Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR703387
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR703387/1
Algemene plaatselijke verordening Dronten 2024
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Algemene plaatselijke verordening Dronten 2024De raad van de gemeente Dronten,
overwegende dat de Algemene plaatselijke verordening Dronten wordt aangepast en geactualiseerd naar aanleiding van de inwerking van de Omgevingswet waardoor de actualiteit, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de Algemene plaatselijke verordening verbetert.
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Dronten d.d. 13 september 2023,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,
B E S L U I T:
I. De Algemene plaatselijke verordening Dronten 2024 (doc nr. 269471) vast te stellen:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- b.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- c.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- d.
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- e.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- f.
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- g.
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:2 Beslistermijn
- 1.
Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
- 2.
Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
- 3.
In afwijking van het eerste lid is de beslistermijnen voor een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2:25, 16 weken.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
[vervallen]
Artikel 1:3a Melding
[vervallen]
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en/ of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
- 2.
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning en ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
- a.
indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
indien de houder dit verzoekt.
- f.
[vervallen]
Artikel 1:7 Termijnen
- 1.
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
- 2.
De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
- 1.
Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu;
- 2.
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1:9 Toonplicht
[vervallen]
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
[vervallen]
HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
-
is verplicht op bevel van een opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 3.
Afdeling 2. Betoging
Artikel 2:2 Optochten
[vervallen]
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 36 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voorzover van toepassing, de route;
- e.
voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
[vervallen]
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
[vervallen]
Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
- 1.
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op de door het college aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
- 4.
In afwijking van het vierde lid bestaat een meldingsplicht voor niet- commerciële organisaties, onder de volgende voorwaarden:
- a.
de organisator van de niet- commerciële organisatie doet uiterlijk 10 werkdagen voor de uit te voeren activiteit, zoals omschreven in het eerste lid, een melding bij het college;
- b.
de uit te voeren activiteit, zoals omschreven in het eerste lid, mag enkel plaatsvinden op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en op door of namens het college aangewezen koopzondagen gedurende de winkeltijden.
- c.
de organisatie van de niet- commerciële organisatie is verplicht in een straal van 50 meter rondom haar verspreidingsgebied weggegooide geschreven of gedrukte stukken op te ruimen.
- a.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
[vervallen]
Artikel 2:8 Dienstverlening
[vervallen]
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op, boven, in of aan een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan
[vervallen, opgenomen in artikel 2:7 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
[vervallen, opgenomen in artikel 2:8 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
[vervallen, opgenomen in artikel 2:9 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid en verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden
[vervallen]
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- a.
- 1.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op of aan de weg te bevinden op meer dan één kilometer van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld.
- 2.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
[vervallen, opgenomen in artikel 2:10 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, trottoirkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
[gereserveerd]
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen;
- c.
een vuur te stoken.
- a.
- 1.
De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht .
- 2.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
- 3.
Het college kan, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, een plek aanwijzen waar het is toegestaan om een vuur te stoken. Het college kan hieraan nadere voorwaarden stellen.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
- 1.
Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet t.a.v. prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
- 3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
- 4.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
[vervallen]
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
- 1.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen of voorzieningen ten behoeve van de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
- 2.
Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
[vervallen, opgenomen in artikel 2:12 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
- 1.
Het is verboden:
- a.
voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren;
- b.
bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
- a.
- 1.
Een ieder is verplicht op eerste vordering van een opsporingsambtenaar onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening Flevoland.
Afdeling 7. Evenementen
Artikel 2:24 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoopvoorstellingen, niet zijnde filmvertoningen op een openbare plaats in de open lucht en theatervoorstellingen in de daarvoor bestemde gebouwen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen ;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
- g.
sportwedstrijden, binnen de reguliere competitie of binnen de eigen vereniging die plaatsvinden op sportterreinen, in sporthallen of sportzalen, niet zijnde vechtsportwedstrijden en – gala’s als bedoeld in het tweede lid, onder f.
- a.
- 1.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
een braderie;
- c.
een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door artikel 10 jo. artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue;
- f.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- a.
- 2.
In deze afdeling wordt onder meldingsplichtig evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:
- a.
het aantal aanwezigen gelijktijdig niet meer bedraagt dan 100 personen;
- b.
het evenement plaatsvindt op maandag, dinsdag, woensdag of donderdag tussen 07.00 en 23.00 uur of op vrijdag of zaterdag tussen 07.00 en 24.00 uur, of op zon- of feestdagen tussen 13.00 en 23.00 uur;
- c.
geen muziek of ander geluid ten gehore wordt gebracht met een geluidsniveau hoger dan 70dB(A) op de gevels van omringende woningen/panden;
- d.
de activiteiten geen belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object, uitgezonderd hiervan zijn springkussens die groter zijn dan 25 m2.
- f.
er geen conflicterende samenloop is met andere evenementen waarvoor een vergunning is verleend, wegwerkzaamheden en/of plaatsvinden;
- g.
de activiteiten niet plaatsvinden op het water.
- a.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 3.
Geen vergunning is vereist voor een meldingsplichtig evenement, als de organisator ten minste 15 dagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
- 4.
De burgemeester kan binnen tien dagen na ontvangst van de melding besluiten een meldingsplichtig evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 6.
Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, aanhef en onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- 7.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, aanhef en onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.
- 8.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
2:25A nadere regels evenementen
De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van de in artikel 2:24, eerste lid, bedoelde activiteiten en categorieën evenementen zoals bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, in het belang van:
- a.
de openbare orde
- b.
de openbare veiligheid
- c.
de volksgezondheid
- d.
de bescherming van het milieu.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Openbare inrichting:
- I.
een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, afhaalzaak, discotheek, buurthuis of clubhuis, of
- II.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.
- III.
een terras dat in de directe nabijheid van een openbare inrichting, zoals onder i. of ii. is beschreven, is gelegen.
- I.
- b.
Vergunninghouder: de ondernemer - rechtspersoon of natuurlijke persoon - zoals ingeschreven bij de Kamer van Koophandel voor wiens rekening en risico het horecabedrijf wordt geëxploiteerd.
- c.
Leidinggevende:
- I.
de (rechts)persoon voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt geëxploiteerd.
- II.
de natuurlijke persoon die algemene of onmiddellijke leiding geeft aan een openbare inrichting.
- I.
Artikel 2:27a Indieningsvereisten
- 1.
De aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van een openbare inrichting geschiedt door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.
- 2.
Bij de aanvraag dienen in ieder geval de volgende gegevens te worden overgelegd:
- a.
Het adres van de openbare inrichting;
- b.
De aard van de openbare inrichting;
- c.
De vergunninghouder van de openbare inrichting;
- d.
een nauwkeurige beschrijving en plattegrond met duidelijke maatvoering van de indeling van de openbare inrichting en als het ook om een terras gaat een nauwkeurige beschrijving en plattegrond met duidelijke maatvoering van de ligging en omvang van dat terras.
- a.
- 3.
Indien de burgemeester dat voor de beoordeling van de aanvraag nodig acht kan hij de overlegging van aanvullende documenten en gegevens verzoeken.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
Het is verboden de aard van de openbare inrichting te wijzigen zonder een daartoe strekkende vergunning.
- 3.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
- 4.
De burgemeester weigert de vergunning/ bijschrijving indien de exploitant(en) en/of leidinggevenden van de openbare inrichting:
- a.
de leeftijd van eenentwintig jaar niet hebben bereikt;
- b.
in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
- c.
onder curatele staan.
- a.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:
- a.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
- b.
redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn; of
- c.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften.
- a.
- 6.
Voor openbare inrichtingen waarvan de vergunning vanwege de openbare orde of de woon- en leefsituatie is ingetrokken, kan worden bepaald dat een vergunning voor die openbare inrichting (locatie) gedurende een bij die intrekking genoemde termijn voor maximaal twee jaar wordt geweigerd.
- 7.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in
- a.
een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet, voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit. Ten behoeve van deze openbare inrichtingen mag geen terras worden geëxploiteerd;
- b.
een zorginstelling;
- c.
een museum; of
- d.
een bedrijfs-, schoolkantine of -restaurant.
- a.
- 8.
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de aanvraag vergunning bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:28a Intrekkingsgronden
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een exploitatievergunning ingetrokken als:
- a.
de vergunning is verleend op grond van door de exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige informatie en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
- b.
een exploitant/leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen, zoals die zijn vermeld in artikel 2:28 vierde lid;
- c.
zich in of in de nabijheid van de openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die - naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;
- d.
indien voor de exploitatie van een openbare inrichting tevens een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.
- a.
- 1.
Een exploitatievergunning kan worden ingetrokken:
- a.
als is of wordt gehandeld in strijd met de verleende vergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften;
- b.
als niet langer wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens deze verordening zijn bepaald;
- c.
als in een openbare inrichting de functie van leidinggevende wordt uitgeoefend door een persoon, die niet op de vergunning met betrekking tot dat bedrijf als zodanig is vermeld;
- d.
op verzoek van de exploitant.
- a.
- 2.
Ten aanzien van openbare inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.
Artikel 2:28b Vervallen vergunning
De exploitatievergunning vervalt wanneer:
- a.
de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk is beëindigd of (gedeeltelijk) is overgedragen;
- b.
zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de exploitatievergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;
- c.
gedurende één jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de exploitatievergunning.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Het is de exploitant van een paracommerciële instelling verboden deze voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
- 2.
De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke instelling of een daartoe behorend terras.
- 3.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
De orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;
Artikel 2:31a Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben indien niet in deze inrichting aanwezig is:
- a.
een leidinggevende die als zodanig op (het aanhangsel bij) de vergunning staat vermeld, dan wel
- b.
een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 2:31b is gemeld, mits de ontvangst van die melding is bevestigd, zolang niet op die melding is beslist.
Artikel 2:31b Melden bijschrijven leidinggevende
- 1.
De vergunninghouder meldt aan de burgemeester welke persoon hij verzoekt als leidinggevende bij te schrijven. Bijschrijving van een persoon waaraan een vergunning geweigerd zou worden op grond van het bepaalde in artikel 2:28 lid 4, is niet mogelijk.
- 2.
De ontvangst van de melding wordt onverwijld bevestigd.
- 3.
Direct na bevestiging van ontvangst van de melding mag de leidinggevende als zodanig werkzaam zijn.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
- 1.
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
- 2.
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
[vervallen]
Afdeling 8A bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet
Artikel 2:34a schenktijden paracommerciële rechtspersonen
- 1.
Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op:
- a.
maandag tot en met vrijdag na 19 uur en tot 23 uur;
- b.
zaterdag na 14 uur en tot 23 uur; en
- c.
zondag na 12 uur en tot 19 uur.
- a.
- 1.
Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot één uur na beëindiging van deze activiteiten.
- 2.
Paracommerciële rechtspersonen waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit de doelstellingen, zoals studentenverenigingen, studentensportverenigingen en dorpshuizen, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank na 18.00 uur en tot 02.00 uur daaraanvolgend. Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34b bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Artikel 2:34 c, d, e
[gereserveerd]
Artikel 2:34f verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit op of het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34g Verbod verstrekking sterke drank paracommerciële rechtspersoon
- 1.
Het is verboden sterke drank te verstrekken in een inrichting:
- a.
waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten, worden verkocht;
- b.
die uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;
- c.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of –instellingen;
- d.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;
- e.
die of waarvan een onderdeel in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoerbedrijf;
- f.
die gelegen is op een kampeer- of een terrein bestemd voor dagrecreatie;
- g.
die of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij culturele, geestelijke of maatschappelijke instellingen;
- h.
die in gebruik is als kantine, clubhuis of sociëteit, niet zijnde een bejaardensociëteit.
- a.
- 1.
De burgemeester kan een ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod.
- 2.
Het in eerste lid genoemde verbod geldt niet voor paracommerciële rechtspersonen waarvan de minimale leeftijd van de leden reglementair en feitelijk minimaal 50 jaar is.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
[vervallen]
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Artikel 2:38a Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
- 2.
In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen en de Speelautomatenhallenverordening gemeente Dronten 1987.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is het omgevingsplan.
- a.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
- 1.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
- 2.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:40a Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- a.
- 1.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat of ernstige vrees hiertoe bestaat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
- 2.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
- b.
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- a.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- e.
indien niet voldaan is aan de bij of krachtens het vijfde en zesde lid gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
- f.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- g.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.
- a.
- 5.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- a.
- 6.
Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
- 7.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
- c.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
- d.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
- e.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
- f.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
- g.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
- h.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
- i.
de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.
- a.
- 8.
Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, onder a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
- 9.
Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
- 10.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
- 11.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
- 12.
De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 13.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
- 14.
Op de aanvraag van de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:41a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene Wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
[vervallen, opgenomen in artikel 2:13 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:14 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:44 Vervoer inbrekers/diefstal werktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
- 3.
Het is verboden op een openbare plaats voorwerpen bij zich te hebben of kledingstukken te dragen die er kennelijk voor zijn toegerust het plegen van winkeldiefstallen te vergemakkelijken.
- 4.
Het in derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp of kledingstuk niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
[vervallen, opgenomen in artikel 2:15 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:16 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- a.
- 2.
Het is verboden zich zonder redelijk doel op te houden op een bij een schoolgebouw of speelterrein behorend terrein tussen 22.00 en 7.00 uur.
- 3.
De verboden zoals opgenomen in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik en glasoverlast
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, op het openbaar water of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, alcoholhoudende dranken te nuttigen of in aangebroken flessen, blikjes en dergelijke bij zich te hebben indien dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of dit anderszins overlast veroorzaakt of indien hiervoor gerechtvaardigde vrees bestaat.
- 2.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
- 4.
Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, tijdens een door het college aangewezen periode, glaswerk zoals, al dan niet aangebroken flessen, glazen e.d. bij zich te hebben.
- 5.
Het bepaalde in het vierde lid geldt niet voor glaswerk dat zodanig is verpakt dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend.
- 6.
Onder glaswerk als bedoeld in dit artikel wordt verstaan alle glassoorten die in scherven uiteen kunnen vallen.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- a.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:17 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:18 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:53 Bespieden van personen
[gereserveerd]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
[vervallen]
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
[vervallen]
Artikel 2:56 Alarminstallaties
[vervallen]
Artikel 2:57 Loslopende honden en verboden plaatsen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:19 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
[vervallen, opgenomen in artikel 2:20 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:58a Verontreiniging door paarden
- 1.
De eigenaar, houder of verzorger die zich met een paard op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van dat paard onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
De eigenaar, houder of verzorger die zich met een paard op een openbare plaats begeeft is verplicht;
- a.
materiaal bij zich te hebben geschikt voor de verwijdering van de uitwerpselen van dat paard; en
- b.
dit materiaal op verzoek van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien.
- a.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
- a.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
[vervallen, opgenomen in artikel 2:21 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:61 Wilde dieren
[vervallen]
Artikel 2:62 Loslopend vee
[vervallen, opgenomen in artikel 2:22 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:63 Duiven
[vervallen opgenomen in artikel 2:23 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:64 Bijen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:24 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op de aanvraag van een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
- a.
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- 1.
De burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 2.
Dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 3.
Van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 4.
Dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 5.
Dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- 1.
- b.
De burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
Aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
Een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven werkdagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
[vervallen]
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
[vervallen]
Afdeling 13. Vuurwerk
Artikel 2:71 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbidschieten
- 1.
Het is verboden carbidgas tot ontploffing te brengen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur daaraanvolgend, op door het college aangewezen gebieden.
- 3.
Het college kan, aan het gestelde in lid 2, nadere voorwaarden stellen.
Artikel 2:73b Carbidbussen meevoeren
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats een vat, bus of ander voorwerp dat er kennelijk toe dient om carbidgas tot ontploffing te brengen, te vervoeren of onder zich te hebben.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur daaraanvolgend.
Afdeling 14. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te
zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, preventief fouilleren, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen weg indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Preventief fouilleren / Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door onder andere de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 3.
Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
De burgemeester kan een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid opleggen. Als de burgemeester een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen en/of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE e.d.
Afdeling 1. Begripsbepalingen
Artikel 3:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- b.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- c.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- d.
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- e.
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
- f.
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
- g.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
- h.
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
- 1.
de exploitant;
- 2.
de beheerder;
- 3.
de prostituee;
- 4.
het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
- 5.
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- 6.
andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
- 1.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3:3 Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4 Seksinrichtingen
- 1.
Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
- 2.
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder; en c. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
- a.
- 3.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
- 1.
De exploitant en de beheerder:
- a.
staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
- b.
is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- a.
- 2.
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
- a.
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
- b.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- c.
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- •
bepalingen gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- •
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- •
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- •
de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
- •
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
- •
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- •
- a.
- 3.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
- a.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
- a.
- 4.
De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
- a.
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
- b.
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- a.
- 5.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Sluitingstijden
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
- 3.
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
- 4.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
- 1.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
- a.
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
- b.
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
- a.
- 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
- 2.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
- a.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
- b.
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
Artikel 3:9 Straatprostitutie
- 1.
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
- a.
op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
- b.
gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
- a.
- 2.
Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
- 3.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
- 4.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
- 5.
De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
- 6.
Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 3:10 Sekswinkels
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
- 1.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
- a.
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
- b.
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
- a.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslistermijn
- 1.
In afwijking van artikel 1:2 lid 1 neemt het bevoegd bestuursorgaan het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
- 2.
In afwijking van artikel 1:2 lid 2 kan het bevoegd bestuursorgaan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
- a.
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
- b.
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
- c.
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- a.
- 1.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
het voorkomen of beperken van overlast;
- c.
het woon- en leefklimaat;
- d.
de veiligheid van personen of goederen;
- e.
de verkeersveiligheid of verkeersveiligheid;
- f.
de gezondheid of zedelijkheid;
- g.
de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
- a.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
- 1.
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
- 2.
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3:15 Wijziging beheer
- 1.
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
- 2.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
- 3.
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Afdeling 5. Overgangsbepaling
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
- 1.
Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in artikel 3:4, eerste lid, niet van toepassing:
- a.
gedurende acht weken na het in werking treden daarvan;
- b.
na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.
- a.
- 1.
Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Definities
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
[vervallen, opgenomen in artikel 2:25 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
[vervallen, opgenomen in artikel 2:26 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
[vervallen]
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
[vervallen, opgenomen in artikel 2:27 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
[vervallen, opgenomen in artikel 2:28 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:6a (Geluid)hinder in de openlucht
[vervallen, opgenomen in artikel 2:29 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:6b (Geluid)hinder door dieren
[vervallen, opgenomen in artikel 2:30 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:6c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:31 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:32 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is eenieder verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:33 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:9a Oplaten van ballonnen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:34 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
[vervallen, opgenomen in artikel 2:35 van de Verordening fysieke leefomgeving en Bijlage 1 behorende bij de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
[vervallen]
Artikel 4:12a Afstand beplanting
[vervallen, opgenomen in artikel 2:36 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:37 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
[vervallen]
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
[vervallen, opgenomen in artikel 2:38 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:16 Vergunningsplicht (licht)reclame / verwijsborden
[vervallen]
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Begripsbepaling
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:40 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:41 van de Verordening fysieke leefomgeving]
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Afdeling 1. Parkeerexcessen
Artikel 5:1 Begripsbepalingen
[vervallen]
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:42 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:43 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:44 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
[vervallen, opgenomen in artikel 2:45 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
[vervallen, opgenomen in artikel 2:46 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:47 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:48 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:49 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
[vervallen, opgenomen in artikel 2:50 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:51 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:12 Overlast van voertuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:52 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 2. Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:53 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 3. Venten
Artikel 5:14 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 1:2 onder v van de Verordening fysieke leefomgeving (snuffelmarkt);
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 1:2 onder w van de Verordening fysieke leefomgeving (standplaatsen|).
- a.
Artikel 5:15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 19.00 en 08.00 uur.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
- 1.
Het verbod bedoeld in artikel 5:15, eerste lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
- 2.
Het college kan de vrijheid van meningsuiting bedoeld in het eerste lid beperken door het venten te verbieden:
- a.
op door het college aangewezen openbare plaatsen; of
- b.
voor bepaalde dagen en uren.
- a.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 4. Standplaatsen
Artikel 5:17 Begripsbepaling
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
[vervallen, opgenomen in artikel 2:54 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
[vervallen, opgenomen in artikel 2:55 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:56 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 5. Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Definitie
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
[gereserveerd]
Afdeling 6. Openbaar water
Artikel 5:23a Begripsomschrijvingen
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
[vervallen, opgenomen in artikel 2:57 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:58 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
[vervallen]
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
[vervallen, opgenomen in artikel 2:59 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:27a Afmeren anders dan bij een aangewezen ligplaats door middel van stilliggen, ankeren, meren, of op enigerlei andere wijze met de vaste grond verbinden van een vaartuig
[vervallen, opgenomen in artikel 2:60 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
[vervallen, opgenomen in artikel 2:61 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
- 1.
Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Omgevingsverordening Flevoland.
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
- 2.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:32 Crossterreinen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:62 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
[vervallen, opgenomen in artikel 2:63 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
[vervallen, opgenomen in artikel 2:64 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Begripsbepaling
[vervallen, opgenomen in artikel 1:2 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
[vervallen, opgenomen in artikel 2:65 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Artikel 5:37 Hinder of overlast
[vervallen, opgenomen in artikel 2:66 van de Verordening fysieke leefomgeving]
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:1, 2:6, 2:14, 2:16 tot en met 2:18, 2:23, 2:25, 2:26, 2:28 tot en met 2:33, 2:36, 2:38, 2:39, 2:41, 2:44, 2:47 tot en met 2:50, 2:59 tot en met 2:59a, 2:62, 2:73 tot en met 2:74a, 3:4, 3:6 tot en met 3:11, 3:14, 3:15, 4:8, 5:15, 5:23, 5:29 tot en met 5:31 alsmede de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6:2 Toezichthouders
- 1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de opsporingsambtenaren en aangewezen toezichthouders.
- 2.
Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
- 3.
Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
- 1.
De Algemene plaatselijke verordening 2016 (laatstelijk gewijzigd, inclusief titel, op 7 juli 2022), wordt ingetrokken per 1 januari 2024.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.
Artikel 6:5 Overgangsbepaling
- 1.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
- 2.
In afwijking van bovenstaande worden alle eerder verleende inzamelvergunningen conform artikel 5:13 ingetrokken bij het in werking treden van deze verordening.
Artikel 6:6 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Dronten 2024.
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Dronten, gehouden op 2 november 2023.
De griffier,
E.M. Geldorp
De voorzitter,
drs. J.P. Gebben
Bijlage 1; Waardevolle particuliere bomen 2016
[Vervallen, opgenomen als Bijlage 1 bij de Verordening fysieke leefomgeving]
Bijlage 2; Overzicht Lex Silencio Positivo (LSP; van rechtswege verleende vergunning)
Art. |
Titel |
Dronten |
2:1 |
Samenscholing en ongeregeldheden |
X |
2:6 |
Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen |
V |
2:9 |
Straatartiest e.d. |
V |
2:22 |
Objecten onder hoogspanningslijn (gereserveerd) |
n.v.t. |
2:25 |
Evenement |
X |
2:28 |
Exploitatie openbare inrichting |
X |
2:29 |
Sluitingstijd |
X |
2:39 |
Speelgelegenheden |
X |
2:67 |
Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister |
V |
2:72 |
Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen |
X |
3:4 |
Seksinrichtingen |
X |
4:12 |
Vergunning van rechtswege (gereserveerd) |
n.v.t. |
5:16 |
Ventverbod/ Vrijheid van meningsuiting |
V |
V LSP van toepassing
X LSP niet van toepassing
Toelichting
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Als niet-commerciële organisatie in de zin van dit artikel worden aangemerkt:
- •
(lokale) politieke partijen;
- •
Goede doelen; goede doelen met CBF keurmerk of lokaal goed gekeurde goede doelen.
De gebieden waarvoor dit artikel geldt zullen door het college aangewezen in het uitvoeringsbesluit behorend bij de Apv.
Bij het verspreiden en aanbieden van gedrukte of geschreven stukken op andermans terrein, tijdens evenementen en markten moet rekening worden gehouden dat toestemming dient te worden gevraagd aan respectievelijk de eigenaar, organisator dan wel de marktmeester.
Commerciële organisaties dienen op grond van dit artikel een ontheffing aan te vragen voor het aanbieden van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder het publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
Verspreidingsgebied
Niet in alle gevallen zal bij het verspreiden of aanbieden van gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen sprake zijn van een vast punt van waaruit stukken of afbeeldingen worden verspreid of aangeboden. Dit kan ook al lopen of op een andere manier voortbewegend in een bepaald gebeid worden gedaan. Hierom is gekozen het woord “verspreidingsgebied” te hanteren.
Dit betekent bij een vast verspreidingspunt dat weggegooide geschreven of gedrukte stukken dan wel afbeelding binnen een straal van 50 meter rondom dit punt opgeruimd dienen te worden door de organisator. Is er geen vast punt maar een gebeid waarin stukken of afbeeldingen worden verspreid dan wel aangeboden dan betekent het dat aangeboden stukken of afbeeldingen die zijn weggegooid in een straal van 50 meter rondom dat gebied dienen te worden opgeruimd door de organisator.
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid en verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden
In gevaarlijke situaties (olie, vet e.d.) geldt dat de weg meteen gereinigd dient te worden om verspreiding te voorkomen. Dit geldt met name op bedrijfsterreinen. Is er niet direct sprake van gevaar dan dient aan het einde van de werkzaamheden (in ieder geval aan het einde van de dag) het wegdek gereinigd te worden.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Het niet toestaan van objecten onder hoogspanningslijnen (onder andere van belang voor de brandweer) kan op twee manieren geregeld worden hetzij in de APV, hetzij via het bestemmingsplan. De gemeente Dronten heeft dit geregeld via de verschillende bestemmingsplannen.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
Dit artikel dient niet te worden verward met artikel 2:10 lid 3 aanhef en onder b namelijk een exploitatievergunning voor het exploiteren van een terras. Dit artikel heeft een ander doel.
Artikel 2:10 ziet op het gebruik van een stuk openbare ruimte voor een beperkend doel, namelijk als terras.
Het doel van de exploitatievergunning is het bevorderen van de openbare orde en veiligheid. Daarvoor kan een onderzoek in het kader van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) worden geëist.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Voor paracommerciële horeca instellingen gelden in Dronten de sluitingstijden zoals genoemd in art. 2:29 van de Apv. Voor de commerciële horeca gelden in beginsel geen sluitingstijden. Het kan echter in sommige gevallen wel nodig zijn om tijdelijk sluitingstijden of sluiting van een horeca instelling op te leggen.
Door het begrip “openbare inrichtingen” te hanteren in dit artikel,waar zowel commerciële als wel paracommerciële horeca onder vallen, is het expliciet bedoeld en mogelijk om tijdelijke sluitingstijden in te kunnen stellen voor commerciële horeca inrichtingen en paracommerciële inrichtingen.
Artikel 2:65 Bedelarij
Omdat in 2000 de strafbaarstelling van bedelarij uit het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) is verdwenen, kan de politie hiertegen niet of nauwelijks meer optreden. Bij de opheffing van de strafbaarstelling heeft de wetgever echter expliciet de mogelijkheid opengehouden om op basis van de gemeentelijke autonomie zo nodig een regeling ter zake van bedelarij in het leven te roepen, indien dit gedrag de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren. In 2006 is daarom in de model-APV bovenstaand artikel opgenomen dat beoogt bedelarij tegen te gaan. Op grond van dit artikel kan het college gebieden aanwijzen waar een bedelverbod geldt. Wanneer er naar het oordeel van het college een overlast gevende situatie in een bepaald gebied ontstaat, kan het dus een verbod instellen.
Overigens valt het spelen van straatmuziek en vervolgens vragen om een geldelijke bijdrage aan toehoorders en passanten niet onder dit bedelverbod, maar onder de regeling van artikel 2:9.
Ook de verkoop van daklozenkranten valt niet onder dit verbod. Deze kan immers niet verbonden worden aan een vergunning vanwege strijd met de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.
Medio 2016 zijn er geen gebieden aangewezen op grond van artikel 2:65 omdat er geen sprake is van overlast door bedelen. Mocht er overlast ontstaan, kan het college gebieden aanwijzen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Onder d
Bij een regeling tot effectieve helingbestrijding mag een bepaling betreffende de vervreemding van door opkoop verkregen goederen niet ontbreken. Artikel 2:68, onder d, voorziet hierin.
De bepaling sluit nauw aan op hetgeen bepaald in artikel 437, eerste lid, onder d en f, WvSr.
Daar is de handelaar et cetera die in strijd met een schriftelijke last van de burgemeester (of een vanwege hem gegeven last) bepaalde goederen vervreemdt, of niet in bewaring geeft, of die niet voldoet aan de daarbij gegeven aanwijzingen, strafbaar gesteld. In onderdeel d is gekozen voor een termijn van zeven dagen, zodat de bedrijfsvoering van de handelaren niet al te zeer wordt belemmerd en er voldoende tijd is voor de politie om eventueel onderzoek te doen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Sommige druggebruikers gebruiken hun (hard) drugs - of treffen daartoe voorbereidingen - in het openbaar. Dit veroorzaakt veel gevoelens van onbehagen en onveiligheid bij het publiek. Op basis van dit artikel kan de politie overgaan tot aanhouding van de betrokken gebruikers, het opleggen van HALT straffen aan jeugdigen of deze van bepaalde - bij hen favoriete - plekken wegsturen. Ook kan de politie de voorwerpen waarmee de overtreding wordt gepleegd (hulpmiddelen, drugs) strafrechtelijk in beslag nemen.
In het kader van de hulpverlening komt het voor, dat ook "veldwerkers" van de GGD of van andere hulpverlenende instanties op de weg in het bezit zijn van voorwerpen of stoffen, die worden gehanteerd bij drugsgebruik. Deze veldwerkers vallen desondanks niet onder deze strafbepaling, omdat zij deze voorwerpen of stoffen "ambtshalve" bij zich hebben en daarmee geen overlast veroorzaken. Het in dit artikel gestelde verbod is in beginsel gerelateerd aan het (openlijk) gebruik van drugs en richt zich dus tot de druggebruikers.
Dat het artikel alleen ziet op het gebruik van drugs heeft ook te maken met de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2011 [zaaknummer 201009884/1/H3].
Voor een gemeentelijke verbodsbepaling is volgens de Afdeling geen ruimte, indien deze handelingen reeds verboden zijn op grond van artikel 3, aanhef en onder c, van de Opiumwet, en strafbaar gesteld op grond van artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet.
Op grond van de huidige redactie van artikel 2:74a bestaat er geen overlap bestaat met de artikel 2 en 3 van de Opiumwet. En dergelijke strafbepaling in de APV is gerechtvaardigd en niet in strijd met bovengenoemde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, nu het artikel enkel ziet op het gebruik van drugs.
Daarbij heeft de Hoge Raad ten aanzien van dit specifieke artikel geoordeeld dat deze de verordende bevoegdheid van de gemeente raad niet te buiten gaat. (HR, 13/10/2015, ECLI:NL:PHR:2015:706).
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Ultimum remidium
Uit de wet volgt dat dit instrument is bedoeld als een ultimum remedium. Het tweede lid regelt dat het instrument van de bestuursdwang (voor de goede orde, dat impliceert dat de burgemeester ook een last onder dwangsom kan opleggen) alleen wordt ingezet als er geen andere geschikte manier voorhanden is om de overlast aan te pakken. Bij een besluit om op grond van deze bepaling een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen zal de burgemeester dus moeten motiveren dat er geen andere geschikte instrumenten waren om de woonoverlast tegen te gaan. Het meest overtuigend zou zijn als uit het dossier blijkt dat andere instrumenten als buurtbemiddeling al zijn geprobeerd zonder het gewenste resultaat.
Het ulitimum remediumkarakter geldt in nog sterkere mate als er sprake is van een huisverbod als bedoeld in het derde lid van artikel 151d. Een zo zware maatregel, die een inbreuk betekent op het grondwettelijk beschermde woonrecht, is alleen mogelijk wanneer de ernst van de situatie dat eist en er werkelijk geen andere optie meer open staat.
Eerste lid
Dit lid is geformuleerd als een zorgplichtbepaling. een bewoner hoort zich zo te gedragen dat zijn of haar buren daar geen ernstige hinder van ondervinden. Bij ernstige en herhaaldelijke hinder kan ook de verhuurder worden aangesproken.
Tweede lid
Als last onder bestuursdwang of dwangsom kan de burgemeester gedragsaanwijzingen opleggen aan de overtreder. Het tweede lid schrijft ook oor dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt hoe hij of zij invulling geeft aan deze bevoegdheid.
***
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
Artikel 1:2 Beslistermijn
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:3a Melding
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:7 Termijnen
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
Artikel 1:9 Toonplicht
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
AFDELING 2. BETOGING
Artikel 2:2 Optochten
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare wegen
Artikel 2:4 Afwijking termijn
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Artikel 2:8 Dienstverlening
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Voorwerpen op, boven, in of aan een openbare plaats in strijd met de publieke functie ervan (VERVALLEN)
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg (VERVALLEN)
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg (VERVALLEN)
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid en verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp (VERVALLEN)
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (VERVALLEN)
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
AFDELING 7. EVENEMENTEN
Artikel 2:24 Begripsbepaling
Artikel 2:25 Evenement
Artikel 2:26 Ordeverstoring
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Artikel 2:29 Sluitingstijd
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel in openbare inrichting
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 2:34a schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34b bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34c, d, e
Artikel 2:34f verbod happy hours
Artikel 2:34g Verbod verstrekking sterke drank paracommerciële rechtspersoon
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikel 2:35 Begripsbepaling
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:37 Nachtregister
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden (VERVALLEN)
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d. (VERVALLEN)
Artikel 2:44 Vervoer inbrekers/diefstal werktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. (VERVALLEN)
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. (VERVALLEN)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik en glasoverlast
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d. (VERVALLEN)
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. (VERVALLEN)
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden en verboden plaatsen (VERVALLEN)
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden (VERVALLEN)Artikel 2:58a Verontreiniging door paarden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren (VERVALLEN)Artikel 2:61 Wilde dieren
Artikel 2:62 Loslopend vee (VERVALLEN)
Artikel 2:63 Duiven (VERVALLEN)
Artikel 2:64 Bijen (VERVALLEN)
Artikel 2:65 Bedelarij
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:66 Begripsbepaling
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
AFDELING 13. VUURWERK
Artikel 2:71 Begripsbepaling
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73a Carbidschieten
Artikel 2:73b Carbidbussen meevoeren
AFDELING 14. DRUGSOVERLAST
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, PREVENTIEF FOUILLEREN, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN EN GEBIEDSONTZEGGING
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Preventief fouilleren / Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare wegen
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 3:1 Begripsbepalingen
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Artikel 3:3 Nadere regels
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:4 Seksinrichtingen
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:6 Sluitingstijden
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:9 Straatprostitutie
Artikel 3:10 Sekswinkels
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Beslistermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3:15 Wijziging beheer
AFDELING 5. OVERGANGSBEPALING
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:1 Begripsbepalingen (VERVALLEN)
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten (VERVALLEN)
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten (VERVALLEN)
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten (VERVALLEN)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek (VERVALLEN)
Artikel 4:6 Overige geluidhinder (VERVALLEN)
Artikel 4:6a (Geluid)hinder in de openlucht (VERVALLEN)
Artikel 4:6b (Geluid)hinder door dieren (VERVALLEN)
Artikel 4:6c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d. (VERVALLEN)
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:7 Straatvegen (VERVALLEN)
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen (VERVALLEN)
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen (VERVALLEN)
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden (VERVALLEN)
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege (VERVALLEN)
Artikel 4:12a Afstand beplanting (VERVALLEN)
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (VERVALLEN)
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (VERVALLEN)
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (VERVALLEN)
Artikel 4:16 Vergunningsplicht (licht)reclame / verwijsborden (VERVALLEN)
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 4:17 Begripsbepaling (VERVALLEN)
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen (VERVALLEN)
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen (VERVALLEN)
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN
Artikel 5:1 Begripsbepalingen (VERVALLEN)
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. (VERVALLEN)
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:4 Defecte voertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:5 Voertuigwrakken (VERVALLEN)
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. (VERVALLEN)
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (VERVALLEN)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:12 Overlast van voertuigen (VERVALLEN)
AFDELING 2. COLLECTEREN
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen (VERVALLEN)
AFDELING 3. VENTEN
Artikel 5:14 Begripsbepaling (VERVALLEN)
Artikel 5:15 Ventverbod (VERVALLEN)
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
AFDELING 4. STANDPLAATSEN
Artikel 5:17 Begripsbepaling (VERVALLEN)
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden (VERVALLEN)
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende (VERVALLEN)
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen (VERVALLEN)
AFDELING 5. SNUFFELMARKTEN
Artikel 5:22 Begripsbepaling (VERVALLEN)
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt (GERESERVEERD)
AFDELING 6. OPENBAAR WATER
Artikel 5:23a Begripsomschrijvingen (VERVALLEN)
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (VERVALLEN)
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen (VERVALLEN)
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats (VERVALLEN)
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats (VERVALLEN)
Artikel 5:27a Afmeren anders dan bij een aangewezen ligplaats door middel van
stilliggen, ankeren, meren, of op enigerlei andere wijze met de vaste grond verbinden van een vaartuig (VERVALLEN)
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken (VERVALLEN)
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:32 Crossterreinen (VERVALLEN)
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden (VERVALLEN)
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken (VERVALLEN)
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5:35 Begripsbepaling (VERVALLEN)
Artikel 5:36 Verboden plaatsen (VERVALLEN)
Artikel 5:37 Hinder of overlast (VERVALLEN)
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:1 Strafbepaling
Artikel 6:2 Toezichthouders
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Artikel 6:5 Overgangsbepaling
Artikel 6:6 Citeertitel
BIJLAGE 1: Waardevolle particuliere bomen 2016 (VERVALLEN)
BIJLAGE 2: Overzicht lex silencio positivo
TOELICHTING
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl