Beleidsregels Wet Bibob 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob 2024

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen en de Burgemeester van de gemeente Nijmegen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

gelet op:

  • het bepaalde in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat

  • de Nijmeegse Beleidsregels Wet Bibob 2022 op onderdelen actualisatie behoeven.

BESLUITEN:

de Beleidsregels Wet Bibob 2024 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • 2. advies: het advies, bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • 3. APV: Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen;

  • 4. Beleidsregels: Beleidsregels Wet Bibob 2024, vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders respectievelijk de Burgemeester;

  • 5. beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie of ontheffing;

  • 6. bestuursorgaan: het college van Burgemeester en Wethouders respectievelijk de Burgemeester;

  • 7. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling «vastgoedtransactie»;

  • 8. Bibob-toets: het eigen onderzoek en de beoordeling van een aanvraag door het bestuursorgaan en/of door het Bureau op grond van de Wet Bibob en deze Beleidsregels;

  • 9. Bibob-voorschriften: voorschriften als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob;

  • 10. Bibob-voorwaarden: aan een overeenkomst met toepassing van artikel 9, vierde lid, juncto artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob te verbinden voorwaarden;

  • 11. Bureau: het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

  • 12. gebouwde onroerende zaak: een zaak waarbij zich op of onder de grond een gebouw bevindt. Onder gebouw dient hierbij te worden verstaan een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 13. gemeente: gemeente Nijmegen;

  • 14. de/het ‘huidige’: de geldende versie of het geldende artikel ten tijde van het vaststellen van deze Beleidsregels;

  • 15. integriteitsrisico: feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten en/of dat een gevaar bestaat voor aantasting van de reputatie van de gemeente door het verlenen van een beschikking dan wel het sluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst;

  • 16. nutsbedrijven: drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet, degene die belast is met het aanbieden van een openbaar telecommunicatienetwerk of openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet en netbeheerders als bedoeld in, onderscheidenlijk, artikel 1 van de Elektriciteitswet 1998, artikel 1 van de Gaswet en artikel 1 van de Warmtewet;

  • 17. onroerende zaak: de grond alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken;

  • 18. overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

  • 19. PGB: Persoonsgebonden budget, zijnde een geldbedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening of individuele voorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • 20. PGB-bureau: een onderneming die enkel en alleen adviseert, de administratie verzorgt en bemiddelt bij het vinden van zorgverleners, een zogenoemd bemiddelingsbureau, of een onderneming die zorg aanbiedt in de vorm van begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging of kortdurend verblijf;

  • 21. RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum;

  • 22. seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling conform de definitie in het huidige artikel 3.2 van de APV;

  • 23. vastgoedhuurtransactie: een overeenkomst of andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel huur of verhuur of het verlenen van een gebruikrecht;

  • 24. vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1°.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2°.

      huur of verhuur;

    • 3°.

      het verlenen van een gebruikrecht;

    • 4°.

      de deelname met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt of zal verhuren; of,

    • 5°.

      toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 25. Omgevingswet: Omgevingswet

  • 26. Wet Bibob: Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • 27. Woningcorporatie: een op grond van het huidige artikel 19 van de Woningwet toegelaten vereniging of stichting, die uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam is en in het corporatieregister van de Inspectie Leefomgeving en Transport staat vermeld;

  • 28. Zorgpartij: een onderneming die door een bestuursorgaan of door de gemeente wordt ingezet, of daarvoor gegadigde is, bij uitvoering van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Participatiewet, of de Wet Inburgering.

