Algemene verordening Harderwijk

Geldend van 03-02-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene verordening Harderwijk

De raad van de gemeente Harderwijk

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (nr. 02430000080741 van 11 juli 2023);

Gelet op

  • De artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (grondslag Erfgoedverordening)

  • De artikelen 10.23, 10.24, tweede lid, 10.25 en 10.26 van de Wet milieubeheer (grondslag Afvalstoffenverordening);

  • De artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (grondslag diverse Wabo-toestemmingen);

  • De artikelen 108, 147, 149, 154, 156, 225 en 229 van de Gemeentewet (algemene en specifieke grondslag gemeentelijke verordenende bevoegdheid).

  • Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging;

  • Artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht, de artikelen 5.2 en 5.4 vierde lid van de Telecommunicatiewet;

  • Artikel 3 van de Winkeltijdenwet;

Overwegende dat;

  • De Omgevingswet op 1 januari 2024 van kracht zal worden;

  • Door de Omgevingswet in principe alle gemeentelijke regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving samengebracht zal worden, uiteindelijk in één omgevingsplan;

  • Het een omvangrijke operatie is om alle betrokken gemeentelijke regelgeving af te stemmen en te integreren;

  • Hiertoe een tussenstap nuttig is, in de vorm van het nu alvast integreren van diverse gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving, voor zover het niet om bestemmingsplannen, (ver)bouwen, openbare orde en strafbepalingen gaat;

  • Een Verordening Fysieke Leefomgeving hiervoor de goede vorm is;

  • De Verordening Fysieke Leefomgeving zich niet leent voor het opnemen van bepalingen gerelateerd aan straffen.

  • De Algemene Verordening Harderwijk hiervoor wel de goede vorm is;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene verordening Harderwijk

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Toepassingsbereik

Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Harderwijk.

Artikel 1.2 Beslistermijn

  • 1. Voor zover niet anders bepaald in de hoofdstukken van deze verordening, beslist het bevoegd bestuursorgaan op een aanvraag van een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening, binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald in de hoofdstukken van deze verordening, kan het bevoegd bestuursorgaan de in lid 1 genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Hiervan dient het bevoegd bestuursorgaan de aanvrager binnen de in het eerste lid genoemde termijn in kennis te stellen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op artikelen 8.2, lid 3 in deze verordening.

Artikel 1.3 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

    • e.

      de vergunninghouder dit verzoekt.

Artikel 1.6 Termijnen vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij deze vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1.7 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan op algemene gronden worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu

  • 2. Een volgens de bepalingen van deze verordening gevraagde vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 1.8 Handhaving door toezichthouders en/of opsporingsambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen, tenzij anders bepaald in de hoofdstukken van deze verordening of in de Verordening Fysieke Leefomgeving.

HOOFDSTUK 2: RECLAME

Artikel 2.1 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van een bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van de Verordening Fysieke Leefomgeving gegeven voorschrift, niet-nakoming van een ingevolge hoofdstuk 2 van de Verordening Fysieke Leefomgeving opgelegde verplichting omtrent reclame en niet-naleving van één of meer voorschriften aan een vergunning verbonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van enige bepaling van hoofdstuk 2 van de Verordening Fysieke Leefomgeving kan voorts worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 2.2 Handhaving door toezichthouders en/of opsporingsambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 3: PARKEREN

Artikel 3.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde omtrent parkeren in hoofdstuk 7, paragraaf 2 van de Verordening fysieke leefomgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 3.2 Toezicht

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn belast: personen in de functie van algemeen controleur.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Verordening Fysieke Leefomgeving belast bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 3.3 Overgangsrecht

  • 1. De vergunningen en ontheffingen die verleend zijn krachtens de Parkeerverordening 1991 en de Parkeerverordening 1998 blijven van kracht totdat de tijd waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een vergunning of ontheffing is aangevraagd op grond van de verordening bedoeld in het eerste lid en op het tijdstip van inwerkingtreding daarop nog niet is beslist, wordt die aanvraag op grond van de bepalingen van hoofdstuk 7 van de Verordening Fysieke Leefomgeving afgehandeld.

HOOFDSTUK 4: MARKT

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11 van de Verordening Fysieke Leefomgeving wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4.2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 11 van de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening gemeente Harderwijk 2011 en de Marktverordening gemeente Harderwijk 2017 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening en de Verordening Fysieke Leefomgeving.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening gemeente Harderwijk 2017 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening en de Verordening Fysieke Leefomgeving niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening en de Verordening Fysieke Leefomgeving toegepast.

HOOFDSTUK 5: ERFGOED

Artikel 5.1 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 6.10 of artikel 6.11, derde lid, van de Verordening Fysieke Leefomgeving wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 5.2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens en hoofdstuk 6 van de Verordening Fysiek Leefomgeving zijn belast de toezichthouders van Domein Ruimte.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 5.3 Overgangsrecht

  • 1. Een krachtens de Erfgoedverordening Harderwijk 2017 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van onderhavige verordening en hoofdstuk 6 van de Verordening Fysieke Leefomgeving.

  • 2. Aanvragen om vergunningen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening en hoofdstuk 6 van de Verordening Fysieke Leefomgeving worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Harderwijk 2017.

HOOFDSTUK 6: ONDERGRONDSE INFRASTRUCTUREN

Artikel 6.1 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 10 van de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

Artikel 6.2 Strafbepaling bij overtreding

Overtreding van de bij of krachtens hoofdstuk 10 van de Verordening Fysieke Leefomgeving gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis of een geldboete en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 7: AFVAL

Artikel 7.1. Strafbare feiten

Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 8.3, 8.5, 8.7 tot en met 8.9 en 8.11 tot en met 8.19 van de Verordening Fysieke Leefomgeving bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onderdeel 3, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 7.2. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en hoofdstuk 8 van de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn belast personen in de functie van algemeen controleur en de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren of andere personen.

HOOFDSTUK 8: BEGRAAFPLAATSEN

Artikel 8.1 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 8.2 Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 8.3 Plechatigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 8.4 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Artikel 8.5 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8.6 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1. Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

  • 2. Voor het gebruik van de aula wordt een tarief in rekening gebracht.

  • 3. Voor het gebruik van een (mobiele) muziekinstallatie bij het graf wordt een extra tarief in rekening gebracht.

Artikel 8.7 Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 8.8 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 10.00 uur tot 15.00 uur; op zaterdag van 10.00 uur tot 14.00 uur;

  • 2. De zaterdag geldt niet als reguliere werkdag;

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Artikel 8.9 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 8.10 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 8.11 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 8.12 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Artikel 8.13 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Artikel 8.14 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 8.1, lid 3 en 8.2, lid 3 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 8.1, lid 3 van deze verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 8.15 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening begraafplaatsen Harderwijk 2011 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening begraafplaatsen Harderwijk 2011 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

HOOFDSTUK 9: HAVEN

PARAGRAAF 1 TOETSING EN NALEVING

Artikel 9.1 Strafbepaling

Een overtreding van het bij of krachtens dit hoofdstuk en het bepaalde in hoofdstuk 13 van de Verordening Fysieke Leefomgeving ‘Haven’ is strafbaar en wordt bestraft overeenkomstig artikel 184, eerste lid Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9.2 Naleving verordening

  • 1. Met het houden van toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening en het bepaalde in hoofdstuk 13 van de Verordening Fysieke Leefomgeving ‘Haven’ zijn belast de door burgemeester en wethouders aangestelde havenmeesters.

  • 2. Met de zorg voor de naleving en handhaving van de bepalingen uit deze verordening en het bepaalde in hoofdstuk 13 van de Verordening Fysieke Leefomgeving ‘Haven’ zijn mede belast de door de burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zoveel het zaken betreft die aan zijn toezicht zijn toevertrouwd.

PARAGRAAF 2 OPENBAAR WATER

Artikel 9.3 Veiligheid op het water

  • 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet

Artikel 9.4 Overlast aan vaartuigen

  • 1. Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

HOOFDSTUK 10: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10.1 Inwerkingtreding en intrekking van regelingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2. Met het besluit van de raad tot vaststelling van deze verordening in samenhang met de Verordening Fysieke Leefomgeving zijn de volgende verordeningen en/of artikelen ingetrokken:

    • a.

      De artikelen 2:10, 2:11, 2:12, 2:15, 2:18, 2:22, 2:23, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 4:11, 4:12, 4:12A, 4:12C, 4:9, 4:13, 4:18, 4:19, 5:1, 5:2, 5:3, 5:4, 5:5, 5:6, 5:7, 5:8, 5:9, 5:11, 5:18, 5:19, 5:20, 5:32, 5:33, 5:34, 5:38, 5:39 van De Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk;

    • b.

      De Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren Harderwijk 2013;

    • c.

      De Erfgoedverordening Harderwijk 2017;

    • d.

      De Marktverordening gemeente Harderwijk 2017;

    • e.

      De Parkeerverordening 1998;

    • f.

      De Reclameverordening 2017;

    • g.

      Verordening historische schepen Harderwijk 2019;

    • h.

      Havenverordening Harderwijk 1994;

    • i.

      Afvalstoffenverordening 2006;

    • j.

      Rioolaansluitingsverordening;

    • k.

      Beheersverordening begraafplaatsen Harderwijk 2011;

    • l.

      Verordening Winkeltijden Harderwijk;

Artikel 10.2 Overgangsbepaling

  • 1. Voor zover niet anders bepaald in de hoofdstukken van de Verordening Fysieke Leefomgeving of de Algemene Verordening Harderwijk, worden aanvragen voor vergunningen en ontheffingen die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening afgehandeld op basis van deze verordening.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald in de hoofdstukken van de Verordening Fysieke Leefomgeving of de Algemene Verordening Harderwijk, blijven de vergunningen en ontheffingen die verleend zijn krachtens de in artikel 10.1, lid 2 genoemde verordeningen van kracht totdat de tijd waarvoor ze werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

Artikel 10.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Verordening Harderwijk 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente

Harderwijk in zijn openbare vergadering van 14 september 2023

De heer J. Joon

Voorzitter

De heer H.R.Lanning

Raadsgriffier

TOELICHTING ALGEMENE VERORDENING HARDERWIJK

Algemene toelichting

De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking en bundelt de wetgeving voor de fysieke leefomgeving. Onder de fysieke leefomgeving wordt verstaan: bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur en cultureel erfgoed.

Gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving worden na invoering van de Omgevingswet samengebracht in één omgevingsplan. Deze regels zijn onder andere afkomstig uit diverse gemeentelijke verordeningen1. De gemeentelijke regels die gaan over de fysieke leefomgeving worden, voordat zij in het omgevingsplan worden opgenomen, samengevoegd in één verordening: de Verordening Fysieke Leefomgeving. Dit maakt de stap om de regels over de fysieke leefomgeving over te hevelen naar het omgevingsplan eenvoudiger.

In de huidige gemeentelijke verordeningen welke overgaan in de Verordening fysieke leefomgeving2 zitten ook regels die geen betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Deze regels mogen op grond van de Omgevingswet niet worden opgenomen in het omgevingsplan en blijven achter in de gemeentelijke verordeningen. Om te voorkomen dat er meerdere losse gemeentelijke verordeningen met daarin slechts een aantal regels achterblijven, zijn deze resterende regels opgenomen in onderhavige Algemene verordening Harderwijk. Dit zorgt voor overzicht.

Onderhavige verordening moet samen met de Verordening Fysieke Leefomgeving gelezen worden. Hierin zitten namelijk regels die een aanvulling vormen op de regels in de Verordening Fysieke Leefomgeving. Met de inwerkingtreding van zowel deze Algemene verordening Harderwijk als de Verordening fysieke leefomgeving vervalt een aantal artikelen uit de APV en worden diverse verordeningen ingetrokken.

De artikelen in deze verordening wordt als voldoende duidelijk beschouwd waardoor een artikelsgewijze toelichting achterwege gelaten is.


Noot
1

APV, Reclameverordening, Erfgoedverordening, Parkeerverordening, Afvalstoffenverordening, Beheersverordening Lorentz III, Beheersverordening begraafplaatsen, AVOI 2013, Marktverordening 2017, Rioolaansluitingsverordening, Verordening historische schepen Harderwijk, Havenverordening, Winkeltijdenverordening.

Noot
2

Zie voetnoot 1.