Participatieverordening gemeente Westerveld 2022

Geldend van 29-11-2023 t/m heden

Intitulé

Participatieverordening gemeente Westerveld 2022

Verordening van de raad van de gemeente Westerveld houdende regels voor inspraak en participatie bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid en voor het uitdaagrecht in de gemeente Westerveld.

Besluit

De raad van de gemeente Westerveld gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2022 gelet op de artikelen 149 (de raad maakt verordeningen die in het belang van de gemeente nodig zijn) en 150 (de raad is verplicht te regelen hoe inwoners en belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid) van de Gemeentewet

overwegende dat het van belang is om:

- ruimte en vertrouwen te geven aan de samenleving en te geloven in de kracht, kennis en kunde van onze inwoners, ondernemers, verenigingen, maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen door ze op het juiste moment invloed te geven op besluitvorming waardoor het draagvlak wordt vergroot;

- de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken;

- helderheid te geven over de invulling van de procedures voor inspraak, inwoners- en overheidsparticipatie en uitdaagrecht,

besluit vast te stellen de volgende verordening: Participatieverordening gemeente Westerveld 2022

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Inleiding

In deze verordening zijn afspraken vastgelegd hoe het college en de raad van de gemeente Westerveld omgaan met inspraak, inwoners- en overheidsparticipatie en uitdaagrecht, ieder bestuursorgaan vanuit de eigen bevoegdheid. De raad stelt kaders en controleert, waarbij de raadsleden de hoofdlijnen van het beleid van de gemeente bepalen en controleren of het college het afgesproken beleid op basis van de gestelde kaders uitvoert. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid. Dat de afspraken in deze verordening worden nageleefd, is de verantwoordelijkheid van de bestuursorganen.

In deze verordening zijn twee hoofdstukken met artikelen gereserveerd voor de Omgevingswet en Dorpendemocratie. Als de Omgevingswet van kracht wordt, dan is participatie door de vergunningaanvrager een belangrijk onderdeel van het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Het hoofdstuk Dorpendemocratie met artikelen wordt ingevuld in samenspraak met belanghebbenden.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

Belanghebbende: betrokkene die een rechtstreeks belang heeft bij betreffend onderwerp/project, waaronder inwoners (al dan niet als ingezetene van Westerveld), ondernemers / bedrijven, verenigingen, maatschappelijke organisaties en andere overheden;

Beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

Bestuursorgaan: het college (college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld) en/of de raad (de gemeenteraad van de gemeente Westerveld), ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft;

Inclusiviteit: niemand wordt uitgesloten. Belanghebbenden en inwoners die niet vanzelfsprekend meedoen of niet gemakkelijk kunnen meedoen, doen ook mee;

Inwoner: ingezetene van de gemeente Westerveld;

Maatschappelijk initiatief: initiatieven met doelen die een positieve maatschappelijke bijdrage leveren aan het welzijn en de welvaart van de inwoners van de gemeente Westerveld;

Participatie: actieve deelname van belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede het ondersteunen door de bestuursorganen van maatschappelijke initiatieven. Vormen van participatie zijn:

Inspraak: belanghebbenden en inwoners kunnen reageren door middel van een zienswijze op een ontwerp van het gemeentelijk beleid dat ter inzage ligt;

Inwonersparticipatie: op initiatief van het bestuursorgaan het actief en interactief betrekken van belanghebbenden gedurende het hele traject van tekentafel tot en met evaluatie bij de ontwikkeling, uitvoering, besluitvorming en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Inwonersparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. In deze verordening wordt verstaan onder:

  • informeren: het bestuursorgaan licht belanghebbenden in;

  • raadplegen: het bestuursorgaan betrekt belanghebbenden als bron van informatie en/of ervaring;

  • adviseren: het bestuursorgaan vraagt belanghebbenden om raad;

  • coproduceren: het bestuursorgaan werkt op basis van gelijkwaardigheid samen met belanghebbenden;

  • meebeslissen: het bestuursorgaan laat belanghebbenden meebeslissen.

Overheidsparticipatie: de overheid participeert in maatschappelijke initiatieven van belanghebbenden en inwoners door ondersteuning te geven of een bijdrage te verlenen aan die initiatieven. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van onder meer delegeren (loslaten), stimuleren, meedenken, bij elkaar brengen en verbinden, duidelijkheid scheppen vanuit wet- en regelgeving en faciliteren;

Uitdaagrecht: recht van (georganiseerde) inwoners om een verzoek bij het beoogde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en goedkoper te kunnen uitvoeren;

Participatieladder: verschillende vormen van participatie gerangschikt naar de mate waarin inwonersparticipatie mogelijk is. Van laag naar hoog staat op ladder informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen. Bij elke trede van de ladder hoort een bestuursstijl, van een open autoritaire stijl tot faciliterende stijl.

