Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Amstelveen 2024

Geldend van 18-11-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Amstelveen 2024

Zaaknummer: Z23-083730

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelet op Gemeentewet artikel 229 eerste lid aanhef en onderdelen a en b en Wet milieubeheer artikel 15.33;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing Amstelveen 2024

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

  • 2.

    Ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan word degene die dat gedeelte ten gebruik heeft afgestaan als gebruiker aangemerkt:

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 7 lid 1, lid 2 en lid 3, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1, lid 2 en lid 3, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1, lid 2 en lid 3, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    De belasting zoals bedoeld in artikel 7 lid 4, lid 5 en lid 7 is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening

Artikel 7 Belastingtarief en maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffing bedraagt per perceel € 325,84 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee of meer personen;

  • 2.

    De heffing bedraagt per perceel € 268,10 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

  • 3.

    De belasting als bedoeld in lid 1 of lid 2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):

    • a.

      per extra container bestemd voor restafval € 134,08

    • b.

      per extra container bestemd voor bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval € 00,00

  • 4.

    Voor het op aanvraag ophalen van grof huishoudelijk afval (zoals bankstellen, huishoudelijke apparaten etc):

    • a.

      Voorrijkosten € 18,05

    • b.

      Voorrijkosten bij aanvraag via “BalieOnline” € 15,44

    • c.

      per m³ of gedeelte daarvan € 10,73

    • d.

      Het zelf aanleveren door particulieren van grof huishoudelijk afval bij het afvalbrengstation is kosteloos.

    • e.

      Houders van een “Amstelveenpas” kunnen éénmaal per twee maanden, maximaal 1 m³ grof huishoudelijk afval zonder kosten laten ophalen

  • 5.

    Voor het aanleveren bij het afvalbrengstation van verbouwingsafval door particulieren voor zover de hoeveelheid meer dan 1 m³ bedraagt, per m³ € 52,96.

  • Onder het aanbieden van verbouwingsafval door particulieren wordt verstaan: hout, grond, steen, steenachtig materiaal en ander afval dat vrijkomt bij een verbouwing door een particulier van zijn eigen huis en/of tuin.

  • 6.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

  • 7.

    De kosten voor de vervanging van een Afvalpas om toegang te krijgen tot een restafvalcontainer als gevolg van verlies, diefstal, defect etc bedraagt € 20,18

  • 8.

    Geen invordering vindt plaats voor belastingbedragen tot € 10,00

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3 worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 4 lid 4, lid 5 en lid 7wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, zoals bedoeld in artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljetverenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in dat geval moeten de aanslagen worden betaald in negen opeenvolgende gelijke, met uitzondering van kleine afrondingsverschillen, maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

  • 3.

    De belasting die is verschuldigd, zoals bedoeld in artikel 4 lid 4 en lid 5, ingeval de kennisgeving:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening Afvalstoffenheffing Amstelveen 2022”, van 10 november 2021, en de eventuele wijziging hierop wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing Amstelveen 2024

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 08 november 2023.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens