Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR703373
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR703373/1
Geldend van 01-01-2024 t/m 02-04-2024
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Afdeling 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
- 1.
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet, en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling zijn ook van toepassing op afdeling 1.2 en de hoofdstukken 2 tot en met 6 van deze waterschapsverordening.
- 2.
Bijlage I bij deze waterschapsverordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van afdeling 1.2 en de hoofdstukken 2 tot en met 6 van deze waterschapsverordening.
Afdeling 1.2 Algemene bepalingen omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten
Artikel 1.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten
- 1.
Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:
- 2.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben of dat betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:
- a.
niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, van dat besluit;
- b.
de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van dat besluit niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van dat besluit; en
- c.
een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, van dat besluit niet wordt bereikt.
- a.
- 3.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.
- 4.
Het bestuur kan in afwijking van het derde lid een omgevingsvergunning verlenen als:
- a.
a. de aanvraag betrekking heeft op:
- 1.
nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam;
- 2.
wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen; of
- 3.
het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam naar een goede toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling;
- 1.
- b.
aan de voorwaarden van artikel 4, zevende, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water is voldaan; en
- c.
de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.
- a.
- 5.
Het verlenen van de omgevingsvergunning leidt er ook niet toe dat:
- a.
de doelstelling van het ombuigen van significante en aanhoudend stijgende trends, bedoeld in artikel 4.17 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt; en
- b.
de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang van de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.
- a.
- 6.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit wordt rekening gehouden met de nazorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen die gelden na het uitvoeren van een vergunningplichtige grondwateronttrekking voor een grondwatersanering, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid.
- 7.
Aan de omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die een inbreng van verontreinigende stoffen naar het grondwater voorkomen of beperken.
Afdeling 1.3 Aanwijzing en begrenzing van beperkingengebieden
Artikel 1.3 Begrenzing waterstaatswerken
- 1.
De geometrische begrenzingen van het beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk en de onderdelen daarvan zijn opgenomen in de volgende geometrische informatieobjecten in bijlage III bij deze verordening:
- a.
beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam;
- b.
beperkingengebied met betrekking tot een waterkering;
- c.
a-water;
- d.
b-water;
- e.
primaire waterkering;
- f.
regionale waterkering;
- g.
compartimenteringskering;
- h.
overige waterkering;
- i.
beschermingszone bij een a-water;
- j.
beschermingszone beperkt;
- k.
beschermingszone A bij een waterkering;
- l.
beschermingszone B bij een primaire waterkering;
- m.
profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam;
- n.
profiel van vrije ruimte bij een waterkering; en
- o.
bergingsgebied.
- a.
- 2.
De geometrische begrenzingen van de gebieden met beschermende regels zijn opgenomen in de volgende geometrische informatieobjecten in bijlage III bij deze verordening:
Artikel 1.4 Waterstaatswerken die niet geometrisch begrensd zijn
- 1.
Voor waterstaatswerken die op grond van een projectbesluit of omgevingsvergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de legger, wordt voor de ligging van het waterstaatswerk uitgegaan van de begrenzing, aangegeven in het projectbesluit of de omgevingsvergunning.
- 2.
Voor waterstaatswerken die niet geometrisch zijn begrensd en waarvoor de ligging niet volgt uit een projectbesluit of omgevingsvergunning, gelden de volgende grenzen:
oppervlaktewaterlichaam
de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam wordt gevormd door de insteek
beschermingszone bij een oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde (a-water)
de beschermingszone is aan weerszijden van het oppervlaktewaterlichaam 5 meter, gemeten uit de insteek
waterkering
de begrenzing van een waterkering wordt gevormd door de teen
beschermingszone A bij een primaire waterkering
beschermingszone A bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering 30 meter, gemeten vanuit de teen
beschermingszone B bij een primaire waterkering
beschermingszone B bij een primaire waterkering is aan weerszijden van de waterkering vanaf 30 meter tot 50 meter, gemeten vanuit de teen
beschermingszone A bij een regionale waterkering
beschermingszone A bij een regionale waterkering is aan weerszijden van de waterkering 10 meter, gemeten vanuit de teen
beschermingszone A bij een compartimenteringskering
de beschermingszone A bij een compartimenteringskering is aan weerszijden van de waterkering 5 meter, gemeten vanuit de teen
profiel van vrije ruimte bij een primaire waterkering
het profiel van vrije ruimte ligt voor primaire waterkeringen 1 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A
profiel van vrije ruimte bij een regionale waterkering
het profiel van vrije ruimte ligt voor regionale waterkeringen 0,5 meter boven het in de legger opgenomen leggerprofiel van de waterkering en het maaiveld van beschermingszone A
Afdeling 1.4 Normadressaat
Artikel 1.6 Normadressaat
- 1.
Aan deze verordening wordt voldaan door degene die de activiteit verricht en door de eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht, tenzij anders bepaald. Zij dragen zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
- 2.
Wanneer gronden met een beperkt zakelijk recht zijn bezwaard of krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, wordt aan deze verordening ook voldaan door de beperkt zakelijk gerechtigde of de gebruiker.
Afdeling 1.5 Algemene beheerverplichtingen
Artikel 1.7 Specie en maaiselberging
Aangelanden kunnen door of namens het bestuur verplicht worden de specie of het maaisel als bedoeld in artikel 10.3, eerste lid, van de wet op te ruimen of onder te werken.
Artikel 1.8 Bediening ondersteunende kunstwerken
- 1.
De onderhoudsplichtigen van de in waterkeringen voorkomende coupures en sluizen dragen zorg dat deze op eerste aanzegging door of namens het bestuur terstond worden gesloten of geopend.
- 2.
De eigenaren en/of andere onderhoudsplichtigen van stuwen, zijn verplicht op eerste aanzegging door of namens het bestuur het bepaalde stuwpeil in te stellen en in stand te houden.
- 3.
De eigenaren en/of andere onderhoudsplichtigen van pompen en gemalen zijn verplicht op eerste aanzegging door of namens het bestuur deze buiten of in werking te stellen.
Afdeling 1.6 Specifieke zorgplicht
Artikel 1.9 Specifieke zorgplicht
- 1.
Degene die een activiteit verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het watersysteem is verplicht:
- a.
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
- b.
voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
- c.
als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
- a.
- 2.
Als de nadelige gevolgen zijn veroorzaakt door een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.
- 3.
Degene die een activiteit met nadelige gevolgen verricht, informeert het bestuur zo spoedig mogelijk over die gevolgen en de maatregelen die diegene gaat treffen of heeft getroffen.
Artikel 1.10 Maatwerkvoorschriften over de specifieke zorgplicht
Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over artikel 1.9.
Afdeling 1.7 Melding en informatieverplichting algemeen
Artikel 1.11 Algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting
- 1.
Een melding of de verstrekking van gegevens en bescheiden wordt ondertekend en bevat ten minste:
- 2.
Op verzoek van het bestuur worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of de algemene regels en de maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn.
- 3.
Gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.
Afdeling 1.8 Uitzondering waterschapstaken
Artikel 1.12 Uitzondering waterschapstaken
Voor handelingen door of vanwege het waterschap, gericht op de taken die aan het waterschap zijn toebedeeld door Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant, is geen omgevingsvergunning op grond van deze verordening vereist, indien daarvoor een projectbesluit is vastgesteld.
Afdeling 1.9 Uitzondering beheeractiviteiten
Artikel 1.13 Uitzondering beheeractiviteiten
De hoofdstukken 2, 3, 4 en 5 van deze verordening zijn niet van toepassing op activiteiten die plaatsvinden door of in opdracht van het waterschap ten behoeve van beheer, onderhoud en herstel inhoudende:
- a.
maatregelen die geen wijziging van de normatieve toestand van een waterstaatswerk tot gevolg hebben;
- b.
de aanleg en/of wijziging van bodem- en oeververdediging, mits er geen sprake is van een harde overgang tussen water en land;
- c.
de aanleg en/of wijziging van een krooshek;
- d.
het automatiseren van een stuw;
- e.
het vervangen van een stuw, mits de afvoercapaciteit en waterpeil hierdoor niet wijzigen;
- f.
het vervangen van een duiker waarbij de lengte en diameter gelijk blijft, mits de afvoercapaciteit en waterpeil hierdoor niet wijzigen.
Afdeling 1.10 Uitzondering bijzondere omstandigheden
Artikel 1.14 Aanwijzing bijzondere omstandigheden
Bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet zijn:
Artikel 1.15 Algeheel verbod bij calamiteiten
- 1.
Het bestuur kan bij besluit als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet bepalen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet en zo nodig in afwijking van verleende omgevingsvergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:
- 2.
Het bestuur kan bij besluit als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet bepalen dat de scheepvaart op een oppervlaktewaterlichaam wordt beperkt of gestremd of dat de maximale vaarsnelheid wordt aangepast.
Hoofdstuk 2 Activiteiten bij oppervlaktewateren
Afdeling 2.1 Activiteiten bij oppervlaktewateren
Paragraaf 2.1.1 Algemeen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op het aanleggen van een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk.
- 3.
Deze paragraaf is ook van toepassing op het lozen van water in of het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in een a-water, in de beschermingszone bij een a-water en in een b-water:
- 2.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een peilregulerend werk te verwijderen in een c-water binnen beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied.
- 3.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
- 4.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk aan te leggen.
- 5.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning water te lozen in of te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.3 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
een omschrijving van de activiteit, waarbij wordt vermeld op welke wijze gebruik zal worden gemaakt van het beperkingengebied;
- b.
een toelichtende tekening en de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van de activiteit met daarbij het ontwerp en de afmetingen van het werk of het tracé van de kabel of de leiding;
- c.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;
- d.
als een waterstaatswerk wordt gekruist door een boring: een boorplan met de volgende informatie:
- 1.
een beschrijving van de horizontaal gestuurde boring overeenkomstig de Handleiding wegenbouw, ontwerp onderbouw, richtlijn Boortechnieken, uitgegeven door Rijkswaterstaat;
- 2.
een tekening met een aanduiding van de boorlijn;
- 3.
een tekening van de dwarsdoorsnede in de langsrichting van de gekozen boorlijn; en
- 4.
gegevens over de controleberekening of sterkteberekening van de buis op basis van een grondmechanisch onderzoek; en
- 5.
gegevens over de controleberekening of sterkteberekening van de buis op basis van een grondmechanisch onderzoek; en
- 1.
- e.
als de activiteit op, in of bij een kade of waterkering plaatsvindt: een stabiliteitsberekening van de kade of waterkering.
Artikel 2.4 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit waterbodem
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden, als de activiteit betrekking heeft op werkzaamheden waarbij een waterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, in aanvulling op artikel 4.1 de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.5 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteiten
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het doel waarvoor het te onttrekken oppervlaktewater wordt gebruikt;
- b.
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van ieder onttrekkingspunt;
- c.
de capaciteit van de pomp in kubieke meter water per uur per onttrekkingspunt;
- d.
de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste wordt onttrokken;
- e.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan; en
- f.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de gevolgen te voorkomen of te beperken.
Paragraaf 2.1.2 Steigers, vlonders, boothellingen en overhangende bouwwerken
Artikel 2.6 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van steigers, vlonders, boothellingen en overhangende bouwwerken in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam
Artikel 2.7 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in een b-water.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.8 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in een b-water wordt voldaan aan de artikelen 2.9 en 2.10.
- 2.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een steiger, vlonder, boothelling of overhangend bouwwerk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.11, als:
Artikel 2.9 Waterafvoer
- 1.
De steiger, de vlonder, de boothelling of het overhangende bouwwerk veroorzaakt geen belemmering van de waterafvoer.
- 2.
Binnen een straal van 0,5 meter rondom de steiger, de vlonder, de boothelling of het overhangende bouwwerk worden afval en begroeiing die nadelige gevolgen heeft voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam verwijderd.
Artikel 2.10 Staat en herstel
- 1.
De steiger, de vlonder, de boothelling of het overhangende bouwwerk wordt direct verwijderd als deze niet meer gebruikt wordt of niet meer in goede staat van onderhoud verkeert.
- 2.
Na het verwijderen van de steiger, de vlonder, de boothelling of het overhangende bouwwerk worden het talud en de bodem van het oppervlaktewaterlichaam vloeiend afgewerkt en wordt de taludbegroeiing hersteld.
Paragraaf 2.1.3 Bruggen in of over een oppervlaktewater
Artikel 2.12 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van bruggen in een a-water, in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.13 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid geldt niet voor het verwijderen van een brug in een a-water of b-water, als de brug alleen voor eigen gebruik functioneert.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid geldt niet voor het aanleggen of behouden van een brug in een b-water, als de brug maximaal 15 meter breed is.
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel2.2 eerste lid geldt niet voor het behouden van een brug in een a-water of b-water, als onderhoud plaatsvindt aan de brug en/of het wegdek op de brug en de brug niet in vorm of afmeting wijzigt.
- 4.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een brug in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.14 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het verwijderen van een brug in een a-water wordt voldaan aan artikel 2.15 en 2.18 of als een brug wordt verwijderd uit een b-water wordt voldaan aan artikel 2.15 als de brug alleen voor eigen gebruik functioneert.
- 2.
Bij het aanleggen of behouden van een brug in een b-water wordt voldaan aan artikel 2.16 als de brug maximaal 15 meter breed is.
- 3.
Bij het plegen van onderhoud aan een brug en/of het wegdek op de brug in en a-water of b-water, wordt voldaan aan artikel 2.15 als de vorm of afmeting van de brug niet wijzigt.
- 4.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een brug in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.18 als:
Artikel 2.15 Bescherming oppervlaktewaterlichaam, oevers en taluds bij verwijdering
- 1.
Het profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt hersteld door een vloeiende aansluiting te maken op het bestaande talud, zowel beneden- als bovenstrooms.
- 2.
Nieuwe taluds worden ingezaaid met een graszaadmengsel of voorzien van graszoden. Bij zandgronden wordt voor het inzaaien een laag teelaarde aangebracht.
- 3.
Als er verzakkingen ontstaan, worden deze direct hersteld.
Paragraaf 2.1.4 Stuwen en andere peilregulerende werken
Artikel 2.19 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van peilregulerende werken in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.20 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of behouden van een peilregulerend werk in een b-water, als het peilregulerende werk wordt aangelegd of behouden in overeenstemming met belanghebbenden.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een peilregulerend werk in een b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied als het peilregulerende werk wordt verwijderd in overeenstemming met belanghebbenden.
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een peilregulerend werk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.21 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanleggen of behouden van een peilregulerend werk in een b-water wordt voldaan aan artikel 2.22, als het peilregulerende werk wordt aangelegd of behouden in overeenstemming met belanghebbenden.
- 2.
Bij het verwijderen van een peilregulerend werk in een b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied wordt voldaan aan artikel 2.22, als het peilregulerende werk wordt verwijderd in overeenstemming met belanghebbenden.
- 3.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een peilregulerend werk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.23, als:
Paragraaf 2.1.5 Dam met duiker
Artikel 2.24 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van een dam met duiker in een a-water, in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.25 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een dam met duiker in een a-water, als de dam met duiker alleen voor eigen gebruik functioneert.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, verlengen, behouden of verwijderen van een dam met duiker voor perceelsontsluiting in een b-water, als:
- a.
de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;
- b.
de buislengte maximaal 15 meter per perceelzijde bedraagt;
- c.
de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;
- d.
de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onder de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en
- e.
de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.
- a.
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, plaatsen of behouden van objecten op een dam met duiker in een b-water, als:
- 4.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, verlengen en behouden van een extra dam met duiker langs een perceelzijde in een b-water, als:
- a.
het perceel over een lengte van meer dan 100 meter grenst aan de watergang;
- b.
de dam met duiker 5 meter of meer van een bestaande dam met duiker, of van een ander (kunst)werk, wordt aangelegd;
- c.
de buislengte maximaal 15 meter bedraagt;
- d.
de inwendige diameter van de duiker 0,30 meter of meer bedraagt;
- e.
de binnenonderkant van de duiker 0,05 meter of dieper onder de waterbodem ligt, gemeten bij een goede onderhoudstoestand; en
- f.
de duiker wordt aangelegd zonder knikpunten of bochten.
- a.
- 5.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.26 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het verwijderen van een dam met duiker in een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.27 en 2.28.
- 2.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.29, als:
Artikel 2.27 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 2.28 Bescherming oppervlaktewaterlichaam, oevers en taluds
- 1.
Het profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt hersteld door een vloeiende aansluiting te maken op het bestaande talud, zowel beneden- als bovenstrooms.
- 2.
Nieuwe taluds worden ingezaaid met een graszaadmengsel of voorzien van graszoden. Bij zandgronden wordt voor het inzaaien een laag teelaarde aangebracht.
- 3.
Als er verzakkingen ontstaan, worden deze direct hersteld.
Paragraaf 2.1.6 Oppervlaktewater onttrekken
Artikel 2.30 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.31 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam, als er maximaal 100 m3 water per uur wordt onttrokken.
Artikel 2.32 Aanwijzing algemene regels
Bij het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.33.
Artikel 2.33 Water over de stuw
Er moet benedenstrooms in een categorie a-water, water over de eerstvolgende stuw blijven lopen.
Paragraaf 2.1.7 Lozingsconstructies en onttrekkingswerken
Artikel 2.34 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van lozingsconstructies en onttrekkingswerken in een a-water, in de beschermingszone bij een a-water, in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.35 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een lozingsconstructie of onttrekkingswerk in een a-water, in de beschermingszone bij een a-water of in een b-water.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een lozingsconstructie of onttrekkingswerk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.36 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een lozingsconstructie of onttrekkingswerk in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.37 en 2.38.
- 2.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een lozingsconstructie of onttrekkingswerk in een b-water wordt voldaan aan artikel 2.38.
- 3.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een lozingsconstructie of onttrekkingswerk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.39, als:
Artikel 2.37 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 2.38 Onderhoud en bescherming oppervlaktewaterlichaam
- 1.
Het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd of onmogelijk gemaakt.
- 2.
Het (doorstroom)profiel van het oppervlaktewaterlichaam wordt niet aangetast.
- 3.
Als gebruik gemaakt wordt van een waterlozingspunt (buis) of drainagebuis in een oppervlaktewaterlichaam, is aan het eerste en tweede lid in ieder geval voldaan, als:
- a.
de uitmondingen van de (drainage)buizen zo worden aangelegd en gehouden, dat geen aantasting van het profiel van de watergang kan plaatsvinden;
- b.
het talud van de watergang vanaf de uitmonding van de (drainage)buizen beschermd wordt door het aanbrengen en onderhouden van uitloopgoten die minimaal 0,15 m ingezonken in het talud van de watergang worden aangebracht en gehouden;
- c.
(drainage)buizen worden afgeschuind overeenkomstig de taludhelling van de watergang; en
- d.
de onderhoudsstrook na het aanbrengen van het waterlozingspunt goed geëgaliseerd wordt en vrij wordt gemaakt van overige obstakels.
- a.
- 4.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op werken voor het onttrekken van oppervlaktewater.
- 5.
Indien nodig wordt de lozingsconstructies voorzien van een taludbescherming die:
- a.
minimaal vanaf de onderkant van de lozingsvoorziening tot aan de laagste waterstand in het oppervlaktewaterlichaam reikt;
- b.
bij een oppervlaktewaterlichaam met een bovenbreedte van 4 meter of kleiner aan beide zijden van het oppervlaktewaterlichaam aanwezig is; en
- c.
in horizontale richting 1 meter links en rechts van de lozingsvoorziening strekt.
- a.
- 6.
Binnen een straal van 0,5 meter rondom de lozingsconstructie of het onttrekkingswerk worden in het talud alle voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiing en afval verwijderd.
Paragraaf 2.1.8 Kabels en leidingen
Artikel 2.40 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, behouden en verwijderen van kabels en leidingen in een a-water, in de beschermingszone bij een a-water en in een b-water.
Artikel 2.41 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of behouden van een kabel of leiding parallel aan een a-water, als de kabel of leiding:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of behouden van een kabel of leiding haaks op een a-water, als de kabel of leiding op een diepte wordt gelegd van minimaal:
- a.
2 meter onder de bodem van een watergang waar beschoeiing aanwezig is;
- b.
2,5 meter onder de bodem van een vaarweg;
- c.
1 meter onder de bodem van een watergang in andere gevallen;
- d.
1 meter onder het talud, gemeten haaks op het taludvlak;
- e.
1 meter onder de grond in de beschermingszone; en
- f.
1 meter onder een ondersteunend kunstwerk.
- a.
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een kabel of leiding in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water.
- 4.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water, als:
- a.
de kabel of leiding bevestigd is aan of samenvalt met een bestaande brug of stuw over het oppervlaktewaterlichaam; of
- b.
de kabel of leiding wordt aangelegd bij een ander ondersteunend kunstwerk dan een bestaande brug of stuw, met een afstand van minimaal 0,30 meter tussen het kunstwerk en de kabel of leiding.
- a.
- 5.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding in een b-water.
Artikel 2.42 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanleggen of behouden van een kabel of leiding parallel aan een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44.
- 2.
Bij het aanleggen of behouden van een kabel of leiding haaks op een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.46.
- 3.
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.45.
- 4.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44, als de kabel of leiding bevestigd is aan of samenvalt met een bestaande brug of stuw over het oppervlaktewaterlichaam.
- 5.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding boven een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43, 2.44 en 2.47, als de kabel of leiding wordt aangelegd bij een ander ondersteunend kunstwerk dan een bestaande brug of stuw, met een afstand van minimaal 0,30 meter tussen het kunstwerk en de kabel of leiding.
- 6.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van een kabel of leiding in een b-water wordt voldaan aan de artikelen 2.43 en 2.44.
Artikel 2.43 Herstel na uitvoering werkzaamheden
Na het uitvoeren van de werkzaamheden worden de beschermingszone, het talud en de waterbodem zodanig hersteld dat:
Artikel 2.44 Draagkracht
De kabel of leiding onder een beschermingszone heeft voldoende draagkracht om machines voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan het oppervlaktewaterlichaam te dragen.
Artikel 2.45 Waterafvoer
Bij het verwijderen van een kabel of leiding wordt de waterafvoer ter plaatse te allen tijde gewaarborgd.
Paragraaf 2.1.9 Beschoeiing
Artikel 2.48 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van beschoeiing in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.49 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van beschoeiing in een b-water, als de bergings- en doorstroomcapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam gelijk blijven.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van beschoeiing in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Paragraaf 2.1.10 Anti-worteldoek
Artikel 2.52 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, wijzigen, behouden en verwijderen van een anti-worteldoek in een b-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.53 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen, behouden of verwijderen van anti-worteldoek in een b-water.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanleggen, wijzigen of behouden van een anti-worteldoek in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.54 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanleggen, behouden of verwijderen van anti-worteldoek in een b-water wordt voldaan aan artikel 2.55.
- 2.
Bij het aanleggen, wijzigen of behouden van een anti-worteldoek in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.56, als:
Paragraaf 2.1.11 Stoffen en voorwerpen
Artikel 2.57 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het neerleggen, laten staan en laten liggen van vaste substanties en het aanleggen, behouden en verwijderen van stoffen en voorwerpen in een b-water.
Artikel 2.58 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het neerleggen, laten staan of laten liggen van vaste substanties of het aanleggen, behouden of verwijderen van stoffen en voorwerpen in een b-water.
Paragraaf 2.1.12 Dieren
Artikel 2.61 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het houden van dieren in de beschermingszone bij een a-water en in een b-water.
Artikel 2.62 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het houden van dieren in de beschermingszone bij een a-water en in een b-water.
Artikel 2.63 Aanwijzing algemene regels
Bij het houden van dieren in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan artikel 2.64.
Paragraaf 2.1.13 Afrasteringen
Artikel 2.65 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het plaatsen, wijzigen, hebben en verwijderen van afrasteringen in de beschermingszone bij een a-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.66 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het plaatsen, hebben of verwijderen van een afrastering in de beschermingszone bij een a-water, als de afrastering evenwijdig aan of haaks op de insteek is geplaatst.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het plaatsen, wijzigen of hebben van een afrastering in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.67 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het plaatsen of hebben van een afrastering in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.68 en 2.69, als de afrastering evenwijdig aan of haaks op de insteek is geplaatst.
- 2.
Bij het verwijderen van een afrastering in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan artikel 2.70, als de afrastering evenwijdig aan of haaks op de insteek is geplaatst.
- 3.
Bij het plaatsen, wijzigen of hebben van een afrastering in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.71, als:
Artikel 2.68 Constructie van de afrastering
- 1.
De afrastering is niet hoger dan 1,20 meter, gemeten vanaf het maaiveld.
- 2.
De afrastering is niet breder dan 0,20 meter.
- 3.
De afrastering belemmert het zicht op de watergang niet.
- 4.
De afrastering heeft een eenvoudige constructie.
- 5.
De afrastering wordt in een deugdelijke staat van onderhoud gehouden.
Artikel 2.69 Onderhoud oppervlaktewaterlichaam en beschermingszone
- 1.
De afrastering belemmert het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam niet.
- 2.
Een afrastering die haaks op de watergang is geplaatst, kan zonder hulpmiddelen tijdelijk worden weggehaald.
- 3.
De eigenaar of gebruiker van de afrastering verwijdert, binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk, alle begroeiing en afval die schadelijk is voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam.
Paragraaf 2.1.14 Werken en bomen voor openbare wegen
Artikel 2.72 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, wijzigen en behouden van werken en bomen voor openbare wegen in de beschermingszone bij een a-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.73 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanbrengen of behouden van een werk voor een openbare weg in de beschermingszone bij een a-water, als:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanbrengen of behouden van een boom voor een openbare weg in de beschermingszone bij een a-water, als:
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanbrengen, wijzigen of behouden van een werk voor een openbare weg in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.74 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanbrengen van een werk bij een openbare weg in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.75 en 2.76, als:
- 2.
Bij het aanbrengen of behouden van een boom voor een openbare weg in de beschermingszone bij een a-water, wordt voldaan aan de artikelen 2.75 en 2.76 als:
- 3.
Bij het aanbrengen, wijzigen of behouden van een werk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.77, als:
Paragraaf 2.1.15 Borden
Artikel 2.78 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, wijzigen, behouden en verwijderen van borden in de beschermingszone bij een a-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.79 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van een bord in de beschermingszone bij een a-water, als:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanbrengen, wijzigen of behouden van een bord in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.80 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanbrengen van een bord in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.81 en 2.82, als:
- 2.
Bij het aanbrengen, wijzigen of behouden van een bord in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.83, als:
Artikel 2.81 Plaatsing van het bord
- 1.
Het bord wordt, voor zover dat mogelijk is, aangebracht aan bestaand straatmeubilair of bestaande infrastructurele werken.
- 2.
Als het niet mogelijk is om het bord aan te brengen aan bestaand straatmeubilair of bestaande infrastructurele werken, wordt het bord zodanig aangebracht dat het onderhoud aan het a-water niet wordt belemmerd.
- 3.
Het eerste lid geldt niet voor verkeersborden voor de vaarweg.
Paragraaf 2.1.16 Gras en eenjarige gewassen
Artikel 2.84 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, behouden en verwijderen van gras en eenjarige gewassen in een a-water en in de beschermingszone bij een a-water.
Artikel 2.85 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van gras of eenjarige gewassen in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water.
Artikel 2.86 Aanwijzing algemene regels
Bij het aanbrengen, behouden of verwijderen van gras of eenjarige gewassen in een a-water of in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan de artikelen 2.87 en 2.88.
Paragraaf 2.1.17 Natuurvriendelijke oevers
Artikel 2.89 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen of wijzigen van natuurvriendelijke oevers in een b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied.
Artikel 2.90 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanleggen of wijzigen van een natuurvriendelijke oever in een b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied.
Artikel 2.91 Aanwijzing algemene regels
Bij het aanleggen of wijzigen van een natuurvriendelijke oever in een b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied wordt voldaan aan artikel 2.92.
Paragraaf 2.1.18 Verharding
Artikel 2.93 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, wijzigen, behouden en verwijderen van verharding in de beschermingszone bij een a-water en in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.94 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het aanbrengen, behouden of verwijderen van verharding in de beschermingszone bij een a-water, als:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het aanbrengen, wijzigen of behouden van verharding in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.95 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het aanbrengen of behouden van verharding in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan artikel 2.96, als:
- 2.
Bij het verwijderen van verharding in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan artikel 2.97, als daardoor de maaiveldhoogte niet verandert.
- 3.
Bij het aanbrengen, wijzigen of behouden van verharding in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.98, als:
Artikel 2.96 Bescherming oppervlaktewaterlichaam en beschermingszone
- 1.
De stabiliteit van het oppervlaktewaterlichaam en de beschermingszone blijft te allen tijde gewaarborgd.
- 2.
Het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd door de verharding.
- 3.
Een strook van 0,5 meter wordt vrijgehouden, gemeten vanaf de insteek van de watergang.
- 4.
De verharding heeft voldoende draagkracht en stabiliteit voor het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam.
Paragraaf 2.1.19 Verwijderen van werken en objecten
Artikel 2.99 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verwijderen van werken en objecten in de beschermingszone bij een a-water.
Artikel 2.100 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het verwijderen van een werk of object in de beschermingszone bij een a-water, als het werk of object niet is geplaatst voor het beheer, onderhoud of functioneren van het oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.101 Aanwijzing algemene regels
Bij het verwijderen van een werk of object in de beschermingszone bij een a-water wordt voldaan aan artikel 2.102, als het werk of object niet is geplaatst voor het beheer, onderhoud of functioneren van het oppervlaktewaterlichaam.
Paragraaf 2.1.20 Oppervlaktewaterlichaam aanleggen, wijzigen of dempen
Artikel 2.103 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen, verbreden, verdiepen en dempen van oppervlaktewaterlichamen.
Artikel 2.104 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vierde lid, geldt niet voor het aanleggen, verbreden of verdiepen van een c-water buiten de beschermingszone bij een a-water en buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied, als daardoor geen directe verbinding ontstaat tussen verschillende peilvakken.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vierde lid, geldt niet voor het aanleggen van een poel, als deze:
Paragraaf 2.1.21 Obstakels in beschermingszone beperkt
Artikel 2.105 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het plaatsen, behouden en verwijderen van werken en het laten staan en liggen van voorwerpen in een beschermingszone beperkt.
Artikel 2.106 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het plaatsen, behouden of verwijderen van een werk en het laten staan of liggen van een voorwerp in een beschermingszone beperkt, als het werk of voorwerp eenvoudig ongedaan te maken is.
Artikel 2.107 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het plaatsen of behouden van een werk en het laten staan of liggen van een voorwerp in een beschermingszone beperkt wordt voldaan aan de artikelen 2.108 en 2.109.
- 2.
Bij het verwijderen van een werk in een beschermingszone beperkt wordt voldaan aan artikel 2.110.
Artikel 2.108 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 2.109 Bescherming oppervlaktewaterlichaam
- 1.
Het werk of voorwerp wordt op minimaal één meter uit de insteek geplaatst, behalve als het gaat om gras of eenjarige gewassen.
- 2.
Binnen een straal van 0,5 meter rondom het werk of voorwerp worden in het talud alle voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiing en afval verwijderd.
Artikel 2.110 Verwijdering
- 1.
Het werk of voorwerp wordt op eigen kosten verwijderd op een bij maatwerkvoorschrift te bepalen tijdstip, als dit naar het oordeel van het bestuur nodig is voor het beheer of onderhoud van de aangrenzende waterkering.
- 2.
Na het verwijderen van het werk of voorwerp worden de beschermingszone en het talud teruggebracht in de oorspronkelijke staat.
Artikel 2.111 Maatwerkvoorschriften
Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over artikel 2.106.
Paragraaf 2.1.22 Kortdurende activiteiten bij oppervlaktewaterlichamen
Artikel 2.112 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van kortdurende activiteiten in een a-water, in de beschermingszone bij een a-water en in een b-water.
Artikel 2.113 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Artikel 2.114 Aanwijzing algemene regels
Artikel 2.115 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden, als de activiteit langer duurt dan een uur.
Artikel 2.116 Herstel na uitvoering
Na het uitvoeren van de activiteit worden het oppervlaktewaterlichaam en de beschermingszone teruggebracht in de staat zoals deze voor uitvoering van de activiteit was.
Paragraaf 2.1.23 Overige activiteiten in het profiel van vrije ruimte
Artikel 2.119 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van activiteiten in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, voor zover de paragrafen 2.1.2 tot en met 2.1.20 daarop niet van toepassing zijn.
Artikel 2.120 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, derde lid, geldt niet voor het plaatsen, wijzigen of behouden van een werk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.121 Aanwijzing algemene regels
Bij het plaatsen, wijzigen of behouden van een werk in het profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.122, als:
Afdeling 2.2 Lozen op oppervlaktewater
Paragraaf 2.2.1 Algemeen
Artikel 2.123 Toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, dat in beheer is bij het waterschap.
Artikel 2.125 Normadressaat
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 2.126 Specifieke zorgplicht
- 1.
Degene die een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 2.124, is verplicht:
- a.
alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
- b.
voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
- c.
als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
- a.
- 2.
Deze plicht houdt in ieder geval in dat:
- a.
alle passende preventieve maatregelen tegen milieuverontreiniging worden getroffen;
- b.
de beste beschikbare technieken worden toegepast;
- c.
geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt;
- d.
alle passende maatregelen worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet;
- e.
lozingen op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk doelmatig kunnen worden bemonsterd;
- f.
metingen representatief zijn en monsters niet worden verdund; en
- g.
meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt en gepresenteerd.
- a.
Artikel 2.128 Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap worden die ondertekend en voorzien van:
Artikel 2.129 Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat
- 1.
Voordat de naam of het adres, bedoeld in artikel 2.128, wijzigt, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Artikel 2.130 Gegevens en bescheiden op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap
- 1.
Op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te bezien of de algemene regels en maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn, gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de ontwikkelingen over die kwaliteit.
- 2.
Gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.
Artikel 2.131 Informeren over een ongewoon voorval
Artikel 2.132 Gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval
- 1.
Zodra de volgende gegevens en bescheiden bekend zijn, worden ze verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap:
- a.
informatie over de oorzaken van het ongewoon voorval en de omstandigheden waaronder het ongewoon voorval zich heeft voorgedaan;
- b.
informatie over de vrijgekomen stoffen en hun eigenschappen;
- c.
andere gegevens die nodig zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving te kunnen inschatten; en
- d.
informatie over de maatregelen die zijn getroffen of worden overwogen om de nadelige gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen als bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van:
Artikel 2.133 Aanvraagvereisten aanvraag omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het debiet in kubieke meters per uur van het te lozen afvalwater;
- b.
de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;
- c.
een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;
- d.
een riooltekening;
- e.
de locaties van de lozingspunten;
- f.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;
- g.
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;
- h.
een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;
- i.
de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;
- j.
de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- k.
de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
- l.
een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd.
Artikel 2.134 Beoordelingsregel omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk is artikel 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.135 Voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn de artikelen 8.92 en 8.93 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2.2.2 Lozen van water
Artikel 2.136 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.137 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam, als er maximaal 100 m3 water per uur wordt geloosd.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak of afkoppeling van bestaand verhard oppervlak, als:
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak, als:
- 4.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak, als:
- a.
de toename meer dan 500 m2 maar maximaal 10.000 m2 bedraagt; en
- b.
er compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan in de vorm van een bergingsvoorziening met een minimale compensatie die voldoet aan de volgende rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x <gevoeligheidsfactor> x 0,06 (in m).
- a.
- 5.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, vijfde lid, geldt niet voor het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door afkoppeling, als er maximaal 10.000 m2 bestaand verhard oppervlak wordt afgekoppeld.
Artikel 2.138 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.139 en 2.140, als er meer dan 50 m3 water per uur maar maximaal 100 m3 per uur wordt geloosd.
- 2.
Bij het lozen van water in een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.140, als er maximaal 50 m3 water per uur wordt geloosd.
- 3.
Bij het afvoeren van hemelwater naar een oppervlaktewaterlichaam door toename van verhard oppervlak wordt voldaan aan artikel 2.141, als:
- a.
de toename meer dan 500 m2 maar maximaal 10.000 m2 bedraagt; en
- b.
er compenserende maatregelen worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan in de vorm van een bergingsvoorziening met een minimale compensatie die voldoet aan de volgende rekenregel: benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x <gevoeligheidsfactor> (normwaarde in geo-object) x 0,06 (in m).
- a.
Artikel 2.139 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 2.141 De bergingsvoorziening
- 1.
De bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand.
- 2.
Het water wordt uit de voorziening afgevoerd via een functionele bodempassage naar het grondwater of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater.
- 3.
De functionele afvoerconstructie heeft een diameter van 4 cm.
- 4.
Bij de voorziening wordt een overloopconstructie aangelegd om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.
Paragraaf 2.2.3 Lozen van grondwater bij sanering of ontwatering
Artikel 2.143 Lozen van grondwater bij saneringen
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan grondwater afkomstig van een bodemsanering of grondwatersanering of een onderzoek voorafgaand aan een grondwatersanering, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
Voor het lozen van dat grondwater in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.1, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.1 Emissiegrenswaarden bij lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam Stof
Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l
Naftaleen
0,2 μg/l
PAK's
1 μg/l
BTEX
50 μg/l
Vluchtige organohalogeen-verbindingen uitgedrukt als chloor
20 μg/l
Aromatische organohalogeen-verbindingen
20 μg/l
Minerale olie
500 μg/l
Cadmium
4 μg/l
Kwik
1 μg/l
Koper
11 μg/l
Nikkel
41 μg/l
Lood
53 μg/l
Zink
120 μg/l
Chroom
24 μg/l
Onopgeloste stoffen
50 mg/l
- 3.
Voor het lozen van dat grondwater in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.2, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.2 Emissiegrenswaarden Stof
Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l
Naftaleen
0,2 μg/l
PAK's
1 μg/l
Minerale olie
50 μg/l
Cadmium
0,4 μg/l
Kwik
0,1 μg/l
Koper
1,1 μg/l
Nikkel
4,1 μg/l
Lood
5,3 μg/l
Zink
12 μg/l
Chroom
2,4 μg/l
Onopgeloste stoffen
20 mg/l
Benzeen
2 μg/l
Tolueen
7 μg/l
Ethylbenzeen
4 μg/l
Xyleen
4 μg/l
Tetrachlooretheen
3 μg/l
Trichlooretheen
20 μg/l
1,2-dichlooretheen
20 μg/l
1,1,1-trichloorethaan
20 μg/l
Vinylchloride
8 μg/l
Som van de vijf hier bovenstaande stoffen
20 μg/l
Monochloorbenzeen
7 μg/l
Dichloorbenzenen
3 μg/l
Trichloorbenzenen
1 μg/l
Artikel 2.144 Lozen van grondwater bij ontwatering
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan grondwater bij ontwatering worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat grondwater:
- 2.
Voor het te lozen grondwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 50 mg/l, gemeten in een steekmonster.
- 3.
Het tweede lid is niet van toepassing op het lozen van grondwater bij wonen.
Artikel 2.145 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor BTEX: NEN-EN-ISO 15680;
- b.
voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
- c.
voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, vinylchloride, de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen, trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride enkel NEN-EN-ISO 15680 gebruikt kan worden;
- d.
voor minerale olie: NEN-EN-ISO 9377-2;
- e.
voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
- f.
voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2; en
- g.
voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872.
- a.
Artikel 2.146 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.143 en 2.144, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 3.
Het eerste en tweede lid gelden niet voor het lozen van grondwater bij ontwatering, als:
- 4.
In afwijking van het eerste en tweede lid worden de gegevens en bescheiden ten minste vijf werkdagen voor het begin van het lozen van grondwater afkomstig van ontwatering verstrekt, als het lozen langer duurt dan 48 uur maar niet langer dan 8 weken.
Paragraaf 2.2.4 Lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening
Artikel 2.147 Lozen van afvloeiend hemelwater
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvloeiend hemelwater worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat hemelwater:
- 2.
In afwijking van het eerste lid wordt afvloeiend hemelwater afkomstig van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen, alleen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is.
- 3.
In afwijking van het eerste lid wordt afvloeiend hemelwater afkomstig van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen, alleen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een schoonwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 2.148 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste zes maanden voor de voorgenomen aanleg van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden
- 2.
Ten minste zes maanden voor het veranderen van de lozingsactiviteit door een reconstructie of ingrijpende wijziging van die wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Paragraaf 2.2.5 Lozen van huishoudelijk afvalwater
Artikel 2.149 Lozen van huishoudelijk afvalwater
- 1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater alleen op een oppervlaktewaterlichaam geloosd als het lozen plaatsvindt buiten een bebouwde kom of binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater wordt geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten meer bedraagt dan:
- a.
40 m bij niet meer dan 10 inwonerequivalenten;
- b.
100 m bij meer dan 10 maar minder dan 25 inwonerequivalenten;
- c.
600 m bij 25 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 50 inwonerequivalenten;
- d.
1.500 m bij 50 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 100 inwonerequivalenten; en
- e.
3.000 m bij 100 of meer inwonerequivalenten.
- f.
- a.
- 2.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:
- 3.
In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk bij voortzetting van het lozen van huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam dat voor 1 maart 1997 al plaatsvond, berekend vanaf het gedeelte van het gebouw dat zich het dichtst bij een vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk bevindt.
- 4.
In afwijking van het eerste lid kan huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:
Artikel 2.150 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater
- 1.
Met het oog op het beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt huishoudelijk afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, geleid via een zuiveringsvoorziening.
- 2.
Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.3.
- 3.
Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.4.
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat en voor vermenging met ander afvalwater door een septictank wordt geleid:
- 5.
Het eerste tot en met derde lid gelden niet voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:
Artikel 2.151 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor biochemisch zuurstofverbruik: NEN-EN-ISO 5815-1/2;
- b.
voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;
- c.
voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;
- d.
voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;
- e.
voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en
- f.
voor totaal fosfor: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.
- a.
Artikel 2.152 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.149, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 3.
Het eerste en tweede lid gelden niet voor het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:
Paragraaf 2.2.6 Lozen van koelwater
Artikel 2.153 Koelwater
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan koelwater dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
Aan het te lozen koelwater worden geen chemicaliën toegevoegd.
- 3.
De warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 1000 kJ/s bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam.
- 4.
De warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 10 kJ/s bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.154 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.153, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Paragraaf 2.2.7 Lozen bij reinigen, conserveren, bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken
Artikel 2.155 Bij reinigen en conserveren geen afvalwater lozen
Afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken wordt niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, tenzij het gaat om:
Artikel 2.156 Werkinstructie bij reinigen en conserveren
- 1.
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het reinigen of conserveren van bouwwerken:
- 2.
In de werkinstructie is in ieder geval opgenomen:
- 3.
Als een hulpconstructie wordt gebruikt, is in de werkinstructie ook opgenomen:
- a.
op welke manier de vloer, de zijwanden en de bovenzijde van de hulpconstructie zijn uitgevoerd;
- b.
wat de omvang van het bouwwerk dat wordt gereinigd of geconserveerd is en wat de omvang van de hulpconstructie is;
- c.
of de constructie een afzuiging met permanente onderdruk heeft;
- d.
op welke manier afvalwater wordt opgevangen, als natte technieken worden gebruikt; en
- e.
welke aanvullende maatregelen worden getroffen als wordt gewerkt bij een windsnelheid van meer dan 8 m/s.
- a.
Artikel 2.157 Werkinstructie bij bouwen en slopen
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken is er een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
Artikel 2.158 Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam
Met het oog op het voorkomen of beperken van de verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie, is voor de emissie in de lucht de emissiegrenswaarde voor stof 10 mg/Nm3, gemeten in een eenmalige meting.
Artikel 2.159 Meet- en rekenbepalingen
Op het meten van stof bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1 van toepassing.
Artikel 2.160 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 2.155 tot en met 2.157, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 3.
Het eerste en tweede lid gelden niet voor reinigingswerkzaamheden die periodiek worden uitgevoerd en waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd.
Paragraaf 2.2.8 Lozen bij opslaan en overslaan van inerte goederen
Artikel 2.161 Inerte goederen
Voor de toepassing van deze afdeling worden in ieder geval de volgende goederen als inerte goederen beschouwd, voor zover deze niet verontreinigd zijn:
- a.
bouwstoffen als bedoeld in paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- b.
grond en baggerspecie als bedoeld in paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- c.
A-hout en ongeshredderd B-hout;
- d.
snoeihout;
- e.
banden van voertuigen;
- f.
autowrakken waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een autodemontagebedrijf en wrakken van tweewielige motorvoertuigen waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een demontagebedrijf voor tweewielige motorvoertuigen;
- g.
straatmeubilair;
- h.
tuinmeubilair;
- i.
aluminium, ijzer en roestvrij staal;
- j.
kunststof anders dan lege, ongereinigde verpakkingen van voedingsmiddelen, smeerolie, verf, lak of drukinkt, gewasbeschermingsmiddelen, biociden of gevaarlijke stoffen;
- k.
kunststofgeïsoleerde kabels anders dan oliedrukkabels, gepantserde papier-loodkabels en papiergeïsoleerde grondkabels;
- l.
papier en karton;
- m.
textiel en tapijt; en
- n.
vlakglas.
Artikel 2.162 Lozen bij opslaan van inerte goederen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater, dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.163 Lozen bij overslaan van inerte goederen
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan bij het overslaan van inerte goederen in de buitenlucht worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
Bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken.
- 3.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater, dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als:
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op het overslaan van inerte goederen bij wonen.
Paragraaf 2.2.9 Lozen bij opslaan of overslaan van andere dan inerte goederen
Artikel 2.164 Lozen bij opslaan van goederen die kunnen uitlogen
- 1.
In aanvulling op artikel 4.1058, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater te lozen afvalwater afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen, worden geloosd op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten of geloosd meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
- 2.
Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.5, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.5 Emissiegrenswaarden Stof
Emissiegrenswaarde in μg/l of mg/l
Som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink
1 mg/l
Minerale olie
20 mg/l
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen
50 μg/l
Onopgeloste stoffen
100 mg/l
Som van stikstofverbindingen
10 mg/l
Som van fosforverbindingen
2 mg/l
Chemisch zuurstofverbruik
200 mg/l
Artikel 2.165 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;
- b.
voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;
- c.
voor olie: NEN-EN-ISO 9377-2;
- d.
voor arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
- e.
voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
- f.
voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;
- g.
voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;
- h.
voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en
- i.
voor de som van fosforverbindingen: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.
- a.
Artikel 2.166 Lozen bij overslaan van niet-inerte goederen
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam bij:
- 2.
Bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken.
- 3.
Aan het tweede lid wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als:
Artikel 2.167 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 2.164 en 2.166, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op het overslaan van:
Paragraaf 2.2.10 Lozen uit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater
Artikel 2.168 Lozen van afvalwater vanuit gemeentelijke rioolstelsels
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan het afvalwater afkomstig uit een openbaar ontwateringsstelsel, een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar vuilwaterriool worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat stelsel of dat riool voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van voorzieningen en maatregelen als bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 3°, van de Omgevingswet, en dat stelsel of dat riool volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
Artikel 2.169 Lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater afkomstig uit een systeem als bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat systeem voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die systemen en volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
Paragraaf 2.2.11 Lozen bij ontgravingen, baggerwerkzaamheden en werkzaamheden door de waterbeheerder op een oppervlaktewaterlichaam
Artikel 2.170 Lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.171 Werkinstructie bij verontreinigde waterbodem
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam is bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
Artikel 2.172 Lozen bij werkzaamheden door de waterbeheerder
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij andere werkzaamheden dan bedoeld in artikel 2.170 op een oppervlaktewaterlichaam en worden verricht door of namens de waterbeheerder in het kader van het waterbeheer, worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.173 Lozen van algen en bacteriën
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen algen en bacteriën uit een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op een ander oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij dezelfde waterbeheerder, als die werkzaamheden plaatsvinden door of namens de beheerder in het kader van het beheer van dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.174 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.170, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de kwaliteit van de te ontgraven of te baggeren waterbodem;
- b.
als de waterbodem de kwaliteitsklasse ‘sterk verontreinigd’, bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, heeft: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.171; en
- c.
de verwachte datum van het begin van de activiteit.
- a.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing als de ontgraving of baggerwerkzaamheden plaatsvinden door de beheerder of ter uitvoering van een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.
Paragraaf 2.2.12 Lozen bij schoonmaken drinkwaterleidingen
Artikel 2.175 Lozen van reinigingswater drinkwaterleidingen
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij het schoonmaken en in gebruik nemen van de middelen voor opslag, transport en distributie van drinkwater of warm tapwater als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet, of van huishoudwater als bedoeld in artikel 1 van het Drinkwaterbesluit, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.
- 2.
Aan het water dat voor het schoonmaken en in gebruik nemen wordt gebruikt, worden geen chemicaliën toegevoegd.
Paragraaf 2.2.13 Lozen bij calamiteitenoefeningen
Artikel 2.176 Lozen bij calamiteitenoefeningen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteitenoefening, anders dan afvalwater afkomstig van een permanente voorziening voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken als bedoeld in artikel 3.259 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.
Artikel 2.177 Gegevens en bescheiden
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.176, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Paragraaf 2.2.14 Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen
Artikel 2.178 Lozen vanuit andere gebouwen dan een kas
- 1.
In aanvulling op artikel 4.795, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan een kas, ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd, als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden geloosd, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.
- 2.
Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.6, gemeten in een steekmonster.
- 3.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:
- 4.
In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 2.179 Lozen bij spoelen van biologisch geteelde gewassen
- 1.
In aanvulling op artikel 4.761, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het spoelen van biologisch geteelde gewassen ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd, als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk, waarop kan worden geloosd, en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.
- 2.
Voor het te lozen afvalwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l, gemeten in een steekmonster.
- 3.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:
- 4.
In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 2.180 Lozen bij sorteren van biologisch geteelde gewassen
- 1.
In aanvulling op artikel 4.773, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, kan, met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater, te lozen afvalwater afkomstig van het sorteren van biologisch geteelde gewassen ook op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.
- 2.
Voor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.7, gemeten in een steekmonster.
Artikel 2.181 Lozen bij omgekeerde osmose en ionenwisselaars
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars voor agrarische activiteiten, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
CVoor het te lozen afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.8, gemeten in een steekmonster.
- 3.
De artikelen 4.801 en 4.804 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn niet van toepassing.
Artikel 2.182 Lozen bij ontijzeren grondwater
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het ontijzeren van grondwater voor agrarische activiteiten, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als het perceel waar het afvalwater vrijkomt niet is aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden geloosd en de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd, meer dan 40 m is.
- 2.
Voor het te lozen afvalwater is de emissiegrenswaarde voor ijzer 5 mg/l, gemeten in een steekmonster.
- 3.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:
- 4.
In afwijking van het derde lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 2.183 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 2.184 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 2.178 tot en met 2.182, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Paragraaf 2.2.15 Lozen bij maken van betonmortel en uitwassen van beton
Artikel 2.185 Uitzondering voorgeschreven lozingsroute
Als in het omgevingsplan voor afvalwater afkomstig van het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton een andere lozingsroute is toegestaan, wordt, in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, het te lozen afvalwater, bedoeld in die artikelen, geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of via die andere route.
Paragraaf 2.2.16 Lozen bij niet-industriële voedselbereiding
Artikel 2.186 Afbakening met Besluit activiteiten leefomgeving
Deze afdeling is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie, bedoeld in artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving met uitzondering van het lozen van afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen voor personen die werken op de locatie waarop de activiteit wordt verricht.
Artikel 2.187 Lozen bereiden van voedingsmiddelen
- 1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als het bereiden plaatsvindt met:
- 2.
Het afvalwater wordt alleen gezamenlijk met huishoudelijk afvalwater geloosd, en wordt alleen geloosd voor zover de voorzieningen voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater zijn berekend op het zuiveren van het afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen en daarmee samenhangende activiteiten.
Artikel 2.188 Gegevens en bescheiden
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.187, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Paragraaf 2.2.17 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers
Artikel 2.189 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan spuiwater uit recreatieve visvijvers worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.190 Gegevens en bescheiden
- 1.
1. Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.189, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Paragraaf 2.2.18 Lozen vanaf vaartuigen of andere drijvende werktuigen bij spoelen of scheiden van zand of grind
Paragraaf 2.2.20 Andere lozingen
Artikel 2.193 Vangnetvergunningplicht lozen op oppervlaktewater
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, als daarbij stoffen of warmte worden geloosd.
- 2.
Het verbod geldt niet voor:
- a.
het lozen van stoffen of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- b.
het lozen, bedoeld in de afdelingen 2.2.3 tot en met 2.2.19;
- c.
het lozen van water dat afkomstig is uit dat oppervlaktewaterlichaam en waaraan geen stoffen zijn toegevoegd; en
- d.
het lozen van stoffen of warmte afkomstig van wonen.
- a.
Artikel 2.194 Vangnetvergunningplicht lozen op zuiveringtechnisch werk
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk te verrichten.
- 2.
Het verbod geldt niet voor het lozen van stoffen, water of warmte op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Hoofdstuk 3 Activiteit bij waterkeringen
Afdeling 3.1 Activiteit bij waterkeringen
Paragraaf 3.1.1 Algemeen
Artikel 3.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van activiteiten in het beperkingengebied met betrekking tot een waterkering.
Artikel 3.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in:
een primaire waterkering; of de beschermingszone A bij een primaire waterkering; ofeen regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering; ofde beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering;
- 2.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in een compartimenteringskering, beschermingszone A bij een compartimenteringskering of in een overige waterkering:
- a.
bouwwerken aan te brengen, te wijzigen, te hebben, te onderhouden of te verwijderen;
- b.
beplanting in de grond aan te brengen, te wijzigen, te hebben, te onderhouden of uit de grond te verwijderen;
- c.
ontgravingen uit te voeren of ophogingen aan te brengen;
- d.
te boren of te sonderen; of
- e.
kabels of leidingen aan te leggen, te hebben, te onderhouden, te wijzigen of te verwijderen.
- a.
- 3.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in beschermingszone B bij een primaire waterkering:
- a.
bouwwerken te plaatsen, aan te passen of te verwijderen die een afdichtende bodemlaag doorsnijden;
- b.
ontgravingen uit te voeren of ophogingen aan te brengen;
- c.
seismische onderzoeken te verrichten;
- d.
werken met een overdruk van 10 bar of meer te plaatsen en te hebben;
- e.
explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben; of
- f.
leidingen te leggen.
- a.
- 4.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden in het profiel van vrije ruimte bij een waterkering.
Paragraaf 3.1.2 Onderhoud aan openbare wegen
Artikel 3.3 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van onderhoud aan openbare wegen in een waterkering en in de beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.4 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste, tweede en vierde lid, gelden niet voor het uitvoeren van onderhoud aan een openbare weg in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering, als het onderhoud alleen bestaat uit:
Artikel 3.5 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het uitvoeren van onderhoud aan een openbare weg in een waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.6 en 3.7, als het onderhoud bestaat uit het vervangen van de toplaag van de weg, waarbij de verharding niet wordt uitgebreid.
- 2.
Bij het uitvoeren van onderhoud aan een openbare weg in een waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.6 tot en met 3.8, als het onderhoud bestaat uit:
Artikel 3.6 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.7 Afdichten van paalgaten
Bij het verwijderen van bebording worden de paalgaten afgedicht met klei.
Artikel 3.8 Periode van uitvoering
Het onderhoud wordt alleen uitgevoerd in de periode van 1 april tot 1 oktober, tenzij het onderhoud uitgevoerd wordt op of bij een compartimenteringskering.
Paragraaf 3.1.3 Regulier onderhoud aan percelen
Artikel 3.9 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van regulier onderhoud aan percelen in beschermingszone A bij een waterkering en in beschermingszone B bij een primaire waterkering.
Artikel 3.10 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, gelden niet voor het uitvoeren van regulier onderhoud aan een perceel in beschermingszone A bij een waterkering of in beschermingszone B bij een primaire waterkering.
Artikel 3.11 Aanwijzing algemene regels
Bij het uitvoeren van regulier onderhoud aan een perceel in beschermingszone A bij een waterkering of in beschermingszone B bij een primaire waterkering wordt voldaan aan artikel 3.12.
Paragraaf 3.1.4 Eenvoudig verplaatsbare bouwwerken
Artikel 3.13 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het plaatsen, hebben, onderhouden en verwijderen van eenvoudig verplaatsbare bouwwerken in:
beschermingszone A bij een primaire waterkering;beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering;beschermingszone B bij een primaire waterkering
Artikel 3.14 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste, derde en vierde lid, geldt niet voor het plaatsen, hebben, onderhouden of verwijderen van een eenvoudig verplaatsbaar bouwwerk in beschermingszone A bij een primaire waterkering of beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering of een beschermingszone B bij een primaire waterkering.
Artikel 3.15 Aanwijzing algemene regels
Bij het plaatsen, hebben, onderhouden of verwijderen van een eenvoudig verplaatsbaar bouwwerk in beschermingszone A bij een primaire waterkering of beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering of een beschermingszone B bij een primaire waterkeringwordt voldaan aan de artikelen 3.16 tot en met 3.18.
Artikel 3.16 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.18 Verwijdering van het bouwwerk
- 1.
Bij het verwijderen van paalvormige bouwwerken met een diameter van maximaal 15 cm worden de paalgaten aangevuld met (zwel)klei.
- 2.
Na het verwijderen van het bouwwerk wordt de bodem teruggebracht in de oorspronkelijke staat.
- 3.
Het bouwwerk wordt op eigen kosten verwijderd op een bij maatwerkvoorschrift te bepalen tijdstip, als het verwijderen nodig is voor het uitvoeren van noodzakelijke waterstaatkundige werkzaamheden.
Paragraaf 3.1.5 Beweiden
Artikel 3.19 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het beweiden van schapen en geiten in:primaire waterkeringregionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering
- 2.
Deze paragraaf is van toepassing op het beweiden met alle soorten dieren in:beschermingszone A bij een primaire waterkeringbeschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering
Artikel 3.20 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 3.2 eerste lid, geldt niet voor het beweiden van schapen of geiten in:een primaire waterkeringeen regionale waterkering
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, geldt niet voor het beweiden van alle soorten dieren in:beschermingszone A bij een primaire waterkeringbeschermingszone A bij een regionale waterkering
Artikel 3.21 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het weiden van schapen of geiten in onderstaande werkingsgebieden wordt voldaan aan artikel 3.22.een primaire waterkeringeen regionale waterkering
- 2.
Bij het beweiden van alle soorten dieren in onderstaande werkingsgebieden wordt voldaan aan artikel 3.23.beschermingszone A bij een primaire waterkeringbeschermingszone A bij een regionale waterkering
Artikel 3.22 Verwijdering van schapen of geiten
- 1.
Degene die met schapen en/of geiten beweidt op een waterkering, doet dat alleen in de periode tussen 1 april en 1 oktober;
- 2.
Degene die met schapen en/of geiten beweidt op een waterkering moet zijn dieren op eerste aanzegging door of namens het bestuur verwijderen indien de instandhouding van een goede grasmat in gevaar is of dreigt te komen;
- 3.
Degene die met schapen en/of geiten beweidt op de waterkering moet zijn schapen en/of geiten op eerste aanzegging door of namens het bestuur verwijderen indien dit vanuit onderhoud van de waterkering noodzakelijk is.
Paragraaf 3.1.6 Afrasteringen
Artikel 3.24 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het plaatsen, hebben, onderhouden en verwijderen van afrasteringen in:
een primaire waterkering ;de beschermingszone A bij een primaire waterkering ;een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering ;de beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering ;een overige waterkering.
Artikel 3.25 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste, tweede en vierde lid, gelden niet voor het plaatsen, hebben, onderhouden of verwijderen van een afrastering in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.26 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het plaatsen, hebben of onderhouden van een afrastering in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tot en met 3.30.
- 2.
Bij het verwijderen van een afrastering in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.27 en 3.30.
Artikel 3.27 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Paragraaf 3.1.7 Gebruik van percelen als tuin of bouwland
Artikel 3.31 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het gebruiken van percelen als tuin of bouwland in een compartimenteringskering of overige waterkering en in beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.32 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste en tweede lid, gelden niet voor het gebruiken van een perceel als tuin of bouwland in een compartimenteringskering of overige waterkering, of in beschermingszone A bij een waterkering, voor zover de werkzaamheden bestaan uit:
- a.
spitten, ploegen, eggen of andere vergelijkbare oppervlakkige grondroeringen en bewerkingen;
- b.
bemesten;
- c.
het zaaien, poten, telen of oogsten van éénjarige gewassen;
- d.
het aanbrengen of hebben van gras;
- e.
het planten, hebben of verwijderen van struiken; of
- f.
het planten, hebben of verwijderen van bomen die van nature lager blijven dan 5,0 m, gemeten vanaf maaiveld.
Artikel 3.33 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het gebruiken van een perceel als tuin of bouwland in een compartimenteringskering of overige waterkering, of in beschermingszone A bij een compartimenteringskering of in beschermingszone A bij een regionale waterkering, wordt voldaan aan de artikelen 3.34 en 3.34.
- 2.
Bij het gebruiken van een perceel als tuin of bouwland in beschermingszone A bij een primaire waterkering of beschermingszone A bij een regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.34 en 3.35.
Paragraaf 3.1.8 Beplanting
Artikel 3.36 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het snoeien en verwijderen van beplanting in een waterkering en in de beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.37 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste en tweede lid, gelden niet voor het snoeien en verwijderen van beplanting in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.38 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het snoeien van beplanting in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.39 tot en met 3.41.
- 2.
Bij het verwijderen van beplanting in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.39 en 3.42 tot en met 3.45.
Artikel 3.39 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.43 Kleigrond inbrengen
- 1.
In wortelgaten op de waterkering wordt kleigrond ingebracht van dezelfde samenstelling als de dijkbekleding. Deze kleigrond wordt zorgvuldig laagsgewijs verdicht.
- 2.
In wortelgaten in beschermingszone A wordt kleigrond ingebracht van dezelfde samenstelling als het maaiveld. Deze kleigrond wordt zorgvuldig laagsgewijs verdicht.
Artikel 3.44 Bedekken wortelgaten
Wortelgaten in de waterkering worden voorzien van geschikte graszoden of worden vóór 1 september ingezaaid met het graszaad "Natuurdijk II" of met daaraan gelijkwaardig graszaad.
Artikel 3.45 Seizoen voor werkzaamheden
Werkzaamheden op een primaire waterkering of regionale waterkering worden alleen uitgevoerd in de periode van 1 april tot 1 oktober, tenzij de werkzaamheden uitgevoerd worden op of bij een compartimenteringskering.
Paragraaf 3.1.9 Erfverharding
Artikel 3.46 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het aanbrengen, onderhouden en verwijderen van erfverharding in een overige waterkering en in beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.47 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste, tweede en vierde lid, gelden niet voor het aanbrengen, onderhouden of verwijderen van erfverharding in een overige waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.48 Aanwijzing algemene regels
Bij het aanbrengen, onderhouden of verwijderen van erfverharding in een overige waterkering of in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.49 en 3.50.
Paragraaf 3.1.10 Kabels en leidingen
Artikel 3.51 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het leggen, hebben, onderhouden, vervangen en verwijderen van:
- a.
kabels en leidingen in een waterkering, in de beschermingszone A bij een waterkering en in het profiel van vrije ruimte bij een waterkering; en
- b.
leidingen in beschermingszone B bij een primaire waterkering.
Artikel 3.52 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste, derde en vierde lid, gelden niet voor het leggen, hebben, onderhouden, vervangen of verwijderen van een kabel of leiding in onderstaande werkingsgebieden, als het gaat om een huisaansluiting op het kabel- en leidingnetwerk op voorwaarde dat een open ontgraving is toegepast en de kabel of leiding de waterkering of waterkerende constructie (bijvoorbeeld damwanden en coupures) niet kruist.:
een primaire waterkering ofbeschermingszone A bij een primaire waterkering ofbeschermingszone B bij een primaire waterkering ofeen regionale waterkering ofbeschermingszone A bij een regionale waterkering ofhet profiel van vrije ruimte bij een waterkering
- 2.
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, tweede en vierde lid, gelden niet voor het leggen, hebben, onderhouden, vervangen of verwijderen van een kabel of leiding in een compartimenteringskering of in de beschermingszone A bij een compartimenteringskering, als:
- a.
de kabel of leiding wordt gelegd, behouden, onderhouden, vervangen of verwijderd in de bovenste meter van de compartimenteringskering, gemeten vanaf het maaiveld; of
- b.
het een leiding is die niet valt onder het toepassingsgebied van NEN3650-1.
- c.
De kabel en leiding de waterkering of waterkerende constructie (bijvoorbeeld damwanden en coupures) niet kruist.
- a.
- 3.
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, tweede en vierde lid, gelden niet voor het leggen, hebben, onderhouden, vervangen of verwijderen van een kabel of leiding in een overige waterkering, als het een leiding is die niet valt onder het toepassingsgebied van NEN3650-1.
Artikel 3.53 Aanwijzing algemene regels
Bij het leggen, hebben, onderhouden, vervangen of verwijderen van een kabel of leiding wordt voldaan aan de artikelen 3.54 en 3.55, als voor die kabel of leiding geen omgevingsvergunning is vereist op grond van artikel 3.52.
Artikel 3.54 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.55 Bescherming omgeving kabel en leiding
- 1.
Werkzaamheden in het buitentalud van primaire waterkering en regionale waterkering worden alleen uitgevoerd tussen 1 april en 1 oktober, behalve als de kering een compartimenteringskering is.
- 2.
Proefsleuven die noodzakelijk zijn om de ligging van bestaande kabels of leidingen vast te stellen, worden met de hand gegraven.
- 3.
Het ontwerp, de aanleg en het beheer van een leiding voldoen aan de laatst vastgestelde NEN 3650-serie.
- 4.
Een kabel of leiding in een waterkering of in een beschermingszone wordt alleen aangelegd door middel van een open ontgraving.
- 5.
Een kabel of leiding in een waterkering of in een beschermingszone wordt uit één stuk uitgevoerd en wordt trekvast verbonden.
- 6.
Kunststof leidingen worden uitgevoerd in HDPE (PE80 of PE100) SDR11.
- 7.
Er worden alleen leidingen toegepast met een diameter van maximaal 125 millimeter.
- 8.
Toe te passen HDPE-leidingen worden gekoppeld door middel van spiegellassen of elektrolasmoffen.
- 9.
Bij verruiming van de diameter van de kabel of leiding worden verlooplasmoffen toegepast.
- 10.
Een sleuf wordt niet dieper en breder uitgegraven dan noodzakelijk is en wordt in ieder geval niet breder dan 0,5 meter en niet dieper dan 1 meter uitgegraven.
- 11.
Ontgravingen worden laagsgewijs uitgevoerd, waarbij verschillende grondsoorten gescheiden worden. Deze grondsoorten worden bij het aanvullen weer gebruikt en verdicht, zodanig dat de opbouw, draagkracht en waterdichtheid nagenoeg hetzelfde zijn als voor de werkzaamheden.
- 12.
Zowel voor het einde van iedere werkdag als na het voltooien van de werkzaamheden wordt de sleuf afgedicht met de uitkomende grond.
- 13.
Bij primaire waterkeringen worden huisaansluitingen voor binnendijkse nieuwbouw aangelegd en binnengevoerd vanaf het achterland.
- 14.
Beschadigde gedeelten van de grasmast worden vóór 1 september ofwel ingezaaid met het graszaad "Natuurdijk II" of met daarmee vergelijkbaar graszaad, ofwel voorzien van geschikte graszoden.
- 15.
Bij een hoge rivierwaterstand worden de werkzaamheden gestaakt op een bij maatwerkvoorschrift te bepalen tijdstip. Bij dat maatwerkvoorschrift kunnen beschermende maatregelen voor de waterkering worden opgelegd.
Artikel 3.56 Maatwerkvoorschriften
Maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld over artikel 3.55, waarbij, in afwijking van dat artikel, ruimere maatvoeringen of andere uitvoeringswijzen worden toegestaan, als die voorschriften geen belemmering vormen voor het beheer, het onderhoud of de instandhouding van de kering.
Paragraaf 3.1.11 Interne verbouwing van panden
Artikel 3.57 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van interne verbouwingen in bestaande panden in een waterkering en in de beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.58 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste en tweede lid, gelden niet voor het uitvoeren van een interne verbouwing in een bestaand pand in een waterkering of in de beschermingszone A bij een waterkering, voor zover daarbij geen constructieve wijziging aan een kelder, fundering of vloerpeil wordt uitgevoerd.
Paragraaf 3.1.12 Bodemonderzoek
Artikel 3.59 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van bodemonderzoek in beschermingszone A bij een waterkering.
