Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704347
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704347/1
Nadere regels kindregelingen Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie gemeente Borger-Odoorn
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Nadere regels kindregelingen Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie gemeente Borger-OdoornHet college van burgemeester en wethouders van gemeente Borger-Odoorn;
Gelet op:
- -
Algemene Subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn 2022
- -
Artikel 1.6 en 1.13 Wet Kinderopvang
- -
Re-integratieverordening gemeente Borger-Odoorn
Nadere regels kindregelingen Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie gemeente Borger-Odoorn
Overwegende dat:
- -
we het belangrijk vinden dat alle inwoners binnen hun mogelijkheden kunnen meedoen. Daarbij laten we de regie zoveel mogelijk bij de inwoner;
- -
we voor gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociale en/of medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, de kinderopvang financieel toegankelijk willen laten zijn;
- -
van de alleenstaande ouder of het gezin waarvoor we een re-integratie- of inburgeringsvoorziening inzetten, niet kan worden verwacht dat zij voor extra kosten komt te staan als gevolg van noodzakelijke kinderopvang;
- -
het gewenst is ter invulling van de beleidsruimte van het college procedurele en inhoudelijke voorwaarden te formuleren met het oog op de beoordeling van aanvragen Sociaal Medische Indicatie en re-integratie;
- -
wij zoveel mogelijk streven naar (financiële) gelijkstelling van alle gemeentelijke kindregelingen: voor- en vroegschoolse educatie (VVE), niet kinderopvangtoeslag peuter (peuteropvang, PO), Sociaal Medische Indicatie en re-integratie. Met andere woorden: het moet voor een ouder vanuit financieel oogpunt geen verschil maken voor welke kindregeling hij in aanmerking komt.
Artikel 1. Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a)
Sociaal Medische Indicatie (SMI): indicatie dat kinderopvang vanwege sociale en/of medische redenen noodzakelijk is en waarvoor geen kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd via de Belastingdienst.
- b)
Kind: een kind als bedoeld in artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor het kind begint.
- c)
Kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang.
- d)
Aanvraag: een verzoek van een ouder om een gemeentelijke (aanvullende) tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang.
- e)
Ouder: de in de gemeente Borger-Odoorn woonachtige gezaghebbende ouder(s)/ pleegouder(s)/ verzorger(s) van het kind die voldoet aan de begripsbepaling in de Wet Kinderopvang.
- f)
Wet: de Wet Kinderopvang.
- g)
Re-integratievoorzieningen: door het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering en scholing, nader omschreven in de Re-integratieverordening. Hiermee gelijkgesteld is de inburgeringsplichtige ouder.
- h)
VVE: voor- en vroegschoolse educatie.
- i)
Niet kinderopvangtoeslag peuter (niet KOT-kinderopvangtoeslag) peuter): peuter waarvan ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
- j)
Sociaal Team (ST): Stichting Sociale Teams Borger-Odoorn.
- k)
Voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze beleidsregels waarop de belanghebbende aanspraak kan maken of een beroep kan doen voor de bekostiging van de noodzakelijke kinderopvang op basis van een sociale en/of medische indicatie.
Artikel 1.2. Doel
Het doel van deze regeling is de kinderopvang financieel toegankelijk te laten zijn, voor gezinnen of alleenstaande ouders,
- a.
die als gevolg van sociale en/ of medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor de kinderen te zorgen, of
- b.
die deelnemen aan een re-integratie- of inburgeringsvoorziening,
zodat er gelijke en optimale ontwikkelkansen zijn voor alle kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar.
Artikel 1.3. Doelgroep SMI
Tot de doelgroep behoort een in de gemeente Borger-Odoorn woonachtige ouder:
- 1.
voor wie is vastgesteld dat één of meer lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen opvang van het kind noodzakelijk maken, en/of
- 2.
van wie is vastgesteld dat een sociale reden opvang van het kind noodzakelijk maakt, en/of
- 3.
waarbij sprake is van een crisissituatie waardoor hij/ zij tijdelijk niet in staat is de verzorging van het kind op zich te nemen, en/of
- 4.
waarbij is vastgesteld dat de veiligheid van het kind in het geding is, en/of
- 5.
waarbij de opvang van het kind in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is.
Artikel 1.4. Doelgroep re-integratie
Tot de doelgroep behoort een in de gemeente Borger-Odoorn woonachtige ouder die:
- 1.
algemene bijstand ontvangt, of een niet-uitkeringsgerechtigde ouder, die wordt ondersteund bij re-integratie;
- 2.
algemene bijstand ontvangt en een verplichte inburgeringscursus volgt;
- 3.
een inburgeringscursus volgt en een partner heeft met inkomen uit arbeid;
- 4.
tegenwoordige arbeid verricht waaruit inkomen uit werk en woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt genoten en die aanvullende algemene bijstand ontvangt;
- 5.
de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing en/of een opleiding volgt en algemene bijstand ontvangt;
waarbij deze situatie een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt.
Artikel 1.5. Aanvraag
-
1. Een aanvraag kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal bij het college worden ingediend. Dit kan door een melding te doen bij het ST.
-
2. Het college verstrekt na de aanvraag informatie over het vervolgproces en over eventuele aanvullende informatie die de ouder moet verstrekken.
-
3. Het college treft in spoedeisende gevallen, op advies van het ST, zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.
1.5.a. Voorwaarden aanvraag
-
1. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt door de ouder een aanvraag gedaan bij het college.
-
2. Als de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag medeondertekend door de partner.
-
3. Een aanvraag bevat in elk geval:
- a.
naam, adres en BSN van de ouder en indien van toepassing naam, adres en BSN van de partner;
- b.
naam, adres, BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen waarvoor de kinderopvang geldt;
- c.
offerte/ plaatsingsbewijs van de kinderopvang waar de opvang plaatsvindt. Hierin moet in ieder geval worden vermeld: het aantal uren opvang, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;
- d.
geldig identiteitsbewijs van de ouder en indien van toepassing de partner;
- e.
inkomensgegevens, indien van toepassing van beide ouders ook een uitkeringsspecificatie;
- f.
een dagtekening;
- g.
overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.
- a.
-
4. Het college neemt uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit.
-
5. Het college kan de vermelde termijn met ten hoogste vier weken verdagen.
-
6. De voorziening voor kinderopvang moet gevestigd zijn in de gemeente, tenzij het op grond van SMI of re-integratie meer in de rede ligt om gebruik te maken van een voorziening buiten de gemeente.
-
7. De voorziening voor kinderopvang is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).
-
8. Aan het recht op een tegemoetkoming op grond van SMI kan de voorwaarde worden verbonden dat professionele begeleiding wordt ingezet om de problematiek weg te nemen. Het verwijtbaar niet inzetten of stopzetten van professionele begeleiding is een reden om de tegemoetkoming te weigeren of te stoppen.
Artikel 1.6 Indicatiestelling SMI
-
1. Het ST brengt een advies over de noodzaak van een SMI.
-
2. De geldigheidsduur van de indicatie is maximaal 12 maanden.
-
3. Het college kan na de periode van 12 maanden eenmalig een indicatie voor een verlenging met 12 maanden afgeven.
Artikel 1.7. Voorliggende voorziening/weigeringsgronden
Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
- a.
de kinderopvang die de ouder op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van derde personen uit het sociaal netwerk kan organiseren;
- b.
de tegemoetkoming van de Belastingdienst voor de kosten kinderopvang;
- c.
kinderopvang op basis van VVE of niet-KOT;
- d.
er gebruik wordt gemaakt van opvang die niet is opgenomen in het LRK.
Artikel 1.8. Ingangsdatum tegemoetkoming
-
1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de melding voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen of indien er geen melding aan vooraf is gegaan, de datum van de aanvraag.
-
2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang start.
-
3. In de toelichting wordt vermeld om welke reden en tot en met welk tijdstip het verlenen van terugwerkende kracht noodzakelijk is of kan zijn.
-
4. Wanneer de opvang reeds eerder is gestart, kan betaling met terugwerkende kracht met de maximale duur van 3 maanden plaatsvinden.
Artikel 1.9. Hoogte van de vergoeding
-
1. Bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de berekeningssystematiek kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Hiertoe wordt een inkomenstoets gedaan.
-
2. Het college gaat bij het bepalen van de tegemoetkoming uit van het wettelijk uurtarief.
Artikel 1.10. Vergoeding eigen bijdrage
Aan de ouder met een bijstandsuitkering (die re-integreert) wordt de eigen bijdrage van kinderopvangkosten (inclusief het bedrag boven wettelijk uurtarief) volledig vergoed.
Artikel 1.11. Maximaal aantal uren
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang:
- a.
dat op grond van de sociaal medische indicatie dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, of
- b.
dat nodig is om de re-integratievoorziening naar behoren te kunnen verrichten.
- c.
Het maximumaantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan het maximumaantal uren dat door het ST is geïndiceerd.
Artikel 1.12. Duur van de tegemoetkoming
-
1. De tegemoetkoming op grond van SMI wordt vastgesteld voor de geldigheidsduur van de indicatie.
-
2. De tegemoetkoming bij een re-integratievoorziening geldt voor de duur van de inzet van de voorziening.
-
3. Er vindt een jaarlijks indexering plaats van de tegemoetkoming.
Artikel 1.13. Inhoud beschikking
-
1. Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie bevat in ieder geval:
- a.
de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;
- b.
de naam en het adres waar de opvang plaatsvindt;
- c.
de termijn van de tegemoetkoming;
- d.
de omvang van de kinderopvang;
- e.
de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming is bepaald en wordt uitbetaald;
- f.
de verplichtingen van ouder.
- a.
Artikel 1.14. Voorschot
De tegemoetkoming wordt, per kalenderjaar, in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen aan de ouder/kinderopvanginstelling uitbetaald.
Artikel 2. Inlichtingenplicht
De ouder is verplicht om direct en uit eigen beweging dan wel op verzoek van het college alle gegevens door te geven waarvan het de ouder duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Bijvoorbeeld een wijziging van inkomsten, een wijziging in afgenomen uren kinderopvang of het beëindigen/wisselen van de opvang.
Artikel 2.1. Herziening en intrekking
Het college kan het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken:
- a.
als het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot een onterechte of een te hoog verstrekte tegemoetkoming;
- b.
als anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.
Artikel 3. Definitieve vaststelling
Na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, stelt het college de tegemoetkoming ambtshalve binnen zes maanden vast.
De ouder verstrekt daartoe:
- a.
een overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang over deze periode;
- b.
een inkomensverklaring van de ouder(s) (een jaaropgaaf over het afgelopen kalenderjaar, een IB60 formulier of de loonstrook van december van afgelopen kalenderjaar).
Artikel 3.1. Verrekening
-
1. Als het college een besluit tot herziening of intrekking heeft genomen, kan een ten onrechte of te hoog/laag verstrekte tegemoetkoming teruggevorderd of nabetaald worden.
-
2. Wanneer bij de vaststelling van de tegemoetkoming blijkt dat de definitieve hoogte van de tegemoetkoming positief of negatief afwijkt van het betaalde voorschot, wordt een ten onrechte of te hoog verstrekt voorschot teruggevorderd of nabetaald. Indien het te verrekenen bedrag lager is dan € 50,- wordt niet teruggevorderd of nabetaald.
Artikel 4. Overgangsbepaling
Aanvragen als bedoeld in artikel 1.5 die zijn ingediend voor 1 januari 2024 en betrekking hebben op de periode na 1 januari 2024 worden afgehandeld met toepassing van deze nadere regels.
Artikel 5. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.
Artikel 6. Slotbepaling
-
1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2024.
-
2. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Nadere regels kindregelingen Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie gemeente Borger-Odoorn ‘.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn op 07-11-2023.
de burgemeester,
de secretaris,
Algemene toelichting op de ‘Nadere regels kindregelingen Sociaal Medische Indicatie en Re-integratie gemeente Borger-Odoorn’
Wij vinden het belangrijk dat inwoners de regie hebben over hun eigen leven en zelf beslissingen kunnen nemen. Dat ze zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kinderen veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot de persoon die hij of zij wil zijn. Als dit tijdelijk even niet zelf lukt dan kunnen we samen met de inwoner kijken wat nodig is om dit weer zelf te kunnen doen. In het belang van het kind, de ouder of het gezin kan kinderopvang een vorm van ondersteuning zijn.
Wanneer ouders gebruik willen maken van kinderopvang dan kunnen zij vaak aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag is een landelijke regeling. Het Rijk financiert dit. De Belastingdienst beoordeelt of er recht is op kinderopvangtoeslag en keert dit ook uit. Als ouders niet aan de criteria voldoen, maar toch een tegemoetkoming nodig hebben in de kosten van kinderopvang, dan kunnen zij een beroep doen op de gemeente.
Deze regeling is bedoeld voor ouders die een beroep willen doen op kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie, of kinderopvang nodig hebben om deel te kunnen nemen aan een re-integratietraject. Naast deze twee regelingen kennen we nog twee kindregelingen, namelijk de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en kinderopvang ten behoeve van een niet KOT-peuter (peuteropvang, PO). We streven zoveel mogelijk naar (financiële) gelijkstelling van alle gemeentelijke kindregelingen.
Waar deze toelichting niet voldoet, wordt in het document ‘werkproces SMI’ een nadere toelichting geven op de werkwijze.
Voor wie is welke regeling bedoeld?
- 1.
Sociaal Medische Indicatie (SMI) is voor gezinnen of alleenstaande ouders die vanwege sociale en/of medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en begeleiding/hulp nodig hebben. Wij vinden het belangrijk om te voorkomen dat de ontwikkeling van het kind hierdoor belemmerd wordt.
- 2.
Kinderopvang is voor gezinnen of alleenstaande ouders die deelnemen aan een re-integratietraject in het kader van de Participatiewet. Zij kunnen bij deelname aan een re-integratietraject kinderopvangtoeslag aanvragen bij de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten. Het deel dat hiermee niet gedekt wordt komt voor gemeentelijke tegemoetkoming in aanmerking. Wij vinden namelijk dat van de alleenstaande ouder of het gezin waarvoor we een re-integratie- of inburgeringsvoorziening inzetten, niet kan worden verwacht dat zij voor extra kosten komt te staan als gevolg van noodzakelijke kinderopvang.
- 3.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is bedoeld voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Dit is een programma dat erop gericht is om onderwijs- of ontwikkelingsachterstand bij jonge kinderen te voorkomen. Hierdoor kunnen deze kinderen een betere start maken aan het begin van de basisschool.
- 4.
Peuteropvang (PO) ten behoeve van een niet KOT-peuter is bedoeld voor in de gemeente Borger-Odoorn woonachtige peuters van 2,5 tot 4 jaar, die niet VVE geïndiceerd zijn en waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (KOT).
Artikelsgewijze toelichting
Hieronder worden de artikelen toegelicht die nadere uitleg behoeven.
Artikel 1.
Onder c: kinderopvang is een verzamelterm voor verschillende soorten opvang. Waar in deze beleidsregel wordt gesproken over kinderopvang kan dit worden gelezen als:
- •
dagopvang (KDV);
- •
buitenschoolse opvang (BSO);
- •
gastouderopvang;
- •
peuteropvang (PO).
Artikel 1.2.
Kinderopvang is voor de leeftijd 0 tot 12 jaar of tot de eerste dag van de maand waarop kinderen naar het voortgezet onderwijs gaan.
Artikel 1.3.
Onder 1: Een lichamelijke beperking is een verzamelnaam voor diverse soorten beperkingen. Het woord wordt onder meer gebruikt voor motorische beperkingen, zintuiglijke beperkingen, beperkingen in spreken of taalgebruik, bewustzijnsstoornissen of andere lichamelijke beperkingen.
Onder 2: Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is indien de ouder niet kan werken, maar ook niet in staat is om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Enkel een financiële reden hoeft geen sociale reden te zijn die SMI noodzakelijk maakt. In alle gevallen geldt dat de beperkingen of de situatie bovendien leiden tot de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang.
Onder 5: In bijna alle gevallen zal kinderopvang bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Dit alleen is onvoldoende reden om tot de doelgroep van SMI te behoren. Lid 5 is bijvoorbeeld van toepassing wanneer de ouder beschikt over onvoldoende basale opvoedingsvaardigheden, zoals het bieden van emotionele ondersteuning, respect voor de autonomie van het kind, het bieden van structuur en grenzen stellen en het geven van informatie en uitleg (interactievaardigheden).
Artikel 1.5.
In de aanvraagprocedure maken we onderscheid tussen de melding en de aanvraag (aanvraag en voorwaarden aanvraag). Vaak gaat de melding vooraf aan de aanvraag. Om meerdere redenen is het gewenst de melding als relevant in deze procedure te beschouwen. Ten eerste vanwege de dagtekening van de melding die van belang is voor het bepalen van de ingangsdatum. Ten tweede om gelijk onderzoek in te kunnen stellen naar de noodzaak van kinderopvang en het verdere aanvraagproces in werking te kunnen zetten.
Lid 3: Vaak is er bij SMI sprake van een zekere mate van spoed. Van een spoedeisende situatie is bijvoorbeeld sprake als een situatie onveilig of onverantwoord is. Ook als het gaat om kinderopvang ten behoeve van re-integratie kan er sprake zijn van spoed. Bijvoorbeeld als een ouder op korte termijn met een betaalde baan kan starten of aan re-integratievoorziening kan deelnemen. Van belang is dat er snel gehandeld wordt. Vooruitlopend op de uitkomsten van de aanvraagprocedure kan een tijdelijke maatregel worden getroffen door het college.
Artikel 1.5.a.
Lid 3 onder d: Het kan voorkomen dat de ouder al bekend is binnen het sociaal domein. Gegevens die al bekend zijn, zoals een geldig legitimatiebewijs, worden niet opnieuw gevraagd.
Lid 3 onder e: Om de hoogte van de tegemoetkoming (artikel 1.9) en een vergoeding van de eigen bijdrage (artikel 1.10) te kunnen vaststellen wordt een inkomenstoets gedaan. Hiervoor dient de ouder de volgende inkomensgegevens aan te leveren: een jaaropgaaf over het afgelopen kalenderjaar of een IB60 formulier of de loonstrook van december van afgelopen kalenderjaar.
Artikel 1.6.
Lid 1. Het sociaal team weet vaak wat er speelt in de thuissituatie van een gezin. Zij zijn dan ook het beste in staat om te beoordelen of het in de individuele situatie wenselijk is om SMI toe te kennen.
Lid 2: Om een indicatie te kunnen verlenen kan het noodzakelijk zijn aanvullende expertise in te schakelen.
Lid 4: SMI is bedoeld als een vangnetregeling om de ouder of beide ouders weer in de positie te krijgen dat SMI niet langer noodzakelijk is. De geldigheidsduur van de indicatie is daarom gemaximaliseerd op 12 maanden. In die periode is het de bedoeling dat een passende duurzame oplossing gevonden kan worden binnen het netwerk (met eventuele begeleiding) om de kinderopvang te organiseren en dat de ouder of beide ouders werken aan het opheffen van de beperkingen of situatie. Van belang is dat er door het sociaal team met de ouder of beide ouders doelen worden bepaald en dat er tussentijdse evaluatiemomenten zijn. Dit maakt de voortgang meetbaar en hiermee kan de tijdigheid geborgd worden.
In een uitzonderingssituatie kan het zijn dat kinderopvang (meer) permanent nodig is. Om maatwerk te kunnen bieden kan worden teruggevallen op artikel 5 ‘Onvoorziene gevallen’. Ook dan is het van belang de noodzaak van kinderopvang periodiek te blijven monitoren.
Artikel 1.7.
Onder a. geeft de mogelijkheid om het recht op een tegemoetkoming in te trekken of te weigeren als de ouder willens en wetens niet meewerkt aan het herstel van (fysieke) beperkingen (bijvoorbeeld behandeling of het volgen van een traject en het benutten van voorliggende voorzieningen).
Zoals al eerder aangegeven is de bedoeling van SMI een vangnet te bieden als er geen beroep kan worden gedaan op andere wet- of regelgeving of het sociaal netwerk. Ook voor kinderopvang voor re-integratie geldt dit. Als er wel beroep kan worden gedaan op een andere regeling dan wordt deze als voorliggend beschouwd en dan gelden de voorwaarden en verplichtingen van deze voorziening. Onder a. tot en met d. worden een aantal voorzieningen benoemd die in ieder geval als voorliggend worden beschouwd.
Als criterium is opgenomen dat de ouder in de gemeente woonachtig dient te zijn. Om tegemoet te komen aan de situatie van gescheiden ouders, waarvan één van beide ouders niet in Borger-Odoorn woonachtig is, wordt gekeken naar de inschrijving van het kind in de Basisregistratie Personen(BRP). Het kind dient woonachtig te zijn in de gemeente Borger-Odoorn.