Artikel 2. Doelstelling en kaders

1. Deze verordening beoogt het:

  • vergroten van de kwaliteit van lokale democratische processen met betrekking tot de ontwikkeling van gemeentelijk beleid en het politieke besluitvormingsproces;

  • versterken van de samenwerking tussen de bestuursorganen en belanghebbenden en inwoners;

  • creëren van duidelijkheid over randvoorwaarden (kaders), proces en rolverdeling met betrekking tot inspraak, inwoners- en overheidsparticipatie en uitdaagrecht voor inwoners, belanghebbenden, de bestuursorganen en medewerkers van de gemeente Westerveld.

2. De gemeente Westerveld is een omgevingsgerichte gemeente, staat midden in de samenleving en streeft naar een optimale dienstverlening, met transparantie in beleid, efficiëntie, hulpvaardigheid en een open houding van ja mits. De bestuursorganen en ambtenaren werken daarom integraal, over de grenzen van het eigen werk, samen aan oplossingen vanuit de opgave.

3. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van de eigen bevoegdheid of participatie en/of inspraak en/of uitdaagrecht wordt toegepast.

4. Participatie, inspraak en uitdaagrecht worden uitsluitend verleend aan belanghebbenden en inwoners die een lokaal belang hebben of lokaal van belang zijn in de gemeente Westerveld.

5. Inclusiviteit: de gemeente Westerveld bevordert de deelname aan het participatieproces van belanghebbenden die niet vanzelfsprekend meedoen of niet gemakkelijk kunnen meedoen, waardoor de representativiteit van het proces is gewaarborgd.

6. De bestuursorganen zoeken naar andere wegen om belanghebbenden en inwoners te informeren over en betrekken bij hun eigen leefomgeving.

7. De bestuursorganen experimenteren met nieuwe en representatieve vormen van inwonersparticipatie.

Hoofdstuk 2. Inspraak

Artikel 3. Doel

Het doel van inspraak is: belanghebbenden en inwoners hebben de mogelijkheid hun mening kenbaar te maken over een ontwerp van gemeentelijk beleid. Met behulp van inspraak kunnen de bestuursorganen een belangenafweging maken ter voorbereiding op de besluitvorming.

Artikel 4. Onderwerp van inspraak

1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van de eigen bevoegdheid of inspraak wordt toegepast bij de totstandkoming van gemeentelijk beleid.

2. Inspraak wordt altijd toegepast indien de wet daartoe verplicht.

3. Geen inspraak wordt toegepast:

  • a.

    ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgestelde beleidsvoornemens;

  • b.

    indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

  • c.

    indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • d.

    inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

  • e.

    indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

  • f.

    indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 5. Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan belanghebbenden en inwoners.

Artikel 6. Inspraakprocedure

1. Inspraak bij het college vindt plaats overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Beleidsvoornemens worden gedurende zes weken na bekendmaking ter inzage gelegd, zodat zienswijzen kunnen worden ingediend.

3. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag met

  • een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

  • een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

  • een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

4. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

5. De indiener van een zienswijze wordt persoonlijk geïnformeerd over de reden(en) of de zienswijze al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen leidt of heeft geleid voordat het eindverslag openbaar wordt.

Hoofdstuk 3. Inwonersparticipatie

Artikel 7. Doel en reikwijdte

1. Democratische motieven en doelen van de bestuursorganen om belanghebbenden bij de ontwikkeling van beleid en het politieke besluitvormingsproces te betrekken, zijn:

  • medeverantwoordelijkheid en zeggenschap van belanghebbenden;

  • actief burgerschap en eigenaarschap van belanghebbenden;

  • stimuleren van de dialoog met wederzijds begrip en respect;

  • overbruggen van een mogelijke politieke kloof door het vergroten van wederzijds vertrouwen en begrip.

Instrumentele motieven zijn:

  • benutten van kennis van belanghebbenden, omdat zij vaak beter weten wat nodig is en waaraan behoefte is;

  • vergroten van betrokkenheid en draagvlak van belanghebbenden;

  • vergroten van de kwaliteit en effectiviteit van beleid en plannen;

  • financiële voordelen door onder meer het terugbrengen van het aantal bezwaarschriften

  • en -procedures.

2. Inwonersparticipatie is een manier om te komen tot maatschappelijk verantwoorde keuzes die de bestuursorganen moeten maken om het (project)doel te realiseren.

3. De bestuursorganen besluiten op basis van de eigen bevoegdheid en rol of inwonersparticipatie plaatsvindt.

4. Inwonersparticipatie is maatwerk en wordt per project beoordeeld op doelmatigheid en gerichtheid.

5. Belanghebbenden hebben maximaal een adviserende en coproducerende rol (zie participatieladder).

6. Als besloten wordt tot inwonersparticipatie, dan geeft het bestuursorgaan vooraf aan waarbinnen die participatie plaatsvindt: de opdracht, het budget, de zeggenschap en de rollen en verantwoordelijkheden.

7. Inwonersparticipatie wordt altijd toegepast, tenzij er sprake is van:

  • a.

    ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid of eerder vastgestelde beleidsvoornemens;

  • b.

    een wettelijk voorschrift waarbij inwonersparticipatie is uitgesloten;

  • c.

    uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • d.

    een beleidsvoornemen met een dermate spoedeisend karakter dat inwonersparticipatie niet kan worden afgewacht;

  • e.

    de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet over gemeentelijke belastingen;

  • f.

    een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

Artikel 8. Participatieproces

1. Het bestuursorgaan besluit op basis van de randvoorwaarden impact, risico’s en kosten of inwonersparticipatie plaatsvindt.

2. Het besluit in artikel 8.1 wordt vastgelegd in het format van de participatienota als onderdeel van het projectplan, collegevoorstel en/of raadsvoorstel, zoals genoemd in bijlage 1 van deze verordening.

3. Indien inwonersparticipatie niet wordt toegepast, dan wordt een motivering gegeven op basis van de randvoorwaarden in artikel 8.1 in het projectplan, collegevoorstel en/of raadsvoorstel.

Artikel 9. Besluitvorming participatieproces

1. De uiteindelijke besluitvorming vindt plaats in en door het bestuursorgaan, afhankelijk van de bevoegdheden van dat bestuursorgaan.

2. Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze wordt omgegaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming plaatsvindt.

3. Het bestuursorgaan legt de gemaakte afspraken uit artikel 9.2 vast en communiceert deze met de belanghebbenden.

4. Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van de gemaakte keuze in artikel 9.2. De afwijking van de gemaakte keuze in artikel 9.2 wordt gemotiveerd gecommuniceerd aan de belanghebbenden.

Artikel 10. Eindverslag inwonersparticipatie

1. Ter afronding van de inwonersparticipatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag dat openbaar wordt gemaakt.

2. Het eindverslag bevat in ieder geval:

  • a.

    het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

  • b.

    de uitkomsten van het participatieproces;

  • c.

    de reactie van de bestuursorganen op deze uitkomsten en de wijze waarop de inbreng is benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

  • d.

    een beknopte evaluatie van het participatieproces.

Hoofdstuk 4. Overheidsparticipatie

Artikel 11. Doelen en reikwijdte

1. Doelen van overheidsparticipatie zijn:

  • a.

    het vergroten en/of verbeteren van de samenwerking met belanghebbenden en inwoners, bij het realiseren van maatschappelijke opgaven;

  • b.

    het vergroten van de zeggenschap, zelfsturing en zelforganisatie van belanghebbenden en inwoners.

2. De bestuursorganen besluiten op basis van de eigen bevoegdheid en rol of overheidsparticipatie plaatsvindt.

3. Bij overheidsparticipatie zijn belanghebbenden en inwoners inhoudelijk leidend. Leiderschap en besluitvorming zijn bij overheidsparticipatie primair een zaak van belanghebbenden en inwoners.

4. Bij overheidsparticipatie zijn de bestuursorganen samenwerkingspartner(s) en behoudt de raad de controlerende taak.

Artikel 12. Toepassen overheidsparticipatie

1. Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van de bestuursorganen het maatschappelijk initiatief past binnen de kaders en doelstellingen van het gemeentelijk beleid en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan het welzijn en de welvaart van inwoners in de gemeente Westerveld.

2. De bestuursorganen zien af van overheidsparticipatie met betrekking tot maatschappelijke initiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

  • a.

    het maatschappelijk initiatief doelstellingen beoogt, die in strijd zijn met de wet en/of het algemeen belang;

  • b.

    het een onderwerp betreft, dat niet behoort tot de bevoegdheden van de bestuursorganen of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen;

  • c.

    er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het maatschappelijk initiatief bij belanghebbenden en inwoners (los van de indieners);

  • d.

    het maatschappelijk initiatief naar het oordeel van het betreffende bestuursorgaan op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

  • e.

    het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

  • f.

    een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

3. De bestuursorganen kunnen aan de overheidsparticipatie vooraf voorwaarden verbinden om belanghebbenden en inwoners bij het maatschappelijk initiatief te betrekken.

4. Als het bestuursorgaan besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het maatschappelijk initiatief worden ondersteund door:

  • a.

    het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

  • b.

    het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

  • c.

    de inzet van ambtelijke expertise;

  • d.

    andere vormen van ondersteuning.

Afspraken over het genoemde onder a) tot en met d) worden voorafgaand aan het proces vastgelegd.

Hoofdstuk 5. Uitdaagrecht

Artikel 13. Doelen en reikwijdte

1. Met het uitdaagrecht willen de bestuursorganen:

  • a.

    inwoners de ruimte bieden om zelf richting en invulling te geven aan hun directe leefomgeving;

  • b.

    inwoners de kans geven om met hun aanpak een kwalitatief betere, duurzamere en efficiëntere uitvoering van publieke taken te realiseren;

  • c.

    meer maatschappelijke waarde en draagvlak creëren.

2. Het uitdaagrecht richt zich op het doen van inwoners en de bestuursorganen die het laten doen.

3. Overname van de uitvoering van taken is mogelijk als:

  • a.

    het geen lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte voorziening betreft;

  • b.

    het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is voorgeschreven;

  • c.

    er geen sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • d.

    de opdrachtwaarde onder de Europese drempelwaarde ligt voor leveringen en diensten voor decentrale overheid.

4. Met de overdracht van taken vindt ook een overdracht van financiële middelen plaats. De financiering is maatwerk.

5. Overname van de uitvoering van taken is niet mogelijk:

  • a.

    inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

  • b.

    taken betreffende openbare orde en veiligheid;

  • c.

    als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

  • d.

    als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 14. Procedure uitdaagrecht

1. Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

  • a.

    omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

  • b.

    uitleg waarom en hoe de verzoeker deze taak kwalitatief beter, duurzamer en efficiënter (goedkoper) kan uitvoeren;

  • c.

    duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis en/of ervaring van de verzoeker;

  • d.

    indicatie van het draagvlak onder belanghebbenden en inwoners;

  • e.

    indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak zijn verbonden;

  • f.

    omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de bestuursorganen wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

  • g.

    inzicht in hoe de kwaliteit en uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

2. Het college neemt een besluit over het ingediende verzoek. Indien en voor zover het verzoek de bevoegdheid van de raad betreft, legt het college het voorstel ter besluitvorming voor aan de raad.

3. Als het verzoek wordt ingewilligd, maakt het college afspraken met de verzoeker over het proces, het resultaat, het budget, de looptijd en monitoring.

Hoofdstuk 6. Omgevingswet

Artikel 15. Gereserveerd (zie toelichting).

Hoofdstuk 7. Dorps- en kernendemocratie

Artikel 16. Gereserveerd (zie toelichting).

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 17. Evaluatie en monitoring

1. De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per raadsperiode geëvalueerd.

Artikel 18. Verhouding met andere regelingen

1. Deze verordening heeft geen betrekking op participatie in de zin van de Participatiewet.

2. Deze verordening laat onverlet de Verordening Adviesraad Sociaal Domein Westerveld 2020.

Artikel 19. Intrekking Inspraakverordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken:

a) de Inspraakverordening (vastgesteld op 20 juli 2006).

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

2. Deze verordening wordt aangehaald als Participatieverordening gemeente Westerveld 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2022

De voorzitter, ………………………………………..

De griffier, ……………………………………………..

TOELICHTING

Op onderdelen behoeft deze verordening een toelichting.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Deze Participatieverordening gemeente Westerveld 2022 is een uitwerking van:

  • de Startnotitie Ontwikkelen Participatiebeleid die de raad op 1 februari 2022 vaststelde;

  • de aangenomen motie van de VVD en Progressief Westerveld met de titel Voorstel Startnotitie ontwikkelen Participatiebeleid, daterend 1 februari 2022;

  • het Coalitieakkoord 2022-2026 Bouwen aan de toekomst;

  • de werkbijeenkomst met college- en raadsleden op 6 september 2022;

  • gesprekken met medewerkers van de gemeente Westerveld.

Ontwerpwetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau

In juni 2020 stemde de ministerraad in met het ontwerpwetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau. Als dit ontwerpwetsvoorstel wordt aangenomen door de Kamers, dan is een participatieverordening verplicht. Doel van het ontwerpwetsvoorstel is: inwoners hebben in toenemende mate een belangrijke rol in de agendering, voorbereiding, totstandkoming, uitvoering en beoordeling van beleid. Voor zowel de inwoners als de gemeente moet duidelijk zijn binnen welke kaders inwoners in het beleidsproces participeren en op welke wijze zij in de verschillende fasen van het beleidsproces (voorbereiding, uitvoering en evaluatie) worden betrokken. In het ontwerpwetsvoorstel wordt ook het uitdaagrecht als specifieke vorm van participatie wettelijk verankerd en is opgenomen dat regels over het uitdaagrecht als specifieke vorm van participatie onderdeel kunnen zijn van de participatieverordening.

Bestuursorgaan

In deze verordening wordt regelmatig gesproken over het bestuursorgaan; het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. Indien expliciet één van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien er staat “het bestuursorgaan”, dan is het afhankelijk van de bevoegdheid van het bestuursorgaan met betrekking tot het onderwerp c.q. vraagstuk welk bestuursorgaan wordt bedoeld.

Belanghebbenden en inwoners

In deze verordening staat dat het participatie- en inspraakrecht open is voor belanghebbenden en inwoners. Inwoners zijn ingezetenen van de gemeente Westerveld en hebben dus ook participatierecht als zij geen belanghebbende zijn, maar zich met hun zienswijze richten op het algemeen belang.

Houding en gedrag bestuursorganen en ambtenaren

Inspraak, participatie (inwoners- en overheidsparticipatie) en uitdaagrecht vragen een andere houding en ander gedrag van de bestuursorganen en ambtenaren en hebben gevolgen voor de gemeentelijke werkprocessen. Zo houden belanghebbenden en inwoners (met maatschappelijke initiatieven) geen rekening met gemeentelijke domeinen. Bestuursorganen en ambtenaren hebben daarom een ontvangende, uitnodigende en open houding met het daarbij behorende gedrag richting de omgeving en de organisatie zelf, gaan (en blijven) open in gesprek en werken over de grenzen van het eigen werk.

Artikel 2.5

In het Coalitieakkoord 2022-2026 Bouwen aan de toekomst staat: “Onze speciale aandacht gaat uit naar jongeren, ouderen, mensen met een beperking, minima en ondernemers”.

Artikel 2.6

Bron: motie VVD en Progressief Westerveld met de titel Voorstel Startnotitie ontwikkelen Particípatiebeleid, daterend 1 februari 2022.

Artikel 2.7

In het Coalitieakkoord 2022-2026 Bouwen aan de toekomst en de motie VVD en Progressief Westerveld met de titel Voorstel Startnotitie ontwikkelen Participatiebeleid, daterend 1 februari 2022 wordt hierbij gedacht aan:

  • een burgerraad per onderwerp, een burgerplatform en/of het oprichten van denktanks met inwoners en ondernemers;

  • ruimte voor initiatieven van inwoners en/of de gemeenschap met waar mogelijk eigen verantwoordelijkheid van inwonersgroepen;

  • het betrekken van jongeren bij de ontwikkeling van plannen die hun toekomst betreffen door het voorstelbaar te maken en hierover het gesprek aan te gaan;

  • een benaderbare houding van college en raad voor inwoners, bedrijven, dorpsraden en belangengroepen;

  • een betere overlegstructuur met de samenleving.

Hoofdstuk 2. Inspraak

Artikel 6.1

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht betreft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

Hoofdstuk 3. Inwonersparticipatie

Artikelen 7.5 en 9.1

In artikel 7.5 staat dat belanghebbenden maximaal een adviserende en coproducerende rol hebben. De uiteindelijke besluitvorming vindt plaats in en door de bestuursorganen, afhankelijk van de bevoegdheid van dat bestuursorgaan (artikel 9.1), wat een besluit is van het college en de raad. In de Startnotitie Ontwikkelen Participatiebeleid wordt aandacht besteed aan de enquête van Think! en de workshop Handelingsperspectief participatie, die in juni 2019 plaatsvond met de raad, het college en een aantal ambtenaren. De meerderheid van de raads- en collegeleden vond dat de definitieve besluitvorming plaatsvindt door het betreffende bestuursorgaan (bron: Verslag workshop Handelingsperspectief participatie gemeenteraad Westerveld 20 juni 2019). Tijdens de werkbijeenkomst voor college- en raadsleden op 6 september 2022 is dit bevestigd. Daarbij werd gezegd dat de bestuursorganen de adviezen en conclusies uit het participatietraject beschouwt als een zwaarwegend uitgangspunt bij (politieke) besluitvorming.

Artikel 8.1

De randvoorwaarden impact, risico’s en kosten komen voort uit de workshop van Think! waar de zogenaamde Westerveldse Schuif is ontwikkeld door de aanwezige college- en raadsleden. Dit is een model met criteria voor wanneer er moet worden geparticipeerd. In dit model is uitgegaan van impact, risico’s en kosten.

Artikel 9.2

Het bestuursorgaan kan hierbij kiezen uit de volgende mogelijkheden:

  • a.

    het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en weegt af of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

  • b.

    het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

  • c.

    het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over als deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

Artikel 9.4

Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen afwijken van de gemaakte keuze in artikel 10.2, omdat bijvoorbeeld:

  • het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde;

  • betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen;

  • de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders.

Hoofdstuk 4. Overheidsparticipatie

Artikel 11.4

Als samenwerkingspartner kunnen de bestuursorganen aan het begin van het proces de volgende rol of rollen kiezen:

  • loslaten;

  • stimuleren;

  • meedenken;

  • mogelijkheden zoeken;

  • bij elkaar brengen en verbinden;

  • voorwaarden scheppen vanuit wet- en regelgeving;

  • faciliteren en ondersteunen.

Deze gekozen rol of rollen moeten worden vastgelegd en duidelijk zijn voor een ieder die bij het maatschappelijk initiatief is betrokken.

Artikel 12.2e

Hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht bevat bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep.

Hoofdstuk 5. Uitdaagrecht

Het uitdaagrecht neemt de right to challenge over. De gemeente Westerveld kende het Toetsingskader Right to Challenge gemeente Westerveld dat geldend was vanaf 1 juli 2019. Met de vaststelling van deze Participatieverordening gemeente Westerveld 2022 heeft het college als bevoegd bestuursorgaan dit toetsingskader ingetrokken.

Artikel 13.3d

Het bedrag van de Europese drempelwaarde voor leveringen en diensten voor decentrale overheid is vanaf 1 januari 2022 € 215.000,- exclusief btw.

Hoofdstuk 6. Omgevingswet

De voorbereiding van de invoering van de Omgevingswet is nog volop gaande. Omdat de Omgevingswet nog niet van kracht is, is artikel 15 gereserveerd. Als de Omgevingswet van kracht is, wordt artikel 15 ingevuld.

Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet in voorbereiding en vanuit de overheid verplicht (Motie Nooren – zie https://www.eerstekamer.nl/motiedossier/34986_aa_was_letter_x_gewijzigde ). In algemene zin laat de Omgevingswet in voorbereiding veel ruimte voor lokaal maatwerk op het gebied van participatie.

Plicht tot kennisgeving en motiveringsplicht

Er is een plicht tot kennisgeving en een motiveringsplicht, wat betekent dat de bestuursorganen een plicht hebben tot kennisgeving vooraf en een motiveringsplicht achteraf in het kader van:

- de Omgevingsvisie;

- een programma als concrete uitwerking van de Omgevingsvisie.

In een programma wordt concreet aangegeven hoe een bepaald doel wordt bereikt en waarmee dat wordt gemeten (bron: Omgevingsvisie Westerveld). Programma’s zijn een bevoegdheid van het college;

- het Omgevingsplan als opvolger van het bestemmingsplan en een uitwerking van de Omgevingsvisie.

De gemeente Westerveld heeft nog geen Omgevingsplan. Als de Omgevingswet van kracht wordt, worden de bestaande bestemmingsplannen samengevoegd en omgedoopt tot het tijdelijke gemeentelijke Omgevingsplan. Tot 2029 is er dan de tijd om een Omgevingsplan te maken dat aan alle eisen voldoet (bron: Omgevingsvisie Westerveld).

Bij de plicht tot kennisgeving wordt voorafgaand aan het proces uitleg gegeven over hoe de participatie wordt vormgegeven. De motiveringsplicht betekent dat de bestuursorganen bij het besluit aangeven hoe belanghebbenden, inwoners en bestuursorganen zijn betrokken bij de voorbereiding en wat de resultaten daarvan zijn.

Participatie aanvraagvereiste omgevingsvergunning

Als de Omgevingswet van kracht is, krijgt de vergunningaanvrager bij het indienen van een vergunningaanvraag te maken met de aanvraagvereiste participatie. Hierbij geeft de aanvrager aan of, en zo ja hoe, belanghebbenden bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Met deze aanvraagvereiste wordt de aanvrager gestimuleerd tot participatie, maar participatie is hier geen verplichting. De bestuursorganen mogen niet weigeren om een aanvraag in behandeling te nemen, omdat er geen of te weinig participatie is geweest.

Verplichte participatie

Participatie is echter wel verplicht bij onderwerpen c.q. projecten die de raad heeft aangewezen. Deze betreffen onderwerpen, activiteiten of projecten die niet mogelijk zijn volgens het omgevingsplan, de zogenoemde buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. De raad heeft deze buitenplanse omgevingsplanactiviteiten voor verplichte participatie vastgesteld op 27 september 2022. Het overzicht is als bijlage 2 toegevoegd bij deze verordening.