Artikel 3.60 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
De verboden, bedoeld in artikel 3.2, eerste en tweede lid, gelden niet voor het uitvoeren van bodemonderzoek in beschermingszone A bij een waterkering, als dat onderzoek alleen bestaat uit het uitvoeren van sonderingen of grondboringen.
Artikel 3.61 Aanwijzing algemene regels
Bij het uitvoeren van bodemonderzoek in beschermingszone A bij een waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.62 tot en met 3.64, als dat onderzoek alleen bestaat uit het uitvoeren van sonderingen en/of grondboringen.
Artikel 3.62 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.63 Herstel waterdichtheid
De boor- en sondeergaten worden zodanig met bentoniet gevuld dat de waterdichtheid van de doorbroken grondlagen wordt hersteld.
Paragraaf 3.1.13 Activiteiten in de schil van compartimenteringskeringen
Artikel 3.66 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van activiteiten in een compartimenteringskering of in de beschermingszone A bij een compartimenteringskering.
- 2.
Deze paragraaf is niet van toepassing op:
Artikel 3.67 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, geldt niet voor het verrichten van een activiteit in een compartimenteringskering of in de beschermingszone A bij een compartimenteringskering, als:
- a.
de activiteit alleen wordt verricht in de bovenste meter van de compartimenteringskering of de beschermingszone A bij een compartimenteringskering, gemeten vanaf het maaiveld; en
- b.
er door de activiteit geen blijvende verbinding wordt gemaakt tussen beide zijden van de compartimenteringskering.
Artikel 3.68 Aanwijzing algemene regels
Bij het uitvoeren van een activiteit in een compartimenteringskering of in de beschermingszone A bij een compartimenteringskering wordt voldaan aan de artikelen 3.69 tot en met 3.71, als:
- a.
de activiteit alleen wordt verricht in de bovenste meter van de compartimenteringskering of de beschermingszone A bij een compartimenteringskering, gemeten vanaf het maaiveld; en
- b.
er door de activiteit geen blijvende verbinding wordt gemaakt tussen beide zijden van de compartimenteringskering.
Artikel 3.69 Meldingsplicht
Het is verboden de activiteit te verrichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 3.70 Herstel na werkzaamheden
- 1.
Het profiel van de waterkering en van beschermingszone A worden na de werkzaamheden in de oorspronkelijke toestand teruggebracht.
- 2.
Tijdelijke ontgravingen worden zodanig laagsgewijs gevuld en gedicht dat de oorspronkelijke bodemopbouw wordt hersteld.
- 3.
Beschadigde gedeelten van de grasmast worden ofwel ingezaaid met het graszaad "Natuurdijk II" of met daarmee vergelijkbaar graszaad, ofwel voorzien van geschikte graszoden.
Hoofdstuk 4 Activiteiten in bergingsgebieden
Afdeling 4.1 Activiteiten in bergingsgebieden
Paragraaf 4.1.1 Activiteiten in bergingsgebieden
Artikel 4.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van een activiteit in een bergingsgebied.
Artikel 4.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning in een bergingsgebied:
Hoofdstuk 5 Activiteiten met grondwater
Afdeling 5.1 Activiteiten met betrekking tot grondwater
Paragraaf 5.1.1 Algemeen
Artikel 5.2 Vergunningplichtige gevallen
- 1.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren.
- 2.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden te ontwateren met drainagemiddelen.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet voor gemeenten bij het treffen van maatregelen op grond van artikel 2.16, eerste lid, onder a, aanhef en onder 1° en 2°, van de Omgevingswet.
Artikel 5.3 Informatieplicht beëindiging vergunningplichtige onttrekkingen en infiltraties
De houder van een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water informeert het bevoegd gezag tijdig over het voornemen om de onttrekking of infiltratie definitief te beëindigen.
Artikel 5.4 Gegevens en bescheiden vergunningvrije wateronttrekkingsactiviteiten
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, waarvoor op grond van deze waterschapsverordening geen omgevingsvergunning voor een wateronttrekkingsactiviteit is vereist, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
- b.
b. het aantal in te richten putten;
- c.
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put;
- d.
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
- e.
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
- f.
de capaciteit van de pomp in kubieke meter per uur per put;
- g.
de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
- h.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en
- i.
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
- 1.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
- 2.
de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;
- 3.
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
- 4.
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
- 5.
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem te voorkomen of te beperken.
- 1.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet:
- a.
voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- b.
voor brandblusvoorzieningen, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.5 van deze waterschapsverordening;
- c.
voor veedrenkputten, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.8 van deze waterschapsverordening;
- d.
voor onttrekkingsinrichtingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur
- a.
Artikel 5.5 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteiten
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, voor aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
- b.
het aantal in te richten putten;
- c.
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put;
- d.
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
- e.
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
- f.
de capaciteit van de pomp in kubieke meters water per uur per put;
- g.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
- h.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;
- i.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en
- j.
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
- 1.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
- 2.
de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;
- 3.
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
- 4.
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
- 5.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.
- 1.
Artikel 5.6 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteit
- 1.
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.89, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.89, tweede en derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.7 Voorschriften omgevingsvergunning infiltratie van water
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.94 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.8 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water
- 1.
Degene die grondwater onttrekt door een daarvoor bedoelde voorziening of water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.
- 2.
Voor kortdurende of seizoensgebonden onttrekkingen of infiltraties kan het dagelijks bestuur van het waterschap in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor de wateronttrekkingsactiviteit of, als geen omgevingsvergunning is vereist, bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de hoeveelheid over een kortere tijdsspanne wordt gemeten.
- 3.
Degene die water in de bodem brengt, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, meet de kwaliteit van dat water door het nemen van representatieve monsters en het analyseren van de in tabel 3.1 opgenomen parameters met de in die tabel aangegeven frequentie.
Tabel 3.1. Parameters en meetfrequentie Parameter
Afkorting
Frequentie
bacteriën van de coligroep
vierwekelijks
kleur
vierwekelijks
zwevende stof
SS
vierwekelijks
geleidingsvermogen voor elektriciteit
vierwekelijks
temperatuur
T
vierwekelijks
zuurgraad
pH
vierwekelijks
opgelost zuurstof
O2
vierwekelijks
totaal organisch koolstof
TOC
vierwekelijks
bicarbonaat
HCO3
vierwekelijks
nitriet
NO2
vierwekelijks
nitraat
NO3
vierwekelijks
ammonium
NH4
vierwekelijks
totaal fosfaat
Totaal P
vierwekelijks
fluoride
F
driemaandelijks
chloride
Cl
vierwekelijks
sulfaat
SO4
driemaandelijks
natrium
Na
driemaandelijks
ijzer
Fe
driemaandelijks
mangaan
MN
driemaandelijks
chroom
Cr
driemaandelijks
lood
Pb
driemaandelijks
koper
Cu
driemaandelijks
zink
Zn
driemaandelijks
cadmium
Ca
driemaandelijks
arseen
As
driemaandelijks
cyanide
CN
driemaandelijks
minerale olie
vierwekelijks
adsorbeerbaar organisch halogeen
AOX
vierwekelijks
vluchtig organisch gebonden chloor
VOC
vierwekelijks
vluchtige aromaten
vierwekelijks
polycyclische aromaten
PAK
driemaandelijks
fenolen
driemaandelijks
- 4.
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de onttrekking of infiltratie is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens verstrekt:
- 5.
De analyse van de monsters vindt plaats overeenkomstig bijlage 4 bij de Drinkwaterregeling.
- 6.
Het eerste tot en met vijfde lid gelden niet:
- 7.
Lid één, lid twee en lid vier gelden niet voor het onttrekken van grondwater voor:
- a.
brandblusvoorzieningen, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.5 van deze waterschapsverordening;
- b.
veedrenkputten, zoals bedoeld in paragraaf 5.1.8 van deze waterschapsverordening;
- c.
onttrekkingsinrichtingen waarvan de pompcapaciteit niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur.
- a.
Paragraaf 5.1.2 Drainage
Artikel 5.9 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het ontwateren van gronden met drainagemiddelen.
Artikel 5.10 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, geldt niet voor het ontwateren van gronden met drainagemiddelen buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied.
Artikel 5.11 Aanwijzing algemene regels
Bij het ontwateren van gronden met drainagemiddelen buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied wordt voldaan aan de artikelen 5.12 en 5.13.
Artikel 5.12 Onderhoud
Het onderhoud aan het oppervlaktewaterlichaam wordt niet belemmerd of onmogelijk gemaakt.
Paragraaf 5.1.3 Beregenen van grasland
Artikel 5.14 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland.
Artikel 5.15 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;
- b.
de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 70 m3 per uur is;
- c.
er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en
- d.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.16 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.17 en 5.20 tot en met 5.22, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;
- b.
de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 70 m3 per uur is;
- c.
er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en
- d.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.21 en 5.22, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 3.
Bij het boren of afdichten van een put voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen van grasland wordt voldaan aan de artikelen 5.18 en 5.19, als hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is op de boring of afdichting.
Artikel 5.17 Meldingsplicht
Artikel 5.18 Meldingsplicht booractiviteit
Het is verboden een put te boren of af te dichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 5.19 Informatieplicht boring en afdichting
Binnen vier weken na afloop van de boring of afdichting wordt de beschrijving van het veldwerk, bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit, verstrekt aan het bestuur.
Artikel 5.20 Bescherming grondwater
- 1.
Het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor het beregenen van grasland.
- 2.
De houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd voorafgaand aan de onttrekking.
- 3.
Bij het opstellen en uitvoeren van het bedrijfswaterplan wordt voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening.
- 4.
Vergunningen verleend voor activiteiten als bedoeld in artikel 5.15 vervallen met ingang van 1 januari 2018.
Paragraaf 5.1.4 Beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt
Artikel 5.23 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt.
Artikel 5.24 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;
- b.
de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 100 m3 per uur is;
- c.
er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en
- d.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.25 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.26, 5.29 tot en met 5.31, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000;
- b.
de pompcapaciteit per onttrekkingsinrichting maximaal 100 m3 per uur is;
- c.
er maximaal 1 put per 5 hectare aanwezig is; en
- d.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.30 en 5.31, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 3.
Bij het boren of afdichten van een put voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt wordt voldaan aan de artikelen 5.27 en 5.28, als hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is op de boring of afdichting.
Artikel 5.26 Meldingsplicht
- 1.
Het is verboden grondwater te onttrekken voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden, als:
- a.
er niet eerder een melding is gedaan voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteel, glastuinbouw, container- en substraatteeltt; of
- b.
er eerder een melding is gedaan voor het onttrekken van grondwater voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt maar de voorgenomen onttrekking afwijkt van de bij die melding verstrekte gegevens.
- a.
- 2.
De melding bevat:
Artikel 5.27 Meldingsplicht booractiviteit
Het is verboden een put te boren of af te dichten zonder dit tenminste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 5.28 Informatieplicht boring en afdichting
Binnen vier weken na afloop van de boring of afdichting wordt de beschrijving van het veldwerk, bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit, verstrekt.
Artikel 5.29 Bescherming grondwater
- 1.
Het onttrokken grondwater wordt alleen gebruikt voor het beregenen voor akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw, container- en substraatteelt.
- 2.
De houder van de onttrekkingsinrichting beschikt over een bedrijfswaterplan en de daarin opgenomen maatregelen zijn uitgevoerd voorafgaand aan de onttrekking.
- 3.
Bij het opstellen en uitvoeren van het bedrijfswaterplan wordt voldaan aan de voorschriften die zijn opgenomen in bijlage V bij deze verordening.
- 4.
Vergunningen verleend voor activiteiten ten behoeve van akkerbouw, vollegronds tuinbouw en vollegronds boomteelt zoals bedoeld in artikel 5.24, vervallen met ingang van 1 januari 2018.
- 5.
Vergunningen verleend voor activiteiten ten behoeve van glastuinbouw, container- en substraatteelt zoals bedoeld in artikel 5.24, vervallen met ingang van 1 januari 2022.
Paragraaf 5.1.5 Brandblusvoorzieningen
Artikel 5.32 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor brandblusvoorzieningen.
Artikel 5.33 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening, als:
- a.
de brandblusvoorziening noodzakelijk is op grond van de bepalingen over brandbestrijding van het Besluit bouwwerken leefomgeving en er geen redelijk alternatief is voor het gebruik van grondwater om aan die bepalingen te kunnen voldoen;
- b.
de brandblusvoorziening:
- c.
er alleen grondwater wordt onttrokken voor de brandblusvoorziening of voor het vereiste onderhoud aan de put; en
- d.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.34 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening wordt voldaan de artikelen 5.37 en 5.38, als de onttrekking vergunningvrij is op grond van artikel 5.33.
- 2.
Bij het boren of afdichten van een put voor het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening wordt voldaan aan de artikelen 5.35 en 5.36, als hoofdstuk 2 van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is op de boring of afdichting.
Artikel 5.35 Meldingsplicht booractiviteit
Het is verboden een put te boren of af te dichten zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 5.36 Informatieplicht boring en afdichting
Binnen vier weken na afloop van de boring of afdichting wordt de beschrijving van het veldwerk, bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit, verstrekt.
Paragraaf 5.1.6 Tijdelijke bronbemalingen
Artikel 5.39 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het tijdelijk onttrekken van grondwater voor bronbemaling.
Artikel 5.40 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling, als:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling binnen een beschermd gebied, als:
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling buiten een beschermd gebied, als:
- 4.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor bronbemaling, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.41 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor bronbemaling wordt voldaan aan de artikelen 5.42 en 5.44, als de activiteit vergunningvrij is op grond van artikel 5.40, tweede, derde of vierde lid.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor bronbemaling wordt voldaan de artikelen 5.43 en 5.44, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Paragraaf 5.1.7 Grondwatersanering
Artikel 5.45 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitvoeren van grondwatersaneringen.
Artikel 5.46 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering binnen een beschermd gebied, als:
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering buiten een beschermd gebied, als:
- 3.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het uitvoeren van een grondwatersanering, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.47 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het uitvoeren van een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 5.48 en 5.50, als de activiteit vergunningvrij is op grond van artikel 5.46, tweede en derde lid.
- 2.
Bij het uitvoeren van een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 5.49 en 5.50, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn
- 1.
- a.
Paragraaf 5.1.8 Veedrenkputten en overige grondwateronttrekkingen
Artikel 5.52 Aanwijzing vergunningvrije gevallen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater voor een veedrenkput, als de put niet dieper is dan:
- a.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- b.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- a.
- 2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, geldt niet voor het onttrekken van grondwater, als:
- a.
de onttrekkingsinrichting is gelegen buiten een beschermd gebied;
- b.
de pompcapaciteit maximaal 10 m3 water per uur is; en
- c.
de put niet dieper is dan:
- 1.
het watervoerende pakket zoals aangegeven in tabel 1 van bijlage IV; of
- 2.
30 meter wanneer er geen afscheidende lagen aanwezig zijn.
- 1.
- a.
Artikel 5.53 Aanwijzing algemene regels
Bij het onttrekken van grondwater wordt voldaan aan de artikelen 5.54 en 5.55, als de activiteit vergunningvrij is op grond van artikel 5.52.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Afdeling 6.1 Overgangs- en slotbepalingen
Paragraaf 6.1.1 Overgangsbepalingen algemeen
Artikel 6.1 Overgangsrecht omgevingsvergunningen
- 1.
Een omgevingsvergunning voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning op grond van deze verordening. In het geval van vervanging, wijziging of verwijdering van het object en/of de handeling, vervalt de vergunning van rechtswege.
- 2.
Voor al hetgeen vóór inwerkingtreding van deze waterschapsverordening zonder vergunning rechtmatig tot stand is gebracht en/of wordt uitgevoerd, wordt geacht een vergunning ingevolge deze waterschapsverordening te zijn verleend. In geval van vervanging, wijziging of verwijdering van het object en/of de handeling, vervalt de fictieve vergunning van rechtswege.
- 3.
Als voor een activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening geen verbod op grond van deze verordening geldt om zonder omgevingsvergunning de activiteit te verrichten, gelden voorschriften uit een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit als maatwerkvoorschrift. Dit geldt alleen voor zover het waterschap over die activiteit maatwerkvoorschriften kan stellen op grond van deze verordening.
- 4.
Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voor een activiteit waarvoor op grond van deze waterschapsverordening een verbod geldt om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, blijft het oude recht van toepassing tot de omgevingsvergunning onherroepelijk wordt. Deze onherroepelijke omgevingsvergunning geldt als een omgevingsvergunning op grond van deze verordening.
Artikel 6.2 Overgangsrecht meldingen en maatwerkvoorschriften
- 1.
Een melding of kennisgeving van een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is gedaan, geldt als een melding van die activiteit op grond van deze verordening, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is.
- 2.
Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, geldt als een melding van die activiteit op grond van deze verordening, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is.
- 3.
Een maatwerkvoorschrift voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en die onherroepelijk is, geldt als een maatwerkvoorschrift op grond van deze verordening.
Artikel 6.3 Overgangsrecht handhavingsbesluiten
Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en voor die inwerkingtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing:
- a.
tot het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd;
- b.
tot het tijdstip waarop de beschikking is ingetrokken of is komen te vervallen; of
- c.
als de beschikking gaat om de oplegging van een last onder dwangsom, tot het tijdstip waarop:
Paragraaf 6.1.2 Overgangsbepalingen begrenzing waterstaatswerken vanwege omgevingsverordening
Artikel 6.4 Overgangsrecht begrenzing waterstaatswerken vanwege omgevingsverordening
- 1.
In afwijking van de artikelen 1.3 en 1.4 wordt een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als a-water is voorgeschreven, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van deze waterschapsverordening aangemerkt als a-water.
- 2.
In afwijking van de artikelen 1.3 en 1.4 wordt een oppervlaktewaterlichaam ten aanzien waarvan in de omgevingsverordening registratie als b-water is voorgeschreven, maar nog niet heeft plaatsgevonden, voor de toepassing van deze waterschapsverordening aangemerkt als b-water.
Paragraaf 6.1.3 Overgangsbepalingen duikers en bruggen
Artikel 6.5 Overgangsrecht duikers en bruggen
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt niet voor het behouden van een duiker of brug in een a-water, als:
- a.
de duiker of brug is aangelegd voor:
- 1.
28 februari 2012, voor duikers en bruggen gelegen in district Hertogswetering;
- 2.
6 november 2012, voor duikers en bruggen gelegen in district Raam;
- 3.
4 december 2012, voor duikers en bruggen gelegen in district Beneden Aa; of
- 4.
19 februari 2013, voor duikers en bruggen gelegen in district Boven Aa;
- 1.
- b.
de duiker of brug als zodanig is opgenomen op de betreffende leggerkaarten;
- c.
de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- d.
de duiker of brug extra onderhouden wordt op bij maatwerkvoorschrift te bepalen momenten; en
- e.
de duiker of brug wordt verwijderd als deze niet meer in een goede staat van onderhoud verkeert.
- a.
- 2.
Zodra de duiker of brug wordt vervangen, gewijzigd of verwijderd, wordt voldaan aan de in deze verordening gestelde regels.
Paragraaf 6.1.4 Overgangsbepalingen obstakels langs watergangen
Artikel 6.6 Overgangsrecht bouwwerken
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2 eerste lid, geldt niet voor het behouden van een in goede staat verkerend, kapitaalintensief bouwwerk in de beschermingszone bij een a-water, als deze is gerealiseerd voor 1 januari 2010.
- 2.
Zodra het bouwwerk wordt gewijzigd of uitgebreid, wordt voldaan aan de in deze verordening gestelde regels, als de wijziging of uitbreiding niet valt onder artikel 2.15d, onder d tot en met h en m, van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Artikel 6.7 Overgangsrecht overige obstakels
- 1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, geldt tijdelijk niet voor het behouden van een obstakel, anders dan een in goede staat verkerend, kapitaalintensief bouwwerk, in de beschermingszone bij een a-water, als het is aangebracht voor 1 januari 2010.
- 2.
Bij maatwerkvoorschrift stelt het dagelijks bestuur de einddatum vast voor de tijdelijke vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, waarna het obstakel verwijderd moet worden uit de beschermingszone.
- 3.
Voor zover obstakels, anders dan een in goede staat verkerend, kapitaalintensief bouwwerk als bedoeld in artikel 6.6, in de beschermingszone bij een a-water rechtmatig is aangebracht voor 1 januari 2010 op grond van een verleende vergunning c.q. ontheffing of op grond van het overgangsrecht, zoals bedoeld in artikel 6.1, stelt het dagelijks bestuur bij maatwerkvoorschrift de einddatum vast van de rechtmatigheid van het obstakel, waarna deze verwijderd moet worden uit de beschermingszone.
Bijlage I Begripsbepalingen
- afkoppelen van verhard oppervlak
-
onderbreken van de afvoer van op bestaand verhard oppervlak vallend hemelwater via een gemengde of verbeterd gescheiden riolering naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie
- afrastering
-
(overwegend) verticale afrastering van niet-levend materiaal
- afscheidende laag
-
afdichtende of slecht waterdoorlatende bodemlaag
- anti-worteldoek
-
kunststof doek dat wel water maar geen licht en wortelgroei doorlaat
- bedrijfswaterplan
-
plan van waterconserverende of waterbesparende maatregelen dat wordt opgesteld en uitgevoerd door of namens de houder van een onttrekkingsinrichting of degene die grondwater onttrekt, conform een door het bestuur vastgesteld model
- bergingsvoorziening
-
voorziening die moet worden aangelegd om te voorkomen dat de extra hoeveelheid hemelwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak versneld wordt afgevoerd naar het ontvangende watersysteem
- beschoeiing
-
grondkerende constructie in de oeverlijn/talud om de oever/talud tegen afkalving te beschermen
- bestuur
-
dagelijks bestuur van waterschap Aa en Maas
- bodemsanering
-
beheren, beperken of ongedaan maken van verontreiniging van de bodem
- brandblusvoorziening
-
voorziening die permanent aanwezig is, maar slechts in noodsituaties benut wordt ten behoeve van bluswatervoorziening
- bronbemaling
-
uit de bodem of bouwputten onttrekken van grondwater door middel van een pomp
- brug
-
werk over een oppervlaktewaterlichaam dat bedoeld is voor de doorgang van een perceel aan de ene kant van het oppervlaktewaterlichaam naar een perceel aan de andere kant van het oppervlaktewaterlichaam
- buitentalud
-
hellend vlak van een waterkering aan de waterkerende zijde
- c-waterloop
-
oppervlaktewaterlichamen met een maatgevende afvoer van minder dan 10 liter per seconde
- drainagemiddel
-
ontwateringsmiddel voor het kunstmatig laag houden van de grondwaterstand welke vrij afstroomt waarbij niet direct of indirect gebruik gemaakt wordt van een pomp(constructie)
- gestuurde persing of boring
-
een sleufloze boortechniek waarbij obstakels zoals een waterstaatswerk diep onder het maaiveld kunnen worden gepasseerd
- groen dak
-
dak dat bedekt is met vegetatie met een waterbergende functie
- grondwatersanering
-
beheren, beperken of ongedaan maken van verontreiniging van het grondwater
- huisaansluiting
-
deel van een kabel of leiding dat een directe verbinding vormt tussen één specifiek pand (gebouw met een BAG-adres) en het distributienet van de netbeheerder
- infiltreren van water
-
in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater
- insteek
-
het als zodanig in de legger aangegeven snijpunt van de lijn van talud en maaiveld, dan wel de lijn van een oppervlaktewaterlichaam waar talud en maaiveld elkaar snijden
- kabel
-
voorziening voor het aanleggen, hebben en onderhouden van onder andere elektriciteitssignaal en telecommunicatievoorzieningen
- leiding
-
mediumvoerende buisconstructie, die geen lozingswerk is en die niet in open verbinding staat met oppervlaktewater
- maaisel
-
begroeiing met enige aanhangende (bagger)specie, die vrijkomt bij het uitvoeren van onderhoud
- natuurvriendelijke oever
-
oever die zo is aangelegd of wordt gewijzigd dat deze niet alleen dient om de afvoercapaciteit van het oppervlaktewaterlichaam te waarborgen, maar ook om landschappelijke en ecologische functies te versterken
- ondersteunend kunstwerk
-
werk dat van belang is voor de taakuitoefening van het waterschap, voor de waterkering of voor het functioneren van de waterhuishouding
- onttrekken
-
onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een werk
- openbare weg
-
weg in beheer van een overheid
- overhangend bouwwerk
-
bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk over het oppervlaktewaterlichaam of het talud is geplaatst
- poel
-
relatief klein oppervlaktewaterlichaam met een natuurdoelstelling, in hoofdzaak een ecologische functie ten behoeve van amfibieën
- pompcapaciteit
-
het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in kubieke meters per uur
- put
-
alle in de bodem aangebrachte buizen met boorgat en doorlatende filters
- regulier onderhoud
-
periodiek uit te voeren werkzaamheden om de aan een perceel gegeven bestemming in stand te kunnen houden
- roven
-
oppervlakkig, over een kleine diepte weghalen van de grond
- sleufbemaling
-
bronbemaling ten behoeve van een smalle, meestal voortschrijdende bouwput
- specie
-
bij onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen vrijkomende grond inclusief daarin voorkomende stoffen
- steiger
-
constructie die over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel
- talud
-
hellend oppervlak van oppervlaktewaterlichamen en waterkeringen
- teen
-
de als zodanig in de legger aangegeven lijn van de onderrand van een waterkering, dan wel de lijn waar talud en maaiveld elkaar snijden
- toename van verhard oppervlak
-
wijziging van onverhard naar verhard oppervlak
- veedrenkput
-
inrichting voor het drenken van vee waarvan de pomp niet mechanisch wordt aangedreven
- verhard oppervlak
-
al het oppervlak dat er voor zorgt dat water sneller tot afvoer komt
- vlonder
-
constructie op het maaiveld grenzend aan het oppervlaktewaterlichaam
- waterhuishoudkundige functie
-
functie die de provincie of het waterschap aan het waterstaatswerk heeft toegekend
- werken
-
alle door menselijk toedoen ontstane of gemaakte constructies of inrichtingen, inclusief bouwwerken, en restanten daarvan
- zinkerbord
-
bord dat markeert waar een leiding of kabel een watergang ondergronds doorkruist
- aangewezen oppervlaktewaterlichaam
-
oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage II;
(toelichting) Aangewezen oppervlaktewaterlichamen zijn grotere oppervlaktewaterlichamen, die zijn benoemd in bijlage II bij de waterschapsverordening. De algemene regels over lozingen op deze oppervlaktewaterlichamen vertegenwoordigen het niveau van beste beschikbare technieken. Dat niveau is niet voldoende om de waterkwaliteit van kleinere oppervlaktewaterlichamen (de niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen) te beschermen. De regels voor lozingen op niet-aangewezen oppervlaktewaterlichamen gaan daarom een stap verder dan de beste beschikbare technieken.
- niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam
-
ander oppervlaktewaterlichaam dan een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen en begrensd in bijlage II.
- NEN 6600-1
-
NEN 6600-1:2019: Water - Monsterneming - Deel 1: Afvalwater, versie 2019;
- NEN 6646
-
NEN 6646/C1:2015: Water - Fotometrische bepaling van het gehalte aan ammoniumstikstof en van de som van de gehalten aan ammoniumstikstof en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl, door mineralisatie met seleen, met behulp van een doorstroomanalysesysteem - Ontsluiting met zwavelzuur, seleen en kaliumsulfaat, versie 2015 + C1:2015;
- NEN 6966
-
NEN 6966:2006: Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2006;
- NEN-EN 12566-1
-
NEN-EN 12566-1: NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE - Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;
- NEN-EN 13284-1
-
NEN-EN 13284-1:2001: Europese norm voor Emissies van stationaire bronnen – Bepaling van massaconcentratie van stof in lage concentraties – Deel 1: Manuele gravimetrische methode, versie 2001;
- NEN-EN 872
-
NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;
- NEN-EN-ISO 5667-3
-
NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water - Monsterneming - Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018;
- NEN-EN-ISO 5815-1
-
NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;
- NEN-EN-ISO 5815-2
-
NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water - Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) - Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;
- NEN-EN-ISO 6878
-
NEN-EN-ISO 6878:2004: Water - Bepaling van fosfor - Ammoniummolybdaat spectometrische methode, versie 2004;
- NEN-EN-ISO 9377-2
-
NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water - Bepaling van de minerale-olie-index - Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;
- NEN-EN-ISO 10301
-
NEN-EN-ISO 10301:1997: Water - Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen - Gaschromatografische methoden, versie 1997;
- NEN-EN-ISO 11732
-
NEN-EN-ISO 11732:2005: Water - Bepaling van ammonium stikstof - Methode voor doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 2005;
- NEN-EN-ISO 11885
-
NEN-EN-ISO 11885:2009: Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;
- NEN-EN-ISO 12846
-
NEN-EN-ISO 12846:2012: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;
- NEN-EN-ISO 13395
-
NEN-EN-ISO 13395:1997: Water - Bepaling van het stikstofgehalte in de vorm van nitriet en in de vorm van nitraat en de som van beide met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en spectrometrische detectie, versie 1997;
- NEN-EN-ISO 15587-1
-
NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;
- NEN-EN-ISO 15587-2
-
NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water - Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water - Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;
- NEN-EN-ISO 15680
-
NEN-EN-ISO 15680:2003: Water - Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met 'purge-and-trap' en thermische desorptie, versie 2003;
- NEN-EN-ISO 15681-1
-
NEN-EN-ISO 15681-1:2005: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 1: Methode met een doorstroominjectiesysteem (FIA), versie 2005;
- NEN-EN-ISO 15681-2
-
NEN-EN-ISO 15681-2:2018: Water - Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat en het totale gehalte aan fosfor met behulp van doorstroomanalyse (FIA en CFA) - Deel 2: Methode met een continu doorstroomanalysesysteem (CFA), versie 2018;
- NEN-EN-ISO 15682
-
NEN-EN-ISO 15682:2001: Water - Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;
- NEN-EN-ISO 17294-2
-
NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water - Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma - Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;
- NEN-EN-ISO 17852
-
NEN-EN-ISO 17852:2008: Water - Bepaling van kwik - Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;
- NEN-EN-ISO 17993
-
NEN-EN-ISO 17993:2004: Water - Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;
- NEN-ISO 5663
-
NEN-ISO 5663:1993: Water - Bepaling van het gehalte aan Kjeldahl-stikstof - Methode na mineralisatie met seleen, versie 1993;
- NEN-ISO 15705
-
NEN-ISO 15705:2003: Water - Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) - Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;
- NEN-ISO 15923-1
-
NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit - Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie - Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013;
- a-waterloop
-
oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende aan- en/of afvoer van meer dan 30 liter per seconde;
- Beschermingszone (bij een a-water)
-
aan een waterstaatswerk grenzende zone die als zodanig als beperkingengebied is opgenomen in deze waterschapsverordening;
- Beschermingszone A
-
aan een waterkering grenzende beschermingszone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen;
- Beschermingszone B
-
aan een beschermingszone A grenzende beschermingszone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen;
- Beschermingszone beperkt
-
aan een waterstaatswerk of beschermingszone grenzende zone die als zodanig in deze waterschapsverordening is opgenomen ;
- b-waterloop
-
oppervlaktewaterlichaam met een maatgevende afvoer va minder dan 30 liter per seconden, met uitzondering van de c-waterlopen;
- éénjarige gewassen
-
een gewas/plant die zijn levenscyclus voltooit van kieming tot zaad binnen één jaar. De plant sterft na de zaadzetting af, zoals bij zomertarwe, of gaat aan het eind van het jaar dood.
- Oever
-
zone tussen de bodem van een oppervlaktewater en de insteek, waarin een (geleidelijke) overgang plaatsvindt van natte naar droge omstandigheden;
- Grondwater
-
water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt, met de daarin aanwezige stoffen
Bijlage II Aangewezen oppervlaktewaterlichamen
1 Aangewezen oppervlaktewaterlichamen
Aangewezen oppervlaktewaterlichamen als bedoeld in deze waterschapsverordening zijn:
- a.
Aa benedenstrooms Veghel tot Den Bosch
- b.
Aa door stedelijk gebied Veghel
- c.
Aa van Gemert tot Veghel
- d.
Dieze
- e.
Drongelens Kanaal
- f.
Eindhovens Kanaal
- g.
Verbindingskanaal in het Bossche Veld
- h.
Gekanaliseerde Dieze, Zuid-Willemsvaart
- i.
Haven Noord of Burgemeester van Veldhuizenhaven
- j.
Hertogswetering, Grave tot Ossermeer
- k.
Hoefgraaf
- l.
Industriehaven te Helmond
- m.
Industriehavens ’s-Hertogenbosch
- n.
Koningsvliet
- o.
Kraaijenbergse Plassen
- p.
Ossermeer tot Gewande
- q.
Oude Zuid-Willemsvaart
- r.
Rietveldenhaven
- s.
Stads-Aa
- t.
Stadsdommel
- u.
Teeffelensche Wetering
- v.
Traverse door Helmond
Bijlage III Overzicht Informatieobjecten
- a-water
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/4dc2bf763d5b496ea8ca99e4cacba155/nld@2023‑11‑13;1
- aangewezen oppervlaktewaterlichaam
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/4ac86dfe7cdf497696e9e358cf458c3b/nld@2023‑11‑13;1
- attentiegebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/2d0579999f85404293b223a44d3a6e85/nld@2023‑11‑13;1
- b-water
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/dbab1445d8644522ae5e8425055249b1/nld@2023‑11‑13;1
- b-water buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/9bc13f31e56942f994cc0afaf1611505/nld@2023‑11‑13;1
- beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/0b148a4d2aa6413ca37ad633a8e2f964/nld@2023‑11‑13;1
- beperkingengebied met betrekking tot een waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/f3ab1ad962dc4dd6ab785260b39d1afb/nld@2023‑11‑13;1
- bergingsgebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/1647afa255f44e8a8778b8dfd85223fe/nld@2023‑11‑13;1
- beschermd gebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/f29cc59e0a644d37ae9c2ec06de89c20/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone A bij een compartimenteringskering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/9e1e492f978140e7985395d0f1621c6e/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone A bij een primaire waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/9aab9a4fe42046cb88bd79980b2118b9/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone A bij een regionale waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/659bf973b9904af59519369bb5a25302/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone A bij een regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/da57fbb5f3cc42eca282e731f720ff29/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone A bij een waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/923051c6d3cf4381a3ec2797e5d77288/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone B bij een primaire waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/f4ea0d09a76042dea03d2d205852c6ea/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone beperkt
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/6d4748035b0343bbaf6213ef44ae21ea/nld@2023‑11‑13;1
- beschermingszone bij een a-water
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/6395e2bc5d9d4c6e8db363da12d8a600/nld@2023‑11‑13;1
- buiten de beschermingszone bij een a-water en buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/7c6bd8a6592442d0b7ecb34c698b6cb7/nld@2023‑11‑13;1
- buiten een beschermd gebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/59af49ed12ef4c559200a97ae7b08772/nld@2023‑11‑13;1
- buiten een beschermd gebied, attentiegebied en wijstgebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/12eec6d2f482489d97f6c3fd5a0a4278/nld@2023‑11‑13;1
- buiten een beschermd gebied, attentiegebied of invloedsgebied Natura 2000
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/d44e4bd4a8004631b43afbe5394f4d01/nld@2023‑11‑13;1
- compartimenteringskering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/b3ebad7fe5cc40179f9b8e2cbb3aa33c/nld@2023‑11‑13;1
- niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/f6681088210c4b86b9b14b9733af4635/nld@2023‑11‑13;1
- overige waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/82318e024d954582a660d136926beede/nld@2023‑11‑13;1
- primaire waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/52e6956a9e9e4397b57e85d2e1d7097c/nld@2023‑11‑13;1
- profiel van vrije ruimte bij een oppervlaktewaterlichaam
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/ae784ccbb1904484a12fd418a1da3bc7/nld@2023‑11‑13;1
- profiel van vrije ruimte bij een waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/85cf0ff275c2441b9af0c0c802aac14a/nld@2023‑11‑13;1
- regionale waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/24c2a3ee2ef0469282a23d6dedca0b51/nld@2023‑11‑13;1
- regionale waterkering, met uitzondering van compartimenteringskering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/1f90f0c3b3fc4f7396fdf22d934c88f0/nld@2023‑11‑13;1
- vaarweg
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/3b4decd60f734646901c34cbf3313238/nld@2023‑11‑13;1
- waterkering
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/6d010dfb89c8479cb214bd55c1d5c8cf/nld@2023‑11‑13;1
- wijstgebied
-
/join/id/regdata/ws0654/2023/75daa5b9dace4b8fb339f85079e72611/nld@2023‑11‑13;1
Bijlage IV Tabel 1: Aanduidingen watervoerend pakket per grondwaterdeelgebied
1 Aanduidingen watervoerend pakket per grondwaterdeelgebied
Gebied |
Naam |
Kleine onttrekkingen en beregening van grasland |
Akkerbouw, vollegronds tuinbouw, vollegronds boomteelt, glastuinbouw en container- en substraatteelt en brandblusvoorzieningen |
Max. diepte minus maaiveld bij afwezigheid van afscheidende lagen |
I |
Centrale Slenk |
syk1/syk2/wak1 |
syk1/syk2/wak1 |
30 meter |
II |
Peelhorst |
brk1/brz2 |
brk1/brz2 |
30 meter |
III |
Polders |
kik1/ook1/msk1/wak2 |
kik1/ook1/msk1/wak2 |
30 meter |
Bijlage V Model Bedrijfswaterplan
2 Inleiding
2.1 Waarom een bedrijfswaterplan?
Beschikbaarheid van voldoende water is een belangrijke voorwaarde om goed te kunnen ondernemen. Tegelijk is Brabant een gebied dat kwetsbaar is voor perioden van droogte. Grondwater voor beregening is dan een belangrijke bron om op terug te kunnen vallen.
We willen nog lang gebruik kunnen maken van het kostbare grondwater. Niet alleen voor landbouw, maar ook voor drinkwater en natuur. Slim en zuinig omgaan met het grondwater is dan van groot belang.
Door het regenwater zo lang mogelijk vast te houden kunnen we de noodzaak van beregenen uitstellen. Iedereen kan en moet zijn of haar steentje daar aan bijdragen. Pas dan heeft het rendement. Daarnaast is efficiënt gebruik van grondwater net zo belangrijk, niet in het minst om daarmee kosten voor beregening te besparen.
Op 6 juni 2014 heeft het waterschap nieuw beleid voor beregenen uit grondwater vastgesteld. Dit nieuwe beleid biedt meer flexibiliteit in het gebruik van grondwater zodat dit beter aansluit bij uw bedrijfsvoering. Maar het koppelt dit één op één aan de vereiste om ook water te conserveren en/of te besparen. En dat laatste kunt u via dit bedrijfswaterplan aangeven. Daarmee is het bedrijfswaterplan nodig om met meer flexibiliteit te mogen beregenen met grondwater. Het bedrijfswaterplan stuurt u als bijlage mee met de melding of vergunning.
2.2 Wat staat er in het bedrijfswaterplan?
Het bedrijfswaterplan kent twee onderdelen:
1. Met het bedrijfswaterplan geeft u aan welke waterconserverende en/of waterbesparende maatregelen u heeft doorgevoerd. Het aantal te nemen maatregelen varieert van 1 t/m 3 afhankelijk van het gebied en de bedrijfsomvang (zie pagina 8).
2. Met het bedrijfswaterplan geeft u een doorkijk van de waterhuishouding van uw bedrijf. Op welke posten van de waterbalans is nog winst te boeken ten aanzien van zuinig gebruik en conservering van (grond)water? Heeft u ook nagedacht over wat u wellicht met anderen samen kunt afspreken in groepsverband? Als u deze nu op het netvlies heeft, kunt u deze makkelijker meenemen bij toekomstige aanpassingen aan / investeringen in uw bedrijf. In het bedrijfswaterplan is ruimte opgenomen voor deze informatie.
2.3 Contact en adviesmogelijkheid
Als u vragen heeft bij het invullen, bekijk dan de laatste pagina’s met een stappenplan en toelichting. Ook kunt u voor vragen en advies terecht bij.
Waterschap Aa en Maas Waterwetloket (073) 615 83 33 of info@aaenmaas.nl
ZLTO Praktisch Advies Rik Vlemminx (06 - 212 326 03) Beleidsmatig Advies Johan Elshof (06 - 295 202 60)
3 Maatregelen
3.1 Maatregelen
|
Maatregel |
Uitgevoerd (aanvinken) |
1 |
Water vasthouden in kavelsloot door:a. een LOP-stuwb. verhogen van een duiker met ten minste 20 cmc. verhogen van een slootbodem met ten minste 20 cm over een lengte van ten minste 50 meterdempen sloot over lengte van ten minste 50 meter |
|
2 |
Vervangen van de aanwezige drainage binnen het bedrijf voor peilgestuurde drainage |
|
3 |
drainagewater opnieuw benutten *) |
|
4 |
Afkoppelen en infiltreren van schoon hemelwater dat valt op het dakoppervlak van de bedrijfsgebouwen |
|
5 |
Aanleg van een doorlopende grondwal rondom een perceel van minimaal 1 hectare |
|
6 |
Verhogen van het watervasthoudend vermogen van de bodem *) |
|
7 |
Opslag en hergeberuik van hemelwater in een bassin |
|
8 |
Gebruik restwater van derden *) |
|
9 |
zuinig beregenen via een beregeningssysteem (bijvoorbeeld Beregeningssignaal) |
|
10 |