Parkeerverordening gemeente Sluis 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Sluis 2024

De raad van de gemeente Sluis,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 december 2022,

gelet op Gemeentewet,

artikel 149 en Wegenverkeerswet 1994,

artikel 2a,

gezien het advies van de commissie Ruimte/Algemeen Bestuur van 24 januari 2023;

Overwegende dat het wenselijk is om regels vast te stellen voor een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en voor het uitgeven van parkeerrechten aan belanghebbenden bij parkeerplaatsen,

BESLUIT:

Vast te stellen de: PARKEERVERORDENING gemeente Sluis 2024

AFDELING I: DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb.459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

  • h.

    is aangeduid met bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990;

  • i.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • j.

    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • l.

    ontheffing: een besluit waarbij in een individueel geval een uitzondering op een wettelijk verbod wordt gemaakt;

  • m.

    parkeerrecht: een door het college van burgemeester en wethouders verleent recht, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te plaatsen op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • n.

    ontheffinghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;

  • o.

    centrale computer: een computer bestemd voor registratie van parkeerbewegingen en parkeerrechten;

  • p.

    zelfstandige woning: een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, als bedoeld in artikel 1623a, derde lid van het Burgerlijk Wetboek;

AFDELING II: PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Aanwijzingsbesluit

Artikel 2 Aanwijzen plaatsen en tijdstippen

  • 1.

    Het college kan bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren op een parkeerapparatuurplaats en/of voor het parkeren op een belanghebbendeplaats. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in de categorieën als bedoelt in artikel 3 lid 5.

  • 2.

    Het college kan bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren op een parkeerapparatuurplaats en/of voor het parkeren op belanghebbendeplaatsen is toegestaan.

Artikel 3 De vergunningverlening

  • 1.

    Het college beslist binnen 4 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 4.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 5.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • 1.

      Bewonersparkeervergunning

Een bewonersparkeervergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die volgens de gemeentelijke basisadministratie (BRP) als bewoner op een adres ingeschreven staat in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en het adres een zelfstandige woning betreft.

  • 2.

    Bezoekersparkeervergunning.

  • a. Een bezoekersparkeervergunning kan worden verleend aan diegene die volgens de gemeentelijke basisadministratie als bewoner op een adres ingeschreven staat in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en het adres een zelfstandige woning betreft.

  • b. Een bezoekersparkeervergunning kan worden verleend aan diegene die als onderneming, (sociale)instelling, vereniging of club op een adres ingeschreven staat in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur plaatsen aanwezig zijn.

    • 3.

      Toeristenparkeervergunning

  • a. Een toeristenparkeervergunning kan worden verleend aan diegene die een eigen tweede, vakantie of recreatiewoning bezit in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • b. Een toeristenparkeervergunning kan worden verleend aan de bezoeker van diegene die als onderneming (namens eigenaren van) een tweede, vakantie of recreatiewoning vakantie- en/of recreatiewoning verhuurt welke een adres hebben in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • c. Een toeristenparkeervergunning kan worden verleend aan de huurder van een ligplaats in een jachthaven. Waarbij de huurder van deze ligplaatsen moet parkeren in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

    • 4.

      Dienstverlenersparkeervergunning.

  • Een dienstverlenersparkeervergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en daar niet is gevestigd. Hij of zij kan aantonen dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in medische, overheid, ANBI en algemene (commerciële)vergunningen.

    • 5.

      Ondernemer/Werknemersparkeervergunning

Een Ondernemer/Werknemersparkeervergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die ondernemer is of werkzaam is bij een bedrijf welke is gevestigd in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur plaatsen aanwezig zijn.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het vijfde lid 1 tot en met 5 genoemde vereisten.

  • 7.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per adres, per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 8.

    Het college kan aan een vergunningvoorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning benoemd in artikel 3 lid 5 sub 1 tot en met 5 kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4 Geldigheid vergunningen

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2.

    Een vergunning vermeldt ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de vergunninghouder en/of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de periode en/of tijdsduur (dagdeel) waarvoor de vergunning geldt.

  • 3.

    De benoemde vergunningen in artikel 3 zijn alleen geldig na registratie van het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt in de centrale computer.

Artikel 5 Intrekken en wijzigen vergunningen

  • 1.

    Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van een vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • d.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder in strijd handelt met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    Wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III: VERBODSBEPALINGEN

Artikel 6 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7 Verbodsbepalingen

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 8 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het kenteken van het betreffende geparkeerde motorvoertuig is aangemeld/geregistreerd in de centrale computer;

  • 2.

    als dit in strijd is met de aan de vergunning verbonden voorwaarden;

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV: STRAFBEPALINGEN

Artikel 9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of een geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 Overgangs- en Slotbepalingen

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het wetboek van strafvordering, belast.

Artikel 11 Overgangs- en Slotbepalingen

Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening gemeente Sluis 2024.

Artikel 12 Overgangs- en Slotbepalingen

  • 1.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening gemeente Sluis 2020 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening en blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Parkeerverordening gemeente Sluis 2020 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding niet op de aanvraag is beslist, wordt de Parkeerverordening gemeente Sluis 2024 toegepast.

AFDELING VI INWERKINGTREDING

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    De parkeerverordening gemeente Sluis 2020 vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van het moment dat de Parkeerverordening gemeente Sluis 2024 in werking treedt, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de feiten en omstandigheden die zich voordien hebben voorgedaan.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van: 9 februari 2023

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

mr. P.T.G. Claeijs mr. M.M.D. Vermue