Verordening precariobelasting Ede 2024

Geldend van 28-11-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening precariobelasting Ede 2024

De raad van de gemeente Ede:

gelezen het voorstel "Belastingverordeningen 2024" van burgemeester en wethouders d.d. 03-10-2023, met zaaknummer 417357;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting Ede 2024 (Verordening precariobelasting Ede 2024).

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • -

    jaar: een kalenderjaar;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    persoon: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • -

    duurzaamheidstarief: tarief dat wordt gehanteerd wanneer de belastingplichtige het terras, of enig ander terras bij de onderneming niet kunstmatig verwarmt.

  • -

    Ede-Centrum (als bedoeld in de tarieventabel, onder 2): het gebied dat begrensd wordt door en valt binnen de lijn Molenstraat – Telefoonweg – Stationsweg - Breelaan – Detmarlaan - Arnhemseweg - Raadhuisstraat - Molenstraat.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is. Onderbrekingen gedurende de periode leiden niet tot een ontheffing.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

  • 8. Het duurzaamheidstarief wordt op verzoek, dan wel op basis van de situatie in het voorafgaande kalenderjaar toegepast.

  • 9. Indien blijkt dat het duurzaamheidstarief ten onrechte niet is toegepast, kan belastingplichtige aanspraak maken op een ontheffing van het verschil.

  • 10. Indien blijkt dat belastingplichtige, door plaatsing van kunstmatige verwarming, niet meer in aanmerking komt voor het duurzaamheidtarief, dan wordt het verschil nageheven voor het gehele kalenderjaar.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,00.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 9,00 worden niet geheven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 7 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening precariobelasting Ede 2024

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 9 november 2023, zaaknummer 417357,

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J. Verhulst

de voorzitter.

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting Ede 2024

1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven een terras

Bedrag per jaar per m2

1.1

Voor reguliere horeca-inrichtingen met een alcoholvergunning, zoals cafés en restaurants.

€ 34,00

1.2

Voor een terras van een paracommerciële instelling, zoals beschreven in de Alcoholwet, van een bedrijfsrestaurant of van een uitbater die geen alcohol schenkt.

€ 20,25

1.3

Voor reguliere horeca-inrichtingen met een alcoholvergunning, zoals cafés en restaurants, waarvoor het duurzaamheidstarief van toepassing is.

€ 28,25

1.4

Voor een terras van een paracommerciële instelling, zoals beschreven in de Alcoholwet, van een bedrijfsrestaurant of van een uitbater die geen alcohol schenkt, waarvoor het duurzaamheidstarief van toepassing is.

€ 17,00

2

Het tarief voor het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 van de APV:

 

2.1

In Ede-Centrum, per dag:

€ 32,00

2.2

Elders in de gemeente, per dag:

€ 16,00

3

Het tarief voor tijdelijk plaatsen van overige voorwerpen (bouwmaterialen, voertuigen, overige voorwerpen)

 

3.1

Voor het plaatsen op gemeentegrond

(a) niet zijnde betaalde parkeerplaatsen en vergunninghoudersparkeerplaatsen, van voertuigen in de ruime zin des woords, niet zijnde motorrijtuigen in de zin van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, buiten de daartoe in het bijzonder aangewezen terreinen, en (b) van overige voorwerpen waarvoor op basis van artikel 2:10 van de APV een vergunning dient te worden verleend, per m2, per week:

€ 1,07

 

Met een maximum van € 15.000 per belastbaar feit, per kalenderjaar.

 

3.2

Uitgezonderd van de belasting als bedoeld in 3.1 is het plaatsen van voorwerpen ten behoeve van evenementen, markten, braderieën en kofferbakmarkten.