Artikel 1.8.
De datum van melding is bepalend voor de ingangsdatum. Het is van groot belang dat deze wordt vastgelegd. Het is de verantwoordelijkheid van de ouder(s) om tijdig een nieuwe aanvraag in te dienen.
Artikel 1.9.
Lid 1: In deze beleidsregels is geen inkomensgrens gesteld, omdat sociaal-medische problematiek in alle inkomensgroepen voorkomt. Wel wordt een inkomenstoets conform de berekeningssystematiek van de belastingdienst gedaan voor het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming. Hierdoor is er sprake van gelijkstelling met de ouder die een beroep kan doen op kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Dit geldt ook voor VVE en niet KOT.
Lid 2: We vergoeden in beginsel niet het mogelijke verschil tussen de uurprijs die de kinderopvang hanteert en de vergoeding van de belastingdienst.
Artikel 1.10.
We vinden het van belang dat noodzakelijke kinderopvang toegankelijk is voor iedereen. Van de ouder met een inkomen op bijstandsniveau, kan niet verwacht worden dat hij voor extra kosten komt te staan als gevolg van noodzakelijke kinderopvang.
Artikel 1.11.
Het maximale aantal uren dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang is nooit meer dan dat in de beschikking is afgegeven.
Artikel 1.12.
De periode waarin gebruik wordt gemaakt van de kinderopvang wordt gebruikt om de thuissituatie (al dan niet met ondersteuning) zo in te richten dat kinderopvang niet meer nodig is.
Artikel 1.13.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 1.14.
Het totale maandelijkse bedrag van de tegemoetkoming wordt aan de ouder overgemaakt. De ouder is verantwoordelijk voor het betalen van de kinderopvangkosten. De ouder kan ons machtigen de tegemoetkoming rechtstreeks aan de kinderopvang over te maken.
Artikel 2.
De ouders doen op verzoek of uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de aanspraak of de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Denk hierbij aan inlichtingen over: de gezinssamenstelling, een wijziging van het inkomen, een wijziging in de overeenkomst met de kinderopvanginstelling of de gastouder, een wijziging in afgenomen uren of het wisselen/beëindigen van de opvang. Deze inlichtingenplicht loopt door tijdens de periode waarover een tegemoetkoming is toegekend. Dit betekent bijvoorbeeld dat wijzigingen in het inkomen of in de opvanguren direct bij het college gemeld moeten worden. Indien ouders zich niet aan deze verplichting houden, kan een aanvraag of de verlenging daarvan worden afgewezen.
Artikel 2.1.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 3.
De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen. Het college stelt ambtshalve de tegemoetkoming vast. Om de tegemoetkoming definitief te kunnen vaststellen, dient de ouder een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming definitief vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de kinderopvang op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Verder wordt de vaststelling van de tegemoetkoming gebaseerd op het gezinsinkomen van het voorgaande kalenderjaar en de jaaropgaaf van de kinderopvangorganisatie.
Als de ouder de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college kan de tegemoetkoming lager vaststellen als:
- a)
de kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming is toegekend niet is afgenomen;
- b)
de ouder niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;
- c)
de ouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of de toekenning anderszins onjuist was en de ouder dit wist of behoorde te weten.
Artikel 3.1.
Als de ouder een hoger bedrag heeft ontvangen dan waarop deze recht heeft, kan het college het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Als de ouder een langer bedrag heeft ontvangen dan waarop deze recht heeft, kan het college het te weinig betaalde bedrag nabetalen. Er wordt een drempelbedrag van € 50,- gehanteerd. Indien het bedrag lager is dan € 50,- wordt niet teruggevorderd of nabetaald.
Artikel 4.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5.
Anders dan een hardheidsclausule geeft dit artikel ruimte om in onvoorziene gevallen adequaat te kunnen handelen. Deze ruimte is nodig omdat op voorhand niet te overzien is welke situaties zich zullen aandienen en om maatwerk te kunnen bieden. Bijvoorbeeld als er een noodzaak is tot (meer) permanente kinderopvang.
Artikel 6.
Dit artikel spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl