Verordening precario- en reclamebelasting 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening precario- en reclamebelasting 2024

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2023 (raadsvoorstel nr. 23bb006273/23bo007286);

gelet op de artikelen 227 en 228 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

de heffing en invordering van de precario- en reclamebelasting bij verordening wordt geregeld;

besluit:

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    belastingen: precariobelasting en reclamebelasting;

  • -

    bouwplaats: geheel van voorwerpen dat zich bevindt op een locatie waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht;

  • -

    exploitant: natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van aankondigingen op hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • -

    exploitatievergunning: besluit waarbij van gemeentewege aan de belastingplichtige een exploitatievergunning wordt verleend tot het hebben van een terras op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond als bedoeld in artikel 2:30b van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012;

  • -

    jaar of week: kalenderjaar of -week of een gedeelte daarvan;

  • -

    lichaam: lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • -

    maand: kalendermaand of een gedeelte daarvan;

  • -

    omheinde bouwplaats: locatie niet toegankelijk vanaf de openbare weg waar omgeven door een hekwerk waarbinnen civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht;

  • -

    ondernemer: natuurlijk persoon die ondernemer is als bedoeld in de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    onroerende zaak: onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;

  • -

    openbare aankondiging: aankondiging als bedoeld in artikel 227 van de Gemeentewet;

  • -

    roerende bedrijfsruimte: bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 221 van de Gemeentewet, bij de bepaling van hetgeen als één roerende bedrijfsruimte wordt aangemerkt, vindt artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken overeenkomstige toepassing;

  • -

    terras: geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen;

  • -

    vergunning: door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • -

    vestiging: onroerende zaak of roerende bedrijfsruimte die wordt gebruikt door een lichaam dan wel door een ondernemer in het kader van diens onderneming;

  • -

    voorwerp: voorwerp als bedoeld in artikel 228 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘precariobelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening.

  • 2. Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig voor de precariobelasting is het lichaam dat of de ondernemer die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel degene ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

  • 3. Belastingplichtig voor de reclamebelasting is het lichaam dat, of de ondernemer die belang heeft bij één of meer openbare aankondigingen.

  • 4. Een lichaam of een ondernemer heeft in elk geval belang bij een openbare aankondiging indien:

    • a.

      de openbare aankondiging de naam of een beeldmerk van het lichaam of de ondernemer dan wel van de organisatie of het bedrijf van het lichaam of de ondernemer bevat;

    • b.

      de openbare aankondiging van het lichaam of de ondernemer afkomstig is; of

    • c.

      de openbare aankondiging ten behoeve van het lichaam of de ondernemer is geplaatst of aangebracht.

  • 5. De reclamebelasting ter zake van openbare aankondigingen die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, wordt geheven van de exploitant.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en meetvoorschriften

  • 1. De belastingen worden geheven naar de oppervlakte in vierkante meters van de voorwerpen en de openbare aankondigingen. Een gedeelte van een vierkante meter wordt daarbij als een gehele vierkante meter geteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de precariobelasting ter zake van kabels, buizen en andere leidingen geheven naar de lengte daarvan in strekkende meters. Een gedeelte van een meter wordt daarbij als een gehele meter geteld.

  • 3. De oppervlakte van een voorwerp wordt bepaald op het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop, waaronder of waarboven het voorwerp zich bevindt.

  • 4. In afwijking van het derde lid is de oppervlakte van een terras gelijk aan de oppervlakte die is genoemd in de exploitatievergunning. Indien geen exploitatievergunning is verleend dan wel de exploitatievergunning geen oppervlakte vermeldt of een oppervlakte vermeldt die kleiner is dan het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop of waarboven het terras zich bevindt, is de oppervlakte van het terras gelijk aan dit product.

  • 5. In aanvulling op lid 4 geldt dat indien op hetzelfde adres meerdere terrassen aanwezig zijn, voor de bepaling van de belastbare oppervlakte, de oppervlakte van alle aanwezige terrassen worden opgeteld.

  • 6. In afwijking van het derde lid is de oppervlakte van een omheinde bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht gelijk aan 30% van de oppervlakte die is genoemd in de vergunning gebruik van de weg voor bouwwerkzaamheden of overige werkzaamheden. Indien deze vergunning niet is verleend dan wel geen oppervlakte is vermeld of een oppervlakte is vermeld die kleiner is dan het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop of waarboven de omheinde bouwplaats zich bevindt, is de oppervlakte van de bouwplaats gelijk aan 30% van dit product.

  • 7. De oppervlakte van een openbare aankondiging wordt bepaald op het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de aankondiging.

Artikel 5 Tarieven precariobelasting

  • 1. De belastingen worden berekend naar de in dit artikel vermelde tarieven met inachtneming van de in dit artikel opgenomen voorschriften.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 4, derde lid, bepaalde oppervlakten van voorwerpen, die bij een vestiging behoren, bij elkaar opgeteld.

  • 3. Voorwerpen behoren in elk geval tot een vestiging indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

  • 4. Het tarief van de precariobelasting is:

    • a.

      voor voorwerpen die bij een vestiging behoren:

      • 1°.

        nihil, indien de oppervlakte niet meer is dan een vierkante meter;

      • 2°.

        indien de oppervlakte meer is dan een vierkante meter en niet meer dan 50 vierkante meter € 264,30 per jaar;

      • 3°.

        indien de oppervlakte meer is dan 50 vierkante meter het tarief genoemd in subonderdeel 2, vermeerderd met € 34,70 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte van de eerste 50 vierkante meter te boven gaat;

    • b.

      voor voorwerpen die niet bij een vestiging behoren € 34,70 per vierkante meter oppervlakte met dien verstande dat een gedeelte van een oppervlakte van een vierkante meter als een oppervlakte van een vierkante meter in aanmerking wordt genomen.

  • 5. In afwijking van het vierde lid is het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen die tezamen een terras vormen:

    • a.

      nihil indien de oppervlakte van het terras niet meer is dan 50 vierkante meter;

    • b.

      indien de oppervlakte van het terras meer is dan 50 vierkante meter € 36,10 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte van het terras van 50 vierkante meter te boven gaat.

  • 6. Indien het gebruik van het terras op grond van de exploitatievergunning structureel is beperkt wordt het tarief per dag dat het terras niet gebruikt mag worden, verminderd met 15%.

  • 7. In afwijking van het vierde lid is het tarief van de precariobelasting voor voorwerpen geplaatst op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, al dan niet met een vergunning gebruik van de weg voor bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden als bedoeld in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012, € 1,50 per vierkante meter per week, met dien verstande dat een gedeelte van een week als een week in aanmerking wordt genomen.

  • 8. In afwijking van het vierde lid is het tarief van de precariobelasting:

    • a.

      voor kabels € 1,50 per strekkende meter per jaar;

    • b.

      voor buizen en leidingen € 7,40 per strekkende meter per jaar;

    • c.

      voor leidingviaducten € 13,90 per oppervlakte van een vierkante meter per jaar.

Artikel 6 Tarieven reclamebelasting

  • 1. De reclamebelasting wordt berekend naar de in dit artikel vermelde tarieven met inachtneming van de in dit artikel opgenomen voorschriften.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel worden de op de voet van artikel 4, vijfde lid, bepaalde oppervlakten van openbare aankondigingen, die bij een vestiging behoren, bij elkaar opgeteld.

  • 3. Openbare aankondigingen behoren in elk geval tot een vestiging indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

  • 4. Het tarief reclamebelasting is:

    • a.

      voor openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren:

      • 1°.

        nihil indien de oppervlakte niet meer is dan 30 vierkante meter;

      • 2°.

        indien de oppervlakte van openbare aankondigingen die bij een vestiging behoren meer is dan 30 vierkante meter, € 65,00 per jaar voor elke vierkante meter die de oppervlakte groter is dan 30 vierkante meter;

    • b.

      voor openbare aankondigingen die niet bij een vestiging behoren € 65,00 per vierkante meter oppervlakte per jaar.

Artikel 7 Heffingstijdvak

  • 1. Het heffingstijdvak is het kalenderjaar.

  • 2. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het heffingstijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het heffingstijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan belastingschuld

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het heffingstijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het heffingstijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9 Heffing naar tijdsgelang

  • 1. Indien de belastingplicht na het begin van het heffingstijdvak aanvangt, beloopt de belasting zoveel twaalfde gedeelten van het over een volledig heffingstijdvak verschuldigde bedrag als er na het begin van de maand waarin de belastingplicht aanvangt volle kalendermaanden in het heffingstijdvak resteren.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, wordt op verzoek van de belastingplichtige naar tijdsgelang ontheffing van de belasting verleend. De ontheffing wordt berekend op zoveel twaalfde gedeelten van de over een volledig heffingstijdvak berekende belasting als er na de aanvang van de maand, volgende op die waarin de belastingplicht eindigt, volle kalendermaanden in het heffingstijdvak resteren. Het voorgaande is niet van toepassing ter zake van terrassen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt geen ontheffing verleend, indien het bedrag van de ontheffing minder is dan € 50,00.

Artikel 10 Vrijstellingen

  • 1. De belastingen worden niet geheven ter zake van:

    • a.

      verkeersborden en andere voorwerpen en openbare aankondigingen, die uitsluitend ten behoeve van het verkeer zijn aangebracht;

    • b.

      voorwerpen en openbare aankondigingen die uitsluitend het openbaar belang dienen;

    • c.

      voorwerpen en openbare aankondigingen die tijdelijk en zonder commercieel oogmerk aanwezig zijn in het kader van en voor de duur van:

      • 1°.

        activiteiten van culturele, sociale of soortgelijke aard;

      • 2°.

        braderieën;

    • d.

      voorwerpen en openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn in het kader van door haar, of met toestemming van de gemeente, georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.

  • 2. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      gedeelten van gebouwde eigendommen die zich boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond bevinden en bovendien niet meer dan 30 centimeter buiten de rooilijn uitsteken;

    • b.

      spoorrails;

    • c.

      gedeelten van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard;

    • d.

      rolluikkasten en alarminstallaties;

    • e.

      voorwerpen ter zake waarvan onder de naam precariobelasting standplaatsen, bedoeld in de Verordening precario standplaatsen 2024, een belasting wordt geheven;

    • f.

      de infrastructuur, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet;

    • g.

      een net als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

    • h.

      een gastransportnet als bedoeld in artikel 39a van de Gaswet, of

    • i.

      werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.

  • 3. De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak.

Artikel 11 Wijze van heffing

De belastingen worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 12 Termijn van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is de belastingaanslag invorderbaar 31 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is een navorderingsaanslag invorderbaar veertien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. Ingeval de precariobelasting op de in het tweede lid bedoelde wijze wordt geheven, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het voorlopig gevorderde en het gevorderde bedrag en is het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het nagevorderde bedrag.

Artikel 13 Ondergrens

Belastingbedragen van minder dan € 50,00 worden niet geheven.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

De Verordening precario- en reclamebelasting 2023 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2024 hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precario- en reclamebelasting 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 9 november 2023.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting op de Verordening precario- en reclamebelasting 2024

Algemene toelichting

De Verordening precario- en reclamebelasting 2024 is gebaseerd op de artikelen 227 en 228 van de Gemeentewet. Bij het redigeren van de verordening is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvormigheid van de precariobelasting en de reclamebelasting. Ook deze eenvormigheid draagt bij aan de eenvoud van de (uitvoering van de) verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Definities

Een ‘lichaam’ is een lichaam, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze bepaling verstaat onder lichamen: verenigingen en andere rechtspersonen, maat- en vennootschappen, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens.

Een ‘ondernemer’ is een natuurlijk persoon die ondernemer is in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001 verstaat onder een ondernemer de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor de verbintenissen betreffende die onderneming. In artikel 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001 is bepaald dat onder ondernemer tevens wordt verstaan de beoefenaar van een zelfstandig beroep.

Geen ondernemer in de zin van de verordening zijn de ‘pseudo-ondernemers’, bedoeld in afdeling 3.2. Belastbare winst uit onderneming van de Wet inkomstenbelasting 2001. Hoewel het resultaat dat een ‘pseudo-ondernemer’ met zijn werkzaamheid behaalt, wordt bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt, menen wij dat de ‘pseudo-ondernemer’ voor de toepassing van de precario- en de reclamebelasting meer gelijkenis vertoont met de natuurlijke persoon die geen onderneming drijft dan met de ondernemer in de zin van de artikelen 3.4. en 3.5. van de Wet inkomstenbelasting 2001. Een nadere toelichting op dit punt is hierna opgenomen onder het kopje “Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel”.

Artikel 3Belastingplicht

Er is voor gekozen om uitsluitend lichamen, ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken. De begrippen lichaam en ondernemer zijn in artikel 1 gedefinieerd.

Geen strijd met het gelijkheidsbeginsel

Door de keuze om uitsluitend lichamen en ondernemers in de heffing van de belastingen te betrekken, blijven natuurlijke personen die geen ondernemer zijn buiten de reikwijdte van de belastingen. Deze impliciete vrijstelling is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat anderen dan ondernemers en lichamen niet in een feitelijk en rechtens gelijke positie verkeren.

Bovendien is er voor de impliciete vrijstelling van anderen dan ondernemers en lichamen een objectieve en redelijke rechtvaardiging aan te voeren.

In de eerste plaats is het belang van anderen dan ondernemers en lichamen bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en/of bij openbare aankondigingen wezenlijk anders. Het hierna gespecificeerde belang van anderen dan ondernemers en lichamen is doorgaans een belang dat ligt in de persoonlijke levenssfeer, althans een belang dat niet in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard is. Het belang van lichamen en ondernemers bij het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond en/of bij openbare aankondigingen daarentegen is wel in hoofdzaak commercieel of anderszins zakelijk van aard.

In de tweede plaats zou zonder de impliciete vrijstelling van anderen dan ondernemers en lichamen de uitvoerbaarheid van de belastingen ernstig in het gedrang komen. Door de impliciete vrijstelling kan het opleggen van een groot aantal betrekkelijk geringe aanslagen achterwege blijven. Dit heeft een gunstig effect op de perceptiekosten van de belastingen, zowel in absolute bedragen als gerelateerd aan de opbrengst van de belastingen.

Belastingplicht bij precariobelasting

In artikel 3, eerste lid is de belastingplichtige voor de precariobelasting omschreven. Bij de omschrijving van het begrip belastingplichtige is zo dicht mogelijk bij de tekst van artikel 228 van de Gemeentewet gebleven. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan de gemeente een precariobelasting heffen ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De voorwerpen ter zake waarvan precariobelasting wordt geheven, zijn genoemd in artikel 5, lid 4 tot en met lid 8 van de verordening.

Belastingplicht bij reclamebelasting

In artikel 3, derde lid is de belastingplichtige voor de reclamebelasting omschreven. Artikel 227 van de Gemeentewet geeft geen regels over de relatie tussen de belastingplichtige voor de reclamebelasting en de openbare aankondigingen ter zake waarvan hij in de heffing kan worden betrokken. Dat er enige relatie tussen de belastingplichtige en het voorwerp van belasting moet zijn, is vanzelfsprekend.

Om de relatie tussen de reclamebelastingplichtige en de openbare aankondiging tot uitdrukking te brengen, wordt de term “belang” gebruikt. Tevens wordt aangegeven welke vormen van belang van een lichaam of een ondernemer bij een openbare aankondiging in elk geval voldoende zijn.

Twee of meer belastingplichtigen

Het is niet uitgesloten dat het bepaalde in artikel 3 van de verordening ertoe leidt dat twee of meer ondernemers voor dezelfde voorwerpen of openbare aankondigingen als belastingplichtige in de precariobelasting of de reclamebelasting kunnen worden betrokken. Indien met het hebben van openbare aankondigingen meer belangen zijn gediend, heeft, indien één van die belangen op de voorgrond treedt, de gemeente geen keuzevrijheid, doch wordt degene van wie het belang op de voorgrond treedt aangemerkt als degene die rechtstreeks belang heeft.

Exploitant

Bij reclame-uitingen die door exploitanten worden aangebracht op billboard, abri’s, reclamezuilen rotondereclame en dergelijke wordt de exploitant in de heffing betrokken en niet degene die op de reclame-uiting vermeld staat.

Artikel 4Maatstaf van heffing en meetvoorschriften

De heffingsmaatstaf van beide belastingen is de in vierkante meters uitgedrukte oppervlakte. Voor buizen, kabels en andere leidingen is de heffingsmaatstaf van de precariobelasting niet de oppervlakte, maar de lengte in meters (artikel 4, tweede lid, van de verordening).

Maatstaf van heffing bij precariobelasting

De oppervlakte van een voorwerp is het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de voor openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop, waaronder of waarboven het voorwerp zich bevindt (artikel 4, derde lid, van de verordening). Per voorwerp wordt het aantal vierkante meters naar boven in hele vierkante meters afgerond.

Bij de omrekening van het oude naar het nieuwe tarief is hiermee rekening gehouden.

Voor de bepaling van de oppervlakte van een terras bevat artikel 4, vierde lid, van de verordening een eigen regeling. De oppervlakte is doorgaans de oppervlakte die is genoemd in de betreffende exploitatievergunning. Indien er geen exploitatievergunning is, de exploitatievergunning geen oppervlakte vermeldt of een oppervlakte vermeldt die kleiner is dan de feitelijke oppervlakte (grootste lengte en de grootste breedte), is de heffingsmaatstaf de feitelijke oppervlakte van het terras. Dit speelt onder andere bij tijdelijke terrasuitbreiding of terrasvlonders.

Onder een terras verstaat de verordening een geheel van tafels, stoelen en/of andere roerende zaken, die de belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen (artikel 1, van de verordening).

In de betreffende exploitatievergunning wordt vergunning verleend aan de exploitant van het terras – die tevens de belastingplichtige is – tot het hebben van een terras, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond (artikel 1, van de verordening). In de aanvraag van de exploitatievergunning dient de exploitant (mede) de afmetingen van het terras aan te geven.

Gebruik van de weg voor bouwwerkzaamheden en overige werkzaamheden

Er is een aantal situaties te onderscheiden waarbij de oppervlakte verschillend wordt berekend.

Omheinde bouwplaats waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht

Het bepalen van de oppervlakte een omheinde bouwplaats is geregeld in artikel 4, zesde lid. Deze situatie speelt veelal bij nieuwbouw, waarbij binnen de omheining, naast het object in aanbouw voorwerpen zoals bouwketen, materialen, steigers en containers aanwezig zijn en waar civieltechnische werken of bouwwerken tot stand worden gebracht. Van de oppervlakte binnen de omheining wordt alleen de oppervlakte van de van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond in de heffing betrokken. De bouwkavel zelf heeft die bestemming niet en wordt niet in de heffing betrokken. In deze situatie wordt 30% van de voor de openbare gemeentegrond binnen de omheining in de heffing betrokken.

Bouwplaats of overige werkzaamheden

Artikel 5, zevende lid geldt bij voorwerpen of een verzameling voorwerpen zoals bouwketen, materialen, steigers, geparkeerde auto’s en containers bij bouwwerkzaamheden zoals een renovatieproject of een verhuizing. Indien ter beveiliging van de materialen een hek om de voorwerpen is geplaatst worden de oppervlakten van de voorwerpen binnen de omheining bij elkaar opgeteld. Deze berekeningswijze wordt ook toegepast indien bij een omheinde bouwplaats de bouwwerkzaamheden langer dan incidenteel zijn stilgelegd.

In deze situaties wordt van ieder object afzonderlijk het formaat bepaald en de gezamenlijke oppervlakte wordt in de heffing betrokken.

Omdat uiteindelijk (onder)aannemers hun kosten voor (ver)bouwprojecten bij opdrachtgevers in rekening brengen, vindt omwille van doelmatigheid heffing van precario plaats bij de aanvrager van de bouwvergunning.

Maatstaf van heffing bij reclamebelasting.

Voor de openbare aankondiging is het niet relevant of deze zich onder, op of boven gemeentegrond bevindt. In de bepaling van de oppervlakte van een openbare aankondiging spelen dan ook slechts op grond van artikel 4, lid zeven de afmetingen van de aankondiging zelf een rol.

Als op een voorwerp twee of meer aankondigingen zijn aangebracht en elk van die aankondigingen vanaf de openbare weg zichtbaar is, dient elk van de aankondigingen in de heffing te worden betrokken. Dit kan zich voordoen bij tweezijdige borden, lichtreclames enz.

Artikel 5Tarieven precariobelasting

Voor de precarioabelasting zijn de tarieven geregeld in artikel 5 , de leden vier tot en met lid acht.

Wat betreft de tariefstoepassing per vestiging wordt nog opgemerkt dat de tariefstoepassing per vestiging tot andere verschuldigde bedragen leidt dan de tariefstoepassing per voorwerp .

Om doelmatigheidsredenen blijft de heffing van precariobelasting achterwege indien de oppervlakte van de voorwerpen minder dan één vierkante meter inneemt.

Voor drie categorieën van objecten is in eigen precariotarieven voorzien. Het gaat om (1) terrassen, (2) bouwplaatsen, (3) kabels, buizen, leidingen en leidingviaducten.

Art. 5, lid 4

Voor voorwerpen die niet bij een vestiging horen geldt niet het basistarief over de eerste 50 vierkante meter, maar wordt de oppervlakte in rekening gebracht. Een voorbeeld van voorwerpen die niet bij vestiging horen is een afsluiterkooi in het havengebied.

Art. 5, lid 5 onderdeel a en lid 6

Naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 2 maart 2016 met vindplaats ECLI:NL:RBROT:2016:1531 wordt de vrijstellingsbepaling voor de eerste vijftig meter van een terras verduidelijkt. De vrijstelling geldt per locatie, niet per deelterras.

In de voornoemde uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat er sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing indien geen rekening wordt gehouden met horecaondernemers die op basis van de exploitatievergunning het terras structureel één of meer dagen niet mogen gebruiken. Om deze reden wordt in dat geval een correctie op het tarief toegepast van ongeveer 1/7 deel van het tarief, afgerond op 15% per dag.

Artikel 6Tarieven reclamebelasting

Wat betreft de tariefstoepassing per vestiging op grond van artikel 6, tweede en derde lid wordt nog opgemerkt dat de tariefstoepassing per vestiging tot andere verschuldigde bedragen leidt dan de tariefstoepassing per voorwerp of per openbare aankondiging.

Om doelmatigheidsredenen blijft de heffing van reclame achterwege indien de oppervlakte van de aankondigingen 30 of minder vierkante meter inneemt.

Artikel 7Heffingstijdvak

Het heffingstijdvak is het kalenderjaar. Artikel 8, tweede lid, ziet op de situatie waarin de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt. Artikel 9 regelt de heffing naar gelang de tijd in gevallen waarin de belastingplicht niet het gehele jaar bestaat.

Artikel 10Vrijstellingen

Nadere toelichting behoeft de 'evenementenvrijstelling' in artikel 10, eerste lid, onderdeel d, voor: 'voorwerpen en openbare aankondigingen die met uitdrukkelijke toestemming van de gemeente aanwezig zijn voor de duur van en in het kader van door haar georganiseerde evenementen, tenzij de oppervlakte van die voorwerpen en openbare aankondigingen in hoofdzaak betrekking heeft op een product of bedrijfsactiviteit.'

Deze vrijstelling geldt voor beide belastingen tegelijk. Zij heeft betrekking op evenementen die naar hun aard geen permanent doch meer een tijdelijk karakter hebben.

Er is gekozen voor een omschrijving met scherpere criteria die bovendien meer recht aan het doel van deze vrijstelling beogen te doen. Zo is duidelijk de voorwaarde gesteld dat het om een evenement moet gaan dat door de gemeente zelf georganiseerd wordt. Daarnaast is onderstreept dat commerciële aspecten niet de boventoon mogen voeren.

Want wanneer dat wel het geval zou zijn, is er geen reden om de desbetreffende voorwerpen en aankondigingen anders te behandelen.

Wanneer echter een bedrijf bereid is als sponsor van een dergelijk niet-commercieel getint evenement medewerking te verlenen, is het begrijpelijk dat het dat op enigerlei wijze publiekelijk bekend wil maken. Om aan die wens tegemoet te komen zonder het bedrijfsleven direct op extra kosten te jagen door de heffing van precario- en reclamebelasting op de voorwerpen en aankondigingen die het daartoe bezigt, is de aanvullende voorwaarde gesteld dat het commerciële element geen hoofdzaak mag vormen. In concreto betekent dit dat de oppervlakte van een voorwerp of aankondiging minder dan 30% product- of bedrijfsgerelateerd mag zijn en dat 70% promotie van het evenement moet betreffen.

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl