Reglement Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Reglement Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied 2024

Besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 21 november 2023 tot vaststelling van Reglement Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied 2024

Gedeputeerde Staten van Overijssel;

Gelet op artikel 81 van de Provinciewet;

Gelet op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024;

Besluiten vast te stellen het navolgende:

Reglement Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied 2024

Artikel 1. Algemeen

Dit reglement is van toepassing op door Gedeputeerde Staten van Overijssel ingestelde ‘Uitvoeringscommissies Inrichting Landelijk Gebied’.

Artikel 2. Begripsbepalingen

Bal: Besluit activiteiten leefomgeving;

Besluit: Omgevingsbesluit;

Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving;

Commissie: Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied, zijnde een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 81 van de Provinciewet.

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Overijssel.

Inrichtingsbesluit: besluit als bedoeld in artikel 12.7 Omgevingswet:

Inrichtingsprogramma: programma als bedoeld in artikel 3.14a Omgevingswet;

Regeling: Omgevingsregeling;

Wet: Omgevingswet;

Artikel 3. Taak

  • 1. De commissie heeft tot taak het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit uit te voeren voor het deelgebied waarvoor de commissie is ingesteld.

  • 2. Voor de uitoefening van de taak genoemd in lid 1 ontvangt de commissie via delegatie alle bevoegdheden van Gedeputeerde Staten met betrekking tot:

  • 3. De uitvoering van landinrichting door middel van (wettelijke) herverkaveling (afdeling 12.4 Wet) en de toepassing van bijzondere procedures voor landinrichting (afdeling 16.12 Wet);

  • 4. de toepassing en handhaving van de gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.10 onder c, d, e, f, g en h van de Wet;

  • 5. het stellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 12.6 lid 1 en 2 Bal (specifieke zorgplicht en waardeverandering)

  • 6. de paragrafen 10.1.2 en 10.1.3 van het Bkl;

  • 7. Alsmede ontvangen de voorzitter en secretaris volmacht van de Commissaris van de Koning en de secretaris van Gedeputeerde Staten voor het ondertekenen de akte van toedeling (artikelen 16.124 lid 3 Wet) en de herverkavelingsakte (16.137 lid 1 Wet).

  • 8. De commissie heeft verder tot taak om advies uit te brengen aan Gedeputeerde Staten over:

  • 9. het in delen in uitvoering nemen van het inrichtingsprogramma of het inrichtingsbesluit (artikel 12.17 Wet);

  • 10. wijziging van de begrenzing van een herverkavelingsblok;

  • 11. het aanpassen of wijzigen van het in uitvoering zijnde inrichtingsbesluit;

  • 12. de ingebrachte zienswijzen op een in procedure gebrachte aanpassing of wijziging van het inrichtingsbesluit;

  • 13. De commissie heeft de mogelijkheid tot het instellen van een of meer subcommissies.

  • 14. Gedeputeerde Staten kunnen ter zake van de uitoefening van de overgedragen bevoegdheden beleidsregels geven.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. Gedeputeerde Staten besluiten per commissie over de samenstelling van de commissie en het passend aantal leden, waaronder een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2. Gedeputeerde Staten voegen aan de commissie een secretaris toe.

  • 3. Gedeputeerde Staten kunnen aan de commissie een of meerdere adviserende leden toevoegen.

Artikel 5. Benoeming

  • 1. Gedeputeerde Staten benoemen de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de commissie na overleg met:

    • a.

      de betrokken colleges van burgemeester en wethouders;

    • b.

      de betrokken dagelijkse besturen van de waterschappen;

    • c.

      de door hen representatief geachte organisaties.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen de in het eerste lid genoemde partijen op de hoogte van de benoemingen van de overige leden

Artikel 6. Zittingsperiode

  • 1. De leden, waaronder de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, worden voor een periode van vijf jaar benoemd door Gedeputeerde Staten. Een lid kan na afloop van zijn zittingsperiode terstond, maar maximaal eenmaal worden herbenoemd. Bij zwaarwegende redenen kunnen Gedeputeerde Staten ertoe besluiten om een lid voor een derde periode te herbenoemen.