Artikel 2 Reikwijdte Wet Bibob

De Wet Bibob is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk) en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze beschikkingen te weigeren dan wel in te trekken en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties niet aan te gaan dan wel te ontbinden, opzeggen of vernietigen wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

Artikel 3 Doel Beleidsregels

De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert, waardoor de veiligheid, leefbaarheid, rechtsorde en/of bestuurlijke slagkracht wordt aangetast. Hiermee wordt tevens de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 4 Intrekken en ontbinden, opzeggen of vernietigen

Het bestuursorgaan en de gemeente kunnen de Wet Bibob overeenkomstig het bepaalde in deze Beleidsregels toepassen:

  • a)

    op een aanvraag om een beschikking;

  • b)

    ten aanzien van de intrekking van een gegeven beschikking;

  • c)

    bij de voorbereiding van een beslissing over de gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst;

  • d)

    bij de voorbereiding van een beslissing tot het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoeld in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet Bibob;

  • e)

    bij de voorbereiding van een beslissing ten aanzien van de acceptatie van onderaannemers als bedoeld in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob;

  • f)

    bij de voorbereiding van een beslissing ten aanzien van vastgoedtransacties.

Artikel 5 Uitsluitingsmogelijkheid

Uitgezonderd van de toepassing van de Wet Bibob zijn aanvragen gedaan door:

  • a)

    een orgaan van een rechtspersoon dat krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • b)

    woningcorporaties, toegelaten volgens de Woningwet.

Artikel 6 Bijzondere situaties

Naast de toepassing ten aanzien van beschikkingen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zoals hierna in dit hoofdstuk benoemd, zal het bestuursorgaan de Wet Bibob toepassen:

  • a)

    indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau of uit openbare bronnen; of

  • b)

    indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.

Artikel 7 Horecaondernemingen en seksbedrijven

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op de volgende beschikkingen:

    • a)

      Alcoholwetvergunningen, bedoeld in het huidige artikel 3 van de Alcoholwet;

    • b)

      Exploitatievergunningen, bedoeld in artikel 2:31 van de APV;

    • c)

      Exploitatievergunningen seksbedrijf, bedoeld in artikel 3:3 van de APV.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien:

    • a)

      sprake is van een nieuwe vergunningaanvraag;

    • b)

      sprake is van het bijschrijven van een leidinggevende;

    • c)

      sprake is van het bijschrijven van een beheerder.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden past het bestuursorgaan de Wet Bibob niet toe bij de voorbereiding van beslissingen op:

    • a)

      aanvragen om een Alcoholwetvergunning voor een slijtersbedrijf;

    • b)

      aanvragen voor een nieuwe vergunning in verband met wijzigingen van ondergeschikte aard.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan het bestuursorgaan ten aanzien van paracommerciële rechtspersonen, bedoeld in het huidige artikel 4 van de Alcoholwet, een Bibob-toets achterwege laten, tenzij informatie aanleiding geeft tot het doen van een Bibob-toets, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau, openbare bronnen, of indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen..

Artikel 8 Omgevingswet

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe op:

    • a)

      een bouwactiviteit;

    • b)

      een milieubelastende activiteit.

  • 2. Een Bibob-toets zal worden gedaan, indien het betreft aanvragen:

    • a)

      waarbij sprake is van één van de benoemde risicocategorieën, opgenomen in Bijlage 1; of

    • b)

      voor een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten € 15.000 of meer bedragen.

Artikel 9 Overige beschikkingen (waaronder vergunningen, ontheffingen en subsidies)

Voor zover het bestuursorgaan bij of krachtens wettelijk voorschrift daartoe een in artikel 3 of 6 van de Wet Bibob bedoelde bevoegdheid tot weigeren, intrekken of wijzigen heeft gekregen, kan het de Wet Bibob toepassen op andere beschikkingen dan die bedoeld in artikel 7 en, 8 , indien:

  • a)

    informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één of meer van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau, openbare bronnen, of indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.; of

  • b)

    de aanvrager of geadresseerde van of andere belanghebbende bij de beschikking behoort tot één of meerdere van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

Artikel 10 Overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente kan in een door haar te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 5 van de Wet Bibob een beding opnemen, op grond waarvan zij de overeenkomst kan wijzigen of ontbinden indien uit een Bibob-toets blijkt dat:

    • a)

      sprake is van gevaar of een mindere mate van gevaar dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een onderaannemer, wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen; of

    • b)

      sprake is van gevaar of een mindere mate van gevaar dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een onderaannemer bij de uitvoering van de met de overeenkomst gegunde opdracht, strafbare feiten zal plegen.

  • 2. Indien een overeenkomst met een beding als bedoeld in het eerste lid van kracht is, kan de gemeente ten aanzien van die overeenkomst een Bibob-toets uitvoeren indien:

    • a)

      informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één of meer van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau, openbare bronnen, of indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen; of

    • b)

      een bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken partij, behoort tot één of meer van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

  • 3. De gemeente kan, voordat zij een beslissing neemt inzake de gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst, een Bibob-toets uitvoeren indien:

    • a)

      informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één of meer van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau, openbare bronnen, of indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen. of

    • b)

      een bij de uitvoering van de te gunnen overheidsopdracht betrokken partij, behoort tot één of meer van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

Artikel 11 Zorgpartijen

  • 1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op overeenkomsten tussen de gemeente en zorgpartijen voor zover die overeenkomsten zien op het leveren van diensten in het kader van de Wmo, Jeugdwet of Inburgeringswet door de zorgpartij of een door haar in te schakelen partij, waaronder te rekenen onderaannemers.

  • 2. De gemeente neemt in een door haar met een zorgpartij te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 5 van de Wet Bibob het in artikel 10 eerste lid, van deze Beleidsregels bedoelde beding op.

  • 3. Voordat de gemeente een beslissing neemt inzake de gunning van een overheidsopdracht aan een zorgpartij of het met een zorgpartij sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst, kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren op de gehele aanbesteding, indien informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie.

  • 4. Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit bij de beslissing op een door een zorgpartij ingediende aanvraag om een beschikking ter zake van subsidie, voor zover het bestuursorgaan ten aanzien van die beschikking de bij of krachtens wettelijk voorschrift de in artikel 6 van de Wet Bibob bedoelde bevoegdheid tot weigering heeft gekregen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de vorige leden kan het bestuursorgaan besluiten de Wet Bibob niet toe te passen bij de voorbereiding van beslissingen op maatwerkovereenkomsten tot en met 25 overeenkomsten per aanbieder voor de in lid 1 genoemde activiteiten.

Artikel 12 Vastgoedtransacties

  • 1. Zo mogelijk bij het eerste contact dat kan leiden tot een vastgoedtransactie zal de gemeente kenbaar maken dat zij, alvorens te beslissen over het aangaan van een vastgoedtransactie, gelet op het bepaalde in dit artikel een Bibob-toets kan uitvoeren.

  • 2. Alvorens te beslissen tot het aangaan van vastgoedtransactie, niet zijnde een vastgoedhuurtransactie, voert de gemeente een Bibob-toets uit indien het met de vastgoedtransactie gemoeide geldbedrag € 50.000 of meer bedraagt en bij de vastgoedtransactie naast de gemeente tenminste één partij betrokken is die niet behoort tot één van de volgende categorieën:

    • a)

      natuurlijke personen, niet handelend in de uitoefening van een bedrijf, beroep of onderneming en Collectief Particulier Opdrachtgeverschappen voor zover zij een door hen te bewonen woonhuis kopen of een bouwkavel kopen waarop zij een door hen te bewonen woonhuis gaan bouwen;

    • b)

      rechtspersonen met een overheidstaak, woningcorporaties toegelaten volgens de Woningwet, en nutsbedrijven;

    • c)

      door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende onderwijsinstellingen;

    • d)

      partijen met wie de gemeente reeds voor het moment van inwerkingtreding van de beleidsregels 2021 met het oog op het verrichten van onderhavige vastgoedtransactie in contact is getreden.

  • 3. Buiten de in het tweede lid genoemde mogelijkheid kan de gemeente alvorens zij de beslissing neemt tot het aangaan van een vastgoedtransactie, een Bibob-toets uitvoeren, indien:

    • a)

      informatie daartoe aanleiding geeft, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, één van de partners uit het samenwerkingsverband van het RIEC, het Bureau, openbare bronnen, of indien het bestuursorgaan op grond van artikel 26 Wet Bibob is gewezen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen, of

    • b)

      een bij de vastgoedtransactie betrokken partij behoort tot één of meer van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

  • 4. Indien besloten is tot het doen van een Bibob-toets neemt de gemeente geen definitieve beslissing over het aangaan tot de vastgoedtransactie totdat de Bibob-toets is afgerond.

  • 5. De gemeente neemt in een door haar te sluiten vastgoedhuurovereenkomst het in artikel 10, eerste lid, van deze Beleidsregels bedoelde beding op.

Hoofdstuk 3 Procedure

Artikel 13 Bibob-toets

Een toetsing aan de Wet Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene te controleren. Er zal eerst een eigen onderzoek plaatsvinden voordat eventueel aanvullend een advies bij het Bureau wordt aangevraagd.

Artikel 14 Bibob-Vragenformulier

  • 1. Indien op grond van deze Beleidsregels een Bibob-toets wordt gedaan, zal betrokkene een op de ministeriële regeling gebaseerde Bibob-Vragenformulier moeten invullen en moeten inleveren bij het bestuursorgaan. Hierbij moeten ook de in het Bibob-Vragenformulier gevraagde bijlagen worden toegevoegd.

  • 2. Ingeval het Bibob-Vragenformulier niet dan wel niet volledig is ingevuld en/of niet alle gevraagde bijlagen zijn toegevoegd, kan het bestuursorgaan:

    • a)

      een aanvraag buiten behandeling stellen, mits betrokkene de gelegenheid heeft gehad het Bibob-Vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen en de in het formulier gevraagde bijlagen aan te leveren;

    • b)

      de onderhandelingen voor een (voorgenomen) privaatrechtelijke overeenkomst afbreken, mits de (beoogde) betrokkene de gelegenheid heeft gehad het Bibob-Vragenformulier alsnog (volledig) in te vullen of de gevraagde bijlagen toe te voegen.

    • c)

      Indien uit het ingevulde Bibob-Vragenformulier of uit de toegevoegde bijlagen en nader aangeleverde informatie blijkt dat aan het bestuursorgaan opzettelijk onjuiste informatie is verschaft en/of weggelaten en/of informatie valselijk is opgemaakt, kan de aanvraag worden geweigerd dan wel de privaatrechtelijke overeenkomst niet worden aangegaan en zal in principe aangifte worden gedaan.

Artikel 15 Conclusie Bibob-toets en gevolgen bij beschikkingen

  • 1. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, zal het bestuursorgaan in beginsel de aangevraagde beschikking weigeren of de reeds gegeven beschikking intrekken.

  • 2. Het bestuursorgaan kan aan de te verlenen of reeds verleende beschikking Bibob-voorschriften verbinden indien:

    • a)

      uit de Bibob-toets blijkt dat sprake is van een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob; of,

    • b)

      uit de Bibob-toets blijkt dat sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt.

  • 3. Indien niet wordt voldaan aan een Bibob-voorschrift, trekt het bestuursorgaan de beschikking in.

Artikel 16 Conclusie Bibob-toets en gevolgen bij overeenkomsten en vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan een partij uitsluiten als gegadigde voor een overheidsopdracht of een reeds gesloten overeenkomst met een beding als bedoeld in 10, eerste lid of artikel 11 van de Beleidsregels, ontbinden, indien uit een Bibob-toets blijkt dat:

    • a)

      sprake is van gevaar dat de gegadigde of de partij bij de overeenkomst of een onderaannemer, wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen; of

    • b)

      sprake is van gevaar dat de gegadigde of partij bij de overeenkomst of een onderaannemer bij de uitvoering van de met de overeenkomst gegunde opdracht, strafbare feiten zal plegen.

  • 2. Indien uit een Bibob-toets blijkt dat sprake is van een mate van gevaar, kan de gemeente de overheidsopdracht gunnen of de overeenkomst in stand laten, indien daaraan Bibob-voorwaarden verbonden kunnen worden, die naar het oordeel van de gemeente het gevaar in voldoende mate wegnemen of beperken.

  • 3. De gemeente kan beslissen een vastgoedtransactie niet aan te gaan, indien uit een Bibob-toets blijkt dat sprake is van:

    • a)

      gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden benut om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b)

      gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd; of

    • c)

      feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd.

  • 4. Indien uit een Bibob-toets blijkt dat bij een voorgenomen vastgoedtransactie sprake is van een mate van gevaar, kan de gemeente beslissen tot het aangaan van die transactie indien daaraan Bibob-voorwaarden verbonden kunnen worden, die naar het oordeel van de gemeente het gevaar in voldoende mate wegnemen of beperken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Vaststelling en inwerkingtreding

De Beleidsregels Wet Bibob 2024 treden in werking op 1 januari 2024, onder gelijktijdige intrekking van de op 4 oktober 2022 vastgestelde Beleidsregels Wet Bibob 2022. De Beleidsregels worden bekend gemaakt op www.overheid.nl.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 november 2023,

de gemeentesecretaris,

a.P.W. van de Klift

de Burgemeester,

H.M.f. Bruls

Bijlage 1 Risicocategorieën

  • 1.

    Autodemontagebedrijven;

  • 2.

    Bedrijven die afvalstoffen inzamelen, bewerken of verwerken;

  • 3.

    Bedrijven die tweedehands personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) of landbouwvoertuigen importeren of exporteren;

  • 4.

    Inrichtingen voor de op- en overslag, het verwerken, bewerken en/of vernietigen van schroot met inbegrip van autowrakken;

  • 5.

    PGB-bureaus;

  • 6.

    Seksbedrijven, waaronder in ieder geval wordt verstaan een seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel als bedoeld in artikel 3:2 van de APV;

  • 7.

    Zonne- en windmolenparken

  • 8.

    Grow- Head- en Smartshops

Toelichting

Wet Bibob

Op 1 juni 2003 is de Wet Bibob in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen in de sectoren bouw, ICT en milieu.

Op 1 juli 2013 is de Wet Bibob gewijzigd door de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob) Het openbaar bestuur is met deze wetswijziging in staat gesteld de Wet Bibob toe te passen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij onder meer het aangaan van vastgoedtransacties.

Op 1 augustus 2020 is de Wet Bibob gewijzigd door inwerkingtreding van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met diverse uitbreidingen van de toepassingsmogelijkheden daarvan alsmede enkele overige wijzigingen. Deze wet voorziet onder meer in extra mogelijkheden om de Wet Bibob toe te passen bij in erfpacht uitgegeven gronden die in eigendom zijn van de gemeente en bij andere overheidsopdrachten dan die in de sectoren bouw, ict en milieu.

Op 1 oktober 2022 is door middel van een tweede tranche wijzigingen van de Wet Bibob het mede mogelijk gemaakt dat bestuursorganen makkelijker informatie kunnen delen en tevens kunnen elkaar kunnen tippen. De werking van de Wet Bibob binnen vastgoedtransacties en aanbestedingen is uitgebreid.

Waarom Beleidsregels?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente (en haar bestuursorganen) om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van beleidsregels, waarin de gemeente als rechtspersoon met een overheidstaak aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-toets kunnen worden onderworpen. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-toets over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen.

Voorts acht de gemeente het van belang om middels deze Beleidsregels van tevoren kenbaar te maken dat zij het uitermate van belang vindt dat haar eventuele zakenrelaties en contractspartijen integer handelen en dat daarover geen twijfels mogen bestaan of ontstaan. Zij wil uitsluitend zakendoen met partijen die geen integriteitsrisico met zich meebrengen.

Uitgangspunten

Integriteitsrisico

Of sprake is van een integriteitsrisico, op grond waarvan de gemeente niet tot vergunningverlening over gaat, een privaatrechtelijke overeenkomst niet kan aangaan en/of de onderhandelingen daarover in de precontractuele fase kan afbreken, onderzoekt de gemeente in beginsel zelf door middel van een Bibob-toets. De gemeente maakt daarbij gebruik van openbare bronnen en informatie van haar ketenpartners. Uit de Bibob-toets mag niet blijken dat betrokkene strafbare feiten heeft gepleegd en/of een vermoeden daarvan bestaat.

Evenmin mag sprake zijn van een sterke verwevenheid en/of samenwerking tussen de potentiele betrokkene en derden die in relatie staan tot strafbare feiten en/of daarvan verdacht worden.

Is sprake van een integriteitsrisico dan kan de gemeente op grond daarvan afzien van vergunningverlening, afzien van het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst en/of het beëindigen van de onderhandelingen daarover zonder gehouden te zijn tot vergoeding van eventuele schade en zonder daarbij een termijn in acht te nemen.

Als de resultaten van het eigen onderzoek van de gemeente daartoe aanleiding geven, kan de gemeente een uitgebreidere screening uitvoeren en/of het Bureau om een advies vragen.

Subsidiariteit en proportionaliteit

In de Wet Bibob wordt door middel van een aantal procedurele en inhoudelijke waarborgen getracht de juiste balans te vinden tussen de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene en de bescherming van het openbaar belang. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.

Het Bibob instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of geen vastgoedtransactie aan te gaan. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt (subsidiariteitsbeginsel). Van deze aanvullende mogelijkheden wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt als bijvoorbeeld een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken.

Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de resultaten van de Bibob-toets evenredig moeten zijn aan de mate van gevaar. Bij de conclusie ernstig gevaar zal in beginsel altijd een voornemen tot het weigeren van de aangevraagde beschikking worden verzonden. Op grond van de ingediende zienswijze zal een nieuwe proportionaliteitstoets plaatsvinden, welke kan leiden tot het oordeel dat een weigering proportioneel is of tot het oordeel dat een weigering niet proportioneel is en dat de conclusie moet worden aangepast naar mindere mate van gevaar.

Zal- of kan-bepaling

In deze Beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende beleidsdomeinen van de Wet Bibob en in welke gevallen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. Een onderscheid is van belang, omdat niet op alle gevallen binnen de beleidsdomeinen een Bibob-toets wordt toegepast. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door het gebruik van ‘zal worden toegepast’, waarbij een verplichte Bibob-toets wordt gedaan, en ‘kan worden toegepast’, waarbij een Bibob-toets wordt gedaan wanneer daartoe aanleiding bestaat.

Verkregen informatie

In deze Beleidsregels wordt bij een aantal artikelen het doen van een Bibob-toets mogelijk gemaakt als de verkregen informatie daartoe aanleiding geeft. Bij de verkregen informatie gaat het niet alleen om concrete feiten, maar ook om signalen en vermoedens.

Risicocategorieën

Uitgangspunt is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag of (voorgenomen) overheidsopdracht wordt gedaan en dat de toepassing beperkt blijft tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel de gevallen waarbij de beschikking of privaatrechtelijke overeenkomst op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste is ingegeven door branche- en omgevingskenmerken. Gelet hierop is een aantal risicocategorieën benoemd. Deze lijst is niet uitputtend en kan, indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, door het bestuursorgaan worden aangepast.

Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de Wet Bibob zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in (het verlenen of intrekken van) vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke overeenkomsten van de Wet Bibob zijn overheidsopdrachten (aanbestedingen) en vastgoedtransacties, waarbij de gemeente partij kan zijn. De gemeente handelt bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de Wet Bibob) De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of ontbinden, opzeggen of vernietigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb.

De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

Contractsvrijheid

Bij privaatrechtelijke overeenkomsten staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Niet alleen moet zuiver taalkundig gelet worden op de bepalingen van een overeenkomst, maar ook moet gekeken worden naar wat betrokkene(n) in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij ten aanzien van elkaar redelijkerwijs mochten verwachten. De gemeente is hierbij gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat de overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een Bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet Bibob zou worden toegepast.

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar, zoals bedoeld in de Wet Bibob, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico.

Omgevingswet

Op 1 januari 2024 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Er zijn in dit beleid technische aanpassingen gedaan. De aanpassingen in het beleid beogen niet tot inhoudelijke wijzigingen te leiden.