en/of een gebiedsproces in de tweede tranche

Een aanvraag binnen 1ste tranche (tot plafond 27 ha) wordt op volgorde in behandeling genomen.

Bij keuze voor een maatschappelijke tender in de tweede tranche, worden alle aanvragen tegelijk behandeld. Als er meer inschrijvingen zijn dan het vastgestelde plafond, geeft de gemeente voorrang aan initiatieven die het best passen bij het gemeentelijk beleid. Het grote voordeel is dat participatie van de omgeving, lokaal eigendom en zeggenschap zwaarder kunnen meewegen. Want bij individueel behandelen op volgorde van binnenkomst, mag alleen worden getoetst op ruimtelijke impact en op de inspanning die de initiatiefnemer pleegt voor participatie.

Ook als de gemeente kiest voor een gebiedsproces in een bepaald gebied, neemt de gemeente geen afzonderlijke aanvragen in behandeling. In een gebiedsproces zoek je samen naar de ideale oplossing. In plaats van concurrentie tussen vergelijkbare inschrijvers die in hetzelfde gebied liggen, zoek je in een gebiedsproces samen met omwonenden naar de ideale oplossing. Wellicht willen bewoners van een kern een eigen zonneveld en is het ideale kavel nog niet bekend. Ook is het mogelijk dat een significant deel van de agrariërs wil stoppen in een bepaald deelgebied. Door integraal naar de wensen in een gebied te kijken, kun je een grotere oppervlakte aan zonnevelden optimaal landschappelijk inpassen. Financieel is er dan de ruimte om de waarden in het gebied te beschermen. Sterker nog, de kwaliteiten kunnen sterk toenemen door een nieuwe inrichting. De verwachting is dat het draagvlak onder omwonenden toeneemt. Een groot goed ingepast zonneveld kan positiever blijken dan meerdere kleine velden zonder samenhang.

De gemeente kan kiezen voor een gebiedsproces als bijvoorbeeld uit de stakeholder consultatie blijkt dat:

  • meerdere aanvragen relatief dicht bij elkaar liggen zonder samenhang, en de inschatting is dat samenwerking tot een betere inpassing leidt. Competitie tussen buren wordt dan voorkomen;

  • een gebiedsproces meer ruimte biedt voor lokale initiatieven van onderop uit het gebied zelf, de rol van partijen buiten de gemeente kleiner wordt en er meer functies aan het zonneveld worden toegevoegd zoals kleinschalige landbouw, recreatie of natuurontwikkeling;

  • een andere reden die pas boven tafel komt in de consultatieronde.

De gemeente start na vaststelling van deze Beleidsvisie met een stakeholder consultatie. Dit betekent dat gesprekken worden gehouden met grondeigenaren die een zonneveld overwegen en hun direct omwonenden, projectontwikkelaars met grondposities of kennis van het gebied, lokale coöperaties en andere relevante maatschappelijke organisaties die lokale belangen behartigen. De netbeheerder speelt hierbij een rol in verband met uitbreiding netcapaciteit. Op basis van deze consultatie besluit de gemeenteraad over de uitvoeringsroute van de tweede tranche.

Maximale omvang per zonneveld & definitie van de ‘netto’ oppervlakte

De maximale omvang van zonnevelden is bedoeld exclusief landschappelijke inpassing. Een toelichting:

  • onder de netto oppervlakte van het zonneveld valt in ieder geval: grond onder de zonnepanelen, de tussenliggende stroken, onderhoudspaden en de technische installaties (o.a. transformatorhuisjes)

  • onder de landschappelijke inpassing kunnen vallen: landschapselementen/ ruimte voor natuur rond/binnen zonneveld zoals bomen, struiken/ruigtes voor agrarisch gebruik of bloemrijk landschap.

Twee zonnevelden worden vanuit landschappelijk oogpunt niet direct naast elkaar geplaatst. In het geval van een gebiedsproces zoals beschreven hierboven, is het mogelijk dat 2 of meer initiatieven voor een zonneveld samen tot een integraal ontwerp komen.

Zonnevelden tussen de 2 en 15 hectare zijn ook mogelijk. Kleine verspreide velden verdelen de ‘last’ voor de omgeving meer gelijkmatig. Maar, omdat de financiële marge per zonneveld dan kleiner is, kan dit ten koste gaan van participatie en de bescherming van omgevingswaarden. Kleinere velden concentreren zich mogelijk rondom het spanningsstation om stroom terug te leveren aan het elektriciteitsnet

Zonnevelden tot 2 hectare zijn mogelijk, maar bij concurrentie op het net (de middenspanningsring) krijgen zonnedaken voorrang op deze kleine zonnevelden.

6. Voorwaarden voor leefomgeving & participatie

Gemeente De Bilt stelt voorwaarden aan iedere aanvraag voor een zonneveld. Deze zijn bedoeld om de belangen van fysieke leefomgeving, omwonenden en andere gebiedsgebruikers te beschermen. Deze voorwaarden gelden bij individuele behandeling op volgende van binnenkomst van de aanvraag, maar ook bij een eventuele maatschappelijke tender of een gebiedsproces.

Voorwaarden en aanvraagprocedure staan uitgewerkt in de Beleidsregel Zonnevelden De Bilt.

Uitgangspunt: vroegtijdige inbreng van gemeente en omwonenden is verplicht

Bij een concreet initiatief voor een zonneveld, moet de initiatiefnemer in samenspraak met omwonenden tot een voorstel komen. De aanvraagprocedure start met (naar keuze) een voorgesprek en (verplicht) een verzoek om een principe-uitspraak van de gemeente. De gemeente denkt op deze wijze vroegtijdig mee en kan, bovenop de beleidsregels Zonnevelden, nog extra voorwaarden meegeven die specifiek voor dat initiatief van toepassing zijn.

Initiatiefnemer moet voldoen aan harde beleidsvoorwaarden én zachte indieningsvereisten

De beleidsregel bevat harde beleidsvoorwaarden waar het initiatief aan moet voldoen. Ook bevat het zachtere indieningsvereisten die met name beschrijvend zijn. Op basis van deze informatie beoordeelt de gemeente de geschiktheid van de locatie en de zorgvuldigheid waarmee een zonneveld wordt ingepast en georganiseerd samen met de omgeving.

Voorwaarden voor fysieke leefomgeving én participatie

Iedere aanvraag wordt getoetst op twee soorten omgevingsbelangen.

  • 1.

    Fysieke leefomgeving

    De aanvrager beschrijft de huidige situatie en de aanwezige waarden op en om het beoogde perceel. Deels wordt dit met onderzoeken onderbouwd. Ook beschrijft de aanvrager de verwachte impact voor die omgevingswaarden, de maatregelen waarmee de aanvrager een negatieve impact op de waarden voorkomt én de maatregelen waarmee de aanvrager positieve waarde toevoegt aan het gebied. Het perceel wordt zo goed als mogelijk multifunctioneel gebruikt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (kleinschalige) landbouw, natuur, landschap en recreatie.

  • 2.

    Participatie (procesparticipatie, lokaal financieel eigendom en lokale zeggenschap)

    Projecten vanuit de eigen samenleving hebben de voorkeur. In ieder geval is er sprake van samenspraak en samenwerking met inwoners en lokale partijen. Dit komt tot uiting in de procesparticipatie, het financieel eigenaarschap en de zeggenschap. Initiatiefnemers zijn gehouden om voor minstens 50% lokale eigendom en zeggenschap tot stand te brengen.

    Als dit niet lukt dan eist de gemeente De Bilt een andere vorm waarin lokaal wordt geprofiteerd van de revenuen en lokaal zeggenschap (voor nabije inwoners en bedrijven) geregeld is vergelijkbaar met 50% lokaal eigendom. Mocht het lokaal eigendom om financiële redenen niet rondkomen dan kan de gemeente besluiten zelf te investeren. Hierover wordt de gemeenteraad separaat geïnformeerd.

    Om deze lokale betrokkenheid te kunnen beoordelen dient de initiatiefnemer diverse documenten in zoals beschreven in de Beleidsregels Zonnevelden De Bilt 2023.

Meer over participatie

De gemeente streeft ernaar dat inwoners en lokale bedrijven zo veel mogelijk participeren in de ontwikkeling van zonnevelden. Een zonneveld verandert immers de leefomgeving en aan inwoners en bedrijven wordt gevraagd om die verandering te accepteren. Hierbij gaat het in eerste instantie om de belangen van omwonenden en bedrijven nabij een beoogd zonneveld. Ook de belangen van overige gebiedsgebruikers, en inwoners en bedrijven in nabije kernen dienen meegenomen te worden.

Specifiek aandacht voor positie van de landbouw

Het komt regelmatig voor dat een zonneveld wordt aangevraagd op kavels van agrariërs die willen stoppen met hun bedrijf. Het is een harde eis van de gemeente dat het na afloop van het zonneveld mogelijk is om het gebied weer agrarisch in gebruik te nemen. De oorspronkelijke agrarische bestemming blijft dan ook behouden en de kwaliteit van de bodem mag niet verslechteren. Ook de belangen van omliggende agrarische bedrijven moeten worden beschermd. Hiertoe bevat de ‘beleidsregels Zonnevelden’ extra voorwaarden. Bijvoorbeeld de verplichting om mogelijkheden van kavelruil te onderzoeken (voor een zonneveld op kavels met een lagere waarde voor agrarische productie) en om doorsnijding van landbouwgronden te voorkomen.

Participatie bestaat uit twee onderdelen, die deels overlappen:

  • procesparticipatie: welke inspraak heeft de directe omgeving op de inrichting en welke voordelen ontvangt de omgeving van de ontwikkeling van het zonneveld

  • financiële participatie, lokaal eigendom en zeggenschap.

De initiatiefnemer kan gebruik maken van de ‘handreiking participatie in duurzame energie projecten’ en de ‘participatiewaaier’. Deze zijn te vinden op klimaatakkoord.nl en beschreven in de Q&A over Participatie in Zonnevelden geschreven Holland Solar, 30 april 2020.

Hoe beoordeelt de gemeente of de participatie voldoende is?

Indien met een initiatief niet minstens 50% lokale eigendom en zeggenschap tot stand komt, kan de aanvraag hierop worden afgewezen. Indien de aanvrager aantoont dat op oneigenlijke gronden participatie niet op die basis te realiseren viel, kan de gemeenteraad de aanvraag echter alsnog toewijzen.

Om te kunnen beoordelen of de inspanning voldoende is, beschrijft de aanvrager wie er betrokken worden, hoe het minimale participatieniveau ‘meedenken’ vorm krijgt, en welke mogelijkheden er zijn voor ‘meebeslissen’ en ‘meedoen’ in welke fase van het initiatief. In een vroeg stadium stelt de aanvrager een participatieplan op.

Bij de behandeling van de vergunningaanvraag dient de aanvrager diverse documenten in zoals participatieverslagen en (concept)overeenkomsten met diverse partijen zoals naburige agrarische percelen over beheer. De gemeente stelt zo nodig zelf ook overeenkomsten op met de initiatiefnemer op het gebied van planschade, participatie, eigendom in de toekomst en de wijze waarop de initiatiefnemer het gebied beschermt tijdens exploitatie en daarna het perceel goed achterlaat.

Procesparticipatie

De gemeente stelt als voorwaarde dat omwonenden, nabije (agrarische) bedrijven en maatschappelijke organisaties met een belang in of kennis over het gebied, vroegtijdig betrokken worden minimaal op het participatieniveau ‘meedenken’. De initiatiefnemer beschrijft al in een vroeg stadium in welke mate deze partijen kunnen ‘meebeslissen’ en ‘meedoen’. Denk hierbij aan de keuzes en uitvoering van inpassing, inrichting, aanleg, exploitatie en verwijdering van het zonneveld.

Doel van procesparticipatie is de verlagen van de lasten en het verdelen van de lusten van het zonneveld. De lasten voor de omgeving worden geminimaliseerd door goede inrichting en afspraken. Ideeën en wensen van betrokkenen kunnen het gebied een positieve impuls geven. Voorbeelden zijn: herstel van landschapselementen, ruimte voor natuur en lokale recreatiemogelijkheden. De initiatiefnemer hoort, spreekt en maakt afspraken met de directe omgeving (en de gemeente). Er kan ‘compensatie’ worden afgesproken voor het feit dat het landschap of het uitzicht verandert voor omwonenden en bedrijven. De initiatiefnemer verdeelt de lusten door een gebiedsfonds en/of andere voordelen te bieden voor de omgeving van het zonneveld. Meer hierover volgt bij ‘financiële participatie’.

De Beleidsregels Zonnevelden De Bilt beschrijven in meer detail regels die te maken hebben met procesparticipatie. De afspraken worden vastgelegd in het participatieplan (dat na verlening onderdeel wordt van de vergunning) aangevuld met afspraken in diverse overeenkomsten. Denk bijvoorbeeld aan bovengenoemde overeenkomsten tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Maar ook kunnen er overeenkomsten zijn met eigenaren van naburige (bedrijfs)percelen (bijvoorbeeld over beheer en onderhoud) en met bewoners(coöperaties).

Financiële participatie en zeggenschap

Zoals gezegd, ontstaat een initiatief voor een zonneveld bij voorkeur geheel vanuit en in handen van lokale partijen. Dit is niet altijd mogelijk: landelijke of regionale partijen kunnen een rol hebben. Ook kan hun deskundigheid of financiële positie kan noodzakelijk zijn voor de realisatie.

Zoals landelijk is vastgelegd in het Klimaatakkoord (2019) moet er sprake zijn van een ‘gelijkwaardig samenwerken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie van een project. Dit vertaalt zich in evenwichtige eigendomsverdeling in een gebied waarbij gestreefd wordt naar 50% eigendom van de productie van de lokale omgeving (burgers en bedrijven). Investeren in een zon –en/of windproject is ondernemerschap. Dat vergt ook mee-investeren en risicolopen. Het streven voor de eigendomsverhouding is een algemeen streven voor 2030. Er is lokaal ruimte om hier vanwege lokale project-gerelateerde redenen van af te wijken.

De gemeenteraad van De Bilt eist dat een zonneveld voor minstens 50% in lokaal eigendom is bijvoorbeeld via een lokale coöperatie.

Als dit niet mogelijk is dan dienen de financiële voordelen in vergelijkbare mate terug te vloeien bijvoorbeeld via aandelen en obligaties in handen van lokale inwoners en bedrijven. Gemeente de Bilt vindt daarnaast lokaal zeggenschap van groot belang tijdens aanleg, exploitatie en opruimfase. Als dit niet kan in de vorm van lokaal eigendom, dan moeten er andere afspraken worden gemaakt zodat de direct belanghebbenden zeggenschap hebben bij belangrijke besluiten.

De initiatiefnemer [verwijderd conform amendement A15-2023]: heeft hiertoe een inspanningsverplichting en toont aan met welke aanpak hij inzet op zoveel mogelijk lokaal eigendom en zeggenschap. Het liefst wordt in een zo vroeg mogelijke fase gewerkt met een coöperatie van lokale inwoners, bedrijven en andere partijen. Ook een andere organisatorische constructie is ook mogelijk, als het project maar openstaat voor een grotere groep inwoners en/of bedrijven van binnen gemeente De Bilt om financieel deel te nemen. Een project kan dus niet enkel door een handvol lokale bedrijven worden gedragen zonder andere inwoners en bedrijven de kans te geven financieel deel te nemen.

De afspraken tussen diverse partijen (waaronder de initiatiefnemer, gemeente, omwonenden en andere belanghebbenden) worden vastgelegd in de vergunning en/of in andere overeenkomsten.

De voorkeursvolgorde van financiële participatie is als volgt:

  • 1.

    100% eigendom van lokale (energie)coöperatie of een andere organisatievorm waarin omwonenden, nabije bedrijven, overige Biltse inwoners en bedrijven deel kunnen nemen en medezeggenschap hebben

  • 2.

    50% eigendom van lokale (energie)coöperatie of andere organisatievorm waarin dezelfde groepen deel kunnen nemen en medezeggenschap hebben

  • 3.

    Een andere wijze waarop een vergelijkbaar deel van de revenuen terecht komt bij lokale inwoners of bedrijven, zoals via aandelen of obligaties. In dat geval moet medezeggenschap separaat geregeld worden voor nabije inwoners en bedrijven (zie Beleidsregels).

Daarnaast biedt de initiatiefnemer een aanbod voor:

Direct omwonenden, mensen met een laag inkomen in nabije kernen (die niet mee kunnen investeren bij punt 1 tot en met 3), lokale bedrijven en voor maatschappelijke projecten in het gebied. Denk hierbij aan (een combinatie van):

  • 4.

    Schadevergoeding of andere voordelen voor direct omwonenden die voor hen van waarde zijn

  • 5.

    Deelname tegen geen of verlaagde kosten voor huishoudens met een laag inkomen

  • 6.

    Lokale stroom wordt met korting verkocht aan de bedoelde doelgroepen

  • 7.

    Lokale bedrijven voeren zoveel mogelijk werk uit tijdens voorbereiding, aanleg, exploitatie en verwijderingsfase

  • 8.

    Gebiedsfonds waaruit maatschappelijke projecten ten behoeve van de leefomgeving en/of duurzaamheid worden bekostigd in het omliggende gebied en/of woonkernen.

NB! Gemeente De Bilt stelt de belangen van direct omwonenden en nabije bedrijven bovenaan. Het is mogelijk dat betrokken partijen kiezen voor een uitgebreide vorm van procesparticipatie waardoor de kosten van extra landschappelijke inpassing, natuurwaarden, gebiedsfonds en andere lokale voordelen ten koste gaan van de winst die gehaald kan worden uit financiële participatie.

Meer over een gebiedsfonds

Een gebiedsfonds wordt doorgaans gevuld met een vast bedrag eenmalig, per jaar of met een percentage van de opbrengst aan zonnestroom. Ook de Gedragscode Zon op Land beschrijft de ‘gebiedsgebonden bijdrage’ in te zetten door lokale betrokkenen voor bijvoorbeeld extra natuurimpuls, monitoring van de ecologische effecten, duurzame energie voor de omgeving, een voorziening als een speeltuin, een financiële impuls voor een lokale sportvereniging.

Overeenkomsten

Afspraken worden vastgelegd in de vergunning of in afzonderlijke overeenkomsten. Zo kunnen tussen gemeente en initiatiefnemer de afspraken worden vastgelegd over:

  • o

    procesparticipatie en financiële participatie

  • o

    mogelijkheden voor deelname lokale bedrijven bij de aanleg, beheer en onderhoud

  • o

    beheerafspraken (mede in belang omwonenden en nabije agrarische bedrijven)

  • o

    afspraken over de maximale exploitatietermijn en wijze van oplevering van het zonneveld

Soortgelijke overeenkomsten zijn denkbaar tussen initiatiefnemer en omgeving, zoals met nabije (agrarische) bedrijven, omwonenden en/of een lokale energiecoöperatie.

Ondertekening

Bijlage A. Hoe beschermen we de waarden in het buitengebied

De waarden in het buitengebied (hoofdstuk 3) beschermen we door voorwaarden te stellen (hoofdstuk 6 en ‘Beleidsregels Zonnevelden gemeente de Bilt’). Belangrijk is dat initiatiefnemers laten zien welke maatregelen zij nemen om verstoring tegen te gaan en hoe ze voor een ‘plus’ zorgen voor de fysieke leefomgeving, de inwoners en bedrijven.

Voor ieder van deze waarden beschrijven we de aandachtspunten in relatie tot zonnevelden in De Bilt:

A1. Landschap

A2. Natuur

A3. Cultuurhistorie

A4. Archeologie

A5. Recreatie

A6. Landgebruik, landbouw, bodem en water

De kaarten komen van achterliggende, aanklikbare kaartlagen uit de online Kansenkaart: https://tinyurl.com/zonnevelden2021-debilt

afbeelding binnen de regeling

A1. Landschap

Een zonneveld heeft onmiskenbaar invloed op het landschap. Een initiatiefnemer voor een zonneveld laat door een landschapsarchitect een landschappelijk inpassingsplan opstellen. Dit moet passen binnen de omgeving, zoals een meer open (veenweide)landschap, coulisselandschap of Kromme Rijnlandschap. De initiatiefnemer spant zich in om de wensen van omwonenden, nabije bedrijven en overige gebiedsgebruikers en van de gemeente mee te nemen.

De impact op het landschap (inclusief het uitzicht) wordt bepaald door:

  • Aandeel van een gebied dat getransformeerd wordt: in een kleinschaliger landschap kan een zonneveld een groot deel van het gebied transformeren. In meer open en grootschalig landschap heeft dezelfde omvang zonneveld een kleinere impact op het totale landschapsbeeld.

  • Landschappelijke structuur: een zonneveld voegt een structuur toe. De gemeente kijkt mee met een initiatiefnemer hoe het beeld zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke beeld kan blijven en hoe de bestaande beeldkwaliteit versterkt kan worden. Bij een zonneveld in open gebied, verandert het uitzicht. Verkaveling, hoogte en afscherming staan in een sterke relatie tot elkaar:

  • Verkaveling: een zonneveld moet passen in de natuurlijke verkavelingsstructuur, infra- en/of andere grote lijnen in het landschap volgen en rekening houden met bestaande zichtlijnen3

  • Hoogte: een reguliere opstelling is vaak tussen de 1,50 en 3 meter hoog. Waar geen sprake is van bestaande bebouwing en beplanting, is het de hoogte van de zonnepanelen installatie die bepaalt hoeveel het achterliggende landschap zichtbaar blijft. De hoogte bepaalt (vanwege de schaduwvorming) vaak ook de afstand tussen de rijen, of er multifunctioneel landgebruik mogelijk is en de toetreding van zonlicht en verspreiding van regenwater over de bodem.

  • Afscherming: soms is er afscherming gewenst vanaf bepaalde zichtlijnen. Positief is dat afscherming de panelen uit het zicht onttrekt. Nadeel is vaak dat ook het zicht op het achterliggende landschap verandert. Van belang is daarom de hoogte van de opstelling, het hekwerk (eis diverse verzekeraars) en van de afscherming. Nieuwe beplanting moet passen binnen het landschapstype zoals houtsingels, geriefhoutbosjes, solitaire bomen, een haag. De omwonenden en landschapsdeskundige van de gemeente hebben invloed op de mate en wijze van afscherming. Een keuze kan zijn om voor minimale afscherming te kiezen om juist zoveel mogelijk zicht op het huidige landschap te behouden achter en naast de panelen.

  • Intensieve versus extensieve opstelling: in sommige gebieden heeft het de voorkeur om zonnepanelen zo compact mogelijk te plaatsen. Er wordt dan relatief veel energie opgewekt op weinig oppervlak. Er blijft meer ruimte voor het oorspronkelijke of nieuwe vormen van grondgebruik. Op andere locaties past een meer open opstelling met grotere afstanden tussen de rijen, waar het groene karakter zichtbaar blijft en het zonlicht/regenwater de bodem beter bereikt. Dit is gunstig voor toekomstig agrarisch gebruik. De afstand tussen de rijen heeft ook invloed op de wijze van beheer en onderhoud van het terrein. Meer ruimte tussen de rijen geeft kansen voor voeder- of bloemrijke gewassen.

  • Toevoeging van functies: dit is met name langs de randen mogelijk, soms tussen de rijen zonnepalen. Denk aan grazende schapen, bloemrijke of voedselgewassen.

A2. Natuur

Zonnevelden hebben impact op de natuur. Voorkomen wordt dat een directe impact waarbij een natuurgebied wordt verkleind voor een zonneveld. Ook een indirecte impact is mogelijk doordat soorten het gebied mede als hun leefgebied gebruiken4. Soorten die de open ruimte zoeken (zoals weide- en akkervogels, licht-minnende plantsoorten) kunnen last hebben van een zonneveld. Een positieve impact is mogelijk voor soorten die bescherming vinden onder de zonnepanelen (voor nestelen of foerageren). In gebieden die nu heel intensief gebruikt worden, kan een zonneveld rust en ruimte bieden voor de natuur.

Omdat er nog weinig onderzoeksresultaten beschikbaar zijn specifiek voor zonnevelden, maakt de gemeente gebruik van de inschatting van deskundigen. De beoordeling hangt samen met de huidige situatie (welke soorten komen voor, hoe wordt de grond op dit moment beheerd (bewerkt, bemest, eventuele onkruidbestrijding), de gewenste situatie (welke soorten verdienen hier extra bescherming?)

Een zonneveld heeft vrijwel altijd invloed op de natuur. Lokaal ‘maatwerk’ is nodig om te beslissen of de veranderingen aanvaardbaar zijn, of er voldoende maatregelen genomen kunnen worden ter voorkoming van negatieve effecten, eventuele mogelijkheden tot compensatie. De gemeente beoordeelt ook of er een ‘plus’ voor de natuur mogelijk is in het gebied.

Verplicht natuuronderzoek

De initiatiefnemer onderzoekt het gebied, maakt een nulmeting van de aanwezige soorten en geeft de mogelijke effecten aan van het zonneveld op:

  • beschermde soorten (Wet Natuurbescherming)

  • beschermde gebieden (Natuur Netwerk Nederland en de ecologische verbindingszones)

De gemeente bepaalt op basis van het onderzoeksrapport of er nadere onderzoeken en/of een ontheffing of vergunning nodig zijn (vaak van de provincie).

De gemeente ontvangt naast de effecten op beschermde soorten, ook informatie en geplande maatregelen gericht op andere soorten van belang in het gebied.

Natuurgebieden in De Bilt inclusief ecologische verbindingszones en groene contouren

De Bilt heeft een Natura2000 gebied en ganzenrustgebied binnen haar grenzen. De provincie legde in haar interim omgevingsvisie (POVI) vast dat hier geen zonnevelden toegestaan zijn. Deze vormen samen een groot deel van de westelijke zijde van de gemeente en zijn daarom rood op de kansenkaart.

Daarnaast is er sprake van een significante oppervlakte aan Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur). De NNN bestaat uit samenhangende natuurgebieden. Hierdoor zijn ze beter bestand tegen negatieve milieu-invloeden zoals verdroging. Ze zijn gevarieerder en er kunnen meer soorten planten en dieren leven. Door verschillende natuurgebieden met elkaar te verbinden (ecologische verbindingszones en stepping stones) kunnen planten en dieren zich makkelijker verspreiden. Landbouwpercelen binnen NNN zetten zoveel mogelijk agrarisch natuurbeheer in.

Zonnevelden worden bij voorkeur NIET in NNN geplaatst. Als er toch een initiatief in NNN wordt ingediend, moet helder worden gemaakt waarom deze locatie een logische keuze is. Daarbij beoordeelt de gemeente de impact op de natuurwaarden, de maatregelen die worden voorgesteld om nadelige effecten te voorkomen én een plus voor de natuur te creëren. Het gaat daarbij niet alleen om de kavel zelf, maar ook om de omgeving en de ecologische verbindingsfunctie.

In ‘Groene contour’ gebieden leeft de wens om natuur te ontwikkelen. Een bijzonder goed ingepast zonneveld in een ‘Groene contour-gebied’ kan toegestaan worden voor een bepaalde periode (maximaal 25 jaar) waarna de bestemming verplicht ‘natuur’ is. De opbrengsten van het zonneveld dragen op deze wijze bij aan meer natuur op termijn.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: Natura2000 (groen gestreept), ganzenrustgebied (blauw gestreept), Natuur Netwerk Nederland (lichtgroen), groene contouren (donkergroen), faunapassages (sterren)

Ook de provincie is terughoudend qua zonnevelden in NNN-gebieden. De provinciale regelgeving geeft aan dat de wezenlijke kenmerken en waarden niet mogen worden aangetast en dat de oppervlakte en de samenhang niet mag afnemen. Zie bijlage C over de visie van de provincie op hoofdlijnen

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: ecologische verbindingen vanuit gemeente De Bilt richting het zuiden zijn belang voor gemeenten Zeist, Bunnik en Utrechtse Heuvelrug (uit de brochure van Natuurlijk Zeist-West getiteld ‘Natuur Verbinden en Behouden tussen De Bilt, Zeist, Bunnik, Odijk en Driebergen’)

Voor zonnevelden in alle gebieden: mitigerende en compenserende natuurmaatregelen

De initiatiefnemer beschrijft in haar ruimtelijke onderbouwing maatregelen om de negatieve effecten op natuurwaarden te minimaliseren én maatregelen die een plus bieden voor de flora en fauna van belang in dat gebied. Hierbij gaat het om alle gebieden, niet alleen natuurgebieden, en om alle soorten van belang (niet alleen beschermde soorten). De maatregelen verschillen per te beschermen soort. Algemene voorbeelden zijn:

  • een zonneveld dat in zijn geheel fungeert als een ‘stepping stone’ in een ecologische verbindingszone, bijvoorbeeld tussen NNN-gebieden. Denk aan ruigtes tussen (blokken) zonnepanelen, de juiste hoogte en richting van de installatie plus afwezigheid van hekwerk.

  • stroken rondom het zonneveld kunnen fungeren als extra biotoop, kleinschalige ecologische verbinding of als afscherming van naastgelegen percelen. Het gewas en beheer moeten zo worden gekozen dat ze díe soorten steunen die het moeilijk hebben in dat gebied.

  • Bodemleven krijgt een kans door voldoende afstand tussen individuele panelen en tussen de rijen. Kruidige of voedselgewassen kunnen ingezaaid worden.

  • aanleg: buiten het broedseizoen en zonder verstoring van nest-, rust of verblijfplaatsen.

  • compensatie in de omgeving is bijvoorbeeld mogelijk door ‘modderveldjes’ voor dassen te creëren of plasdras gebieden voor weidevogels

Specifieke diersoorten in De Bilt

Naast de meer generieke soorten is er in De Bilt extra aandacht voor de historische populaties van de das. Op grotere agrarische percelen in de gehele gemeente kunnen weidevogels voorkomen. In het westelijke deel zijn de ganzen van belang. Deze soort wordt hier niet nader besproken omdat het ganzenrustgebied in de kansenkaart ‘op rood is gezet’.

Dassen

  • De afgelopen decennia heeft de gemeente met diverse maatschappelijke organisaties zich met succes sterk gemaakt voor het herstel van de oorspronkelijke dassenpopulatie van enkele decennia geleden. In 2020 waren er circa 250 dieren in het gebied.

  • Burchten: een zonneveld op of nabij een dassenburcht is niet toegestaan

  • Foerageergebied: goed bemeste agrarische terreinen bieden de regenwormen waar dassen veelal van afhankelijk zijn. De initiatiefnemer vraagt deskundig extern advies aan en overlegt met de gemeente welke rol het beoogde gebied speelt voor de das en welke maatregelen er mogelijk zijn. Wellicht kan een ‘plus’ geboden worden door een stuk grond van voldoende oppervlakte als ‘wormen/modderveld’ in te richten. Het is ook mogelijk dat er op bepaalde kavels geen zonneveld mogelijk is vanwege de positie van de das.

Weidevogels

  • Deze groep wordt afzonderlijk genoemd vanwege de mogelijk grote impact van een zonneveld op weidevogels in een open (agrarisch) gebied. Het aantal weidevogels neemt sterk af. Denk hierbij aan de grutto, kievit, (tureluur) en scholekster. De afname komt door verlaging van de grondwaterstand, verdergaande intensivering van de landbouw en door natuurlijke vijanden zoals roofvogels op grote overzichtelijke grasakkers.

  • Opgaande elementen in het landschap zoals bomen, huizen en hoogspanningsmasten vormen ideale broed- en uitkijkposten voor predatoren. Het broedsucces van weidevogels in de nabijheid van opgaande elementen in het landschap is lager. Weidevogels mijden deze daarom. Het vogelonderzoeksinstituut SOVON geeft aan dat diverse soorten weidevogels dan ook niet zullen broeden in een zone van 200 à 300 meter van opgaande elementen in het landschap zoals zonnepanelen. Anderen durven er wel te broeden maar er komen minder vogels uit voort.

  • De initiatiefnemer moet de gemeente voorzien van informatie. Als een zonneveld nadelig is voor weidevogels, moet de initiatiefnemer maatregelen voorstellen en deze op eigen kosten uitvoeren ter compensatie.

Afschermend hekwerk

Vanwege veiligheid en/of verzekeringseisen wordt soms voor een dichte afscherming of zelfs hekwerk gekozen. De gemeente eist dat hekwerk past in het landschap en dat fauna kan passeren. De initiatiefnemer stemt dit af met de omgeving en natuur- en landschapsorganisaties. Er zijn situaties denkbaar waar een bredere sloot met natuurlijke oevers een oplossing biedt. Hiervoor is ook afstemming met het Waterschap nodig.

A3. Cultuurhistorie

Bij besluiten over initiatieven voor zonnevelden houdt de gemeente rekening met de rijke cultuurgeschiedenis van het gebied. De Bilt maakt onderdeel uit van de Stichtse Lustwarande: een lange reeks van buitenplaatsen en landgoederen langs de zuidwestelijke kant van de Utrechtse Heuvelrug. Ook de Hollandse Waterlinie en het Vechtplassengebied (o.a. de Westbroekse Zodden) maken hier deel van uit. Ook vallen monumentale gebouwen en de oorspronkelijke erven en verkaveling onder het cultureel erfgoed.

Voor ieder initiatief voor een zonneveld (dus: in alle gebieden) geldt de voorwaarde dat de initiatiefnemer aanwezige cultuurhistorie in kaart brengt waarop een zonneveld van invloed zou kunnen zijn. De initiatiefnemer moet maatregelen voorstellen om een nadelige impact tegen te gaan en levert waar mogelijk een positieve waarde aan de cultuurhistorische waarde.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: landgoederen en beschermde dorpsgezichten

Gebieden kunnen deel uitmaken van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Utrecht, waarvoor specifieke beschermingsregels van toepassing zijn. Initiatiefnemers dienen daar zelf kennis van te nemen.

Monumentale landgoederen zijn in gebruik voor uiteenlopende functies. Van belang zijn de zichtlijnen van en naar het landhuis en de diverse landschapselementen en open plekken, weides en gazons op het landgoed. Vaak hebben landgoederen ook een functie voor recreatie en voor natuur.

Op historische landgoederen gaat de gemeente terughoudend om met zonnevelden. Zonnevelden kunnen bestaande zichtlijnen en landschapselementen verstoren in dit landschap met een rijke cultuurgeschiedenis. Landgoederen bevinden zich in ‘oranje’ en ‘rood’ gebied op de kansenkaart, waar, mede om deze reden, maar beperkt ruimte is voor zonnevelden. Wel zijn er situaties denkbaar dat een kleinere zonneveldinstallatie op de grond wordt geplaatst op een landgoed om te zorgen voor een klimaatneutrale en economisch haalbare bedrijfsvoering van het landgoed. Een dergelijk klein zonneveld moet zeer goed landschappelijk worden ingepast en voldoen aan de verschillende voorwaarden.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: de Hollandse waterlinie maakt deel uit het landelijk militair erfgoed. Voor de getoonde blauwe zone is extra zorgvuldigheid afgesproken vanwege Unesco werelderfgoed status.

Dit betekent dat de provincie en de andere betrokken instanties zeer kritisch zullen zijn op alle ruimtelijke initiatieven die de kernwaarden zoals openheid aantasten. Een zonneveld kan denkbaar zijn wanneer dit in plaats komt van een ander bouwwerk. De provincie kan een Lokale Heritage Impact Assessment eisen.

A4. Archeologie

Sporen in de bodem

Er liggen op diverse plaatsen waardevolle sporen in de bodem. Die geven een stuk van de verre geschiedenis weer van de gemeente De Bilt. Ontgingen zijn begonnen vanaf het einde van de middeleeuwen, tot die tijd was de bodem te nat.

Voor het funderen van een zonneveld en de waterhuishouding is het noodzakelijk te weten wat de archeologische waarde in de bodem is. De rekken waar de zonnepanelen op staan moeten immers stevig vastgezet worden, in of op de bodem. Verder mag een zonneveld niet zorgen voor een verlaging van het waterpeil omdat grondwater helpt eventueel aanwezige archeologie te conserveren. Daarom is een nulmeting van het waterpeil voor archeologie verplicht. Bij de aanvraag beschrijft de initiatiefnemer de situatie, de mogelijke impact van het zonneveld op archeologie, gebruikmakend van de archeologische waardenkaart, en de te nemen maatregelen.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: archeologische beleids-/verwachtingenkaart

A5. Recreatie

Gemeente De Bilt is een groene omgeving waarin bossen, parken, landgoederen, moeras- en weidegebieden liggen. Het ideale uitgangspunt voor recreatie. Hoe verhoudt het belang van recreatie zich tot zonnevelden? Sommigen uiten hun zorgen, anderen zien ook kansen.

De kwaliteit van het landschap is van groot belang voor recreatie. De aantrekkingskracht van het gebied neemt toe als je de natuurlijke kwaliteiten van het landschap versterkt. Vanzelfsprekend neemt de aantrekkingskracht af wanneer het landschap wordt aangetast.

De bossen en het westelijke natuurgebied zijn aantrekkelijk voor recreatie en zijn als ‘niet kansrijk voor zonnevelden’ beoordeeld vanwege met name de natuurwaarde (en natuurlijk ook schaduwwerking). Een knelpunt tussen zonnevelden en recreatie had er kunnen liggen in de zone om de stad Utrecht heen. Deze strook is echter ook ‘beperkt kansrijk voor zonnevelden’ (oranje op de kansenkaart) vanwege recreatie én het belang als wereld erfgoed gezien de diverse forten, schootsvelden en inundatiegebieden van de Hollandse Waterlinie. Dit afwisselende landschap biedt diverse mogelijkheden voor wandelen en fietsen.

Verder zijn de diverse noord-zuid lopende fietspaden genoemd door stakeholders en inwoners die inbreng leverden voor deze Beleidsvisie Zonnevelden. Diverse fietspaden lopen door de ‘kansrijke’ gebieden voor zonnevelden (groen op de kansenkaart), die voor een deel van de gebruikers als recreatieve route wordt gebruikt.

Ruimte bieden aan recreatie én zonnevelden in de juiste maat en schaal

Uitgangspunt voor alle gebieden is dat de recreant vooral het oorspronkelijke landschap ziet met een beperkte hoeveelheid zonnevelden:

  • zonnevelden worden op dit moment op de meeste locaties door de provincie niet toegestaan binnen de Unesco zone (zie ‘cultuurhistorie’);

  • zonnevelden die zichtbaar zijn vanaf hoofdrecreatieroutes liggen liefst op enige afstand of worden aan het zicht onttrokken middels passende landschappelijke inpassing;

  • zonnevelden volgen de natuurlijke verkaveling in het landschap maar liggen bij voorkeur “dwars op de recreatieve route”, zodat vooral wandelaars aan de korte zijde het veld passeren. Dit is voor fietsers in mindere mate van belang gezien de kortere tijdsduur waarin het zonneveld in zicht zal zijn;

  • de installatie heeft zo mogelijk een beperkte hoogte (1-1,5 meter) als er voor de recreant sprake is van aantasting van het uitzicht;

  • de initiatiefnemer bespreekt met de gebruikers van het gebied inclusief bewoners van nabijgelegen woonwijken de mogelijkheden om een plus te bieden aan recreatie voor de directe en de bredere omgeving, zie onderstaande alinea.

Hoe kunnen zonnevelden recreatie versterken

Een combinatie van een zonneveld met wandelpaden, educatie en elektrische oplaadpunten voor de fiets zijn voorbeelden. Nederland bestond vroeger uit energielandschappen, denk aan traditionele windmolens, bomen, veenwinning en dergelijke. Een zonneveld kan het begrip ‘energielandschap’ in een modern jasje zichtbaar en beleefbaar maken. Dit geldt niet voor een zonneveld in een ecologisch kwetsbaar gebied of waar een grote meerwaarde voor de natuur gecreëerd wordt. Mogelijk is daar een recreatie-aantrekkende werking juist niet gewenst.

A6. Landgebruik, bodem en (grond)water

Landgebruik en (agrarisch) karakter van een gebied

Als een grondeigenaar, en zeker als meerdere grondeigenaren in hetzelfde gebied, de keuze maken voor een zonneveld, dan heeft dit impact op het karakter van het gehele gebied. Vaak is er sprake van agrarische productie dat transformeert naar de productie van zonne-energie, voor een periode van 25-30 jaar.

De gemeente eist dat de mogelijkheid openblijft om daarna de grond weer in agrarisch gebruik te nemen. De huidige bestemming blijft gehandhaafd tijdens het gebruik als zonneveld en de bodemkwaliteit moet worden beschermd en mag niet verslechteren, zowel biologisch, chemisch als qua waterhuishouding. Uitzondering: bij een zonneveld binnen de ‘Groene contourgebieden’ moet na exploitatie de bestemming ‘Natuur’ worden.

In de voorwaarden voor procesparticipatie (H6) en bijbehorende Beleidsregels Zonnevelden is als onderdeel van een zorgvuldig gebiedsproces opgenomen dat met (agrarische) bedrijven in de omgeving afspraken worden gemaakt zodat een zonneveld hen niet stoort in hun bedrijfsvoering. De gemeente streeft ernaar de omgeving te ontlasten middels de gestelde voorwaarden, maar er kunnen zorgen resteren omtrent grondprijzen en andere commerciële belangen rond zonnevelden.

Het is goed ook te benoemen dat veranderend landgebruik ook een verbetering van de woonomgeving kan inhouden. Denk aan situaties waarin minder uitgereden wordt met mest, minder spuitnevel optreedt (met name bij boomgaarden) en minder agrarisch verkeer op kleine landwegen.

Multifunctioneel gebruik

De initiatiefnemer dient een plan in om de grond voor meerdere functies te gebruiken. Dit noemen we multifunctioneel gebruik. Dit gaat bij voorkeur om agrarische of natuurfuncties. Niet alleen de aanleg maar ook het beheerplan, met instemming van omliggende grondgebruikers, is hierbij van belang. Denk aan een extensieve vorm van beweiding, ruimte bieden aan bepaalde diersoorten (zoals de das), het telen van schaduwminnende of (vee)voedselgewassen en het plaatsen van bijenkasten. Vaak worden stroken als bufferzone aangelegd: een schuilplek voor fauna, met bloemrijke gewassen voor insecten. Meervoudig of multifunctioneel landgebruik kan ook recreatief zijn, voor waterberging en/of landschappelijk ingestoken worden.

Bodem

Zonnevelden beïnvloeden de kwaliteit van de bodem op chemisch, fysisch en biologisch vlak. Dit kan een verbetering of verslechtering zijn, afhankelijk van de startsituatie, dus de huidige bodemkwaliteit. De initiatiefnemer dient hier in haar plan zorgvuldig mee om te gaan om een negatieve impact te minimaliseren, en waar mogelijk de bodemkwaliteit juist te verbeteren.

Nadelige effecten op de bodem zijn mogelijk door verminderde lichtinval en veranderde neerslagverdeling. Hierdoor kunnen het lokale microklimaat, de opbouw van organisch materiaal en het bodemleven in het ecosysteem verslechteren. Onderzoek gepubliceerd begin 2020 toont inderdaad minder dichte vegetatie, een verschuiving van het type vegetatie, drogere toplaag, minder plantenwortels, regenwormen, een lagere bodemademhaling en daarmee minder bodemleven. Mogelijk veranderen de verdamping en temperatuur.

De initiatiefnemer moet daarom kiezen voor een opstelling, infrastructurele maatregelen en bodembeheer waarbij de verwachting is dat de bodem het snelst herstelt voor eventueel agrarisch gebruik na verwijderen van de zonne-installatie. Een gesloten opstelling (vaak oost-west) geeft naar verwachting meer schade aan de bodem dan een extensievere opstelling (vaak zuid georiënteerd). Er moet ruimte tussen de individuele zonnepanelen zijn voor regenwater om doorheen te stromen zodat de bodem zo verspreid mogelijk regenwater ontvangt.

De initiatiefnemer moet een voorstel doen voor een monitoringsplan van de bodemkwaliteit zodat de kwaliteit in ieder geval niet verslechtert en na afloop van het zonneveld de bodem geschikt blijft of wordt voor het oorspronkelijk (of toekomstig) gebruik, bijvoorbeeld agrarisch.

Bij voorkeur draagt een zonneveld bij aan het vergaren van landelijke onderzoeksresultaten naar de daadwerkelijke effecten. Voorbeelden van belangrijke indicatoren (onderzoek Wageningen Universiteit) om de gezondheid van de bodem te beoordelen zijn de zuurgraad en bodemkleur (chemie), de bodemtextuur en -structuur (fysica), de aantallen en typen regenwormen en de bodemademhaling door bacteriën (biologie). Het monitoringsplan van de initiatiefnemer is (in overleg met onder andere de ODRU) zo nodig uitgebreider dan dit aantal indicatoren. Ook wordt aangegeven welke tussentijdse maatregelen mogelijk zijn tijdens exploitatie wanneer negatieve effecten blijken uit monitoring.

Er zijn geen zonne-installaties toegestaan waaruit uitloging van zware metalen mogelijk is. Bij het beheer is geen chemische bestrijding toegestaan. De bodem mag niet worden geëgaliseerd. Dit geldt overal, niet alleen bij cultuurhistorische landschappelijke waarden zoals stroomruggen. Plannen voor zonnepanelen worden zeer kritisch bekeken op plekken die ‘Aardkundig waardevol’ zijn.

(Grond)Water

Het watersysteem (en de bodem), inclusief het optreden van kwel, mogen geen nadelen van zonnevelden ondervinden. De waterschappen worden om die reden graag zo vroeg mogelijk bij een initiatief betrokken door de initiatiefnemer. De nadruk ligt op infiltratie en afwatering.

Een initiatiefnemer moet rekening houden met de volgende uitgangspunten:

  • de grond mag maar minimaal verhard worden (zie ‘fundering’ hieronder)

  • de bodem moet een kwaliteit behouden waarbij infiltratie mogelijk blijft

  • er mag geen versnelde afvoer van hemelwater plaatsvinden

  • er is voldoende afstand tot primaire en tertiaire watergangen (voor onderhoud)

  • er mogen geen sloten worden gedempt (provinciale regelgeving)

  • ruimte tussen individuele zonnepanelen biedt verspreidingsmogelijkheid regenwater

  • waar nodig worden in overleg infrastructurele aanpassingen gedaan voor kunstmatige infiltratie

  • mogelijkheden onderzoeken met waterschap voor extra waterberging bij extreme regenval

  • bekeken wordt of verhoging grondwaterstand mogelijk en gunstig is voor bodem/natuur

  • behoud van de kwel(druk)

Fundering van de panelen: een schroefsysteem is het beste voor de waterhuishouding. Bij oppervlakkige waardevolle archeologie, kan bovengrondse ballast de voorkeur hebben. Om het regenwater niet versneld af te laten stromen, moet het grootste deel van de bodem onbedekt blijven. Ballasten van de rekken waar de panelen op gemonteerd zijn, is dus wel mogelijk maar totale verharding onder de panelen is niet toegestaan.

Drijvende panelen: deze verschijnen op verschillende plaatsen in Nederland. De invloed van de gewijzigde lichtinval op de aquatische ecologie is het zorgpunt bij panelen boven ondiep water (ongeveer tot een meter diep). Deze zouden een veel grotere, negatieve invloed hebben op de vegetatie onder water dan panelen die boven dieper water drijven. Metingen zijn nodig aan de effecten op (blauw)algen, waterplanten, macrofauna en vissen. In de gemeente de Bilt zijn er weinig kansen voor drijvende zonnevelden.

Proces: initiatiefnemers moeten zich melden bij het Omgevingsloket van de gemeente . Overleg met het waterschap is zinvol als de gemeente de betreffende locatie geschikt vindt én het initiatief in de beschermingszone van een waterkering of watergang is gelegen. De regels van de Keur zijn van toepassing. De keur is een verordening met de regels die een waterschap hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Op de legger kun je zien of je aan de keur moet voldoen; de legger is een kaart met wateren of waterkeringen in beheer bij het waterschap waar de regels van de keur voor gelden.

De gemeente vraagt in haar ruimtelijke ordeningsprocedure advies aan het waterschap. Vervolgens brengt de gemeente de initiatiefnemer in contact met de planadviseur van het waterschap of (bij kleinere initiatieven) direct met een vergunningverlener. Verder zijn waterwingebieden (Vitens) van belang.

Met waterschappen AGV en HDSR zijn bovenstaande beleidslijnen afgestemd. AGV is met name rondom Westbroek actief en vraagt aandacht voor knelpunten in afwatering in het gebied rond Westbroek en de forten. In alle situaties (en zeker ook in dit gebied) wordt er bij een aanvraag voor een zonneveld op gelet dat sloten goed onderhouden kunnen worden (goede doorstroming moet gegarandeerd zijn) en dat er netto geen oppervlaktewater wordt gedempt.

Bijlage B. Overzicht van de gebieden in de Kansenkaart Zonnevelden 2021 (https://tinyurl.com/zonnevelden2021-debilt)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage C. Visie van de provincie in het kort

Klimaatambitie van de Provincie Utrecht

De provincie heeft de ambitie van een energieneutraal grondgebied in 2040. Doel is energie te besparen en net zoveel duurzame energie te produceren als te gebruiken. De ruimtelijke opgave hierbij is

  • het ruimte bieden voor het duurzaam opwekken van energie

  • vraag naar en aanbod van warmte en andere energiedragers bij elkaar brengen

Door initiatieven ruimtelijk te faciliteren, draagt de provincie bij aan de opgave voor klimaatneutraliteit op een wijze die past bij de kerntaken van de provincie.

Samenvatting

In de Interim Provinciale Omgevingsvisie is het volgende opgenomen omtrent zonnevelden:

  • noodzaak van zonnevelden (naast zon op dak) is aangegeven

  • niet toegestaan in Natura2000 en Ganzenrustgebieden

  • bij voorkeur niet in NNN en Wereld Erfgoed van Nieuwe Hollandse Waterlinie (alleen zeer goed onderbouwd, noodzaak en compensatie)

  • liefst langs grootschalige infra en bebouwing

  • onderkend wordt dat zonnevelden op agrarische gronden ook nodig gaan zijn: proberen de minst waardevolle gronden te benutten in overleg met andere agrariërs

Hoe kijkt de provincie aan tegen zonne-energie en zonnevelden?

Voorkeursvolgorde (deze houdt geen volgtijdelijkheid in):

  • Voorkeur voor zonnepanelen op daken, gevels en infrastructurele werken boven veldopstellingen, vanwege doorgaans minder invloed op kenmerken/ identiteit van gebied.

  • Om aan de gestelde energiedoelen te voldoen zijn ook zonnevelden nodig, bij voorkeur op gronden met een andere functie dan landbouw of natuur, zoals waterzuiveringsinstallaties, vuilnisbelten, binnenwateren, langs van spoor- en autowegen en kanalen.

  • Ook hierbij gaat de provinciale voorkeur uit naar het zoeken van slimme functiecombinaties, waarbij met gebruikmaking van creatieve toepassingen, ruimtelijke kwaliteit kan worden gerealiseerd.

  • Daarnaast ziet de provincie kansen om zonnevelden te combineren op locaties zoals als buffer rondom natuurgebieden, op sommige waterplassen en in combinatie met recreatie.

  • Met al deze voorkeurslocaties binnen de provincie Utrecht is onvoldoende oppervlak beschikbaar om onze energieambities te behalen. Ook zonnevelden gecombineerd met landbouw of op gronden met lage natuurkwaliteit is nodig om aan onze energie-ambities te voldoen.

  • Mocht hiervoor ook binnen het NNN gezocht worden, dan voorkeur voor agrarische gebieden hierin of andere gebieden met een lage natuurwaarde, zoals bermen en parkeerterreinen.

Gebieden & voorwaarden

De provincie stelt in de (Interim) Omgevingsvisie en - Verordening de volgende voorwaarden voor zonnevelden afhankelijk van de locatie:

1. Gebieden waar algemene voorwaarden gelden:

Artikel 5.5 uit de Interim Omgevingsverordening

In deze gebieden geeft de provincie ruimte voor regionale en lokale afweging, mits structuren in het landschap herkenbaar worden gehouden en er een opruimplicht geldt.

2. Gebieden met extra, gebiedspecifieke voorwaarden

Artikel 6.3; 6.9; 6.12; 7.2; 10.6f Interim Omgevingsverordening

Dit gaat om Nieuwe Hollandse Waterlinie / Stelling van Amsterdam, Natuur Netwerk Nederland, Groene Contour, Weidevogelkerngebieden, Militair oefenterrein met natuurwaarden. Deze extra voorwaarden staan in de Interim omgevingsverordening vastgelegd. Daarbij gaat het erom dat wezenlijke kenmerken en waarden niet significant aangetast mogen worden evenals de oppervlakte en de samenhang tussen de natuurgebieden.

3. Gebieden waar zonnevelden niet toegestaan worden

Dit zijn Natura 2000 en Ganzenrustgebieden.

Meer over de instructieregels Zonnevelden in artikel 5.5 Interim Omgevingsverordening

In artikel 5.5 staat dat een bestemmingsplan bestemmingen en regels kan bevatten die de realisatie van de zonnevelden toestaan mits is voldaan aan voorwaarden zoals landschappelijke structuren die herkenbaar blijven, goede landschappelijke inpassing, een opstelling die ruimte biedt voor passende bodemkwaliteit en waterkwaliteit, opruimplicht.

Verder zijn ter motivering, onderbouwingen nodig zoals een beeldkwaliteitsparagraaf, beschrijving van hoe de omwonenden en andere stakeholders in de planvorming zijn betrokken, beschrijving gemeentelijk beleid inzake kavelruil en verbeteren van landbouwstructuur.

In de toelichting staat dat structuren in het landschap herkenbaar moeten blijven en er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing. De randen en afscheidingen van de zonnevelden moeten passen in het landschap. Tijdens de aanleg van de zonnevelden zijn het voorkomen van bodemverdichting, erosie en verslemping specifieke aandachtspunten. Erosie en verspoeling van de bodem kunnen een probleem zijn als panelen vlak liggen en de ruimte tussen rijen panelen nauw is. Vooral als de vegetatie slecht ontwikkeld is en het zonneveld op een helling gebouwd is, kunnen deze problemen ontstaan. Het is van belang het bodemleven en de waterkwaliteit in stand te houden en bodemdaling zo veel mogelijk te voorkomen. Uitlogen van materialen die via de bodem of rechtstreeks in het (grond)water kunnen komen, moet tegengegaan worden. Ook het wegnemen van licht of inbreng van chemische stoffen kan negatieve effecten hebben, die vermeden moeten worden.


Noot
1

De provincie beschermt de waarden van de Hollandse Waterlinie, zeker die in het Unesco Werelderfgoed gebied. Een lokale Heritage Impact Assessment is nodig om te bepalen of een zonneveld wordt toegestaan.

Noot
2

Tussen Groenekan en Maartensdijk zijn meer aanvragen te verwachten in de eerste jaren omdat deze relatief dichtbij het huidige middenspanningsstation van Stedin liggen. In de toekomst verwachten we uitbreiding van de netcapaciteit, onbekend is of er ook stations op andere locaties zullen komen.

Noot
3

Zie o.a. ’Kwaliteitsgidsen landschappen (Provincie Utrecht, 2011)’.

Noot
4

Zie o.a. ‘Zonneparken natuur en landbouw (WUR, 2019)’