Beleidsregels adresonderzoek BRP

Geldend van 22-11-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels adresonderzoek BRP

Het College van burgemeester en wethouders van Gemeente Maashorst;

overwegende dat

  • het college de taak heeft te onderzoeken of een persoon als ingezetene van de Basisregistratie Personen met de juiste gegevens wordt of staat ingeschreven;

  • dat het wenselijk is regels te stellen hoe het college deze taak invult voor de vereiste kwaliteit van de persoons- en adresgegevens in de BRP ter voorkoming van identiteits- en adresfraude;

  • dat het college een wettelijke taak is opgelegd door de minister van BZK om deel te nemen aan de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)

gelet op artikel 1.11 e.v. van de Wet Basisregistratie Personen (BRP), artikel 7 e.v. Regeling basisregistratie personen 1 en artikelen 1:3, vierde lid, en 4:81, eerste lid en 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t vast te stellen de

de Beleidsregels Adresonderzoek BRP Gemeente Maashorst

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aangifte van adreswijziging;

de aangifte zoals bedoeld in artikel 2.39 Wet BRP;

  • b.

    adres;

het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres;

  • c.

    college;

college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    BRP;

Basisregistratie Personen: De basis van persoonsgegevens voor alle afnemers;

  • e.

    afnemer;

(semi)overheidsinstantie die aangesloten is op de BRP;

  • f.

    derde;

elke natuurlijke persoon niet zijnde een overheidsorgaan of een ingeschrevene en elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enige openbaar gezag is bekleed;

  • g.

    ingeschrevene;

degene van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;

  • h.

    inschrijving;

De opneming van een persoonslijst in de basisregistratie;

  • i.

    persoonslijst;

Het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7 eerste lid en artikel 2.69 eerste lid van de wet over een persoon in de basisregistratie;

  • j.

    RviG;

Rijksdienst voor Identiteit en Gegevens;

  • k.

    LAA;

Landelijke Aanpak Adreskwaliteit, regionale en/of landelijke samenwerking op adresonderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hierbij worden signalen verzamelt, gecombineerd met andere bronnen, op basis van risicosignalen. De gemeente heeft de taak deze signalen binnen een termijn te onderzoeken;

  • l.

    WALAA;

applicatie ten behoeve van binnenhalen en verwerking signalen uit de LAA;

  • m.

    toezichthouder;

de door college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren op grond van artikel 4.2 Wet BRP;

  • n.

    Wet BRP

Wet Basisregistratie Personen;

  • o.

    woonadres;

het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten of gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten (artikel 1.1 Wet BRP);

  • p.

    VOW

Vertrokken Onbekend Waarheen

  • q.

    RNI;

Registratie Niet-Ingezetenen: voor personen die een link hebben met Nederland maar hier niet (permanent) verblijven.

Artikel 2 Aanleiding voor adresonderzoek bij bestaande inschrijvingen

  • 1. Indien het college een signaal ontvangt dat er twijfel bestaat over de juistheid van het adres van een ingeschrevene, zoals dat in de BRP staat geregistreerd, wordt een onderzoek gestart naar de verblijfplaats van die ingeschrevene;

  • 2. Het College kan op diverse wijzen een signaal als bedoeld in lid 1 ontvangen, zoals:

    • a)

      Meldingen aan de balie (van bv. eigenaar, nieuwe (ver)huurder/koper);

    • b)

      Meldingen van andere BRP-gebruikers (overheidsorganen) vermoeden dat een inschrijving niet klopt, dit valt onder terugmeldplicht (via Terugmeldvoorziening/TMV);

    • c)

      Meldingen van het ministerie van BZK volgende de werkwijze van het LAA;

    • d)

      Anonieme meldingen (hier geldt ook de verplichting tot onderzoek);

    • e)

      Onderzoek bij controles op basis van risicosignaal (zie ook artikel 3, lid 2).

Artikel 3 Aanleiding voor adresonderzoek zonder inschrijving BRP

  • 1. Het College heeft de mogelijkheid om een adres te onderzoeken alvorens een persoon wordt ingeschreven in de BRP of verhuist binnen Nederland. Dit wordt gedaan aan de hand van risicosignalen. Zie bijlage 1 Beschrijving risicosignalen;

  • 2. De volgende risicosignalen worden toegepast:

    • a.

      In geval van doorgangsadressen

    • b.

      In geval van schijnbewoning/VOW-adres

    • c.

      In geval van overbewoning (oppervlakte per persoon 16 m2 of minder)

    • d.

      Bij veelverhuizers

    • e.

      In geval van schijnverlating

    • f.

      Briefadressen (reden anders dan vermeld in artikel 2.40 Wet BRP)

    • g.

      Bij hervestiging vanuit VOW

    • h.

      Samenwoners

  • 3. De risicosignalen worden ook toegepast door het LAA. De adressen worden in verzamelbestanden aangeleverd aan de gemeente met de wettelijke verplichting tot onderzoek;

  • 4. De toezichthouder BRP mag zowel bij actuele in de BRP geregistreerde adressen, vermoedelijke nieuwe adressen of bij adressen zoals aangegeven bij de aangifte verhuizing (waar men nog niet ingeschreven staat in de BRP) onderzoek uitvoeren.

Artikel 4 Start van het onderzoek

  • 1. Als het signaal als sterk signaal wordt beoordeeld, neemt het college het adres van de betreffende ingeschrevene in onderzoek en geeft dit in de BRP aan met een categorie aanduiding en een datum ingang onderzoek;

  • 2. Alle geautoriseerde BRP-afnemers krijgen hiervan vervolgens een bericht;

  • 3. Het onderzoek is gericht op het achterhalen van de feitelijke verblijfplaats van de betreffende persoon;

  • 4. Indien het signaal als zijnde zwak wordt beoordeeld, wordt er door de medewerkers nog geen adresonderzoek opgestart. Er wordt dan eerst meer informatie opgevraagd bij de aanvrager van het onderzoek.

Artikel 5 Aanschrijven van de betreffende persoon

  • 1. De ingeschrevene, naar wiens verblijfplaats onderzoek wordt gedaan, wordt schriftelijk benaderd waarbij deze wordt herinnerd aan zijn verplichtingen tot het doen van aangifte en in kennis wordt gesteld van het voornemen ambtshalve gegevens op te nemen;

  • 2. Het voornemen wordt op een of meerdere van de volgende wijzen verzonden:

    • a.

      Via het adres zoals dat in de BRP is geregistreerd

    • b.

      Via de nieuwe verblijfplaats als daar informatie over is;

    • c.

      Via het emailadres van de betreffende persoon als dit bekend is.

    • d.

      Via alle bovenstaande mogelijkheden

  • 3. Bij voornemen (en besluit) tot ambtshalve uitschrijving publiceert de gemeente op de website en in lokale huis-aan-huis weekbladen.

Artikel 6 Opneming deelresultaat adresonderzoek

Als tijdens het adresonderzoek geconstateerd wordt dat een persoon feitelijk niet (meer) woont op het geregistreerde adres, kan dit deel van het adresonderzoek opgenomen worden op de persoonslijst. Zo is in de BRP zichtbaar dat een persoon niet langer op het adres woont, waarop hij ingeschreven staat maar dat het onderzoek nog loopt. Hierdoor kunnen eventuele problemen voor de nieuwe of oude medebewoners voorkomen worden. De waarde 089999 wordt opgenomen in rubriek 08.83.10 Aanduiding gegevens in onderzoek.

Artikel 7 Nader onderzoek

  • 1. Gegevens die relevant zijn voor de controle van de BRP-inschrijving, zoals aanvullende contactgegevens of de samenstelling van het huishouden, kunnen worden gevraagd bij diverse bronnen waaronder:

    • a.

      Suwinet via de inkijkfunctie Burgerzaken

    • b.

      andere gemeentelijke organen

    • c.

      buitengemeentelijke afnemers

    • d.

      Social media (Facebook e.d.)

    • e.

      zoekmachine op internet

    • f.

      werkgevers

    • g.

      woningbouwcorporaties

    • h.

      woningeigenaar

    • i.

      nutsbedrijven

    • j.

      ziektekostenverzekering

    • k.

      pensioenvoorziening

    • l.

      familie

    • m.

      buurtonderzoek

    • n.

      rapportages van toezichthouders, opsporingsambtenaren en andere controleurs (huisbezoeken)

  • 2. Er wordt integrale samenwerking gezocht met de andere organisatieonderdelen binnen de gemeente, zodat er gezamenlijk onderzoek gedaan kan worden indien nodig (bijvoorbeeld bij uitkeringsfraude). Gemeentelijke afnemers hebben een terugmeldingsplicht, artikel 2.34 Wet BRP, als er kennis is van afwijkingen van de persoonsgegevens zoals deze in de BRP staan vermeld. Zie ook de “Circulaire Wanneer terugmelden van afwijkende gegevens aan de BRP”

  • 3. De toezichthouder BRP kan onderzoek verrichten op zowel het actuele adres als op een vermoedelijk nieuw adres. De toezichthouder maakt rapport op van de bevindingen;

  • 4. Indien een vermoedelijke verblijfplaats van een ingeschrevene is gelegen in een andere gemeente dan de gemeente Maashorst, kan die gemeente bij het onderzoek worden betrokken. Het college van de andere gemeente kan in een dergelijk geval beter in de gelegenheid zijn om, bijvoorbeeld door een huisbezoek op het vermoedelijke adres.

Artikel 8 Dossiervorming

  • 1. Het onderzoek wordt goed gedocumenteerd, in een digitaal systeem waarbij de brondocumenten in archief worden bewaard volgens de archieftermijn van 10 jaar na afsluiting;

  • 2. In het systeem worden tevens alle brieven en rapporten en gespreksverslagen toegevoegd, daarnaast ook alle relevante notities;

  • 3. De ingeschrevene heeft recht op inzage in zijn eigen onderzoeksdossier waarin onder meer is opgenomen:

    • a.

      inhoud en de datum van de melding;

    • b.

      naam van de melder voor zover het een rechtspersoon betreft;

    • c.

      waarom het onderzoek is opgestart;

    • d.

      welke gegevens in onderzoek zijn gezet;

    • e.

      welke bronnen zijn geraadpleegd zijn en wat de uitkomst daarvan was

    • f.

      waarbij alle persoonsgevoelige informatie, niet zijnde van de ingeschrevene, wordt geanonimiseerd

Artikel 9 Eisen aan dossiervorming (interne werkinstructie)

  • 1. Voegen soort melding toe; zie artikel 2 en 3 ‘Aanleiding voor adresonderzoek’;

  • 2. Voeg alle ontvangen documenten en bewijsstukken toe (minimaal 3 bronnen);

  • 3. Voeg de brieven en besluiten toe die tijdens het onderzoek zijn verstuurd;

  • 4. Voeg verslagen van huisbezoeken toe en (telefoon)gesprekken met daarin gemaakte afspraken;

  • 5. Voeg verzonden en ontvangen e-mailberichten toe en anderszins verstuurde en ontvangen berichten;

  • 6. Wees bij opstellen berichten, e-mails en gespreksverslagen bewust van het feit dat het onderzoeksdossier ingezien mag worden;

  • 7. Waarborg privacy en veiligheid van de melder en andere personen die voorkomen in het dossier. Spreek over een melder in plaats van de naam te noemen;

  • 8. Verwerk zakelijke feiten en laat eigen interpretaties achterwege;

  • 9. Voeg informatie toe verkregen via internet/Social, hier zijn voorwaarden aan verbonden:

    • a.

      Het kan voorkomen dat betrokkene niet te achterhalen is via de reguliere bronnen. In dat geval kan binnen het adresonderzoek in tweede instantie ook een internet onderzoek worden uitgevoerd. Onder internet onderzoek wordt verstaan: het zoeken van informatie over de feitelijke verblijfplaats van de ingeschrevene via het publiekelijk toegankelijke net, zoals Google, Facebook, LinkedIn en andere Social media. Het doel daarbij is om bewijs te verzamelen teneinde een foutieve en oneigenlijke inschrijving in de BRP aan het licht te brengen en ambtshalve te kunnen corrigeren. Het gaat hier om gericht onderzoek naar betrokkene.

Artikel 10 Resultaten van het onderzoek

  • 1. Indien uit het onderzoek blijkt dat het adres correct is of de ingeschrevene heeft inmiddels aangifte van adreswijziging gedaan, wordt het onderzoek afgesloten en wordt op de persoonslijst bij de aantekening adresonderzoek de datum einde onderzoek vermeld;

  • 2. Als na het onderzoek de verblijfplaats van ingeschrevene bekend is binnen de gemeente wordt ambtshalve een adreswijziging doorgevoerd;

  • 3. Als de uitkomst van het onderzoek is dat de verblijfplaats van de ingeschrevene buiten de gemeente Maashorst ligt, dan wordt het dossier naar het college van de nieuwe gemeente gestuurd met het verzoek tot doorvoering adreswijziging door deze nieuwe gemeente;

  • 4. Indien de verblijfplaats van ingeschrevene na het onderzoek, niet kan worden achterhaald dan worden de gegevens vertrokken naar “Vertrokken Onbekend Waarheen”.

Artikel 11 Besluit tot ambtshalve opname van gegevens

  • 1. Een besluit tot ambtshalve opname van gegevens wordt overeenkomstig het voornemen genomen als van ingeschrevene geen reactie wordt ontvangen of als ingeschrevene wel heeft gereageerd maar dat geen nieuw licht op het onderzoek heeft geworpen;

  • 2. Is een nieuw adres van ingeschrevene bekend, dan kan er geen besluit worden genomen tot uitschrijving naar “Vertrokken onbekend waarheen”;

  • 3. Het besluit van het adresonderzoek wordt aangetekend toegezonden en/of per email;

  • 4. Het college publiceert een ambtshalve inschrijving in de RNI op de website en in de lokale weekbladen.

Artikel 12 De verwerking van de uitkomst van het adresonderzoek

  • 1. De BRP wordt overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek bijgewerkt;

  • 2. De mutatie in de BRP wordt gedaan en vervolgens wordt de mutatie gecontroleerd. Het adresonderzoek wordt gecontroleerd door een andere medewerker dan de behandelaar van het adresonderzoek;

Artikel 13 Procestermijnen bij het onderzoek

  • 1. Bij het onderzoek worden de termijnen in acht genomen volgens onderstaande overzicht:

    Melding/start onderzoek

    Binnen 5 dagen na binnenkomst melding

    Schriftelijke kennisgeving betrokkene

    Binnen 2 weken

    Administratief onderzoek

    Binnen 4 weken

    Huisbezoeken

    Huisbezoek 1 binnen 2 weken en indien nodig vervolg binnen 4 weken

    Voornemen

    Binnen 4 weken

    Besluit

    4-6 weken na voornemen

Artikel 14 Landelijke aanpak Adreskwaliteit

  • 1. Bij een melding van de LAA is niet altijd duidelijk of en bij welke personen een adresonderzoek gestart moet worden. Hierdoor heeft het LAA-onderzoek afwijkende processtappen en termijnen:

    • a.

      Binnenhalen signalen in de applicatie WALAA

    • b.

      Voorbereiding; bestudering van de instructie bij het signaal en ophalen van de vragenlijst

    • c.

      Vooronderzoek; raadplegen gemeentelijke bronnen

    • d.

      Huisbezoek; het huisbezoek wordt in sommige gevallen al gedaan voordat de aantekening adresonderzoek op de persoonslijst wordt geplaatst. De behandelaar beoordeelt of de aantekening adresonderzoek voor of na het huisbezoek wordt geplaatst;

    • e.

      Start adresonderzoek in BRP of beëindiging vooronderzoek melding LAA binnen 4 weken;

    • f.

      Terugkoppeling start adresonderzoek of beëindiging vooronderzoek in WALAA;

    • g.

      Bij voorzetting adresonderzoek en terugkoppeling WALAA, dient binnen zes maanden terugkoppeling worden gegeven in WALAA over het resultaat van het adresonderzoek.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeerregel

  • 1. Bij de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels adresonderzoek 2018 gemeente Uden, zoals vastgesteld op 30 november 2017, en het Adresonderzoeksprotocol BRP gemeente Landerd 2020, zoals vastgesteld op 2 februari 2020, ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan in het gemeenteblad.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Adresonderzoek gemeente Maashorst.

Ondertekening

Uden, 31 oktober 2023

Burgemeester en wethouders van gemeente Maashorst,

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Bijlage 1 Omschrijving risicosignalen

Artikel 1 Doorgangsadressen

Doorgangsadressen zijn adressen waarop veel in- en uitschrijvingen plaatsvinden. De inschrijvingen zijn vaak van korte duur.

