Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704267
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR704267/1
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2024
Geldend van 25-11-2023 t/m heden
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2024De raad van de gemeente Gooise Meren;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer 701335;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2024.
Artikel 1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, daaronder ook begrepen het gemeentelijk oppervlaktewater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- b.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
- c.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater, verder te noemen: zorgplichten voor afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, verder te noemen: zorgplichten voor hemel- en grondwater.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
-
1. De belasting wordt geheven:
- a.
van de persoon die bij het begin van het belastingjaar van een perceel het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarendeel; en
- b.
van de persoon die een perceel, zijnde een niet-woning, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.
- a.
-
2. Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt de persoon die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
-
3. Voor het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
- a.
Artikel 4 Voorwerp van de belasting
-
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
-
2. Als perceel wordt aangemerkt:
- a.
de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de binnen de gemeente gelegen roerende zaak, die duurzaam aan een plaats is gebonden;
- c.
een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- d.
een samenstel van twee of meer van de in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.
- e.
het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
- a.
Artikel 5 Maatstaf van Heffing
-
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
-
2. Het gebruikersdeel voor een perceel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
-
3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
-
4. Indien de in het derde lid vermelde berekeningswijze niet mogelijk is, zoals bij percelen die niet over een eigen watermeter beschikken maar die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt het waterverbruik vastgesteld op de hoeveelheid zoals vermeld in artikel 6, tweede lid onder a.
-
5. Voor nieuwe gebruikers c.q. nieuwe percelen die voor het eerst in gebruik zijn genomen, niet bedoeld als in lid 4, wordt, zolang geen gegevens zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, een recht geheven zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid onder a.
-
6. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
- a.
-
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
-
7. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
1. Het tarief voor het eigenarendeel bedraagt per perceel |
€ 241,70; |
|
€ 235,45; € 353,15; € 706,40; € 1.648,40; € 3.532,30; € 7.064,65. |
|
€ 1.055,55; € 2.608,05; € 5.588,90. |
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
-
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
-
2. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
3. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
-
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.
Artikel 10 Termijnen van betaling
-
1. De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.
-
2. In afwijking van het eerste lid, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 1,-- doch minder is dan € 10.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Eventuele afrondingsverschillen moeten in de laatste termijn worden betaald.
-
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden genoemde termijnen.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Vrijstellingen
-
1. Het gebruikersdeel wordt niet geheven indien afvalwater (bronbemaling) in het kader van rioleringswerkzaamheden in de openbare weg direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
-
2. De belasting wordt niet geheven van eigenaren of gebruikers van percelen, indien het perceel betreft een onroerende zaak in aanbouw, zoals bedoeld in artikel 17 lid 4 van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 13 Overgangsrecht
De verordening rioolheffing 2023, vastgesteld door de raad van de gemeente Gooise Meren op 21 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14 Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
-
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.
Artikel 15 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2024’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gooise Meren, gehouden op 8 november 2023.
de griffier,
de voorzitter,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl