Financiële verordening Horst aan de Maas 2023

Geldend van 01-12-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening Horst aan de Maas 2023

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 september 2023,

gemeentebladnummer 2023.086A;

gelezen de aanbevelingen van de Auditcommissie van 24 oktober 2023.

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende verordening:

Financiële verordening Horst aan de Maas 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Team: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie.

  • Inkomsten: Totaal van de baten vóór onttrekking reserves.

  • Netto schuld: Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. De bruto schuld is het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak zijn het totaal van langlopende uitzettingen, korte uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • Overheidsbedrijf: Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • Onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: Verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • Rechtmatigheidsverantwoording: De rapportage van burgemeester en wethouders waarbij zij aangeven in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • Onvoorzienbaar: Een onverwachte gebeurtenis of een niet vooruit te berekenen/bepalen voorstel bij het samenstellen van het de kaderbrief en de programmabegroting;

  • Onontkoombaar:

    • een wettelijke verplichting, contract of overeenkomst;

    • een uitgave waarbij uitstel leidt tot aansprakelijkheid;

    • de ontwikkeling/gebeurtenis kan niet vermeden worden/ er is geen alternatief;

    • er is sprake van een zwaarwegende politieke toezegging/politiek belang.

  • Onuitstelbaar: Niet verschuifbaar in de tijd, (tot het volgende begrotingsjaar) dat wil zeggen tot de volgende ronde van integrale afweging.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1. De Raad stelt, desgewenst, bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De Raad stelt, desgewenst, bij aanvang van iedere raadsperiode vast op voorstel van het College:

    • het programma/DIN (Doelen-Inspanningen-Netwerk), en

    • de beleidsindicatoren. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25 lid 2a van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)

  • 3. De Raad geeft aan over welke onderwerpen hij, naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening, in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting geeft het College van de nieuwe investeringen per investering het benodigde (bruto) investeringskrediet weer en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven. In de jaarrekening neemt het College van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten op.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV provincies en gemeenten inzicht gegeven in de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 3. Gelijktijdig met de jaarstukken legt het College aan de Raad een projectenrapportage voor. Hierin staat de inhoudelijk en financieel, de actuele stand van de majeure ruimtelijk-fysieke projecten opgenomen en de grondexploitaties.

  • 4. De in de begroting en jaarstukken opgenomen verschillenanalyses lichten we toe als er sprake is van een verschil, bezien per saldo en minimaal per programma van € 50.000 of meer. Verdere uitwerking hiervan vindt plaats in de nota planning en control, die hierbij leidend is.

  • 5. In het overzicht van de incidentele baten en lasten per programma, specificeren we per programma alle posten vanaf € 50.000 afzonderlijk.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

Het College biedt vóór 1 juli aan de Raad een kadernota / kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De Raad stelt deze kadernota uiterlijk 31 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De Raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de Raad de kapitaallasten van de investeringskredieten voor de nieuwe investeringen door het vaststellen van de begroting. Voor de daadwerkelijke investeringskredieten wordt een apart raadsvoorstel aangeboden aan de Raad.

  • 3. Het College informeert de raad tussentijds via een raadsinformatiebrief als ze verwacht dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden bij bedragen groter dan € 50.000 (zie ook bijlage 1: beslisboom begrotingsafwijkingen).

  • 4. Bij een (dreigende) onvoorziene overschrijding van een investeringskrediet met meer dan € 50.000, wordt een begrotingswijziging aan de raad voorgelegd voor extra middelen (zie ook bijlage 1: beslisboom begrotingsafwijkingen).

  • 5. Nieuwe beleidsonderwerpen waarvoor budget/krediet nodig is worden in de eerstvolgende kadernota en/of begroting opgenomen of via een apart raadsvoorstel ter besluitvorming voorgelegd aan de raad.

  • 6. Naast de tussentijdse rapportages bedoeld in artikel 6, lid 1 informeren we de Raad door middel van raadsinformatiebrieven over de uitkomsten van de circulaires van het gemeentefonds.

  • Dit kan gevolgen hebben voor reeds geautoriseerde baten en lasten en het bijstellen van het beleid.

  • Na behandeling van deze raadsinformatiebrieven in de Raad verwerken we de wijzigingen in de begroting.

  • 7. Voor een investering legt het College, vóór het aangaan van verplichtingen, een voorstel aan de Raad voor om het investeringskrediet beschikbaar te stellen.

  • 8. Door het vaststellen van, de bij de jaarstukken behorende, projectenrapportage stemt de Raad hiermee in en stelt tevens de hierin opgenomen kredieten en voorgestelde mutaties beschikbaar.

  • 9. Gelijktijdig met de begroting legt het College aan de Raad een herzieningsrapportage voor waarin relevante wijzigingen in de grondexploitaties worden toegelicht.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het College informeert de Raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting en de ontwikkeling van de hierin opgenomen budgetten.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid op hoofdlijnen en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per categorie (autonome ontwikkelingen, algemene uitkering /etc.)

    • b.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • c.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • d.

      mutatie van de investeringskredieten;

    • e.

      stand van zaken aangaande ombuigingen inclusief de plannen van aanpak die daar aan ten grondslag liggen.

  • 3. In de tussentijdse rapportages lichten we afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per programma en investeringskredieten in de begroting groter dan € 50.000 toe en verwerken we deze in een begrotingswijziging die aan de raad ter besluitvorming wordt voorgelegd.

Artikel 7. Jaarstukken

Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het College de Raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Informatieplicht

Het College besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de Raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het College te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het College de Raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het College een aanpassing nodig acht, doet het College een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De Raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het College aan de Raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan het bedrag genoemd in het controleprotocol nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur. Alleen de aspecten recht, hoogte en duur zijn onderdeel van de financiële rechtmatigheidscontrole.

  • 2. Het College biedt de Raad jaarlijks uiterlijk op 1 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de Raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de Raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal beschikbaar gestelde krediet. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

    • d.

      Als de afwijking is minder dan € 50.000.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de Raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het College zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, deze regels liggen vast in de diverse verordeningen en beleidsregels.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 2 afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 15. Waardering debiteuren en voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden vormen we jaarlijks een voorziening wegens oninbaarheid op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      (water)toeristenbelasting;

    • d.

      rioolheffing;

    • e.

      afvalstoffenheffing

    • f.

      leges;

    • g.

      vermakelijkheidsretributie;

    • h.

      bijstandsverstrekking,

  • wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de programmabegroting en in de jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen plaats.

  • 2. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota reserves en voorzieningen moet worden aangepast. Desgewenst biedt het College de Raad de nota reserves en voorzieningen ter vaststelling aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves; en

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve vrij aanwendbaar toegevoegd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten zoveel als mogelijk de indirecte kosten (overhead) betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

  • 3. De overheadkosten worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie.

  • 4. De indirecte kosten van rechten en heffingen worden berekend door de personeelskosten die betrekking hebben op de genoemde rechten /heffingen te verhogen met een opslagpercentage voor overhead. Dit opslagpercentage wordt berekend door het saldo van baten en lasten van het beleidsveld Overhead te delen door de totale personeelskosten (excl. overhead) van de gemeente.

  • 5. Voor de toerekening van directe en indirecte kosten tussen Noord-Limburgse gemeenten gelden de tarieven zoals genoemd in de notitie “Tarieven Regionale Samenwerking Noord Limburgse gemeenten”.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Uitzondering hierop is de omslagrente die wordt toegerekend aan het taakveld riolering; hierbij wordt aansluiting gezocht bij het rentepercentage zoals is opgenomen in het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP).

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt bij een (door)verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het College vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Indien er sprake is van verkoop, verpachting of vervreemding van gemeentelijke eigendommen zal dit plaats vinden via een openbare procedure. Het College heeft de mogelijkheid om gemotiveerd hier van af te wijken, voor zover dit past in het Didam-arrest.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten - eventueel met risico-opslag - in rekening. Bij afwijking doet het College vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 4. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het College uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het College vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het College doet de Raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen in het opvolgend jaar.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Het College stelt een treasurystatuut vast waarin de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie worden opgenomen. De Raad ontvangt hiervan een exemplaar. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of het statuut moet worden geactualiseerd.

  • 2. Het College stelt een Regeling garantstelling en verstrekking van geldleningen voor een publieke taak vast. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze regeling geactualiseerd moet worden.

Artikel 21. Inkoop en aanbesteding.

De bij inkoop en aanbesteding in acht te nemen regels legt het College vast in een nota inkoop- en aanbestedingsbeleid. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of de nota moet worden geactualiseerd.

Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 22 De jaarrekening en begroting bevat minimaal de verplichte paragrafen uit het BBV

  • 1. De volgende paragrafen zijn verplicht conform BBV. In het BBV staat ook wat er in de betreffende paragraaf moet zijn opgenomen:

    • a.

      lokale heffingen (art. 10 BBV)

    • b.

      weerstandsvermogen en risicobeheersing (art. 11 BBV)

    • c.

      onderhoud kapitaalgoederen (art. 12 BBV)

    • d.

      financiering (art. 13 BBV)

    • e.

      bedrijfsvoering (art. 14 BBV)

    • f.

      verbonden partijen (art. 15 BBV)

    • g.

      grondbeleid (art. 16 BBV)

  • zie verder wetten.nl - Regeling - Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten - BWBR0014606 (overheid.nl)

  • 2. Daarnaast kunnen we in de afzonderlijke paragrafen aanvullende informatie opnemen.

Artikel 23. Openbaarheidsparagraaf

In de openbaarheidsparagraaf bij de begroting neemt het College, op grond van artikel 3.5 van de Wet open overheid, de beleidsvoornemens op inzake de uitvoering van de Wet open overheid en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens. De beleidsvoornemens (c.q. behaalde resultaten) hebben betrekking op de actieve en passieve openbaarmaking en de verbetering van de informatiehuishouding.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 24. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en per team;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 25. Financiële organisatie

Het College draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten. Het College stelt hiervoor een regeling budgetbeheer vast. Tenminste eens per vier jaar wordt beoordeeld of deze regeling moet worden geactualiseerd;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

Artikel 26. Interne controle

  • 1. Het College zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het College daarover in de rechtmatigheidsverantwoording en informeert het College de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen in de paragraaf Bedrijfsvoering.

  • 2. Het College zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de administratie neemt het College maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Horst aan de Maas 2019 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het boekjaar 2022.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze verorordening wordt aangehaald als Financiële verordening gemeente Horst aan de Maas 2023.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 21 november 2023.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

drs. R.F.I. Palmen

De griffier,

mr. R.J.M. Poels

Bijlage 1: Beslisboom begrotingsafwijkingen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Afschrijvingsbeleid bij de financiële verordening Horst aan de Maas 2023

Algemene uitgangspunten:

  • Alle investeringen te activeren.

  • Voor investeringen met een vervaardigings- of verkrijgingsprijs kleiner dan € 50.000 geldt een afschrijvingstermijn van 1 jaar, in het jaar van investeren.

  • Alle investeringen worden lineair afgeschreven met ingang van het jaar volgend op de gereedmelding van de te activeren investering.

  • De raad heeft de mogelijkheid bij raadsbesluit een andere afschrijvingstermijn te benoemen als de onderstaande afschrijvingstermijnen niet toereikend zijn.

  • Bij aankoop van onroerende zaken worden de ondergrond en de opstallen afzonderlijk geactiveerd. De enige uitzondering hierop is wanneer de opstallen onlosmakelijk zijn verbonden met de ondergrond en het zeer onwaarschijnlijk is dat de ondergrond ooit nog als afzonderlijk actief beschikbaar komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wegen. Op gronden wordt niet afgeschreven. De opstallen worden afgeschreven conform de hierna volgende afschrijvingstermijnen.

Afschrijvingsduur:

Immateriële vaste activa

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden in maximaal 5 jaar afgeschreven.

(Im)materiële vaste activa

Voorgesteld wordt om de materiële vaste activa met economisch nut, evenals de onder de immateriële vaste activa geactiveerde bijdragen in investeringen van derden, af te schrijven in maximaal:

  • a.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen

  • b.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren, bedrijfsgebouwen, sporthallen en gymzalen

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw zwembad: hoofddraagconstructie

  • d.

    20 jaar: nieuwbouw, renovatie zwembad: buitenschilafwerking en installaties

  • e.

    25 jaar: gemeenschapshuizen en sosen

  • f.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en schoolgebouwen

  • g.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren, bedrijfsgebouwen, sporthallen en gymzalen

  • h.

    20 jaar: nieuwbouw, renovatie kleedlokalen en kantine (bij buitensportaccommodaties)

  • i.

    25 jaar: aanleg parkeervoorzieningenj.

  • j.

    20 jaar: motorvaartuigen

  • k.

    15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen,

  • l.

    10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties, kantoormeubilair, schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken, nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen, groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen

  • m.

    10 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens en schuiten

  • n.

    10 jaar: personenauto's, lichte motorvoertuigen

  • o.

    10 jaar: automatiseringsvoorzieningen

  • p.

    40 jaar: onderbouw (zandlaag met drainage) bij kunst(gras)velden en tennisbanen

  • q.

    20 jaar: sporttechnische laag bij kunst(gras)velden en tennisbanen

  • r.

    10 jaar: toplaag bij kunst(gras)velden en tennisbanen

  • s.

    20 jaar: natuurgras(sport)velden

  • t.

    Riolering: de afschrijvingstermijnen volgens GRP zijn van toepassing.

Voorgesteld wordt om de materiële vaste activa met maatschappelijk nut, af te schrijven in maximaal:

  • a.

    30 jaar: aanleg wegen

  • b.

    20 jaar: reconstructie wegen

  • c.

    20 jaar: aanleg fietspaden

  • d.

    20 jaar: openbare verlichting