Erfgoedverordening Den Haag 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Den Haag 2024

De raad van de gemeente Den Haag,

Gezien het voorstel van het college van 10 oktober 2023,

gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet,

besluit vast te stellen de Erfgoedverordening Den Haag 2024:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    adviescommissie:

Adviescommissie omgevingskwaliteit en cultureel erfgoed Den Haag; adviescommissie zoals bedoeld in de Verordening adviescommissie omgevingskwaliteit en cultureel erfgoed Den Haag 2024;

 
  • -

    belang van de monumentenzorg:

het in stand houden, beschermen en benutten van cultureel erfgoed;

 
  • -

    college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

 
  • -

    cultureel erfgoed:

erfgoed, als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

 
  • -

    cultuurgoed

roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

 
  • -

    eigenaren:

a. degenen die, voor zover het onroerende monumenten betreft, in de kadastrale registers als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

 
 

b. degenen die, voor zover het roerende monumenten betreft, naar burgerlijk recht als zodanig aan te merken zijn;

 
  • -

    gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

stadsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet, dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 4.1 van deze verordening;

 
  • -

    gemeentelijk monument:

monument, als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

 
  • -

    gemeentelijk erfgoedregister:

het register zoals bedoeld in artikel 3:16 derde lid van de Erfgoedwet,

 
  • -

    kerkelijk monument:

kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1:1 van de Erfgoedwet;

 
  • -

    monument:

monument zoals omschreven in artikel 1:1 van de Erfgoedwet;

 
  • -

    normaal onderhoud:

onderhoud zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Erfgoedwet;

 
  • -

    omgevingsplan:

omgevingsplan als bedoeld in artikel 2:4 van de Omgevingswet;

 
  • -

    omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 1:1, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stadsgezicht;

 
  • -

    plat dakvlak:

een dakvlak met een helling van 10 graden of minder;

 
  • -

    raad:

de gemeenteraad van Den Haag;

 
  • -

    rijksmonument:

monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

 
  • -

    rijksmonumentenregister:

register zoals bedoeld in artikel 3:3 van de Erfgoedwet;

 
  • -

    roerend monument:

een monument dat zichzelf kan verplaatsen, zoals een vaartuig of railvoertuig;

 
  • -

    vanwege-bescherming:

monument dat vanwege één of meerdere specifieke onderdelen door het college aangewezen is;

  • -

    verzameling:

cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;

  • -

    voorlopig monument:

zaak of terrein waarover aan de eigenaar een voornemen tot aanwijzing als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, kenbaar is gemaakt.

Artikel 1:2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is alleen van toepassing op zaken, terreinen en stadsgezichten gelegen in de gemeente Den Haag.

  • 2. Deze verordening ziet alleen op bescherming op gemeentelijk niveau, betreffende gemeentelijke monumenten, gemeentelijk beschermde stadsgezichten en beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen.

Artikel 1:3 Doel

Het doel van deze verordening is het in stand houden, beschermen en benutten van gemeentelijk cultureel erfgoed.

Artikel 1:4 Gemeentelijk erfgoedregister

Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

  • a.

    gegevens over de inschrijving en gegevens ter identificatie van het aangewezen gemeentelijke monument, voorlopige monument en beschermde stadsgezichten;

  • b.

    afschriften uit het rijksmonumentenregister.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing tot gemeentelijk monument

Artikel 2:1 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan zaken en terreinen die van bijzonder belang zijn voor de gemeente vanwege hun schoonheid of cultuurhistorische waarde aanwijzen als gemeentelijk monument. Het college stelt de raad vooraf op de hoogte van haar voorgenomen besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument. Indien de raad geen bedenkingen uit en bespreking wenst, kan het college overgaan tot de aanwijzing.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid vraagt het college voorafgaand aan haar besluit advies aan de adviescommissie.

  • 3. Het college maakt het besluit om zaken en terreinen aan te willen wijzen als gemeentelijk monument schriftelijk bekend aan de eigenaren.

  • 4. De eigenaren kunnen binnen zes weken na de datum van verzending van de kennisgeving een zienswijze bij het college indienen.

  • 5. Het college besluit na het verstrijken van de termijn bedoeld in het vierde lid of al dan niet tot inschrijving in het gemeentelijk erfgoedregister zal worden overgegaan.

  • 6. Het college overlegt vooraf met de eigenaar over het voornemen om een kerkgebouw aan te wijzen als kerkelijk monument.

  • 7. Het college stuurt de raad de lijst met voorgenomen besluiten tot aanwijzing als gemeentelijk monument in aanvulling op het eerste lid. Hierin worden ook de aanvragen van derden voor aanwijzingen van monumenten opgenomen.

Artikel 2:2 Bescherming bij voorlopig monument

  • 1. De bescherming van een monument, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, is van overeenkomstige toepassing op voorlopige monumenten.

  • 2. De bescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment dat:

    • a.

      het voorlopige monument in het gemeentelijk erfgoedregister ingeschreven wordt als monument;

    • b.

      het college besluit af te zien van definitieve plaatsing in het erfgoedregister;

    • c.

      het college binnen de wettelijke termijn geen besluit genomen heeft.

Artikel 2:3 Voorlopige aanwijzing bij spoed

  • 1. In inwijking van artikel 2:1, tweede en vijfde lid, kan het college in spoedeisende gevallen zaken of terreinen aanwijzen als voorlopig monument.

  • 2. Artikel 2:2 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat eigenaren schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument als voorlopig monument.

  • 3. Artikel 2:1 is bij de voorbereiding van het definitieve besluit over de aanwijzing van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De voorlopige aanwijzing vervalt na zesentwintig weken of zoveel eerder wanneer het college een definitief besluit neemt over de aanwijzing.

Artikel 2:4 Bekendmaking aanwijzingsbesluit

  • 1. Het college maakt de aanwijzing schriftelijk bekend aan de eigenaren.

  • 2. Het college neemt de aanwijzing op in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 3. De registratie bevat in ieder geval de adresgegevens van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

  • 4. Indien de aanwijzing een vanwege-bescherming betreft, wordt dit in de registratie opgenomen.

Artikel 2:5 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Het college vraagt voorafgaand aan het besluit tot wijziging van de aanwijzing advies aan de adviescommissie.

  • 3. Het college maakt het voornemen tot wijziging van de aanwijzing schriftelijk bekend aan de eigenaren.

  • 4. De eigenaren kunnen binnen zes weken na bekendmaking van het voornemen tot wijziging een zienswijze indienen bij het college.

  • 5. Het college besluit na het verstrijken van de termijn bedoeld in het vierde lid of al dan niet tot wijziging van de aanwijzing zal worden overgegaan.

  • 6. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft de toepassing van het tweede tot en met het vijfde lid achterwege.

  • 7. De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijke erfgoedregister aangetekend.

Artikel 2:6 Intrekken en vervallen van de aanwijzing

  • 1. Het college stelt de raad vooraf op de hoogte van haar voorgenomen besluit tot intrekken van de aanwijzing. Indien de raad geen bedenkingen uit en bespreking wenst, kan het college overgaan het intrekken van de aanwijzing.

  • 2. Het college vraagt over een intrekking van de aanwijzing advies aan de adviescommissie.

  • 3. Het college maakt het voornemen tot intrekking van de aanwijzing schriftelijk bekend aan de eigenaren.

  • 4. De eigenaren kunnen binnen zes weken na bekendmaking van het voornemen tot intrekking een zienswijze indienen bij het college.

  • 5. Het college besluit binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijn bedoeld in het vierde lid of al dan niet tot intrekking van de aanwijzing zal worden overgegaan.

  • 6. Het college maakt het besluit tot intrekking schriftelijk bekend aan de eigenaren.

  • 7. De toepassing van leden 2 tot en met 5 blijven achterwege als het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig tenietgegaan is.

  • 8. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop de aanwijzing is ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

  • 9. Het college houdt het vervallen van de aanwijzing bij in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3 Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 3:1 Instandhoudingsplicht

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding van het gemeentelijk monument noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Omgevingsvergunning

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een beschermd gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      indien het een roerend monument betreft: te vernietigen, in enig opzicht te wijzigen of te verplaatsen buiten de gemeentegrenzen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid is een omgevingsvergunning niet noodzakelijk indien de werkzaamheden betrekking hebben op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      uitsluitend inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat naar oordeel van het college uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c.

      een onderdeel van het monument waar de vanwege-bescherming niet op ziet;

    • d.

      een monument dat als begraafplaats in gebruik is, en met inachtneming van de monumentale waarden één van de volgende activiteiten plaatsvinden:

      • het plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • het doen van begravingen of asbijzettingen;

      • het ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

    • e.

      het aanbrengen van zonnepanelen op een plat dakvlak, onder de volgende voorwaarden:

      • de panelen zijn niet zichtbaar vanuit de openbare ruimte;

      • de panelen worden parallel aan de dakrand gelegd;

      • de panelen liggen;

      • de bestaande dakbedekking wordt gehandhaafd; en

      • de panelen houden voldoende afstand van dakranden.

    • f.

      het vervangen van glas, onder de volgende voorwaarden:

      • er geen sprake is van bewerkt glas of glas in lood;

      • het nieuwe glas past in de bestaande sponning, die daartoe indien nodig uitgefreesd wordt; en

      • de bestaande detaillering van het raam blijft gehandhaafd.

  • 3. Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument.

  • 4. De regels zoals bedoeld in het derde lid kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3:3 De beoordeling van de aanvraag

  • 1. Het college kan een omgevingsvergunning slechts verlenen als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2. Het college houdt rekening met het gebruik van het monument bij de beslissing op de aanvraag voor een vergunning.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een kerkelijk monument neemt het college geen beslissing dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Voor zover het een beslissing betreft waarbij wezenlijke belangen van het belijden van de godsdienst of levensovertuiging in dat monument in het geding zijn, neemt het college een beslissing in overeenstemming met de eigenaar.

Artikel 3:4 Advies omgevingsvergunning

Het college zendt een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument voor advies aan de adviescommissie.

Artikel 3:5 Schadevergoeding

Indien het college de omgevingsvergunning weigert en de aanvrager van de vergunning daardoor schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kan het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Hoofdstuk 4 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Artikel 4:1 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stadsgezicht

  • 1. De raad kan, op voorstel van het college, stadsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

  • 2. Het college vraagt advies aan de adviescommissie voorafgaand aan een voorstel als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Een voordracht tot een aanwijzing zoals bedoeld in het eerste lid, of een intrekking zoals bedoeld in artikel 4:3, ligt gedurende zes weken voor eenieder ter inzage.

  • 4. De raad beslist binnen vierentwintig weken na het verstrijken van de in het derde lid genoemde termijn over de voordracht.

  • 5. Een door de raad aangewezen gemeentelijk beschermd stadsgezicht wordt opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4:2 Beschermend omgevingsplan

  • 1. De raad stelt ter bescherming van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht een omgevingsplan vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stadsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 2. Het college bepaalt bij het raadsbesluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht of en in hoeverre het omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

Artikel 4:3 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stadsgezicht

  • 1. De raad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als gemeentelijk beschermd stadsgezicht wijzigen of intrekken.

  • 2. Artikel 4:1, tweede, derde en vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stadsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stadsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stadsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 4. Het college houdt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing bij in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4:4 Verbodsbepalingen en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1. Het is in een gemeentelijk beschermd stadsgezicht verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen, met uitzondering van inpandige sloopwerkzaamheden.

  • 2. Het college kan de omgevingsvergunning in ieder geval weigeren als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Artikel 5:1 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Het college kan een cultuurgoed dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege haar schoonheid of cultuurhistorische waarde en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit, aanwijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2. Het college kan een verzameling die van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege haar cultuurhistorische waarde, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit, aanwijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn alleen van toepassing op cultuurgoederen of verzamelingen in eigendom van de gemeente of die aan de zorg van de gemeente toevertrouwd zijn.

  • 4. Voor de aanwijzing van cultuurgoederen of verzamelingen die aan de zorg van de gemeente zijn toevertrouwd, is toestemming van de betreffende eigenaren vereist.

  • 5. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan de adviescommissie.

  • 6. Een aanwijzing van een beschermd cultuurgoed of verzameling wordt opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 5:2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5:1, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid is artikel 5:1, vierde lid, van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

  • 4. De wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing wordt opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 6 Handhaving en toezicht

Artikel 6:1 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 3:1, het bepaalde in artikel 3:2, eerste lid, of artikel 4:4 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij of krachtens artikel 141 van het wetboek van Strafvordering aanwezen personen belast, evenals de door het college daartoe aangewezen personen.

  • 2. Een ieder is verplicht om de door de toezichthouder gegeven aanwijzingen na te leven.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 7:1 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Den Haag 2024.

Artikel 7:2 Intrekken

De Monumentenverordening Den Haag 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 7:3 Overgangsrecht

  • 1. Op een monument, voorlopig monument of beschermd stadsgezicht dat is aangewezen onder de Monumentenverordening Den Haag 2019, zijn de bepalingen van de Erfgoedverordening Den Haag 2024 van toepassing.

  • 2. De bepalingen van de Monumentenverordening Den Haag 2019 blijven van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures betreffende bezwaar- en beroepschriften die vóór de dag van inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Den Haag 2024 zijn ingediend.

  • 3. Aanwijzingsprocedures die gestart zijn onder de Monumentenverordening Den Haag 2019 worden doorlopen en afgerond volgens de Monumentenverordening Den Haag 2019.

  • 4. Op vergunningaanvragen die vóór de inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Den Haag 2024 zijn ingediend blijven de bepalingen van de Monumentenverordening Den Haag 2019 van toepassing.

Artikel 7:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Den Haag 2024.

Ondertekening

Aldus geamendeerd besloten in de openbare raadsvergadering van 9 november 2023.

De griffier, Lilianne Blankwaard-Rombouts en de voorzitter, Jan van Zanen.