Mandaatbesluit omgevingsdienst De Vallei – gemeente Scherpenzeel 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit omgevingsdienst De Vallei – gemeente Scherpenzeel 2024

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders en of de burgemeester van de gemeente Scherpenzeel;

  • b.

    Directeur: de directeur van de omgevingsdienst, bedoeld in artikel 27 van de gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    Gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst De Vallei;

  • d.

    Lijst van bevoegdheden: het als bijlage bij dit mandaatbesluit behorende overzicht, waarop het bestuursorgaan heeft aangekruist welke (categorieën van) bevoegdheden zijn gemandateerd;

  • e.

    Machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde gezag feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld in sub f van dit artikel of volmacht als bedoeld in sub j van dit artikel;

  • f.

    Mandaat: de bevoegdheid om namens het bevoegde gezag besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • g.

    Omgevingsdienst: omgevingsdienst De Vallei;

  • h.

    Ondermandaat: de figuur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander;

  • i.

    Plaatsvervangend directeur: degene die op grond van een besluit van de directeur is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • j.

    Volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde gezag privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering daarvan te verrichten.

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1. Hetgeen in dit besluit is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging, tenzij de aard van de desbetreffende bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2. Op bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten, volmachten en machtigingen is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

  • 1. Het bestuursorgaan verleent, voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenen van de (categorieën van) bevoegdheden in de lijst van bevoegdheden.

  • 2. In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in lid 1, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de daartoe noodzakelijke feitelijke handelingen.

  • 3. De directeur stemt in met de gemandateerde bevoegdheden. Instemming geschiedt schriftelijk.

Artikel 4 Ondermandaat en vervanging

  • 1. De directeur kan ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat verlenen aan degenen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid of, indien door het bestuursorgaan toegestaan, aan derden. In dat laatste geval dient degene aan wie ondermandaat is verleend, alsmede degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is, schriftelijk met de verlening van het ondermandaat in te stemmen.

  • 2. Op het ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van het vorige lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de gevallen waarin de plaatsvervangend directeur de directeur vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze krachtens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de directeur.

Artikel 5 Voorschriften, instructies en begrenzing

  • 1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt binnen de grenzen en met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldende wettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven omtrent de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Indien sprake is van ondermandatering, is de directeur gehouden deze instructies onverwijld aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

  • 3. Voorzover de algemene instructies niet in dit besluit zijn opgenomen, worden deze op schrift gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie.

  • 4. Indien instructies per geval worden gegeven, geschiedt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 5. De volgende algemene instructies gelden voor de directeur:

    • a.

      De directeur mag geen gebruik maken van het mandaat als te verwachten is dat het bestuursorgaan of de portefeuillehouder door de raad of door raadsleden op zijn verantwoordelijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken. Om dit te bepalen, dient tijdig overleg plaats te vinden tussen het bestuursorgaan en de directeur;

    • b.

      De directeur mag enkel van het mandaat gebruik maken, indien het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid in de dienstverleningsovereenkomst, als af te nemen product in het werkprogramma en/of maat- en meerwerkopdracht heeft opgenomen;

    • c.

      Indien een besluit op bezwaar betreft, is geen mandaat verleend aan de functie die het primaire besluit heeft genomen.

  • 6. De omvang van de door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten kan ook anderszins begrensd worden dan bepaald in het vorige lid. Dit geschiedt door vermelding in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’.

Artikel 6 Informatieverstrekking

  • 1. De directeur draagt ervoor zorg dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat te nemen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

    In dat geval lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 2. Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

  • 3. Inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.

Artikel 7 Ondertekening

  • 1. Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel, de heer H.J. Baakman, directeur omgevingsdienst De Vallei”.

  • 2. Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt -na bekendmaking- in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2. Met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit worden alle eerder genomen besluiten waarin algemeen mandaat is verleend aan de directeur ingetrokken met dien verstande dat besluiten die door de directeur namens het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester van de gemeente Scherpenzeel zijn genomen op basis van het Mandaatbesluit OddV-gemeente Scherpenzeel d.d. 26 februari 2019 van kracht blijven.

Artikel 9 Citeerwijze

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Omgevingsdienst De Vallei-gemeente Scherpenzeel 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023.

R. ‘t Hoen

secretaris

M.C. Teunissen-Willemsen

burgemeester

MANDAATREGISTER

Besluitbevoegdheden

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘Mandaat’ aangegeven welke bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst De Vallei waarbij een ‘X’ betekent dat de betreffende bevoegdheid is gemandateerd. In de kolom ‘begrenzing’ is, indien van toepassing, vermeld tot welke omvang de gemandateerde bevoegdheid is begrensd.

Nr.

Algemene omschrijving te mandateren bevoegdheid

Nadere toelichting

Grondslag

Mandaat

Begrenzing

1.

Beslissen op aanvragen omgevingsvergunning, het opleggen van maatwerkvoorschriften, het opleggen van gedoogplichten, het nemen van een beschikking gelijkwaardige maatregel, het geven van advies met instemming, het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden, en het reageren op een melding.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het maken van een passende beoordeling.

Hieronder moet ook onder meer het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten worden verstaan.

Onder een besluit bijzondere omstandigheden wordt verstaan: besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Ow (Omgevingswet).

Hoofdstuk 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 Ow

X

 

2.

Het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen op grond van of krachtens de Algemene wet bestuursrecht, voor zover die nodig zijn voor het uitoefenen van een bevoegdheid op grond van elders in dit mandaatbesluit gemandateerde bevoegdheden.

 
 

X

Het nemen van een beslissing op bezwaar is uitgesloten van Mandaat

3.

Bestuursrechtelijke handhavingstaak: a. het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, met inbegrip van het verzamelen en registreren van gegevens die hiervoor van belang zijn. Hieronder valt ook de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders. b. het behandelen van klachten over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, en c. het opleggen en ten uitvoer leggen van een bestuurlijke sanctie vanwege enig handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Ow.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het onderzoeken van een veiligheidsrapport.

Dit betreft zowel het toezicht op vergunningvoorschriften als toezicht op informatie- en meldingsplichten en algemene regels.

Art. 125 Gemeentewet jo art. 18.1 Ow (en overige artikelen in afd. 18.1 Ow) en Awb (o.a. art, 5:20 lid 3, 5.7a en 5.33a Awb)

X

 

4.

Besluiten tot het namens de gemeente of het gemeentebestuur voeren van een rechtsgeding of een administratief beroepsprocedure, of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.

 

Art. 160 lid 1 onder e en f Gemeentewet en art. 5.1 lid 1 onder a Ow.

X

1)

5.

Het registreren en verwerken van gegevens of documenten in (verplichte) registers of applicaties,

Het registreren, verwerken en/of monitoren van geluidsemissies, van verkeers- en milieudata, bodeminformatie en data met betrekking tot klimaatadaptatie.

Waaronder in ieder geval:

het Register externe veiligheidsrisico’s en het geluidregister.

 

X

 

6.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet milieubeheer.

 
 

X

 

8.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet Open Overheid

 
 

X

2)

 
 
 
 
 
 

1) Alleen voorbereidende handelingen

2) Voor zover betrekking hebbend op Dagelijks en Algemeen Bestuur van de OddV

TOELICHTING

Algemeen

De Omgevingswet treedt per 1 januari 2024 in werking. Om deze reden dient het mandaatbesluit uit 2019 te worden herijkt. Vanaf 1 januari 2024 gelden nieuwe rijks- en decentrale regels over de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet bundelt niet alleen regels uit verschillende wetten, maar brengt ook inhoudelijke en procedurele wijzigingen aan. Bovendien vindt een decentralisatieslag plaats. In plaats van het rijk wordt de gemeenteraad onder de Omgevingswet regelgever over bepaalde onderwerpen die nu nog in rijksregels zijn vastgelegd.

Het mandaat uit 2018 met de lijst van bevoegdheden was gedetailleerd opgesteld. Dit hield in dat de omgevingsdienst alleen mandaat heeft voor de bevoegdheden die expliciet in de mandaatbesluiten aangekruist zijn.

Dit mandaat is minder gedetailleerd opgesteld. Dit houdt in dat in de kruisjeslijst volledige wet- en regelgeving wordt gemandateerd en uitsluitend expliciet wordt genoemd waar geen mandaat wordt verleend.

Dit heeft als voordeel dat bij een wijziging van het takenpakket uitsluitend een wijziging in het werkprogramma nodig is. Daarbij worden de termijnen onder de Omgevingswet veelal korter. Een flexibeler mandaatbesluit voorkomt mogelijke overschrijding van deze termijnen, omdat er bij onduidelijkheid waar een taak belegd is, er geen extra (mandaat)besluit door het college hoeft te worden genomen. Tevens beschikt iedere gemeente bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege over een set bruidsschatregels als onderdeel van het omgevingsplan. Bij de overgang van de bruidsschatregels naar eigen Omgevingsplanregels, zal steeds het mandaatbesluit door de colleges moeten worden geactualiseerd. Een breed mandaat scheelt veel besluitvorming door de colleges, omdat niet naar specifieke regelgeving wordt verwezen.

Hierbij moet wel worden opgemerkt. Het werkprogramma blijft altijd leidend, wat betreft de omvang van het takenpakket van de omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat. Een breder mandaat heeft nimmer een wijziging in het takenpakket van de omgevingsdienst als effect. Daarbij is het uitgangspunt dat de kruisjeslijst beleidsneutraal t.o.v. het voorgaande mandaat is overgezet.

Het mandaatbesluit en bijbehorende kruisjeslijst is gezamenlijk, in samenwerking met Hekkelman Advocaten, door de zeven Gelderse Omgevingsdiensten ontwikkeld. Hierdoor is het mogelijk dat er bevoegdheden in het format zijn opgenomen, die niet van toepassing voor het desbetreffende bevoegd gezag zijn.

Met nadruk wordt vermeld dat het een gezamenlijk format betreft en geen uniform inhoudelijk mandaat. Dit laatste is niet aan de orde: elke partner dient zelf te kunnen besluiten welk mandaat aan de omgevingsdienst wordt verstrekt. Daarin wordt niet getreden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.

Begrippen bestuursorgaan en Directeur

Niet de rechtspersoon zelf (bijvoorbeeld de gemeente) maar de afzonderlijke bestuursorganen (bijvoorbeeld de raad, het college of de burgemeester) zijn bevoegd tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Bestuursorganen kunnen alleen een gemeenschappelijke regeling treffen voor de overdracht c.q. mandatering van hun eigen taken. Zie artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen.

De omgevingsdiensten in het Gelders stelsel zijn zogeheten ‘collegeregelingen’. De gemeenschappelijke regeling van elke omgevingsdienst is getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In het kader hiervan hebben deze deelnemers een aantal van hun bevoegdheden gemandateerd aan de directeur van de omgevingsdienst. In het format wordt ervan uitgegaan dat er één mandaatbesluit per deelnemer komt. Omdat tot nu toe alleen de mandaten van alle Gelderse gemeentelijke deelnemers zijn geïnventariseerd, wordt met ‘bestuursorgaan’ het college van burgemeester en wethouders van de betrokken deelnemende gemeente aangeduid als mandaatgevend orgaan.

Begrip mandaat

In artikel 10:1 Awb wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook te allen tijde doen (art. 10:7 Awb). Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf en niet tegen de ambtenaar die het besluit feitelijk heeft genomen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder mandaat tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een in mandaat genomen of te nemen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.

Begrip volmacht

Volmacht is geregeld in artikel 3:60 e.v. Burgerlijk Wetboek. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten. Volmacht speelt een rol bij het optreden van een deelnemer als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen.

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder volmacht tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van een in volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht te spreken.

Begrip machtiging

In dit Algemeen mandaatbesluit wordt onder machtiging begrepen de bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen welke niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen. Te denken valt aan het feitelijk handelen van de overheid bij de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken zoals wegonderhoud, of een informatieve brief welke niet noodzakelijk is in het kader van een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling. Hiermee worden er geen beoogde rechtsgevolgen in het leven geroepen.

Een zodanige machtiging is volgens het Algemeen mandaatbesluit alleen mogelijk bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan bijv. in het kader van een project (zie de schakelbepaling van artikel 2 Algemeen mandaatbesluit). De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van machtigingen.

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over machtiging te spreken.

Artikel 2 Schakelbepaling

Lid 1 van dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb voor wat betreft volmacht. Door dit lid wordt duidelijk dat het Algemeen mandaatbesluit niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de deelnemers, maar van overeenkomstige toepassing is op het privaatrechtelijk handelen. Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat.

Lid 2 van dit artikel maakt duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan bij afzonderlijk besluit een mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen aan de omgevingsdienst. Alsdan is onderhavig mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing.

Deze verlening van mandaat, volmacht of machtiging voor een bepaald geval dient schriftelijk te geschieden, nu de directeur van de omgevingsdienst niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (art. 10:5 lid 2 Awb).

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

In dit artikel wordt het verband gelegd tussen de spelregels van het Algemeen mandaatbesluit en het bijbehorende mandaatregister. Het mandaatregister is het gedeelte dat in de praktijk zal worden gebruikt om te checken of de bevoegdheid aanwezig is en zo ja, of het daarmee samenhangende gebruik begrensd is (zie de laatste kolom ‘begrenzing’ van het mandaatregister). Ook naar buiten toe dient het mandaatregister als legitimatie.

Bij mandaatverlening gaat het om de bevoegdheid om een bestuursorgaan te mogen vertegenwoordigen. Een bestuursorgaan kan zowel een algemeen mandaat als een mandaat voor een specifiek geval verlenen (art. 10:5 Awb). Onderhavig Algemeen mandaatbesluit, de naam zegt het al, ziet op algemene mandaten. Een algemeen mandaat moet altijd schriftelijk worden verleend.

In casu gaat het om mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte. Met een dergelijke mandaatverlening komt de gemandateerde, de directeur van de omgevingsdienst, eigenlijk in een gezagsverhouding met de mandaatverlener terecht. Om die reden verbindt de wet hieraan de voorwaarde dat instemming vereist is van de mandaatontvanger en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt (art. 10:4 Awb). Deze instemming kan ook blijken uit de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

Artikel 4 Ondermandaat en vervanging

Een mandaatverlener kan vooraf toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Hierop zijn dezelfde regels van toepassing als op een ‘primair’ mandaat (artikel 10:9 Awb).

Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de omgevingsdienst en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Het is niet nodig om (onder)mandatering aan een plaatsvervanger apart te regelen. De plaatsvervanger valt immers vanzelf binnen de reikwijdte van het Algemeen mandaatbesluit, mits deze plaatsvervanger formeel schriftelijk als zodanig is aangewezen.

Artikel 5 Voorschriften, instructie en begrenzing

Lid 1 en 2 geven de grenzen aan voor het uitoefenen van een bevoegdheid, naast de wettelijke beperkingen krachtens artikel 10:3 Awb. Een correcte naleving hiervan voorkomt dat besluiten onbevoegd worden genomen. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt of worden de grenzen van het mandaat overschreden, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit.

Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren. Uit artikel 10:3 Awb volgt dat mandaatverlening niet toegestaan is, indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald of de aard van de bevoegdheid in verband met de zwaarte van de bevoegdheid en/of de positie van de gemandateerde zich tegen mandaatverlening verzet.

Lid 2 geeft aan dat aan de directeur algemene instructies en instructies per geval kunnen worden meegegeven. Aan de verlening van mandaat is inherent dat de mandaatgever bevoegd is aan de gemandateerde per individueel geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (art. 10:6 Awb).

De volgende algemene instructies zijn aan het mandaat aan de directeur meegegeven:

  • Politiek en bestuurlijk gevoelige besluiten

    Bij een politiek of bestuurlijk gevoelig besluit, wenst het bestuursorgaan dat de omgevingsdienst, voordat het besluit wordt genomen, overleg voert.

  • Takenpakket

    Het uitvoeringsprogramma blijft in de basis leidend, wat betreft de omvang van het takenpakket van de omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat.

  • Mandaat beslissing op bezwaar/beroep

    Het is in beginsel mogelijk om mandaat te verlenen voor het nemen van een beslissing op bezwaar. In artikel 10:3 lid 3 Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan de persoon/functie die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Er moet dus worden geregeld dat er een functiescheiding is tussen de gemandateerde die het primaire besluit neemt en de gemandateerde die het besluit op bezwaar neemt. Hierbij wordt het besluit op bezwaar door een functie genomen die hiërarchisch hoger is, ten opzichte van de functie die het primaire besluit heeft genomen.

Artikel 6 Informatieverstrekking

Deze algemene instructie conform artikel 10:6 Awb is gericht tot de gemandateerde. Het artikel beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan in welke gevallen een gemandateerde in ieder geval vooraf gevraagd en ongevraagd informatie dient te verstrekken aan het bestuursorgaan.

Artikel 7 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat. Dit artikel is opgenomen gelet op artikel 10:10 Awb. Hierin is bepaald dat het mandaatbesluit moet vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

Artikel 8 Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven dat het Algemeen mandaatbesluit -na bekendmaking- in werking treedt op 1 januari 2024. Tevens wordt aangegeven dat de eerdere algemene mandaten en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten komen te vervallen.

In de wetstoelichting bij de Awb staat dat een schriftelijk verleend algemeen mandaat een besluit van algemene strekking is dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. In casu gaat het inderdaad om een mandaat dat is gericht op een niet nader gedefinieerde doelgroep.

Dit betekent dat het bestuursorgaan moet zorgdragen voor een geschikte wijze van bekendmaking, bijvoorbeeld via een (elektronisch) gemeenteblad of in een huis-aan-huisblad. Niet bekendgemaakte mandaatbesluiten treden niet in werking, voordat ze zijn bekendgemaakt. Bij de bekendmaking dient de mogelijkheid van bezwaar en beroep te worden vermeld. Overigens zal het niet snel voorkomen dat een derde een voldoende rechtstreeks belang heeft om als belanghebbende in een procedure tegen een mandaatbesluit te kunnen worden aangemerkt (zie art. 1:2 lid 1 juncto 8:1 Awb).

Artikel 9 Citeerwijze

In dit artikel wordt de naamaanduiding van het Algemeen mandaatbesluit aangegeven.