Soms laat de hoofdbewoner andere personen gebruikmaken van zijn adres; een inschrijving tegen betaling zonder dat er feitelijk wordt ingewoond.

De ervaring leert dat de actualiteit van de inschrijvingen op dit soort adressen te wensen over laat. Een huisbezoek is hierbij vereist omdat vaak meerdere partijen zijn betrokken en van belang is de feitelijke situatie te onderzoeken.

Omschrijving signaaltype

De afgelopen 12 maanden zijn er op dit adres minstens 3 'losse' inschrijvingen (=inschrijfdata) geweest, onafhankelijk van elkaar. Daarbij geldt dat:

  • inschrijvingen op dezelfde dag als één ‘losse’ inschrijving tellen;

  • de personen zich inschreven als wonend op het adres;

  • het vorige adres ongelijk is aan het actuele inschrijfadres;

  • verhuizingen als gevolg van infrastructurele wijzigingen niet worden meegeteld;

  • In de afgelopen drie jaar er minstens 7 inschrijvingen zijn geweest op het adres.

Signaalspecifieke instructie voor het adresonderzoek

Vooronderzoek

Beoordeel de inschrijvingen en recente verhuizingen op het adres in kwestie.

Beoordeel het adres op samenstelling van bewoning en of dit adres al vaker bij een onderzoek betrokken is geweest. Raadpleeg openbare bronnen. Mogelijk wordt het adres in advertenties aangeboden als inschrijfadres.

Huisbezoek

Probeer te achterhalen waarom er zo vaak wisselingen zijn op het adres.

Probeer te achterhalen of iedere 'verhuizer' wel werkelijk op het adres komt wonen.

Nader onderzoek

Vermoed je (moedwillig) misbruik van het adres? Plaats dan een aantekening bij het adres in de BRP om collega’s erop te attenderen toekomstige inschrijvingen en andere BRP-mutaties goed te beoordelen.

Artikel 2 Schijnbewoning/VOW-adres

Het gaat om woonadressen waarvandaan in de afgelopen 2 jaar meer dan 3 personen 'vertrokken onbekend waarheen' (VOW) zijn in- of uitgeschreven. In- of uitschrijvingen van dezelfde datum tellen als één mutatie en VOW-mutaties van personen jonger dan 18 jaar tellen niet mee.

De ervaring is dat VOW’ers die zich later weer inschrijven vaak alleen een inschrijfadres willen hebben, terwijl zij feitelijk ergens anders wonen. Als dit patroon zich op een adres herhaalt, kan dat wijzen op schijnbewoning of een doorgangsadres.

  • schijnbewoning - het adres wordt misbruikt voor registratie in de BRP. Een mogelijk belang is verkoop van inschrijfmogelijkheid (postadres)

  • doorgangsadres - veelal adressen van (buitenlandse) studenten en arbeidsmigranten

Omschrijving signaaltype

De adressen zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria (in willekeurige volgorde):

  • In de afgelopen 2 jaar registreerden zich tenminste 2 personen die voorheen de status VOW hadden.

  • Op het adres woont minstens 1 persoon die voor de inschrijving de status VOW had.

  • Één van de personen die voorheen VOW’er was en ingeschreven staat op het adres, woont er maximaal 12 maanden. Deze persoon is minimaal 18 jaar.

  • Maximaal 30 personen hebben het adres opgegeven als woonadres.

Signaalspecifieke instructie voor adresonderzoek VOW-adres

Vooronderzoek

Raadpleeg de historische bewoning: is er veel verloop op het adres en/of staan personen er kort ingeschreven?

  • Ga na of degene die toestemming tot inschrijving geeft hiertoe bevoegd is. Zo niet, dan kan er sprake zijn van illegale onderverhuur. Staat de eigenaar zelf op het adres ingeschreven? Wordt de eigenaar en/of bewoner genoemd in de huurovereenkomst? Of geeft de langst ingeschrevene toestemming tot inwoning?

  • Ga na of het een adres betreft waarop arbeidsmigranten of buitenlandse studenten zich regelmatig inschrijven. Uit de praktijk blijkt dat zij weinig prikkels hebben om wijzigingen (naar een ander adres in of buiten Nederland) door te geven.

  • Ga na of het adres wordt aangeboden als inschrijfadres.

  • Ga na of er bijzonderheden vermeld staan in het brondocument dat is aangeleverd bij het doorgeven van de hervestiging.

  • Ga na of de bewoners die eerder VOW waren een uittreksel of een legitimatiebewijs hebben aangevraagd tijdens of na de hervestiging.

Binnengemeentelijke samenwerking

Een integrale aanpak van het adresonderzoek is belangrijk voor de dossieropbouw. Toets bijvoorbeeld bij collega’s van Team Ruimte of er vergunningen voor kamerverhuur zijn verstrekt en zoek samenwerking met collega’s van sociale zaken; misschien kennen zij de persoon.

Huisbezoek

Zet bij twijfel het onderzoek aan de deur voort en vraag om tastbare bewijzen van de bewoners. Wees je ervan bewust dat medebewoners het in geval van onterechte inschrijving vaak voor elkaar opnemen.

Nader onderzoek

Wordt het adres gebruikt voor bijvoorbeeld 'schijn'-inschrijvingen? Plaats dan een aantekening (een signalering) in de BRP bij het adres om nieuwe situaties van misbruik op dit adres te voorkomen.

Artikel 3 Overbewoning

Bij het signaal van overbewoning gaat het om adressen waarbij het gemiddelde woonoppervlak per persoon kleiner is dan 16 m2. Daarvoor wordt de oppervlakte van de woonruimte zoals vastgelegd in de BAG gedeeld door het aantal bewoners op dat adres. Overbewoning kan diverse oorzaken hebben:

  • Personen die al lang zijn vertrokken, staan toch nog op het adres ingeschreven. (Uit ervaring van gemeenten blijkt dat (buitenlandse) studenten, expats of arbeidsmigranten minder prikkels hebben om de adresregistratie actueel te houden.)

  • Een woonruimte wordt gezamenlijk gehuurd (door bijvoorbeeld arbeidsmigranten).

  • Er is sprake van een illegaal hotel of pension.

Signaalspecifieke instructie voor het adresonderzoek

Heb je een vermoeden dat het adres oneigenlijk wordt gebruikt? Dan kun je het onderzoek gezamenlijk uitvoeren met Afdeling Ruimte, met de medewerker die verantwoordelijk is voor Wonen.

Artikel 4 Veelverhuizers

Bij het signaal van veelverhuizers gaat het om personen die vaak van adres wisselen. Doelgroepen die hierbij in beeld komen zijn bijvoorbeeld arbeidsmigranten, expats en (buitenlandse) studenten. Uit de praktijk blijkt dat deze groepen vaak gebruik maken van adressen waar ze tijdelijk ingeschreven staan. Daarbij zijn er minder prikkels om de adresregistratie actueel te houden.

  • De persoon is minstens 4 keer verhuisd sinds hij/zij woonachtig is in Nederland.

  • De eerste inschrijving in Nederland is korter dan 4 jaar geleden.

  • Op het adres staan minimaal 3 entiteiten geregistreerd. (Familierelaties van de 1ste graad behoren tot dezelfde entiteit.)

  • De veelverhuizer is actueel 16 jaar of ouder.

Artikel 5 Schijnverlating

Het gaat hier om ouders met jonge kinderen, waarvan één van de ouders op een ander adres staat ingeschreven (de verlater) dan de andere ouder en de kinderen. Er bestaat twijfel of de vertrokken ouder daadwerkelijk is verhuisd of slechts op een ander adres staat ingeschreven en dus (nog) bij de andere ouder (achterblijver) en het kind woont.

Gevolg

De ouder die met de kinderen achterblijft kan een substantieel voordeel aan toeslagen ontvangen. Als de verlater weer ingeschreven wordt bij het gezin, worden deze toeslagen gekort of zelfs stopgezet.

Signaal

Het signaal komt tot stand omdat de volgende gegevens twijfel geven over de juistheid van adresgegevens:

  • specifieke combinatie van BRP-gegevens.*

  • recht op toeslagen.

  • aanzienlijk verhoogde toeslag vanwege een wijziging in de gezinssamenstelling (fiscaal).

* De specifieke combinatie van BRP-gegevens is:

  • verlater-adres heeft tenminste 2 volwassenen.

  • achterblijver-adres heeft maximaal 1 volwassene.

  • er zijn geen kinderen bij meerdere partners.

  • er is een kind geboren een jaar na verlating.

  • er is een kind geboren een jaar na de scheiding (ook fiscaal/geregistreerd partnerschap).

  • achterblijver woont wel/niet op achterblijver-adres.

  • betrokkenen wonen in dezelfde gemeente OF in een andere gemeente.

Artikel 6 Briefadressen (anders dan vermeld in artikel 2.40 Wet BRP)

Een briefadres is een adres waarop een persoon zijn post van de overheid wil ontvangen, maar daar niet woont. Deze persoon is op dat adres dan wel bereikbaar maar niet benaderbaar. Bij dit signaal is de onderzoeksvraag of het briefadres (nog) rechtmatig wordt gebruikt.

Voor dit signaaltype geldt dat iemand minstens 9 maanden een briefadres heeft op een adres met woonfunctie. Daarnaast kan er sprake zijn van één van de volgende situaties:

  • Iemand heeft langer dan 2 jaar een briefadres.

  • Iemand is verhuisd van een briefadres naar een ander briefadres.

  • Iemand is verhuisd van woonadres naar briefadres op hetzelfde adres.

  • Op het adres zijn alleen maar briefadressen gevestigd.

  • Iemand heeft zich met een briefadres ingeschreven op het adres van zijn/haar ouders.

  • Een stel (getrouwd of geregistreerd partnerschap) staat ingeschreven met een briefadres vanaf dezelfde datum.

  • Iemand met een relatie (getrouwd of geregistreerd partnerschap) heeft een briefadres op een ander adres dan zijn/haar partner.

  • Het (brief)adres staat al in onderzoek bij de gemeente. Het signaal werkt dan versterkend voor het onderzoek. Neem dit op als bewijsstuk in het adresonzoek.

LET OP! Hierbij is het van belang te controleren of er sprake is van maatwerk briefadresverstrekking. Stem dit af met de collega’s die de bijzondere briefadressen verstrekken. Er kan sprake zijn van een sociale- en/of financiële problematiek en een eventueel al lopend hulpverleningstraject.

Signaalspecifieke instructie voor het adresonderzoek

Vooronderzoek

  • Beoordeel de aanvraag waarop het briefadres in jouw gemeente is toegekend. Mogelijk geeft dit direct inzicht over de rechtmatigheid van de inschrijving (Bekijk in dit kader de Circulaire registreren briefadres in de BRP);

  • Controleer de historische adressen van de persoon met het briefadres om te zien of er sprake is van herhaalde inschrijvingen met een briefadres of meerdere malen VOW en of er een logische verklaring is voor de actuele inschrijving;

  • Beoordeel de actuele en historische inschrijvingen en recente verhuizingen op het adres in kwestie. Wees alert als blijkt dat op het adres vaker briefadresinschrijvingen zijn geweest;

  • Ga na of er op het adres een bijstandsuitkering is. Mogelijk wordt (een van) de betrokkene(n) op het adres gekort als de bewoner met het briefadres op het adres wordt ingeschreven als woonachtig. Betrek de collega bijzondere briefadressen en deze zoekt de samenwerking met Sociaal Domein;

  • Ga na in de BRP of de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap heeft en of kinderen heeft op hetzelfde of een ander adres. Is het laatste het geval? Beoordeel dan ook de bewoning op het adres van de partner en kinderen;

  • Staat een heel gezin met leerplichtige kinderen met briefadres ingeschreven? Beoordeel dan de gronden waarop het briefadres is afgegeven en zoek contact met de leerplichtambtenaar in je gemeente om te onderzoeken wat er bij hen bekend is over dit gezin;

  • Ga binnen je gemeente na of er nog andere gemeentelijke diensten contact hebben met de persoon in kwestie. Mogelijk kunnen deze meer duidelijkheid geven over de woonsituatie van de betrokkene.

Huisbezoek

  • Informeer op het adres naar de persoon met het briefadresen vraag waarom deze een briefadres heeft;

  • Ga na of de persoon met het briefadres ook daadwerkelijk niet op dit of een ander adres woont;

  • Ga na of de andere personen die op het adres ingeschreven staan er ook daadwerkelijk wonen. Neem altijd een verhuisformulier mee zodat personen ter plekke hun verhuizing kunnen doorgeven;

  • Als er personen ingeschreven staan die er niet wonen, vraag dan altijd aan degenen die je te woord staat om contactgegevens van deze personen;

  • Leg de observaties vast in een verslag van bevindingen en (als mogelijk) in een verklaring van de geïnterviewde. Een goede verslaglegging is de basis waarop (BRP-)afnemers mede hun (her)beslissingen nemen.

Nader onderzoek

  • Heb je bij het huisbezoek geen contact gehad met de persoon met het briefadres en is er nog steeds onduidelijkheid over de rechtmatigheid van het briefadres? Maak dan een afspraak met hem/haar en probeer tijdens dat gesprek alsnog duidelijkheid te verkrijgen;

  • Geven het vooronderzoek en het afgelegde huisbezoek twijfel over de werkelijke woonsituatie op dit adres? Neem de personen waarover de twijfel is ontstaan dan in onderzoek;

  • Ben je overtuigd dat de persoon met het briefadres feitelijk op het betreffende of een ander adres woonachtig is? Stuur dan een voornemen en een besluit van ambtshalve wijziging van briefadres naar woonadres.

Artikel 7 Hervestiging vanuit VOW

Deze signalen hebben betrekking op adressen waar zich in het afgelopen jaar personen hebben ingeschreven als wonend op het adres die daarvoor VOW waren. Bij deze groep is risico op schijnbewoning groter. Mogelijk is de reden voor inschrijving de aanvraag van een nieuw rijbewijs of paspoort.

Omschrijving signaaltype

De adressen zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria (in willekeurige volgorde):

  • Op het adres woont minstens 1 persoon met een woonadres die voor de inschrijving VOW’er was;

  • De leeftijd van de VOW’ers is minstens 18 jaar;

  • Eén van de VOW’er die in het afgelopen jaar opduikt op het adres is minstens 2 keer VOW’er geweest.

Signaalspecifieke instructie voor het adresonderzoek

Vooronderzoek

  • Raadpleeg de geldigheidsdata van de documentgegevens;

  • Kijk naar de historische adressen van de betreffende perso(o)nen. Zie je er een adres tussen dat kenmerken vertoont van een doorgangsadres? Ga dan op huisbezoek.

Huisbezoek

  • Wees bewust dat de persoon die meerdere keren VOW is geweest, niet (meer) op het adres woont, maar inmiddels is weggegaan.

Artikel 8 Samenwoners

Bij dit signaaltype gaat het om adressen waarop meerdere personen staan ingeschreven met bovendien een opvallende samenstelling. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om pensions en studentenhuizen, maar ook om adressen waar een gezin staat ingeschreven plús één of meerdere personen zonder duidelijke relatie. Uit praktijkervaring van gemeenten blijkt dat deze extra personen daar soms feitelijk niet (meer) wonen.

Voor het signaaltype samenwoners worden adressen geselecteerd waar 5 of meer 'entiteiten' (personen die volgens de BRP eerste graad familie zijn, behoren tot dezelfde entiteit) staan ingeschreven.

Signaalspecifieke instructie voor het adresonderzoek

Vooronderzoek

Beoordeel de actuele inschrijvingen op het adres in kwestie. Bekijk bijvoorbeeld:

  • De gezinssamenstelling in combinatie met de andere entiteiten op het adres; zie je vreemde leeftijdsverschillen tussen de diverse bewoners?

  • Het aantal inschrijvingen in combinatie met het aantal m2 en het aantal kamers;

  • De historische inschrijvingen op het adres; is hier sprake van een terugkerend patroon van opvallende samenstellingen.

Artikel 9 Behandeling risicosignalen

Er wordt vooronderzoek gepleegd op het adres of het risicosignaal van toepassing is. Is het betreffende risicosignaal van toepassing, dan wordt de procedure adresonderzoek gevolgd. Blijkt het risicosignaal foutief of is er een geldige verklaring voor de afwijking in de BRP, dan wordt een notitie geplaatst op het betreffende adres in de BRP om deze afwijking te verklaren. Dit voorkomt onnodig onderzoek in de toekomst.