Verordening Toeristenbelasting 2024

Geldend van 21-11-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening Toeristenbelasting 2024

De raad van de gemeente Amsterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023,

gelet op artikel 216 en 224 van de Gemeentewet,

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening Toeristenbelasting 2024

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen, stacaravans en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, caravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen;

  • c.

    al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of hotels waarin verblijf wordt geboden tegen betaling in welke vorm dan ook:

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat is bestemd voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e.

    hotel: een bedrijfsmatig geëxploiteerde accommodatie, niet zijnde een woning, met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend, doch niet uitsluitend, een- en tweepersoonskamers tegen betaalde boeking per nacht of nachten, en waaronder mede worden begrepen pensions, hostels en appartementen met hoteldienstverlening;

  • f.

    camping: een bedrijfsmatig geëxploiteerde accommodatie, niet zijnde een woning, waarin beroepsmatig, volgtijdelijk tegen vergoeding verblijf wordt mogelijk gemaakt en waar iemand tegen betaling kan overnachten in mobiele kampeeronderkomens.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding, in welke vorm dan ook, in hotels, campings, appartementen, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten, alsmede hiermee op één lijn te stellen ruimten en watervlakten en op vaste standplaatsen, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam toeristenbelasting een directe belasting geheven.

Art. 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting wordt verschuldigd.

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt berekend over de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de toeristenbelasting daaronder niet begrepen, onder welk bedrag mede worden begrepen vergoedingen van bijkomende dienstverlening die geacht moeten worden deel uit te maken van de overnachtingsprijs, maar die wellicht afzonderlijk in rekening worden gebracht.

  • 2. Als vergoeding wordt aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen, onder welk bedrag mede worden begrepen vergoedingen van bijkomende dienstverlening die geacht moeten worden deel uit te maken van de overnachtingsprijs, maar die wellicht afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per overnachting 12,5 procent van de vergoeding bedoeld in artikel 4 van deze Verordening.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Vrijstellingen en ontheffingen

  • 1. De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf door degene die als verzorgde in een van overheidswege erkende inrichting tot verzorging van zieken, gebrekkigen, hulpbehoevenden dan wel bejaarden verblijft;

  • 2. De belasting wordt niet geheven ter zake van door of met medewerking van de overheid gecontracteerde opvang van vluchtelingen (asielzoekers, ontheemden en statushouders) en dak- en thuislozen.

  • 3. De belasting wordt niet geheven indien en voor zover met toepassing van artikel 64 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter zake van het houden van verblijf met overnachten als bedoeld in deze Verordening, een bedrag wordt gevorderd.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar kan degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte, door het toezenden van een daartoe strekkend aangifteformulier.

  • 3. De aangifte moet worden gedaan uiterlijk een maand nadat belastingplichtige daartoe is uitgenodigd.

  • 4. Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via een daartoe door de gemeente opengestelde digitale voorziening.

Artikel 9 Betaaltermijnen

  • 1. De aanslag moet worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, en de tweede één maand later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is een voorlopige aanslag invorderbaar in zo veel gelijke termijnen als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het jaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste twee bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de genoemde aanslagen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van toeristenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening Toeristenbelasting 2020, die is vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2019 (Gemeenteblad, 290265) en laatstelijk gewijzigd op 10 november 2022 (Gemeenteblad 2022, 515058), met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich vóór deze datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Toeristenbelasting 2024’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 en 9 november 2023.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting

Algemeen deel

Op basis van artikel 224 van de Gemeentewet kan toeristenbelasting worden geheven ‘ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven’. Gemeenten hebben de vrijheid om tarieven voor toeristenbelasting in hun belastingverordening op te nemen die aansluiten bij het gevoerde gemeentelijke beleid en hebben een ruime beoordelingsmarge in het vaststellen van de tarieven.

Op basis van de Verordening wordt een percentage van de overnachtingsprijs als heffingsmaatstaf gehanteerd voor de toeristenbelasting in Amsterdam. Daardoor leveren bezoekers die in verhoudingsgewijs dure accommodaties verblijven, een grotere financiële bijdrage dan bezoekers die overnachten in het lagere prijssegment, terwijl elke bezoeker eenzelfde set minimale kosten met zich meebrengt voor de stad, bijvoorbeeld op het gebied van schoonmaak, handhaving, infrastructuur en onderhoud. Op dit moment wordt ca. 63% van de toeristenbelasting opgebracht door bezoekers die in een vier- of vijfsterrenhotel verblijven (ca. 49% van de bezoekers), terwijl ca. 13% wordt opgebracht door gasten die in accommodaties tot 2 sterren verblijven (ca. 18% van de verblijfsbezoekers).

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven op de wijzigingen ten opzichte van Verordening Toeristenbelasting 2019.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de Verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Hierbij wordt opgemerkt dat deze begripsomschrijvingen alleen werking hebben onder de toepassing van de Verordening. Belanghebbenden kunnen aan deze begrippen dus geen rechten ontlenen voor zover zij deze toepassen buiten het bereik van de Verordening toeristenbelasting.

c. Met de term “al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten” wordt bereikt dat zowel beroepsmatig verhuurde woningen, bijvoorbeeld via een platform, als niet-beroepsmatig verhuurde woningen onder de heffing kunnen worden gebracht.

e. De definitie van “hotel” is opgenomen om duidelijkheid omtrent dit begrip te scheppen. De Verordening verstaat, anders dan wellicht in het spraakgebruik gangbaar is, onder hotel ook pensions en hostels.

f. De definitie van camping geeft aan wat onder een camping moet worden verstaan: er moet kunnen worden overnacht in mobiele kampeeronderkomens. Dit sluit niet uit dat op een camping ook vaste accommodaties zoals vakantiehuisjes aanwezig zijn. Door het begrip camping op te nemen in artikel 2 van de Verordening wordt bereikt dat ook het verblijf in dergelijke accommodaties die zijn gelegen op campings kan worden belast.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De heffingsmaatstaf is de vergoeding die voor het verblijf met overnachting in rekening wordt gebracht.

Onder deze vergoeding ter zake van het verblijf moeten ook bijkomende vergoedingen worden begrepen die geacht worden deel uit te maken van de vergoeding voor het overnachten. Hierbij kan worden gedacht aan vergoedingen voor schoonmaak, beddengoed, handdoeken enzovoort, die mogelijk op de nota apart van de overnachtingsprijs worden vermeld. Dergelijke kosten hangen echter zo nauw samen met de overnachting dat deze onder de “vergoeding ter zake van het overnachten” als bedoeld in artikel 4 worden begrepen.

Dit geldt niet voor kosten die evident niet als kosten van de overnachting zijn aan te merken. Hierbij valt te denken aan kosten voor ontbijt, voedsel en drank, roomservice en bijkomende diensten die wellicht door de verblijfbieder worden verleend, zoals het boeken van excursies, het verhuren van fietsen etc.

Artikel 5. Tarieven

De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de toeristenbelasting te bepalen, zolang deze maar niet afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige.

De toelichting op de Wet materiële belastingbepalingen stelt dat gemeenten die heffingsmaatstaf mogen kiezen die het best overeenkomt met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de gemeentelijke belastingheffing. Zo mogen de heffingsmaatstaven binnen een belastingverordening variëren. Tarieven kunnen worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld naar gebruik, voordeel of kostentoedeling; zelfs milieuaspecten kunnen bij de tariefbepaling een rol spelen. De wetgever heeft ten aanzien van de toeristenbelasting expliciet aangegeven dat differentiaties met betrekking tot de overnachtingsprijs aanvaardbaar zijn.

Voor toepassing van differentiatie geldt dat deze niet mag leiden tot strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel zal niet snel sprake zijn, aangezien de toeristenbelasting meerdere doeleinden heeft, te weten: opbrengst verwerven en regulering. Hierbij kan worden aangesloten met de differentiatie.

Artikel 6. Belastingtijdvak

De heffing is vormgegeven als een tijdvakbelasting. Het belastingtijdvak wordt gevormd door het kalenderjaar, en omvat alle belastbare feiten die in dat kalenderjaar plaatsvinden.

Artikel 7. Vrijstellingen en ontheffingen

De Gemeentewet schrijft geen verplichte vrijstellingen voor, maar staat de gemeente toe om vrijstellingen op te nemen. Gemeente Amsterdam heeft ervoor gekozen om enkele bijzondere verblijfsvormen vrij te stellen. Het gaat hierbij om verblijfsvormen waarbij de verblijfhouder doorgaans geen vrije keuze heeft. Naast verzorgden en verpleegden in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen is daarbij in een regeling voorzien voor vluchtelingen, ontheemden, asielzoekers, statushouders en dak- en thuislozen, voor wie de opvang door de overheid is gecoördineerd.

Artikel 12. Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Inwerkingtreding

Op grond van artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht betekent dat de belastingverordening niet verbindt (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182, Belastingblad 1993, blz. 274; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33.632, LJN: AA2624). Een belastingverordening treedt dus pas in werking na haar bekendmaking.

Bekendmaking

Bekendmaking geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit tot vaststelling of wijziging van de belastingverordening in het elektronisch uitgegeven gemeenteblad (artikel 139, tweede lid, Gemeentewet).

Daarnaast geldt de verplichting om doorlopende (‘geconsolideerde’) teksten van verordeningen op het Internet beschikbaar te stellen (artikel 140 Gemeentewet). Door de beschikbaarstelling van doorlopende teksten van regelgeving krijgt de burger niet alleen toegang tot de bekendmaking van nieuwe regels, maar ook tot een volledig overzicht van alle op enig moment geldende voorschriften.

Datum ingang heffing

In het derde lid is de datum van ingang van de heffing opgenomen. Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening een datum van ingang van de heffing moet vermelden. De datum van ingang van de heffing geeft aan vanaf welke datum de in de belastingverordening genoemde (belastbare) feiten in de heffing worden betrokken.

Feiten die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening blijven op grond van de oude Verordening belast, ook al komt deze met ingang van 1 januari 2024 te vervallen. Dit wordt bereikt door het laatste zinsdeel van artikel 12, eerste lid van de Verordening.

Citeertitel

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.