Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2023

Geldend van 21-11-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2023

Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts, namens de colleges van burgemeester en wethouders van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam,

overwegende:

  • -

    dat de gemeenteraden van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de Regionale Visie Armoede en schulden 2020-2023 hebben vastgesteld en deze voor het jaar 2024 hebben verlengd;

  • -

    dat dit plan het kader vormt voor de schuldhulpverlening in de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam;

  • -

    dat het wenselijk is regels te stellen over de toelating tot schuldhulpverlening, de verplichtingen en de weigerings- en beëindigingsgronden;

gelet op artikel 2 en artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 4:81 en verder van de Algemene wet bestuursrecht en de verordening Beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021,

besluit vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2023

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      aanvraag: het eerste gesprek met de inwoner na de melding, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en waarbij de inwoner aangeeft dat hij schuldhulpverlening wil;

    • b)

      cliënt: de inwoner die op grond van deze wet is toegelaten tot schuldhulpverlening;

    • c)

      inwoner: de ingezetene die op grond van de Wet basisregistratie personen in de gemeente Maassluis, Vlaardingen of Schiedam is ingeschreven;

    • d)

      melding: het moment dat een inwoner zich wendt tot het college voor schuldhulpverlening of het college een signaal als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b van de wet, heeft ontvangen, in het geval de inwoner het aanbod heeft geaccepteerd;

    • e)

      problematische schulden: de situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen;

    • f)

      schuldregeling: een minnelijk traject in de vorm van schuldbemiddeling of schuldsanering, gericht op het oplossen van schulden;

    • g)

      wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • h)

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • i)

      zelfredzaam: de inwoner die, naar het oordeel van het college, in staat is om zelf een betalingsregeling met schuldeisers te treffen.

Hoofdstuk 2 Toelating schuldhulpverlening

Artikel 2.1 – Plan van aanpak

  • 1. Indien het college de inwoner tot de schuldhulpverlening toelaat, wordt een beschikking afgegeven inhoudende een plan van aanpak.

  • 2. De vorm waarin schuldhulpverlening wordt aangeboden is van meerdere factoren afhankelijk en afgestemd op het individuele geval. Bij de afweging worden in ieder geval de volgende factoren meegenomen:

    • a)

      de doelmatigheid van de ondersteuning gelet op enerzijds de aard en hoogte van het inkomen en anderzijds de aard, omvang, zwaarte en regelbaarheid van de schulden;

    • b)

      de mate van zelfredzaamheid van de cliënt;

    • c)

      de mate van medewerking van de cliënt;

    • d)

      een eerder gebruik van schuldhulpverlening of een schuldregeling ingevolge de Wsnp.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Artikel 3.1 - Verplichtingen

De in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde medewerking bestaat in ieder geval uit:

  • a)

    het niet maken van nieuwe schulden;

  • b)

    het op tijd betalen van de vaste lasten zoals huur, energie en zorgpremie;

  • c)

    het binnen de gestelde termijnen inleveren van de noodzakelijke bewijsstukken en documenten in het kader van schuldhulpverlening;

  • d)

    er alles aan te doen om meer inkomen te genereren en te zorgen voor balans in inkomsten en uitgaven;

  • e)

    het nakomen van gemaakte afspraken en opgelegde individuele verplichtingen;

  • f)

    het op tijd verschijnen op afspraken;

  • g)

    het meewerken aan het oplossen van onderliggende (psychosociale) problematiek als dat nodig is voor het slagen van het schuldhulpverleningstraject;

  • h)

    niets doen dat nadelig is voor het schuldhulpverleningstraject.

Hoofdstuk 4 Weigering en beëindiging

Artikel 4.1 - Weigeringsgronden

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid de toegang tot schuldhulpverlening te weigeren wanneer een inwoner:

    • a)

      een vordering heeft die is ontstaan door het opzettelijk of door grove schuld niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht aan een bestuursorgaan en daarvoor een onherroepelijke bestuurlijke sanctie opgelegd heeft gekregen of daarvoor onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld, tenzij de fraudegedraging meer dan drie jaar geleden is gestopt;

    • b)

      een schuldenpakket heeft waarbij een schuldregeling redelijkerwijs niet kan slagen vanwege de schulden die wettelijk niet geheel of gedeeltelijk kunnen worden kwijtgescholden.

  • 2. Wanneer toepassing van het eerste lid voor een inwoner leidt tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden kan het college toepassing van het eerste lid achterwege laten.

Artikel 4.2 - Herhaalde aanvraag

  • 1. Schuldhulpverlening wordt geweigerd wanneer minder dan twaalf maanden voorafgaande de datum waarop de aanvraag is ingediend, eerder schuldhulpverlening is beëindigd wegens schending van de verplichtingen als bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van de wet zolang er nog geen schuldregelingsovereenkomst is getekend.

  • 2. Daarnaast wordt schuldhulpverlening geweigerd:

    • a)

      indien minder dan drie jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend door inwoner een traject schuldregeling of het wettelijke traject ingevolge de Wsnp succesvol is doorlopen met toekenning van een schone lei;

    • b)

      binnen drie jaar na voortijdige beëindiging van de schuldregelingsovereenkomst wegens schending van verplichtingen als bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van de wet.

  • 3. Schuldhulpverlening wordt geweigerd als een inwoner zich meldt voor schuldhulpverlening binnen twee jaar na afwijzing van een verzoekschrift Wsnp, tenzij de afwijsreden van de Wsnp ten tijde van de aanvraag schuldhulpverlening niet langer van toepassing is.

  • 4. Wanneer toepassing van het eerste, tweede of derde lid voor een inwoner leidt tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden kan het college toepassing hiervan achterwege laten.

Artikel 4.3 - Beëindigingsgronden

  • 1. Het college kan besluiten de geboden schuldhulpverlening te beëindigen wanneer de cliënt:

    • a)

      de inlichtingen- en medewerkingsverplichting zoals vermeld in artikel 6 en 7 van de wet en artikel 3.1 van deze regels niet of niet behoorlijk nakomt;

    • b)

      niet langer een inwoner is van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen of Schiedam en er geen bijzondere omstandigheden zijn zoals bedoeld in artikel 3, vijfde lid van de wet;

    • c)

      niet meer voldoet of kan voldoen aan de voorwaarden uit het plan van aanpak;

    • d)

      geen problematische schuld meer heeft;

    • e)

      zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van zijn schulden;

    • f)

      het traject schuldhulpverlening succesvol heeft afgerond;

    • g)

      schriftelijk heeft aangegeven dat hij niet verder wil met het schuldhulpverleningstraject;

    • h)

      de geboden hulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de inwoner, niet (langer) passend is;

    • i)

      zich misdraagt jegens medewerkers en eventuele derden die namens het college belast zijn met werkzaamheden die voortkomen uit de schuldhulpverlening.

  • 2. Een besluit tot beëindiging van schuldhulpverlening als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen wordt genomen pas nadat cliënt in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijke termijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen en hij geen of onvoldoende gebruik van deze gelegenheid heeft gemaakt.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1 - Vervanging

Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021, die worden ingetrokken.

Artikel 5.2 - Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking en worden aangehaald als ‘Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2023’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur Stroomopwaarts van 2 november 2023,

de voorzitter,

A.J. Proos

de secretaris,

N.C. van der Wekken

TOELICHTING

Algemeen

In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is neergelegd dat de gemeenteraad een plan vaststelt dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening. De Regionale Visie armoede en schulden MVS 2020 -2023 is vastgesteld en voor het jaar 2024 is deze verlengd door de afzonderlijke gemeenteraden. Hierin wordt bepaald hoe de gemeenten invulling geven aan de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Het uitgangspunt is dat iedere inwoner zich kan melden voor schuldhulpverlening. Stroomopwaarts voert namens de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de schuldhulpverlening uit en is tevens lid van de NVVK.

De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De beginselen van behoorlijk bestuur moeten gerespecteerd worden. Een besluit ingevolge de Wgs dient deugdelijk gemotiveerd te zijn en staat open voor bezwaar en beroep. Zowel het beleidsplan als de onderliggende beleidsregels en de Verordening beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021 bieden de kaders en richtlijnen voor wanneer een inwoner van Maassluis, Vlaardingen of Schiedam toegang wil tot schuldhulpverlening. Voor inwoners moet duidelijk zijn welke rechten en plichten gelden alsmede de gronden voor het weigeren en beëindigen van schuldhulpverlening.

Sinds 1 januari 2021 is de systematiek van de aanvraagprocedure die van een melding met daarna, in het eerste gesprek met de klant, de aanvraag (artikelen 4 en 4a van de wet).

Er is geen sprake van een aanvraag als de schuldenaar tijdens dat eerste gesprek aangeeft dat hij afziet van schuldhulpverlening. De aanvraag kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan (artikel 4 lid 1 van de wet). Daarmee wordt in de wet afgeweken van de hoofdregel die bepaalt dat de aanvraag schriftelijk wordt ingediend. De beslistermijn gaat pas na het eerste gesprek lopen. De beschikking moet afgegeven worden binnen een bij gemeentelijke verordening te bepalen termijn.

De verordening beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021 is van toepassing. Binnen acht weken neemt het college een beslissing op de aanvraag.

De Eerste Kamer heeft op 7 februari 2023 ingestemd met de wijziging van de Faillissementswet (FW). Deze wijziging heeft gevolgen voor de termijnen en regels bij een traject Wettelijke schuldsanering minnelijke personen. Het betreft onder andere het verkorten van het schuldsaneringstraject, het verkorten van de goede trouw toets van vijf naar drie jaar en het vervallen van de uitsluitingstermijn bij recidive van 10 jaar. Deze wijzigingen gelden per 1 juli 2023. Het minnelijke traject gaat vooraf aan het wettelijke traject, zodat het voor de doorstroom wenselijk is dat ook in het minnelijke traject rekening wordt gehouden met deze wijzigingen. In de huidige beleidsregels wordt hiermee rekening gehouden.

Artikelsgewijs

Artikel 1 – Begripsbepalingen

Begrippen die in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voorkomen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis. Voor een aantal begrippen die als zodanig niet in de wet staan is een definitie gegeven in deze beleidsregels.

Artikel 2.1 – Plan van aanpak

Toekenning van schuldhulpverlening gebeurt met een beschikking inhoudende een plan van aanpak.

Het plan van aanpak bevat een omschrijving van welke hulp wordt aangeboden. Dit is in ieder geval op hoofdlijnen en kan later worden gespecificeerd.

Maatwerk is het uitgangspunt bij het aanbieden van een traject schuldhulpverlening. Dienstverlening wordt zoveel mogelijk afgestemd op de individuele situatie en de inzet van schuldhulpverlening verschilt dan ook per situatie. Dit is afhankelijk van factoren zoals de omvang van de schulden, de zelfredzaamheid van de inwoner en of er eerder gebruik is gemaakt van schuldhulpverlening of een schuldregeling in het kader van de Wsnp.

Een beschrijving van de geboden hulp is bijvoorbeeld:

  • stabilisatie gevolgd door schuldregelen;

  • budgettraining of budgetcoaching;

  • nazorg.

Het plan van aanpak kan ook een omschrijving bevatten van welke voorwaarden gelden om recht te hebben op schuldhulpverlening (artikel 4a lid 4 Wgs), bijvoorbeeld:

  • dat er geen nieuwe schulden worden gemaakt tijdens het schuldhulpverleningstraject;

  • het volgen van een cursus Omgaan met geld;

  • het solliciteren naar een fulltime baan.

In het plan van aanpak wordt ten minste de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in acht genomen (artikel 4a lid 5 Wgs). Daarnaast moet inzicht worden gegeven in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en het bereiken van het resultaat (doorlooptijd: artikel 4 lid 3 Wgs).

Het plan van aanpak bevat ook de doelstellingen van het traject. Zijn de doelen bereikt dan is het traject succesvol verlopen.

Artikel 3.1 – Verplichtingen

In de wet is opgenomen dat de cliënt die schuldhulpverlening ontvangt zowel een inlichtingenverplichting (artikel 6 Wgs) als een medewerkingsverplichting (artikel 7 Wgs) heeft. Het niet houden aan deze verplichtingen kan negatieve gevolgen voor het schuldhulpverleningstraject hebben.

De inlichtingenplicht geldt per 1 januari 2021 alleen vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend. De Wgs regelt de gegevensuitwisseling die noodzakelijk is voor het besluit tot toegang en het opstellen van het plan van aanpak.

Om het recht op toegang te bepalen, is informatie nodig. Gemeenten zijn zelf de belangrijkste informatiebron voor de eigen schuldhulpverleners of die van andere gemeenten.

De inwoner hoeft zowel tijdens de aanvraag als vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend geen informatie te verstrekken die de gemeente zelf kan verkrijgen.

Maar tijdens de aanvraagperiode gelden wél de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:2 Awb regelt welke gegevens in de aanvraag moeten zijn opgenomen. Het tweede lid van dit artikel geeft een grondslag voor de verplichting van de aanvrager om meer inhoudelijk benodigde gegevens en bescheiden te verstrekken, waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De bepaling is ook bedoeld om een grens te stellen aan de door het bestuur te verlangen gegevens. Daarmee wordt een evenwichtige lastenverdeling beoogd tussen burger en bestuursorgaan. Hierin past dat de burger die een beschikking aanvraagt, ook van zijn kant de nodige gegevens ter beschikking stelt.

Bij beschikkingen op aanvraag kan van de aanvrager dus worden gevergd dat hij de noodzakelijke gegevens waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, aan het college verstrekt.

Ook de medewerkingsplicht geldt pas vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend. Tijdens de aanvraagperiode geldt de medewerkingsplicht van de wet niet. Een inwoner is volgens artikel 1 Wgs pas een cliënt als hij is toegelaten tot schuldhulpverlening (RvS 12-10-2022, ECLI:NL:RVS:2022:2935).

Artikel 4.1 – Weigeringsgronden

In dit artikel wordt aangegeven in welke situaties de schuldhulpverlening in ieder geval wordt geweigerd. Hierbij is aangesloten bij de wet. Het college kan schuldhulpverlening in ieder geval weigeren in geval een inwoner fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft en die inwoner in verband daarmee onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd (artikel 3 lid 3 Wgs).

Op grond van artikel 4.1 lid 1 onder a van deze beleidsregels wordt de toegang tot schuldhulpverlening geweigerd wanneer een inwoner een vordering heeft die is ontstaan door het opzettelijk of door grove schuld niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht aan een bestuursorgaan en daarvoor een onherroepelijke bestuurlijke sanctie opgelegd heeft gekregen of daarvoor onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld, tenzij de fraudegedraging meer dan drie jaar geleden is gestopt. Er wordt gerekend vanaf de datum einde gedraging of vanaf de datum dat de gedraging SOW bekend is geworden, bijvoorbeeld datum IB signaal.

De strafrechtelijke veroordeling en/of de bestuurlijke sanctie moet onherroepelijk zijn. Dat wil zeggen dat gedurende een bezwaar- en/of beroepsprocedure het minnelijke traject niet op deze grond kan worden geweigerd.

Als gevolg van de aanpassing van artikel 60c Participatiewet (Pw) is de fraude in artikel 4.1 lid 1 onder a beperkt tot fraude waarbij er sprake is van opzet en grove schuld. Dat betekent dat in overige gevallen toegang tot schuldhulpverlening wel mogelijk is. Dat dient een zwaarwegend maatschappelijk belang.

Als de toegang tot schuldhulpverlening wordt geweigerd kan de inwoner wel informatie en advies krijgen.

In het tweede lid is een bepaling opgenomen die het mogelijk maakt af te wijken indien toepassing voor inwoner leidt tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Hier wordt een individuele beoordeling gemaakt.

Artikel 4.2 – Herhaalde aanvraag

De toegang tot schuldhulpverlening kan verder in ieder geval worden geweigerd als een inwoner al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening. In dit artikel zijn hiervoor regels gesteld. Hierbij wordt een grens gesteld aan het kunnen doen van herhaalde aanvragen waarbij de eigen verantwoordelijkheid en het gedrag van de inwoner een rol spelen.

Voor de genoemde termijn van drie jaar in lid 2 van deze beleidsregels is aangesloten bij de termijn van de goede trouw toets van drie jaar in de wettelijke schuldsanering. In de wettelijke schuldsanering moet de schuldenaar in de drie jaar voorafgaand aan het toelatingsverzoek te goeder trouw hebben gehandeld ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden.

Van de termijnen in het eerste, tweede of derde lid kan worden afgeweken indien toepassing van deze termijnen leidt tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Ook hier zal afgestemd moeten worden op de individuele situatie.

Artikel 4.3 – Beëindigingsgronden

In dit artikel wordt aangegeven in welke situaties de schuldhulpverlening kan worden beëindigd.

Cliënt wordt in het tweede lid een termijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan cliënt wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient redelijk te zijn. Wat redelijk is, hangt af van de aard van de verplichting. Komt cliënt gedurende de hersteltermijn zijn verplichting wederom niet na, dan kan worden besloten om de schuldhulpverlening te beëindigen. In het kader van eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht.

Artikel 5.1 – Vervanging

De beleidsregels schuldhulpverlening MVS 2021 dienen te worden ingetrokken gelijktijdig met de bekendmaking van de Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2023.

Artikel 5.2 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.