Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2024

De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;

gelezen het voorstel van de Begeleidingscommissie rekenkamer Hardinxveld-Giessendam d.d. 26 oktober 2023;

gelet op de artikelen 81a t/m k en 149 en hoofdstuk XIa van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2024

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Rekenkamer

gemeentelijke rekenkamer, in de zin van artikel 81a van de Gemeentewet, volgens het directeursmodel bestaande uit één lid die tevens directeur is en een plaatsvervangend lid die plaatsvervangend directeur is;

b.

Doelmatigheid of efficiëntie

het streven om met een zo beperkt mogelijke inzet van de beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken;

c.

Doeltreffendheid of effectiviteit

de mate waarin een organisatie erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken;

d.

Rechtmatigheid

het voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving;

e.

Begeleidingscommissie

de begeleidingscommissie rekenkamer van de raad van Hardinxveld-Giessendam;

f.

Agendacommissie

commissie bestaande uit de voorzitters van de voorzitterspool en de raadsvoorzitter. De commissie is belast met de voorbereiding van de agenda's van De Ontmoeting, Het Debat en Het Besluit.

Artikel 2 Instelling en taak van de rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer voert onderzoek uit naar de doeltreffendheid, de doelmatigheid en de rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid.

  • 3.

    De rekenkamer brengt van ieder onderzoek een eindrapportage, voorzien van aanbevelingen, uit aan de raad.

  • 4.

    De rekenkamer brengt elk jaar voor 1 april een verslag uit aan de raad over haar werkzaamheden in het voorafgaande jaar en legt daarbij tevens verantwoording af over de besteding van het budget.

Artikel 3 Samenstelling, benoeming en zittingsduur

  • 1.

    De rekenkamer heeft één lid, dat wordt aangeduid met de titel ‘directeur van de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam’, en één plaatsvervangend lid, dat wordt aangeduid met de titel ‘plaatsvervangend directeur van de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam’. Aan de rekenkamer wordt leiding gegeven door de directeur.

  • 2.

    De leden van de rekenkamer worden aangewezen voor een periode van zes jaar.

  • 3.

    Een lid kan door de raad worden herbenoemd voor een gelijke periode.

  • 4.

    De raad besluit ten minste zes maanden voor afloop van de benoemingsperiode over het al dan niet herbenoemen van de leden van de rekenkamer.

  • 5.

    Leden van de rekenkamer leggen, alvorens hun werkzaamheden aan te vangen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 81g lid 1 van de Gemeentewet de eed of belofte af.

  • 6.

    Leden van de rekenkamer zijn niet ondergeschikt aan de raad, het college van burgemeester en wethouders of enig ander gemeentelijk gezag.

  • 7.

    Leden van de rekenkamer zijn geen ambtenaar in de zin van het ambtenarenreglement voor zover dit ondergeschiktheid impliceert.

Artikel 4 Einde lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van een lid van de rekenkamer eindigt:

    • a.

      Op eigen verzoek;

    • b.

      Bij aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamer;

    • c.

      Wanneer het lid van de rekenkamer bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      Indien het lid van de rekenkamer bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      Indien het lid van de rekenkamer vanwege langdurige afwezigheid niet in staat is de functie naar behoren te vervullen;

    • f.

      Indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van de (plaatsvervangend) directeur van de rekenkamer te vervullen;

    • g.

      Aan het eind van de benoemingstermijn.

Artikel 5 Verboden handelingen

  • 1.

    Het is de (plaatsvervangend) directeur verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 15 van de Gemeentewet. De raad kan een (plaatsvervangend) directeur die heeft gehandeld in strijd met dit verbod van de functie ontslaan. Alvorens dit te doen hoort de raad de (plaatsvervangend) directeur.

  • 2.

    De (plaatsvervangend) directeur is niet werkzaam bij een bedrijf dat opdrachten uitvoert in opdracht van de gemeente of bij een door de gemeente gesubsidieerde instelling, dan wel heeft geen andere (neven)betrekkingen die de onafhankelijke positie ten aanzien van de gemeente zou kunnen schaden.

  • 3.

    De (plaatsvervangend) directeur vervult geen nevenfuncties waarvan de raad van oordeel is dat de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van de functie.

  • 4.

    De (plaatsvervangend) directeur overlegt aan de raad elk half jaar een lijst met daarin opgenomen de nevenfuncties die op dat moment worden vervuld.

Artikel 6 De begeleidingscommissie

  • 1.

    Er is een begeleidingscommissie die bestaat uit raads- en/of burgerleden.

  • 2.

    De raad benoemt de leden en plaatsvervangend leden. Elke fractie draagt een lid en een plaatsvervangend lid voor. Burgerleden kunnen alleen als plaatsvervangend lid worden benoemd.

  • 3.

    De leden van de begeleidingscommissie wijzen uit hun midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan. De (plaatsvervangend) voorzitter is raadslid.

  • 4.

    De griffier is secretaris en adviseur van de begeleidingscommissie.

  • 5.

    De begeleidingscommissie onderhoudt primair contact met de directeur over het proces van het onderzoek.

  • 6.

    De onderzoeksopzet wordt voorafgaand aan het onderzoek besproken in de vergadering van de begeleidingscommissie.

  • 7.

    De vergaderingen van de begeleidingscommissie zijn niet openbaar.

Artikel 7 Budget van de rekenkamer

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks bij de begroting een bedrag beschikbaar voor de rekenkamer. Dit bedrag is exclusief btw.

  • 2.

    De rekenkamer is bevoegd binnen het bij de begroting beschikbaar gestelde budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

Artikel 8 Onderwerpkeuze, onderzoeksprogramma en onderzoeksopzet

  • 1.

    De rekenkamer stelt zelf de onderwerpen voor onderzoek vast, formuleert de probleemstelling en de onderzoeksvragen en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2.

    De in een jaar te onderzoeken onderwerpen worden jaarlijks vóór 31 december van het voorgaande jaar als onderzoeksprogramma ter kennisname aan de raad aangeboden.

  • 3.

    Jaarlijks start de rekenkamer in september met een consultatie van de raad voor het opstellen van het onderzoeksprogramma.

  • 4.

    Bij de selectie van onderwerpen hanteert de rekenkamer de volgende criteria:

    • toegevoegde waarde voor de raad;

    • maatschappelijk belang;

    • financieel belang;

    • risico’s voor doelmatigheid en doeltreffendheid;

    • spreiding ten opzichte van eerdere rekenkameronderzoeken.

  • 5.

    Als het onderzoeksprogramma bekend is, stelt de rekenkamer per onderwerp een onderzoeksopzet op. De onderzoeksopzet wordt voorafgaand aan de start van het onderzoek afgestemd met de begeleidingscommissie. Nadat de onderzoeksopzetten definitief zijn, worden deze ter kennisgeving verzonden aan de gemeenteraad en het college.

  • 6.

    Conform artikel 182 tweede lid van de Gemeentewet, kan de raad de rekenkamer verzoeken een onderzoek in te stellen.

  • 7.

    Na ontvangst van een verzoek van de raad geeft de directeur binnen één maand gemotiveerd aan of hij gevolg geeft aan het verzoek.

  • 8.

    Indien de directeur besluit gevolg te geven aan het verzoek van de raad, geeft hij in zijn melding als bedoeld in het tweede lid tevens aan hoe hij het verzoek zal oppakken, welke tijdsplanning hij hanteert en welke invloed dat eventueel heeft op het onderzoeksprogramma.

  • 9.

    Indien de directeur besluit geen gevolg te geven aan het verzoek van de raad, geeft hij in zijn melding als bedoeld in het tweede lid tevens aan op welke gronden hij tot zijn besluit is gekomen.

Artikel 9 Uitvoering van onderzoek en rapportage

  • 1.

    De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderzoeken volgens de vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2.

    De leden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht om op verzoek van de rekenkamer alle inlichtingen en informatie te verstrekken die zij nodig heeft voor de uitvoering van een onderzoek. De informatie en/of inlichtingen worden verstrekt binnen een door de directeur aan te geven redelijke termijn.

  • 3.

    De directeur stelt de ambtelijke organisatie in de gelegenheid om binnen twee weken hun zienswijze op de Nota van bevindingen aan de directeur kenbaar te maken.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een zienswijze op het rapport en de conclusies en aanbevelingen (bestuurlijke nota) kenbaar te maken. De directeur kan hierop nog reageren met een nawoord in het rapport.

  • 5.

    Het rapport, de reactie van het college van burgemeester en wethouders en het nawoord van de directeur worden integraal door de directeur aan de raad aangeboden.

  • 6.

    De onderzoeksrapporten van de directeur zijn openbaar, tenzij de raad op grond van de belangen genoemd in artikel 5.1 van de Wet Open Overheid ten aanzien van rapporten die aan de raad worden voorgelegd geheimhouding oplegt.

  • 7.

    De rekenkamer, en degenen die hiervoor werkzaam zijn, is verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hun hoedanigheid van (plaatsvervangend) directeur, respectievelijk medewerker, ter kennis is gekomen.

Artikel 10 Behandeling door de raad

  • 1.

    De griffie vormt voor de directeur het eerste aanspreekpunt voor praktische aangelegenheden.

  • 2.

    Een onderzoeksrapport wordt door de directeur schriftelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aangeboden aan de raad.

  • 3.

    Na ontvangst van het onderzoeksrapport zendt de griffie het rapport onverwijld door naar alle raads- en burgerleden.

  • 4.

    De directeur kan - na toezending van het onderzoeksrapport aan de raad - in de gelegenheid worden gesteld het rapport toe te lichten in een vergadering van De Ontmoeting en eventuele vragen te beantwoorden. De begeleidingscommissie kan hierover een advies uitbrengen aan de agendacommissie.

  • 5.

    Ten behoeve van de raadsbehandeling stelt de griffier of de rekenkamer een raadsvoorstel op met een concept raadsbesluit, in afstemming met de begeleidingscommissie. De voorzitter van de begeleidingscommissie dient het voorstel bij de raad in.

  • 6.

    Het concept raadsbesluit bevat indien van toepassing een opdracht aan het betrokken orgaan om binnen vier maanden na het besluit, met een plan van aanpak ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen te komen.

  • 7.

    De raad behandelt het onderzoeksrapport zo spoedig mogelijk, waarbij als uitgangspunt een termijn wordt gehanteerd van uiterlijk drie maanden na publicatie van het rapport.

Artikel 11 Evaluatie

  • 1.

    Het functioneren van de rekenkamer wordt na twee jaar door de raad geëvalueerd. De evaluatie wordt voorbereid door de begeleidingscommissie.

  • 2.

    Bij de evaluatie toetst de raad aan de volgende criteria:

    • a.

      De keuze van de onderzoeksonderwerpen en het onderzoeksprogramma eigen verzoek;

    • b.

      Kwaliteit van het onderzoek (zoals leereffecten voor raad en college);

    • c.

      Communicatie en competenties van de directeur;

    • d.

      Samenwerking met de begeleidingscommissie.

Artikel 12 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van deze verordening, beslist de raad op voorstel van de voorzitter van de raad, gehoord de begeleidingscommissie.

Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2024.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1.

    De Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2019 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    De Verordening op de rekenkamer Hardinxveld-Giessendam 2024 treedt in werking op 1 januari 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 23 november 2023.

De griffier,

A. van der Ploeg,

De burgemeester,

D.A. Heijkoop.