Met het verplichte participatieproces om een omgevingsvergunning te krijgen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten, zorgt de aanvrager ervoor dat alle belangen, meningen, kennis en creativiteit in een vroeg stadium op tafel komen, zodat het plan beter wordt en er meer kans is op draagvlak. De manier waarop de participatie is georganiseerd, is onderdeel van de vergunningaanvraag.

Uitkomst participatie betrekken bij besluitvorming

Wanneer een aanvrager een omgevingsvergunning aanvraagt, kunnen de bestuursorganen de uitkomst van de participatie betrekken bij de besluitvorming. De bestuursorganen kijken dan naar:

  • a.

    wat is de impact van het plan op de omgeving?

  • b.

    welke belangen spelen er?

  • c.

    wie heeft de aanvrager betrokken?

  • d.

    hoe heeft de aanvrager hen betrokken?

  • e.

    wat heeft de aanvrager gedaan met de inbreng? Zijn er bijvoorbeeld aanpassingen gedaan in het plan en zijn de mitsen en maren van de belanghebbenden aangegeven.

Participatiehandreiking

In de vorm van onder meer een Participatiehandreiking krijgt de aanvrager informatie over onder meer:

  • a.

    plannen die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving;

  • b.

    de Omgevingswet;

  • c.

    de Omgevingsvisie Westerveld;

  • d.

    de stappen die moeten worden gezet voor het realiseren van een plan;

  • e.

    het omgevingsplan;

  • f.

    hoe de aanvrager met participatie kan omgaan;

  • g.

    voor welke gevallen participatie door de aanvrager verplicht is;

  • h.

    waarop de bestuursorganen letten bij de beoordeling van participatie door de aanvrager.

Hoofdstuk 7 Dorps- en kernendemocratie

De bestuursorganen vinden de inbreng en betrokkenheid vanuit de dorpen en kernen zeer waardevol. Er is al overleg met bijvoorbeeld Dorpenoverleg Westerveld en de verschillende dorpsbelangen. Gesproken wordt (of gaat worden) over op welke wijze de betrokkenheid en deelname vanuit de dorpen en kernen zo goed mogelijk vorm kan krijgen en welke afspraken daarbij passend zijn. Ook wordt gekeken in dit verband naar de Uitvoeringsregel Initiatieven die het college op 14 mei 2019 vaststelde (zie https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR625785), en of deze uitvoeringsregel in het kader van dorps- en kernendemocratie met deze verordening kan worden overgenomen.

Met de Uitvoeringsregel Initiatieven wordt uitgegaan van maatschappelijke relevantie, draagvlak, innovatie en het stimuleren en aanjagen van vernieuwende ideeën. Dorpskracht en participatie voor dorpsgemeenschappen is onderdeel van deze uitvoeringsregel en houdt in dat dorpsgemeenschappen een deel van de kaders uitvoeren onder de titel Klein initiatief. Uit de evaluatie is gebleken dat Klein initiatief een goed middel is om dorpskracht en maatschappelijke initiatief te stimuleren.

Streven is om binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening nieuwe bepalingen over dorps- en kernendemocratie in deze verordening op te nemen. Om deze reden is in hoofdstuk 7 een artikel over dorps- en kernendemocratie gereserveerd.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 18.1

Onder de Participatiewet valt iedereen die kan werken, maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning niet redt. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking.

Artikel 18.2

Verordening van de raad van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning (Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerveld) – zie https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR643214/2

Artikel 19

Inspraakverordening is de verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken – zie https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR46208/1

Artikel 20

De Participatieverordening gemeente Westerveld 2022 wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en op https://lokaleregelgeving.overheid.nl/

BIJLAGE 1

Randvoorwaarden inwonersparticipatie

Op basis van de randvoorwaarden impact, risico’s en kosten bepaalt het bestuursorgaan of inwonersparticipatie dient plaats te vinden:

- biedt het project voldoende ruimte voor inwonersparticipatie?

Het beleid moet voldoende ruimte bieden voor uiteenlopende opties, zodat belanghebbenden en inwoners substantiële keuzes kunnen maken.

- is het onderwerp geschikt voor inwoners?

Het beleidsonderwerp moet voor belanghebbenden en inwoners direct van belang zijn en impact hebben.

- is er voldoende tijd?

Participatie neemt, in ieder geval in het voortraject van beleidsvorming, tijd in beslag. Is die tijd ook beschikbaar of heeft besluitvorming zoveel haast dat het niet mogelijk is om participatie in te zetten?

- is er capaciteit en budget?

Het organiseren en begeleiden van participatie is arbeidsintensief. Er moet dan ook op voorhand in het projectplan voldoende capaciteit en budget worden opgenomen.

Als op basis van de randvoorwaarden impact, risico’s en kosten wordt vastgesteld dat inwonersparticipatie dient plaats te vinden, dan neemt het bestuursorgaan voor aanvang van het participatietraject besluiten over in ieder geval onderstaande punten:

a) doel en intentie van de participatie;

b) de kaders, waaronder:

  • wat is de vraag/opgave?

  • wat is het niveau van de participatie? Hierbij wordt een keuze gemaakt uit informeren, raadplegen, adviseren en coproduceren, of een combinatie hiervan.

  • wat zijn de inhoudelijke, financiële en procedurele kaders?

  • welke rol heeft elke deelnemende partij, inclusief college en raad?

  • wat wordt er met de opbrengst van het participatieproces gedaan?;

c) wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

d) de belanghebbenden:

  • welke issues (onderwerpen waarover spanning en discussie is) en belangen spelen er rondom de opgave?

  • wie zijn de belanghebbenden met het oog op de issues en belangen?

  • hoe worden ook de belanghebbenden betrokken, die niet vanzelfsprekend meedoen of niet gemakkelijk kunnen meedoen?

De belanghebbenden kunnen in kaart worden gebracht op basis van een strategische omgevingsanalyse om duidelijk te krijgen wie ze zijn, met welk belang en om de representativiteit van de participatie te waarborgen (inclusiviteit);

e) vormgeving en uitvoering van het participatieproces waarbij kwantitatieve en kwalitatieve middelen worden aangegeven om inclusiviteit van de belanghebbenden te waarborgen;

f) monitoring en evaluatie van het participatieproces met een nadruk op leren en het verbeteren van participatie.

BIJLAGE 2

Activiteiten aangewezen door gemeenteraad voor verplichte participatie

Voor onderstaande activiteiten is participatie verplicht voor een aanvraag omgevingsvergunning. De aanvraag gaat voor advies naar de gemeenteraad. Dat advies is bindend voor het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders.

1. Wonen

1.1 Het bouwen van meer dan 10 woningen binnen de bebouwde kom, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

1.2 Het realiseren van meer dan 2 woningen buiten de bebouwde kom, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

1.3 Huisvesting van arbeidsmigranten in het buitengebied, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

1.4 Het bedrijfsmatig aanbieden van wonen met zorg aan meer dan 6 cliënten met een woonzorg vraag in de kernen en het buitengebied voor zover het omgevingsplan het niet toestaat behalve als neventak naast het agrarisch bedrijf.

2. Agrarische bedrijven

2.1 Het (nieuw)vestigen van een agrarisch bedrijf, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

3. Bedrijven

3.1 Het (nieuw)vestigen van een bedrijf buiten de bebouwde kom, op gronden die zijn gelegen buiten een bestaand bedrijventerrein of bedrijfsperceel, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

3.2 Het uitbreiden van een bedrijfsfunctie buiten de bebouwde kom, op gronden die zijn gelegen buiten een bestaand bedrijventerrein, met meer dan 20% van de bestaande bebouwde oppervlakte, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

4. Duurzame energie

4.1 Het realiseren of uitbreiden van een zonneveld en/of een opstelling van windturbines, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

4.2 Het oprichten of uitbreiden van een installatie voor duurzame energie, niet zijnde warmtepompen voor particulier gebruik, tenzij deze wordt gesitueerd op een bestaand perceel van een (agrarisch) bedrijf.

5. Verkeer, vervoer en openbare ruimte

5.1 Grootschalige wijziging, reconstructie en/of aanleg van weginfrastructuur en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

6. Elektriciteit en Telecommunicatie

6.1 De bouw van antennemasten hoger dan 30 meter.

6.2 Aanleg, wijziging en/of reconstructie van infrastructuur voor elektriciteitsvoorziening, telecommunicatie, en olie- en gaswinning, indien sprake is van bovengrondse hoofdleidingen en/of meer dan 100 m2 aan bouwwerken wordt toegevoegd.

7. Overige doeleinden

7.1 Het vestigen van een voorziening voor educatieve -, sociale -, medische -, culturele -, levensbeschouwelijke -, sport -, recreatieve doeleinden, buiten de bebouwde kom, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.

7.2 Het uitbreiden van een functie voor educatieve -, sociale -, medische -, culturele -,

levensbeschouwelijke -, sport -, recreatieve doeleinden, buiten de bebouwde kom, met meer dan 20%, tenzij de aanvraag in overeenstemming is met een door de gemeenteraad vastgestelde Omgevingsvisie of vastgesteld beleidskader.