  • 2. Degene, die in de commissie de plaats inneemt van een lid, wiens zittingsduur nog niet verstreken was, heeft zitting tot het einde van die duur.

Artikel 7. Ontbinding commissie

  • 1. Na beëindiging van de werkzaamheden draagt de commissie alle stukken die betrekking hebben op de door de commissie uitgevoerde taken over aan Gedeputeerde Staten en geeft daarbij aan de uitvoering van het inrichtingsplan als voltooid te beschouwen.

  • 2. De commissie is ontbonden met ingang van de dag waarop Gedeputeerde Staten besloten hebben de uitvoering van het inrichtingsplan als voltooid te beschouwen

Artikel 8. Schorsing en beëindiging lidmaatschap

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen een lid van de commissie schorsen na overleg met in ieder geval de voorzitter van de commissie.

  • 2. De periode van schorsing bedraagt maximaal 6 maanden. Is na verloop van die tijd door Gedeputeerde Staten geen beslissing genomen omtrent opheffing van de schorsing of ontslag, dan eindigt de schorsing.

  • 3. Het lidmaatschap van de commissie wordt door Gedeputeerde Staten beëindigd in geval van:

    • a.

      het ontbinden van de commissie;

    • b.

      het eindigen van een periode waarvoor een lid is benoemd;

    • c.

      het verlies van de hoedanigheid op grond waarvan men is benoemd;

    • d.

      ontslag op eigen verzoek;

    • e.

      overlijden;

    • f.

      ontslag door Gedeputeerde Staten.

Artikel 9. Totstandkoming besluitvorming

  • 1. Voor zover geen consensus wordt bereikt, besluit de commissie bij meerderheid van stemmen.

  • 2. De leden van de commissie stemmen zonder last.

  • 3. Een lid van de commissie neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk aangaat, of waarbij hij als vertegenwoordiger persoonlijk betrokken is.

  • 4. De commissie kan geen besluiten nemen, indien niet ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 5. Besluiten van de commissie worden vastgelegd in een verslag. Dit verslag wordt in een eerstvolgende vergadering van de commissie vastgesteld.

  • 6. De voorzitter en secretaris voeren de besluiten uit.

Artikel 10. Vergaderingen en uitnodigingen

  • 1. De commissie vergadert zo dikwijls als door de voorzitter nodig wordt geoordeeld, danwel als ten minste twee leden van de commissie hierom schriftelijk vragen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen de voorzitter van de commissie verzoeken een vergadering bijeen te roepen.

  • 3. De secretaris draagt er zorg voor dat de uitnodigingen en agenda’s, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen voor de dag van de vergadering aan de leden worden toegezonden.

  • 4. Tegelijkertijd met de uitnodiging draagt de secretaris zorg voor openbare kennisgeving van de vergadering. Daarbij geeft hij aan op welke plaats de agenda en bijbehorende stukken ter inzage liggen.

  • 5. Ieder lid van de commissie kan schriftelijk gemotiveerd via de secretaris voorstellen tot agendapunten indienen.

Artikel 11. Openbaarheid

  • 1. De vergadering van de commissie wordt in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer de indiener van het agendapunt daarom vraagt, danwel de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de commissie anders beslist.

  • 4. De commissie kan omtrent het in een gesloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken die aan de commissie worden overlegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 5. De commissie geeft aan Gedeputeerde Staten inzage in de stukken waaromtrent door de commissie geheimhouding is opgelegd. Deze inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 12. Taken secretaris

  • 1. De secretaris stelt de agenda van de vergaderingen op en draagt zorg voor een zoveel mogelijk schriftelijke voorbereiding van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. De secretaris legt in het verslag vast hetgeen in de vergadering is behandeld. Dit verslag maakt deel uit van de bij de agenda van de eerstvolgende vergadering behorende stukken.

  • 3. De secretaris van de commissie draagt zorg voor archiefvorming. Gedeputeerde Staten kunnen hiervoor nadere instructies geven.

  • 4. Het is de secretaris toegestaan brieven en documenten te ondertekenen namens de commissie, voor zover dit past binnen de taakstelling van de commissie en zolang het gaat om feitelijke afhandeling van de taken van de commissie.

Artikel 13. Vergoeding

  • 1. De leden van de commissie komen in aanmerking voor een vergoeding overeenkomstig het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (afdeling 2.4).

  • 2. Leden van op grond van artikel 3, lid 4 ingestelde subcommissies hebben eveneens recht op een vergoeding overeenkomstig het eerste lid.

  • 3. In plaats van vacatiegeld kan een vaste vergoeding worden toegekend. De vaste vergoeding wordt al naar gelang het tijdsbeslag en de zwaarte van de werkzaamheden door Gedputeerde Staten bepaald.

Artikel 14. Planning

  • 1. De commissie stelt voor de duur van de uitvoering van het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit een planning vast.

  • 2. Jaarlijks actualiseert de commissie deze planning.

  • 3. De commissie zendt een afschrift van deze planning aan Gedeputeerde Staten, gemeenten, waterschap en het Kadaster.

Artikel 15. Budget/financiële bepalingen

  • 4. Gedeputeerde Staten kennen aan de commissie capaciteit en financiële middelen voor proces- en uitvoeringskosten toe voor de uitvoering van het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit. De voorzitter en de secretaris van de commissie kunnen financiële verplichtingen aangaan voorzover passend binnen de opdracht en binnen het beschikbare budget. Gedeputeerde Staten verlenen daartoe aan de secretaris mandaat en volmacht tot het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten tot een bedrag van € 50.000,-, alsmede aan de voorzitter en secretaris gezamenlijk een mandaat en volmacht tot het aangaan en ondertekenen van overeenkomsten tot een bedrag van meer dan € 50.000,-, mits passend binnen het toegekende budget.

  • 1. De commissie is budgethouder en beheert de financiële middelen die Gedeputeerde Staten beschikbaar hebben gesteld voor het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit.

  • 2. De commissie handelt conform het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de provincie Overijssel.

Artikel 16. Verantwoording

De commissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en financiële verantwoording van de uitvoering van het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit.

Artikel 17. Ondersteuning

  • 1. Ter ondersteuning van de uitvoering stellen Gedeputeerde Staten ambtelijke bijstand van de provincie beschikbaar. Gedeputeerde Staten kunnen overige partners ook uitnodigen om capaciteit beschikbaar te stellen.

  • 2. De voorzitter en de secretaris instrueren de ambtelijke medewerkers voor de uitvoering van de ondersteunende taken, passend binnen de beschikbaar gestelde capaciteit.

Artikel 18 Aansprakelijkheid

  • 1. De gedragingen van de uitvoeringscommissie in het kader van de uitoefening van de gedelegeerde taken en bevoegdheden op grond van artikel 3 van het Reglement vallen onder de aansprakelijkheid van de Provincie.

  • 2. De provincie sluit ten behoeve van de commissieleden de noodzakelijke (functionele) verzekeringen af.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op de datum waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. Het reglement Uitvoeringscommissies Inrichting Landelijk Gebied wordt ingetrokken op de datum waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Ondertekening

Toelichting

Artikel 1 Algemeen

Bij de vaststelling van een inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit benoemen Gedeputeerde Staten tevens een Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied voor het betreffende gebied. Uitvoeringscommissies Inrichting Landelijk Gebied zijn bestuurscommissies als bedoeld in artikel 81 Provinciewet waaraan op grond van artikel 163, eerste lid, Provinciewet bevoegdheden kunnen worden overgedragen.

Artikel 3 Taak

Gedeputeerde Staten bepalen voor welk deelgebied de commissie actief zal zijn. De commissie heeft tot taak het door Gedeputeerde Staten voor het betreffende gebied vastgestelde inrichtingsprogramma en gelijktijdig daarmee vastgestelde inrichtingsbesluit uit te voeren. Daartoe worden de in lid 2 genoemde bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van landinrichting en herverkaveling overgedragen aan de commissie. Daar waar bevoegdheden niet gemandateerd of gedelegeerd zijn, blijven zij bij Gedeputeerde Staten, zoals vaststelling van de correctiefactor als bedoeld in 13.9 van de wet.  

Op de gedelegeerde bevoegdheden is afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Indien een besluit wordt genomen op grond van een in dit reglement genoemde, gedelegeerde bevoegdheid, dan wordt bij dit besluit het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan genoemd.  

Naast delegatie van wettelijke taken, heeft de commissie ook een adviestaak met betrekking tot de in lid 3 genoemde punten. 

In lid 4 wordt aan de commissie de bevoegdheid gegeven om subcommissies in het leven te roepen. De subcommissies hebben een ondersteunende taak en geen besluitvormende bevoegdheden. Het is aan de commissie om inhoud te geven aan de samenstelling en de inhoud van de taak van de subcommissie. De taak van de subcommissie moet in overeenstemming blijven met de taakstelling van de commissie zelf.

Lid 3

Tot de bevoegdheden met betrekking tot de wettelijke herverkaveling behoren in ieder geval het vaststellen van besluit tijdelijk gebruik (12.21), ruilbesluit (12.22), besluit geldelijke regelingen (12.36) en de pachtregistratie (16.125 e.v.). Bij de uitoefening van de bevoegdheden neemt de commissie de bepalingen over de voorbereiding, totstandkoming, bekendmaking uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht in acht.

Lid 4

Deze bevoegdheid omvat alle (rechts)handelingen ter voorbereiding en uitvoering alsmede ter voorkoming van inzet van de gedoogplicht.

Lid 5

Deze bevoegdheid ziet op het stellen van maatwerkvoorschriften over de artikelen 12.5 en 12.7. Voorheen artikel 35 Wilg.

Lid 6

Deze bevoegdheden hebben onder andere betrekking op de vaststelling van de agrarische verkeerswaarde, de uitgangspunten voor de herverkaveling en nadere regels voor de schatting.

Lid 13

Subcommissies worden vaak in het leven geroepen om de commissie te ondersteunen en te adviseren bij de voorbereiding en totstandkoming van het ruilbesluit en besluit geldelijke regelingen. Leden van subcommissie beschikken over specifieke gebiedskennis. Zij kunnen daarmee een waardevolle bijdrage leveren aan het gebiedsproces.

Artikel 4 Samenstelling

Gedeputeerde Staten beslissen over de omvang van de commissie en ook welke samenstelling deze commissie zal hebben. Hierbij zullen naast de betrokken bestuursorganen ook belangenorganisaties benaderd en betrokken worden. De in lid 3 genoemde adviserende leden worden op grond van hun deskundigheid benoemd.

Artikel 5 Benoeming

De voorzitter speelt een belangrijke rol in de commissie. Gedeputeerde Staten kiest er dan ook voor de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter te benoemen na overleg met de in artikel 5 genoemde organisaties. Gedeputeerde Staten zullen de overige leden uit eigen beweging benoemen.

Artikel 7 Ontbinding commissie

De commissie wordt door Gedeputeerde Staten ontbonden nadat de commissie heeft aangegeven en aangetoond dat de taakstelling is volbracht en alle werken zijn uitgevoerd. Gedeputeerde Staten verlenen decharge aan de commissie die daarmee formeel is ontbonden.

Artikel 8 Schorsing en beëindiging lidmaatschap

Voor het beëindigen van het lidmaatschap van de commissie is een besluit van Gedeputeerde Staten vereist, waarbij tegelijkertijd getracht zal worden – indien nodig – een nieuw lid aan de commissie toe te voegen.

Artikel 9 Totstandkoming besluitvorming

Jaarlijks bericht de commissie Gedeputeerde Staten over de stand van zaken (planning, financiën en eventuele afwijkingen) rondom het uitvoeren van het inrichtingsplan. Eenmaal per jaar vindt de formele terugkoppeling aan Gedeputeerde Staten plaats via een overleg tussen de voorzitter en de portefeuillehouder namens GS.

Artikel 10 Vergaderingen en uitnodigingen

Lid 4 bepaalt dat de secretaris zorg draagt voor openbare kennisgeving.

Artikel 11 Openbaarheid

De beslissing tot het houden van een vergadering achter gesloten deuren staat los van de beslissing tot het opleggen van geheimhouding. Geheimhouding heeft betrekking op het ter vergadering behandelde en de inhoud van de stukken. Als tot geheimhouding is besloten, heeft dit dus ook betrekking op het verslag van de vergadering. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft. De bepalingen van hoofdstuk V van de Provinciewet en de artikelen 5.1 en 5.2 Wet open overheid zijn van toepassing.

Artikel 12 Taken secretaris

Het is de secretaris toegestaan brieven en documenten te ondertekenen namens de commissie, voor zover dit past binnen de taakstelling van de commissie en zolang het gaat om feitelijke afhandeling van de taken van de commissie. Het is de secretaris niet toegestaan zelfstandig besluiten te nemen.

Artikel 13 Vergoeding

Van de toekenning van vacatiegelden zijn uitgesloten: 

  • a.

    functionarissen in dienst van het Rijk, provincie, gemeente, of een door het Rijk, provincie of gemeente in het leven geroepen instelling, als hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen; 

  • b.

    vertegenwoordigers van organisaties, als hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen. Als leden, deskundigen, secretarissen en adjunct-secretarissen op andere wijze voor hun aandeel in de werkzaamheden van de commissie worden beloond, wordt aan hen geen vacatiegeld toegekend. 

In plaats van vacatiegelden kunnen Gedeputeerde Staten besluiten een vaste vergoeding aan een commissielid toe te kennen. Voor deze vaste vergoeding komen in eerste instantie de voorzitter en secretaris in aanmerking, mits niet uitgesloten van vacatiegelden. Ook een vicevoorzitter kan in aanmerking komen, indien deze een aanmerkelijk deel van de voorzitterstaak vervuld. Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de vergoeding bij de benoeming overeenkomstig artikel 11 lid 2 van de Verordening rechtspositie decentrale ambtsdragers Overijssel 2019. 

Bij de bepaling van de vergoeding wordt rekening gehouden met: 

  • a.

    de oppervlakte van het gebied; 

  • b.

    het aantal eigenaren en pachters betrokken bij herverkaveling; 

  • c.

    de kosten van uitvoering zoals geraamd in het inrichtingsplan; 

  • d.

    de functie of het beroep van de leden; 

  • e.

    het tijdsbeslag en de zwaarte van de werkzaamheden.

Artikel 15 Budget/financiële bepalingen

De commissie is budgethouder van de middelen die Gedeputeerde Staten ter beschikking stellen voor de uitvoering van het inrichtingsprogramma en inrichtingsbesluit. Aan de voorzitter en secretaris van de uitvoeringscommissie wordt mandaat/volmacht verleend ten behoeve van het sluiten van privaatrechtelijke overeenkomsten (al dan niet in het kader van een aanbesteding) ter uitvoering van besluiten van de uitvoeringscommissie.

Artikel 16 Verantwoording

De verantwoording van de uitgaven en ontvangsten maken onderdeel uit van de Planning & Control cyclus van de provincie.

Artikel 17 Ondersteuning

Ter ondersteuning van de uitvoering wordt door Gedeputeerde Staten aan de commissie capaciteit en uren ter beschikking gesteld. Andere partners zullen worden gevraagd ook (ambtelijke) input te leveren. Een projectgroep is geen subcommissie.

Artikel 18 Aansprakelijkheid

De uitvoeringscommissies handelen in opdracht van de Gedeputeerde Staten en vallen onder de aansprakelijkheid van de Provincie. De Provincie sluit ten behoeve van de commissieleden de noodzakelijke (functionele) verzekeringen af. Hiermee wordt aangesloten bij de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers. Het gaat hierbij om een collectieve ongevallenverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering.