Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 15 december 2021, kenmerk 7416, tot het delegeren van de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en daarmee verband houdende voorbereidingsbesluiten aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland (Delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 15 december 2021, kenmerk 7416, tot het delegeren van de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en daarmee verband houdende voorbereidingsbesluiten aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland (Delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening)

Provinciale staten van Zuid-Holland;

Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 5 juli 2021, PZH-2021-778668454;

Gelet op artikel 2.8, artikel 4.15, vierde lid en artikel 4.16, vierde lid van de Omgevingswet;

Overwegende dat het wenselijk is in verband met het inwerking treden van de Omgevingswet, bevoegdheden tot het vaststellen van delen van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en voorbereidingsbesluiten met het oog op de voorbereiding daarvan te delegeren aan gedeputeerde staten met het oog op het vereenvoudigen en versnellen van het wijzigen van bedoelde delen van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die van toepassing zijn op de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening zijn ook van toepassing op dit besluit.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

  • 1. Dit besluit gaat over het delegeren door provinciale staten aan gedeputeerde staten van de bevoegdheden tot het vaststellen van:

    • a.

      delen van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening; en

    • b.

      voorbereidingsbesluiten.

  • 2. Dit besluit is niet van toepassing indien provinciale staten de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening wijzigen en daarbij gelijktijdig regels als bedoeld in dit besluit wijzigen.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing en geometrische begrenzing van locaties voor provinciale taken

Artikel 2.1 Aanpassing geometrische begrenzing locaties

In aanvulling op artikel 2.22, tweede lid, van de Omgevingswet kunnen gedeputeerde staten de geometrische begrenzingen van locaties, opgenomen in bijlage II, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, aanpassen voor zover het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen.

Artikel 2.2 Aanwijzing vaarwegen en geometrische begrenzing functies zones vaarwegen

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen de aanwijzing van provinciale vaarwegen, genoemd in bijlage VI, onder A.1, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, aanpassen voor zover het gaat om ondergeschikte, uitvoeringstechnische of administratieve aanpassingen.

  • 2. Gedeputeerde staten leggen in bijlage II behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, de geometrische begrenzing van de zones die de functie hebben van vaarstrook, veiligheidsstrook, veiligheidszone of overige delen, vast.

Hoofdstuk 3 Activiteiten in de fysieke leefomgeving

Afdeling 1 Algemene bepalingen over activiteiten

Artikel 3.1. Gegevens en bescheiden inzake activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen in bijlage IV behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening nadere regels stellen over de in te dienen gegevens en bescheiden.

Afdeling 2 Milieubelastende activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden

Artikel 3.2 Aanwijzen schadelijke stoffen

Gedeputeerde staten kunnen bijlage III, onder A.1 behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening aanvullen met andere schadelijke stoffen, mengsels, materialen of producten.

Afdeling 3 Ontgassen van binnenschepen

Artikel 3.3 Aanwijzen stoffen ontgassen

Gedeputeerde staten kunnen stoffen als bedoeld in bijlage III onder B behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening aanwijzen.

Artikel 3.4 Nadere regels ontgassen van binnenschepen

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen in afdeling 3.5 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, nadere regels stellen over de activiteit in artikel 3.142 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen in afwijking van artikel 3.146 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, mede strekken tot het aanwijzen van vergunningvrije gevallen voor daarbij aan te geven categorieën van gevallen.

Afdeling 4 Activiteiten rond provinciale vaarwegen

Artikel 3.5 Regels over de vergunningplicht op een provinciale vaarweg

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen, met uitzondering van de regels, bedoeld in paragraaf 3.7.1, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, in paragraaf 3.7.2 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, regels stellen over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot provinciale vaarwegen genoemd in bijlage VII, onder A.1, en de zones bedoeld in artikel 2.2, tweede lid.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, worden gesteld met het oog op de functies, genoemd in artikel 2.2 tweede lid.

  • 3. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen mede strekken tot:

    • a.

      het aanwijzen van vergunningvrije gevallen;

    • b.

      het omzetten van aangewezen vergunningplichtige gevallen naar meldingplichtige gevallen met bijbehorende regels;

    • c.

      het opleggen van de verplichting gegevens en bescheiden te verstrekken;

    • d.

      het stellen van maatwerkvoorschriften aan de activiteit, en in welke mate of hoe lang daarbij kan worden afgeweken; of

    • e.

      het treffen of uitsluiten van gelijkwaardige maatregelen, al dan niet na toestemming of gekoppeld aan een verbod zonder voorafgaande melding.

Afdeling 5 Activiteiten rond provinciale wegen

Artikel 3.6 Regels over de vergunningplicht op een provinciale weg

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen met uitzondering van de regels, bedoeld in paragraaf 3.8.1, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, in paragraaf 3.8.2 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, regels stellen over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot provinciale wegen.

  • 2. Artikel 3.5, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Onderhoudsplichten in de fysieke leefomgeving

Artikel 4.1 Onderhoudsplicht oevers

Gedeputeerde staten kunnen in bijlage V nadere regels stellen over de omvang en inhoud van de onderhoudsplicht en over de inspectie van oevers van provinciale vaarwegen genoemd in bijlage VII, onder A1, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 5 Omgevingswaarden

Afdeling 1 Veiligheid regionale waterkeringen

Artikel 5.1 Omgevingswaarden veiligheid regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen in bijlage VI, onder A, na overleg met het waterschapsbestuur, ten aanzien van de regionale waterkeringen, bedoeld in artikel 2.13 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, een tijdstip vast waarop de verschillende regionale waterkeringen moeten voldoen aan de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 5.3, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Afdeling 2 Kans op overstroming regionale wateren

Artikel 5.2 Omgevingswaarden gemiddelde kans op overstroming regionale wateren

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen in bijlage VI, onder B1, nadere regels stellen over de toepassing van de omgevingswaarden als bedoeld in artikel 5.6 tweede lid van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

  • 2. Gedeputeerde staten stellen in bijlage VI, onder B2, voor het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en het Waterschap Rivierenland, in overleg met het waterschapsbestuur de termijn vast waarbinnen aan de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 5.6 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening moet zijn voldaan.

Hoofdstuk 6 Instructieregels

§ 6.1 Bebording gebieden

Artikel 6.1 Bebording stiltegebieden

  • 1. