Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704816
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704816/1
Algemene plaatselijke verordening Harderwijk
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Algemene plaatselijke verordening HarderwijkDe versie van de Algemene Plaatselijke verordening, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 29 juni 2023, na vaststelling en inwerkingtreding Verordening Fysieke Leefomgeving Harderwijk en Algemene Verordening Harderwijk:
Algemene plaatselijke verordening Harderwijk
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
ARTIKEL 1:1 BEGRIPSBEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- b.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- c.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
- d.
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e van de Wegenverkeerswet 1994;
- e.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- f.
gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
- g.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- h.
motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- i.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- j.
openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
- k.
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- l.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- m.
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens en rolstoelen;
- n.
weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.
ARTIKEL 1:2 BESLISTERMIJN
-
1. het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of een ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
-
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste 8 weken verdagen.
-
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor een beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid.
-
4. Vervallen.
-
5. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de artikelen 2:1, 2:25, 2:28b, 2:29, 2:34 E, 2:39, 2:60, 2:72, 3:4, 3:12, 5:15, en 5:23 in deze verordening.
-
6. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is wel van toepassing op de artikelen 2:6, 2:67 en 5:13 in deze verordening.
ARTIKEL 1:3 INDIENING AANVRAAG
Vervallen.
ARTIKEL 1:4 VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN
-
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
-
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
ARTIKEL 1:5 PERSOONLIJK KARAKTER VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
ARTIKEL 1:6 INTREKKING OF WIJZIGING VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
- a.
indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;
- e.
indien de houder dit verzoekt.
ARTIKEL 1:7 TERMIJNEN
-
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
-
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
ARTIKEL 1:8 WEIGERINGSGRONDEN
-
1. De vergunning of ontheffing kan in ieder geval door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
- a.
-
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1 Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
ARTIKEL 2:1 SAMENSCHOLING EN ONGEREGELDHEDEN
-
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
-
2. Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;6.
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- a.
-
3. Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
-
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
-
5. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Afdeling 2. Betoging
ARTIKEL 2:2 OPTOCHTEN
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:3 KENNISGEVING BETOGINGEN OP OPENBARE PLAATSEN
-
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
-
2. De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
-
3. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
-
4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
-
5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
ARTIKEL 2:4 AFWIJKING TERMIJN
(vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
ARTIKEL 2:5 TE VERSTREKKEN GEGEVENS
(vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Afdeling 3. Verspreiding van gedrukte stukken
ARTIKEL 2:6 VERSPREIDEN VAN GESCHREVEN OF GEDRUKTE STUKKEN OF AFBEELDINGEN
-
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
-
2. Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
ARTIKEL 2:7 FEEST, MUZIEK EN WEDSTRIJD E.D.
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:8 DIENSTVERLENING
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:9 STRAATARTIEST E.D.
Vervallen.
ARTIKEL 2:10 VOORWERPEN OP OF AAN EEN OPENBARE PLAATS
(vervallen; opgenomen in artikel 2:1 VFLo)
ARTIKEL 2:10A AFBAKENINGSBEPALINGEN EN UITZONDERINGEN
(Opgenomen in artikel 2:10 Apv)
ARTIKEL 2:10B BESLISTERMIJN EN SILENCIO POSITIVO
Ondergebracht in het verzamelartikel 1:2 Apv.
ARTIKEL 2:10C VRIJ TE STELLEN CATEGORIEËN
(Opgenomen in artikel 2:10 Apv)
ARTIKEL 2:11 (OMGEVINGS)VERGUNNING VOOR HET AANLEGGEN, BESCHADIGEN EN VERANDEREN VAN EEN WEG
(vervallen; opgenomen in artikel 2.2 VFLo)
ARTIKEL 2:12 (OMGEVINGS)VERGUNNING VOOR HET MAKEN EN VERANDEREN VAN EEN UITWEG
(vervallen; opgenomen in artikel 2.3 VFLo)
Afdeling 6 Veiligheid op de weg of op een andere plaats
ARTIKEL 2:13 VEROORZAKEN VAN GLADHEID
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:14 WINKELWAGENTJES
(Vervallen)
ARTIKEL 2:15 UITZICHT BELEMMERENDE BEPLANTING OF VOORWERP
(vervallen; opgenomen in artikel 2.5 VFLo)
ARTIKEL 2:16 OPENEN STRAATKOLKEN E.D.
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:17 KELDERINGANGEN E.D.
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:18 ROOKVERBOD IN BOSSEN EN NATUURTERREINEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.6 VFLo)
ARTIKEL 2:19 GEVAARLIJK OF HINDERLIJK VOORWERP
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:20 VALLENDE VOORWERPEN
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:21 VOORZIENINGEN VOOR VERKEER EN VERLICHTING
(geregeld in artikel 5:38 en 5:39)
ARTIKEL 2:22 OBJECTEN ONDER HOOGSPANNINGSLIJN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.7 VFLo)
ARTIKEL 2:23 VEILIGHEID OP HET IJS
(vervallen; opgenomen in artikel 2.8 VFLo)
ARTIKEL 2:23A VERBOD IJSZEILEN
Vervallen.
Afdeling 7. Evenementen
ARTIKEL 2:24 BEGRIPSBEPALING
-
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoopvoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening;
- g.
niet commerciële rommelmarkten, fancy-fairs, voorstellingen en tentoonstellingen die in een gebouw gehouden worden;
- h.
regelmatig terugkerende sportwedstrijden voor zover deze plaatsvinden onder auspiciën van een bij de NOC*NSF aangesloten sportbond.
- i.
sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.
- a.
-
2. Onder evenement, zoals bedoeld in het eerste lid wordt ter verduidelijking mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
een braderie;
- c.
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op een openbare plaats;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op een openbare plaats;
- e.
een klein evenement.
- f.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- a.
-
3. Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.
ARTIKEL 2:25 EVENEMENT
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
-
2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- a.
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
- b.
het evenement tussen 09:00 en 24.00 uur plaats vindt;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.30 uur;
- d.
het evenement geen belemmering vormt voor het doorgaand verkeer en de hulpdiensten;
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
- f.
er een organisator is;
- g.
de organisator minimaal 7 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
- a.
-
3. De burgemeester kan andere kleine evenementen aanwijzen.
-
4. De burgemeester kan in aanvulling op lid 2 nadere regels voor een klein evenement vaststellen.
-
5. De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
ARTIKEL 2:25A INDIENEN AANVRAAG
-
1. De aanvraag om een vergunning zoals bedoeld in artikel 2:25 geschiedt door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
-
2. In de aanvraag om een vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
gegevens van de organisator;
- b.
de datum, begin en eindtijdstip en locatie van het evenement;
- c.
een omschrijving van de aard en het karakter van het evenement;
- d.
een omschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het evenement plaatsvinden:
- e.
het te verwachten aantal bezoekers of deelnemers aan het evenement.
- a.
-
3. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, op verzoek aangeleverd.
-
4. In afwijking van artikel 1:8 lid 2 kan de burgemeester een aanvraag voor een vergunning voor een nieuw evenement of gewichtig, nieuw onderdeel van een terugkerend evenement weigeren, als de aanvraag is ingediend minder dan 12 weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft.
ARTIKEL 2:26 ORDEVERSTORING
-
1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
ARTIKEL 2:27 BEGRIPSBEPALINGEN
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
openbare inrichting:
- i.
een hotel, (afhaal)restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, of clubhuis;
- ii.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid;
- i.
- b.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
- a.
- 2.
Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
ARTIKEL 2:28 EXPLOITATIEVERGUNNING OPENBARE INRICHTING
-
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
-
2. De exploitant vraagt de vergunning aan door indiening van een door de burgemeester vastgesteld formulier met bijbehorende voorgeschreven documenten.
-
3. De burgemeester kan nadere regels stellen voor de bij de aanvraag van een vergunning te overleggen documenten.
-
4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
een zorginstelling;
- c.
een museum; of
- d.
een bedrijfskantine of – restaurant.
- a.
ARTIKEL 2:28A WEIGERINGSGRONDEN
-
1. De burgemeester weigert de (in artikel 2:28 bedoelde) vergunning indien:
- a.
de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
- b.
de aanvrager binnen drie jaar voor de aanvraag een openbare inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, gesloten is geweest;
- c.
redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning vermelde in overeenstemming zal zijn.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
-
3. Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 dienen de houder, dan wel indien de houder een rechtspersoon is, degenen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefenen in de openbare inrichting, aan de volgende eisen te voldoen:
- a.
zij mogen niet onder curatele staan, dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn;
- b.
zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
- c.
zij moeten de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt.
- a.
ARTIKEL 2:28B VRIJSTELLING
- 1.
Vrijstellingen, genomen krachtens artikel 2:28B en artikel 6:5 lid 2 van de Apv zoals vastgesteld op 1 juni 2017 en in werking getreden op 14 juni 2017, blijven hun gelding behouden.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde vrijstellingen intrekken indien:
- a.
de feitelijke toestand niet met het bepaalde in het besluit tot vrijstelling in overeenstemming is;
- b.
zich bij de openbare inrichting een incident heeft voorgedaan gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en –handel zowel ten aanzien van de ondernemer en/of in of bij de openbare inrichting;
- c.
de houder van de vrijstelling, dan wel indien de houder een rechtspersoon is, degene die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefenen in de openbare inrichting, in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
de houder van de vrijstelling, dan wel indien de houder een rechtspersoon is, degenen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefenen in de openbare inrichting, onder curatele staat, dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet is.
- a.
ARTIKEL 2:28C BEËINDIGING EXPLOITATIE
-
1. De vergunning of vrijstelling vervalt zodra de ingevolge artikel 2:28 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk heeft beëindigd.
-
2. Van beëindiging van het exploiteren van de openbare inrichting is sprake indien:
- a.
de openbare inrichting blijkens de registers van de Kamer van Koophandel niet meer voor rekening van de exploitant, op wiens naam de vergunning is gesteld, wordt geëxploiteerd;
- b.
op grond van andere informatie blijkt, dat de openbare inrichting niet meer voor rekening van de exploitant op wiens naam de vergunning is gesteld, wordt geëxploiteerd.
- a.
-
3. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegde bestuursorgaan.
ARTIKEL 2:28D INTREKKINGSGROND
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en 2:28B van deze verordening kan de exploitatievergunning of de vrijstelling worden ingetrokken indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag voor de vergunning dan wel de vrijstelling vermelde in overeenstemming is.
ARTIKEL 2:29 SLUITINGSTIJD
-
1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 04.00 uur en 07.00 uur (sluitingstijd).
-
2. In aanvulling op het eerste lid mogen op zaterdag en zondag na 02.00 uur geen nieuwe bezoekers in de openbare inrichting worden toegelaten. Dit verbod geldt niet voor openbare inrichtingen die niet in de eerste plaats worden bezocht voor het nuttigen van alcoholhoudende drank maar voor het gebruik van geringe eetwaren en/of alcoholvrije dranken.
-
3. Het is de houder van een openbare inrichting verboden het gedeelte van de weg ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester plaatsing van terras hebben toegestaan en dat ten behoeve van de openbare inrichting wordt gebruikt voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 en 07.00 van maandag tot en met vrijdag en tussen 02:00 en 7:00 uur op zaterdag en zondag.
-
4. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
-
5. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
-
6. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
-
7. Het eerste en het vijfde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
ARTIKEL 2:30 AFWIJKING SLUITINGSTIJD; TIJDELIJKE SLUITING
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
ARTIKEL 2:31 VERBODEN GEDRAGINGEN
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
de orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
ARTIKEL 2:32 HANDEL BINNEN OPENBARE INRICHTINGEN
-
1. In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
-
2. De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
ARTIKEL 2:33 HET COLLEGE ALS BEVOEGD BESTUURSORGAAN
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
ARTIKEL 2:33A TOEGANG AMBTENAREN VAN POLITIE
De houder van een openbare inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
- a.
gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel
- b.
gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
ARTIKEL 2:34 HET COLLEGE ALS BEVOEGD BESTUURSORGAAN
(gereserveerd)
Afdeling 8A Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
ARTIKEL 2:34A BEGRIPSBEPALING
-
1. Voor de toepassing van de definities in deze afdeling wordt verwezen naar de definities zoals genoemd in de Alcoholwet.
-
2. Voor de toepassing van de definitie van een terras wordt verwezen naar de definitie zoals genoemd in artikel 2.27, eerste lid onder b. van deze verordening.
ARTIKEL 2:34B SCHENKTIJDEN EN BIJEENKOMSTEN IN PARACOMMERCIËLE INRICHTINGEN
-
1. Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken van maandag tot en met zondag tussen 12.00 en 01:00 uur.
-
2. Een paracommerciële rechtspersoon heeft de mogelijkheid om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens maximaal 12 bijeenkomsten per jaar van persoonlijke aard of die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
-
3. De paracommerciële rechtspersoon doet uiterlijk 5 werkdagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid hiervan melding aan de burgemeester.
ARTIKEL 2:34C VERBOD ‘HAPPY HOURS’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcohol-houdende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34D PROEVERIJEN IN SLIJTLOKALITEITEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 25e ALCOHOLWET
Van het in artikel 3, eerste lid en artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod wordt vrijstelling verleend ten behoeve van het tegen betaling organiseren van proeverijen in slijtlokaliteiten, met dien verstande dat:
- a.
proeverijen plaatsvinden buiten de dagen en/of tijden dat de slijtlokaliteiten regulier zijn opengesteld, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens de Winkeltijdenwet;
- b.
proeverijen voldoen aan de in het Alcoholbesluit voor proeverijen gestelde eisen;
- c.
van de proeverij vooraf een melding is gedaan, via het daartoe beschikbaar gestelde digitale formulier.
AFDELING 8B TEGENGAAN ONVEILIG, NIET LEEFBAAR EN MALAFIDE ONDERNEMERSKLIMAAT
ARTIKEL 2:34E TEGENGAAN ONVEILIG, NIET LEEFBAAR EN MALAFIDE ONDERNEMERSKLIMAAT
-
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- a.
-
2. De burgemeester kan gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
-
3. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of
- b.
Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- a.
-
4. De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
Indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;
- d.
Indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- e.
Indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening;
- f.
Indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
- a.
-
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 APV kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
Door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;
- b.
Door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;
- c.
De voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;
- d.
De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;
- e.
De exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;
- f.
Er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;
- g.
Er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;
- h.
De bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of
- i.
Redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
- a.
-
6. De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.
-
7. Het is eenieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
-
8. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
-
9. Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
-
10. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.
-
11. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
ARTIKEL 2:35 BEGRIPSBEPALING
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
ARTIKEL 2:36 KENNISGEVING EXPLOITATIE
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
ARTIKEL 2:37 NACHTREGISTER
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:38 VERSCHAFFING GEGEVENS NACHTREGISTER
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
ARTIKEL 2:39 SPEELGELEGENHEDEN
-
1. In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
-
2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
- b.
speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; en
- c.
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
- a.
-
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:
- a.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
- a.
ARTIKEL 2:40 KANSSPELAUTOMATEN
-
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Wet: de Wet op de kansspelen;
- b.
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
- c.
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
- d.
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
- a.
-
2. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.
-
3. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 11. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
ARTIKEL 2:41 SLUITING VAN VOOR HET PUBLIEK OPENSTAANDE GEBOUWEN
-
1. De burgemeester kan de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
- a.
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
- b.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen;
- c.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
- d.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend, of
- e.
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
- a.
-
2. De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
-
3. De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van het gebouw, de inrichting of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.
-
4. De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
-
5. Het is verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.
-
6. Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf het gebouw, de inrichting of de ruimte te betreden.
-
7. Het derde, vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.
-
8. De verboden die zijn opgenomen in het derde tot en met het zevende lid van dit artikel zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk zijn.
ARTIKEL 2:42 PLAKKEN EN KLADDEN
-
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
-
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
-
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien:
- a.
gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift of
- b.
gebruik wordt gemaakt van de daartoe door het college aangewezen plakgelegenheden.
- a.
-
4. Het is verboden om door het college aangewezen plakgelegenheden als bedoeld in lid 3 onder b. te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
ARTIKEL 2:43 VERVOER PLAKGEREEDSCHAP E.D.
Vervallen.
ARTIKEL 2:44 VERVOER INBREKERSWERKTUIGEN
-
1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
-
2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
ARTIKEL 2:44A VERVOER VAN GEPREPAREERDE VOORWERPEN
-
1. Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.
-
2. Het in het vorige lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerpen niet bestemd zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.
ARTIKEL 2:45 BETREDEN VAN PLANTSOENEN E.D.
Vervallen.
ARTIKEL 2:46 RIJDEN OVER BERMEN E.D.
(Gereserveerd)
ARTIKEL 2:47 HINDERLIJK GEDRAG OP OPENBARE PLAATSEN
-
1. Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.
- a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
ARTIKEL 2:48 VERBODEN DRANKGEBRUIK
-
1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
ARTIKEL 2:49 VERBODEN GEDRAG BIJ OF IN GEBOUWEN
-
1. Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- a.
-
2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
ARTIKEL 2:50 HINDERLIJK GEDRAG IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE RUIMTEN
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
ARTIKEL 2:50A GEBIEDSONTZEGGING
-
1. De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde gebieden aanwijzen waar naar zijn oordeel ernstige overlast door verstoringen van de openbare orde is te verwachten (overlastgebieden).
-
2. De burgemeester kan aan degene die in een overlastgebied de openbare orde verstoort bevelen zich uit dat gebied te verwijderen en een verbod opleggen zich in dat gebied te begeven.
-
3. Het verbod bedoeld in het tweede lid geldt ten hoogste tot en met het gehele weekeinde volgend op het weekeinde waarin of het tijdstip waarop het verbod wordt opgelegd.
-
4. Indien Oudejaarsdag, Nieuwjaarsdag, nationale of plaatselijke feestdagen vallen op een dag in de week waarin een verbod bedoeld in het tweede lid eindigt, kan dat verbod tevens voor die dag of dagen en de daarop volgende nacht of nachten tot 6.00 uur in de ochtend worden opgelegd.
-
5. De burgemeester kan aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het tweede lid is opgelegd en die binnen zes maanden na het opleggen van dat verbod opnieuw de openbare orde verstoort in een overlastgebied, het verbod opleggen zich te begeven in een of meer bij het opleggen van het verbod vermelde overlastgebieden voor ten hoogste twaalf weekeinden.
-
6. De burgemeester beperkt de reikwijdte van een bevel of verbod ingevolge een van de voorgaande leden zoveel als nodig is wegens persoonlijke omstandigheden van degene tot wie het bevel of verbod zich richt.
-
7. Onder weekeinde wordt in dit artikel verstaan: van donderdag 18.00 uur tot maandag 04.00 uur.
-
8. Het is verboden te handelen in strijd met een op grond van dit artikel opgelegd verbod.
ARTIKEL 2:51 NEERZETTEN VAN FIETSEN EN BROMFIETSEN E.D.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen of voor een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
- a.
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of
- b.
daardoor die ingang versperd wordt.
ARTIKEL 2:52 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS OP MARKT EN KERMISTERREIN E.D.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een evenement, markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
ARTIKEL 2:53 BESPIEDEN VAN PERSONEN
Vervallen.
ARTIKEL 2:54 BEWAKINGSAPPARATUUR
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:55 NODELOOS ALARMEREN
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:56 ALARMINSTALLATIES
(gereserveerd)
ARTIKEL 2:57 LOSLOPENDE HONDEN
(Opgenomen in artikel 2:59 Apv)
ARTIKEL 2:58 VERONTREINIGING DOOR HONDEN
(Opgenomen in artikel 2:59 Apv)
Artikel 2:59 LOSLOPENDE EN/OF GEVAARLIJKE HONDEN EN VERONTREINIGING DOOR HONDEN
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide, het strandeiland aan de Strandboulevard, op de strandjes langs het Zeepad, of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
op een openbare plaats indien de hond niet is aangelijnd.
- a.
-
2. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
-
3. Het gestelde in het eerste lid, aanhef en onder b en in lid 2, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
4. De verboden in het eerste lid aanhef onder a en b en het gestelde in lid 2 zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een assistentiehond laat begeleiden. De verboden in het eerste lid onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot assistentiehond.
-
5. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
-
6. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
-
7. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
-
8. Het is verboden een opgelegd kort aanlijn- en/of muilkorfgebod te overtreden.
-
9. Indien lid 5 van toepassing is, dient de hond voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
-
10. In aanvulling op het in lid 5 bepaalde geldt dat de burgemeester de eigenaar of houder van die hond kan opdragen bij de hond een gedragstest (risico-assessment) te laten afnemen om zicht te krijgen op het karakter en het gedrag van de hond.
ARTIKEL 2:60 HOUDEN VAN GEVAARLIJKE DIEREN
-
1. Het is verboden op een openbare plaats een dier, dat bij ontsnapping gevaar kan veroorzaken, aanwezig te hebben.
-
2. Het is verboden zodanig dier over de weg te vervoeren, anders dan in een voertuig of kooi geschikt en doeltreffend ingericht ter beveiliging tegen dat gevaar.
-
3. Het college kan van het bepaalde in lid 1 en 2 ontheffing verlenen.
-
4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of artikel 2:59 van deze verordening van toepassing is.
ARTIKEL 2:61 WILDE DIEREN
[gereserveerd]
ARTIKEL 2:62 LOSLOPEND VEE
De rechthebbende op vee dat zich bevind in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
ARTIKEL 2:63 DUIVEN
(niet overgenomen)
ARTIKEL 2:64 BIJEN
(niet overgenomen)
ARTIKEL 2:65 BEDELARIJ
Vervallen.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
ARTIKEL 2:66 BEGRIPSBEPALING
In deze afdeling wordt verstaan onder
- a.
handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
- b.
Verkoopregister: het aantekening houden van verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
ARTIKEL 2:67 VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET VERKOOPREGISTER
-
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
-
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
ARTIKEL 2:68 VOORSCHRIFTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 437 VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 3.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- 1.
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
ARTIKEL 2:69 VERVREEMDING VAN DOOR OPKOOP VERKREGEN GOEDEREN
Samengevoegd met artikel 2:68 Apv.
ARTIKEL 2:70 HANDEL IN HORECABEDRIJVEN
(gereserveerd)
Afdeling 13. Consumentenvuurwerk
ARTIKEL 2:71 BEGRIPSBEPALING
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
ARTIKEL 2:72 TER BESCHIKKING STELLEN VAN CONSUMENTENVUURWERK TIJDENS DE VERKOOPDAGEN
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
ARTIKEL 2:73 GEBRUIK VAN CONSUMENTENVUURWERK TIJDENS DE JAARWISSELING
-
1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
-
2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
-
3. De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
ARTIKEL 2:73A CARBIDSCHIETEN
-
1. Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een (melk)bus/container/opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
-
2. Carbidschieten is verboden.
-
3. Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op 31 december tussen 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar buiten de bebouwde kom wanneer gebruik gemaakt wordt van bussen met een maximale inhoud van 35 liter mits aan de volgende voorschriften wordt voldaan:
- a.
er worden geen handelingen verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verricht weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaren kunnen optreden voor mens of milieu;
- b.
er worden in totaal niet meer dan twee bussen tegelijk gebruikt;
- c.
het gebruik van metalen deksels niet is toegestaan;
- d.
de afstand vanaf de plek waar het carbidschieten plaatsvindt tot gebouwen van derden bedraagt tenminste 100 meter;
- e.
het vrijschootsveld bedraagt tenminste 75 meter terwijl hierin geen openbare paden geen openbaar water of (spoor)wegen liggen;
- f.
indien het carbidschieten plaatsvindt na zonsondergang dient het schietterrein goed te worden verlicht.
- a.
-
4. De burgemeester kan ter voorkoming van gevaar, schade of overlast, of in het belang van de natuurbescherming, plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in het derde lid niet van toepassing is.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is/zijn.
Afdeling 14. Drugsoverlast
ARTIKEL 2:74 DRUGSHANDEL EN DRUGSGEBRUIK OP STRAAT
-
1. Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen of op een openbare plaats in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
-
2. Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingshandelingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
ARTIKEL 2:74A VERBODEN DRUGSGEBRUIK
(Opgenomen in artikel 2:74)
Afdeling 15. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
ARTIKEL 2:75 BESTUURLIJKE OPHOUDING
(niet overgenomen)
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
ARTIKEL 2:77 CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
-
1. De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
-
2. De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
- a.
Parkeerterrein
- b.
Bedrijfsterrein
- c.
Winkelcentrum
- a.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Niet overgenomen.
ARTIKEL 2:79 WOONOVERLAST ALS BEDOELD IN ARTIKEL 151D GEMEENTEWET
-
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
-
2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen.
-
3. De burgemeester maakt van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik indien de hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1. BEGRIPSBEPALINGEN
ARTIKEL 3:1 BEGRIPSBEPALINGEN
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- b.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- c.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden.
- d.
escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- e.
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
- f.
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- g.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die door de exploitant is of zijn aangesteld om de onmiddellijke feitelijke leiding uit te uitoefenen in een seksbedrijf, seksinrichting of escortbedrijf;
- h.
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksbedrijf of seksinrichting, met uitzondering van
- 1.
de exploitant;
- 2.
de beheerder;
- 3.
de prostituee;
- 4.
het personeel dat in het seksbedrijf, de seksinrichting werkzaam is;
- 5.
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- 6.
andere personen wier aanwezigheid in het seksbedrijf of de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
- 1.
- i.
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch- pornografische aard in een seks inrichting tegen betaling;
- j.
klant: degene die gebruikt maakt van de door de exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- k.
advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt.
ARTIKEL 3:2 BEVOEGD BESTUURSORGAAN
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
ARTIKEL 3:3 NADERE REGELS
Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid kan het bevoegd bestuursorgaan nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.
Afdeling 2 SEKSBEDRIJF, SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
ARTIKEL 3:4 VERGUNNING
-
1. Het is verboden een seksbedrijf, seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
-
2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder; en
- c.
de aard van het seksbedrijf, de seksinrichting of het escortbedrijf;
- d.
de plaatselijke en kadastrale ligging van de inrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
- e.
bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- f.
bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor het seksbedrijf of de seksinrichting.
- g.
de telefoonnummers waarop de aanvrager, de exploitant en de beheerder bereikbaar zijn alsmede het telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt.
- h.
een plattegrond van de seksinrichting en het aantal werkzame personen.
- i.
het bevoegd bestuursorgaan kan verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd als dat nodig wordt geacht voor de beoordeling van de aanvraag.
- a.
-
3. De aanvraag dient door de aanvrager in persoon en op afspraak op het stadhuis te Harderwijk te worden ingediend. De aanvrager dient zich daarbij te kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs.
-
4. Het is het bevoegd bestuursorgaan toegestaan om in de voorwaarden bij de vergunning nadere regels op te nemen ten aanzien van de bedrijfsvoering, het tegengaan van mensenhandel en het bevorderen van de gezondheid van de aanwezige prostituees.
ARTIKEL 3:5 GEDRAGSEISEN EXPLOITANT EN BEHEERDER
-
1. De exploitant en de beheerder:
- a.
staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
- b.
zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
- a.
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
- b.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- c.
de laatste vijf jaar voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van
- •
bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk;
- •
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- •
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- •
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen;
- •
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
- •
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- •
- a.
-
3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
- a.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
- a.
-
4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
- a.
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
- b.
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- c.
berekend exclusief de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, tenzij in die periode strafbare feiten zijn gepleegd.
- a.
-
5. De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksbedrijf, seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
ARTIKEL 3:6 SLUITINGSTIJDEN
-
1. Het is verboden een seksbedrijf of seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:
- a.
op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 07.00 uur;
- b.
op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 07.00 uur.
- a.
-
2. Het bevoegd bestuursorgaan kan voor een afzonderlijke seksbedrijf of seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
-
3. Het is bezoekers van een seksbedrijf of seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat deze krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
-
4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
ARTIKEL 3:7 TIJDELIJKE AFWIJKING SLUITINGSTIJDEN; (TIJDELIJKE) SLUITING
-
1. Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
- a.
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;
- b.
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
- a.
-
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht maakt het bevoegd bestuursorgaan het besluit bedoeld in het eerste lid bekend op de voet van artikel 3:42, tweede lid van deze wet.
ARTIKEL 3:8 AANWEZIGHEID VAN EN TOEZICHT DOOR EXPLOITANT EN BEHEERDER
-
1. Het is verboden een seksbedrijf of seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, tweede lid onder a of b in de seksinrichting aanwezig is.
-
2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
- a.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
- b.
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
ARTIKEL 3:9 STRAATPROSTITUTIE
-
1. Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.
-
2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren en/of de toezichthouders die in artikel 6:2 met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
ARTIKEL 3:10 SEKSWINKELS
(niet overgenomen)
ARTIKEL 3:11 TENTOONSTELLEN, AANBIEDEN EN AANBRENGEN VAN EROTISCH-PORNOGRAFISCHE GOEDEREN, AFBEELDINGEN EN DERGELIJKE
-
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen in strijd met de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
-
2. Het is verboden om in advertenties voor een seksbedrijf:
- a.
geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, onder g, en van de bedrijfsnaam (overeenkomstig het bewijs van inschrijving van de kamer van koophandel als bedoeld in art. 3:4 tweede lid sub e);
- b.
vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en
- c.
als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
- a.
-
3. Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
ARTIKEL 3:12 BESLISTERMIJN
-
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid, beslist het bevoegd bestuursorgaan op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is of zoveel langer als het bibob-onderzoek vergt.
-
2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
-
3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.
-
4. De vergunning heeft een looptijd van maximaal drie jaar en wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld. De vergunning is persoonlijk, niet overdraagbaar en pandgebonden.
ARTIKEL 3:13 WEIGERINGSGRONDEN
-
1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
- a.
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
- b.
de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf, de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf strijd op zal leveren met artikel 21 lid 1 aanhef en onder a van de Huisvestingswet een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, een beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
- c.
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen bepaalde.
- a.
-
2. Voor seksbedrijven, seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
- c.
de veiligheid van personen of goederen;
- d.
de verkeersvrijheid of -veiligheid;
- e.
de gezondheid of zedelijkheid;
- f.
of de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
- a.
ARTIKEL 3:13A INTREKKING EN SCHORSING
-
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
- a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
- c.
is gehandeld in strijd met de artikelen 3:5 3:9, 3:14, tweede lid;
- d.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
- e.
zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:13;
- f.
de vergunninghouder dat verzoekt;
- a.
-
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- a.
is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
- b.
in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
- c.
een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
- d.
is gehandeld in strijd met de vergunning of de door het bevoegd bestuursorgaan gestelde nadere regels;
- e.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
- f.
de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
- g.
er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
- h.
gedurende ten minste drie maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
- a.
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
ARTIKEL 3:14 BEËINDIGING EXPLOITATIE
-
1. De vergunning vervalt zodra de exploitant die overeenkomstig artikel 3:4 op de vergunning is vermeld, de exploitatie van het seksbedrijf, de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
-
2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
ARTIKEL 3:15 WIJZIGING BEHEER
-
1. Indien de beheerder het beheer van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk beëindigt, geeft de exploitant daarvan binnen een week schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
-
2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
AFDELING 5. OVERGANGSBEPALING
ARTIKEL 3:16 OVERGANGSBEPALING
[gereserveerd]
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder
ARTIKEL 4:1 BEGRIPSBEPALINGEN
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;
- b.
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
- c.
houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- d.
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- e.
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
- f.
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
- g.
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
- h.
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
ARTIKEL 4:2 AANWIJZING COLLECTIEVE FESTIVITEITEN
(vervallen; opgenomen in artikel 3.1 VFLo)
ARTIKEL 4:3 KENNISGEVING INCIDENTELE FESTIVITEITEN
(vervallen; opgenomen in artikel 3.2 VFLo)
ARTIKEL 4:4 VERBODEN INCIDENTELE FESTIVITEITEN
(gereserveerd)
ARTIKEL 4:5 ONVERSTERKTE MUZIEK
(vervallen; opgenomen in artikel 3.3 VFLo)
ARTIKEL 4:6 OVERIGE GELUIDHINDER
(vervallen; opgenomen in artikel 3.4 VFLo)
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:6b Verbod oplaten ballonnen
-
1. Het is verboden ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen, op te laten stijgen;
-
2. Onder een ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, geluksballon etc.
-
3. Onder een ballon wordt in dit verband niet bedoeld een luchtballon, bedoeld voor personenvervoer.
ARTIKEL 4:7 STRAATVEGEN
(Niet overgenomen)
ARTIKEL 4:8 NATUURLIJKE BEHOEFTE DOEN
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn of haar natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
ARTIKEL 4:9 TOESTAND VAN SLOTEN EN ANDERE WATEREN EN NIET OPENBARE RIOLEN EN PUTTEN BUITEN GEBOUWEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.9 VFLo)
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
ARTIKEL 4:10 BEGRIPSBEPALINGEN
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen, zowel in levende als in dode toestand.
- b.
Boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal dertig centimeter op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld gemeten en met een minimale lengte van 5 meter. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.
- c.
Hakhout: een of meer bomen die, na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
- d.
Bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1 aanhef en onder a. van de Wet natuurbescherming.
- e.
Bomenlijst: de door het college meest recent vastgestelde Bomenlijst.
- f.
Dunning: velling die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.
- a.
-
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder vellen mede verstaan, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
ARTIKEL 4:11 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET VELLEN VAN HOUTOPSTANDEN
(vervallen; opgenomen in artikel 4.2 VFLo)
ARTIKEL 4:12 BOMENLIJST
vervallen; opgenomen in artikel 4.1 VFLo)
ARTIKEL 4:12A KAPPEN ZONDER VERGUNNING EN INSTANDHOUDINGSPLICHT
(vervallen; opgenomen in artikel 4.3 VFLo)
ARTIKEL 4:12B NADERE REGELS
(vervallen; opgenomen in artikel 4.2-9 en 4.3-5 VFLo)
Afdeling 3a Bescherming van flora en fauna
ARTIKEL 4:12C BESCHERMING GROENVOORZIENINGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 4.3 VFLo)
ARTIKEL 4:12D BESCHERMDE PLANTEN
Vervallen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
ARTIKEL 4:13 OPSLAG VOERTUIGEN, VAARTUIGEN, MEST, AFVALSTOFFEN ENZ.
(vervallen; opgenomen in artikel 2.10 VFLo)
ARTIKEL 4:14 STANKOVERLAST DOOR GEBRUIK VAN MESTSTOFFEN
(gereserveerd)
ARTIKEL 4:15 VERBOD HINDERLIJKE OF GEVAARLIJKE RECLAME
(gereserveerd)
ARTIKEL 4:16 VERGUNNINGSPLICHT LICHTRECLAME
(gereserveerd)
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
ARTIKEL 4:17 BEGRIPSBEPALING
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
ARTIKEL 4:18 RECREATIEF NACHTVERBLIJF BUITEN KAMPEERTERREINEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.11 VFLo)
ARTIKEL 4:19 AANWIJZING KAMPEERPLAATSEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.12 VFLo)
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1. Parkeerexcessen
ARTIKEL 5:1 BEGRIPSBEPALINGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.11 VFLo)
ARTIKEL 5:2 PARKEREN VAN VOERTUIGEN VAN AUTOBEDRIJF E.D.
vervallen; opgenomen in artikel 7.12 VFLo)
ARTIKEL 5:3 TE KOOP AANBIEDEN VAN VOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.13 VFLo)
ARTIKEL 5:4 DEFECTE VOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.14 VFLo)
ARTIKEL 5:5 VOERTUIGWRAKKEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.15 VFLo)
ARTIKEL 5:6 KAMPEERMIDDELEN E.A.
(vervallen; opgenomen in artikel 7.16 VFLo)
ARTIKEL 5:7 PARKEREN VAN RECLAMEVOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.17 VFLo)
ARTIKEL 5:8 PARKEREN VAN GROTE VOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.18 VFLo)
ARTIKEL 5:9 PARKEREN UITZICHTBELEMMERENDE VOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.19 VFLo)
ARTIKEL 5:10 PARKEREN VAN VOERTUIGEN MET STANKVERSPREIDENDE STOFFEN
(gereserveerd)
ARTIKEL 5:11 AANTASTING GROENVOORZIENINGEN DOOR VOERTUIGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 7.20 VFLo)
ARTIKEL 5:12 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS
(vervallen; opgenomen in artikel 7.21 VFLo)
Afdeling 2. Collecteren
ARTIKEL 5:13 INZAMELING VAN GELD OF GOEDEREN
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
-
2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
Afdeling 3. Venten
ARTIKEL 5:14 BEGRIPSBEPALING
-
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
-
2. Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
- a.
ARTIKEL 5:15 VENTVERBOD
-
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 21.00 uur en 8.00 uur.
-
3. In afwijking van lid 1 kan het college openbare plaatsen aanwijzen waarbinnen het venten verboden is.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het derde lid.
-
5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
-
6. Het verbod bedoeld in artikel 5:15, eerste en derde lid, is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
ARTIKEL 5:16 VRIJHEID VAN MENINGSUITING
(Gereserveerd).
Afdeling 4. Standplaatsen
ARTIKEL 5:17 BEGRIPSBEPALING
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
-
2. Onder standplaats wordt niet verstaan:
- a.
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
- b.
een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
ARTIKEL 5:18 STANDPLAATSVERGUNNING EN WEIGERINGSGRONDEN
(vervallen; opgenomen in artikel 5.1 VFLo)
ARTIKEL 5:19 TOESTEMMING RECHTHEBBENDE
(vervallen; opgenomen in artikel 5.2 VFLo)
ARTIKEL 5:20 AFBAKENINGSBEPALINGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 5.3 VFLo)
ARTIKEL 5:21 AANHOUDINGSPLICHT
(gereserveerd)
Afdeling 5. Snuffelmarkten
ARTIKEL 5:22 BEGRIPSBEPALING
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
-
2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
ARTIKEL 5:23 ORGANISEREN VAN EEN SNUFFELMARKT
-
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
-
2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
-
3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
ARTIKEL 5:24 VOORWERPEN OP, IN OF BOVEN OPENBAAR WATER
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:25 LIGPLAATS WOONSCHEPEN EN OVERIGE VAARTUIGEN
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:26 AANWIJZINGEN LIGPLAATS
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:27 VERBOD INNEMEN LIGPLAATS
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:28 BESCHADIGEN VAN WATERSTAATSWERKEN
-
1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of een provinciale verordening.
ARTIKEL 5:29 REDDINGSMIDDELEN
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
ARTIKEL 5:30 VEILIGHEID OP HET WATER
(niet overgenomen).
ARTIKEL 5:31 OVERLAST AAN VAARTUIGEN
-
1. Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
-
2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
ARTIKEL 5:31A BEGRIPSBEPALINGEN
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
motorvoertuig; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- b.
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e, van de Wegenverkeerswet 1994.
ARTIKEL 5:32 CROSSTERREINEN
(vervallen; opgenomen in artikel 4.5 VFLo)
ARTIKEL 5:33 BEPERKING VERKEER IN NATUURGEBIEDEN
(vervallen; opgenomen in artikel 4.6 VFLo)
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
ARTIKEL 5:34 VERBOD AFVALSTOFFEN TE VERBRANDEN BUITEN INRICHTINGEN OF ANDERSZINS VUUR TE STOKEN
(vervallen; opgenomen in artikel 4.7 VFLo)
Afdeling 9. Verstrooiing van as
ARTIKEL 5:35 BEGRIPSBEPALING
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:36 VERBODEN PLAATSEN
(niet overgenomen)
ARTIKEL 5:37 HINDER OF OVERLAST
(niet overgenomen)
Afdeling 10. Straatnaamborden, huisnummer e.d.
ARTIKEL 5:38 GEDOOGPLICHT AANDUIDINGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.4 VFLo)
ARTIKEL 5:39 GEDOOGPLICHT AANDUIDINGEN
(vervallen; opgenomen in artikel 2.4 VFLo)
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
ARTIKEL 6:1 STRAFBEPALING
-
1. Overtreding van het bij of krachtens de in deze verordening genoemde artikelen en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
-
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, (2:12, eerste lid,) en 4:11, tweede lid.
-
3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
ARTIKEL 6:2 TOEZICHTHOUDERS
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
- a.
personen in dienst bij de eenheid Stadstoezicht;
- b.
personen belast met het toezicht op artikel 41, lid 1 onder b van de Alcoholwet;
- c.
personen in dienst bij Leisurelands B.V. en Leisurelands Exploitatie B.V. voor zover het gaat om gronden die liggen binnen de grenzen van Recreatiegebied Horst, zijnde de kadastrale eigendommen van deze B.V.’s.
- d.
buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) in dienst van de Omgevingsdienst Noord Veluwe (of een rechtsopvolger van de Omgevingsdienst).
- a.
-
2. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
-
3. Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.
-
4. Met de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren als bedoeld in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.
ARTIKEL 6:3 BINNENTREDEN WONINGEN
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
ARTIKEL 6:4 INTREKKING OUDE VERORDENING
De Algemene plaatselijke verordening Harderwijk, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 oktober 2019 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze Algemene plaatselijke verordening Harderwijk 2023.
ARTIKEL 6:5 OVERGANGSBEPALING
-
1. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
-
2. Vervallen.
-
3. Vervallen.
-
4. Op aanvragen om een besluit op grond van de Apv, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van deze verordening een beslissing genomen (toetsing ex nunc).
ARTIKEL 6:6 INWERKINGTREDING
Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt
ARTIKEL 6:7 CITEERTITEL
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Algemene plaatselijke verordening Harderwijk 2023’.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl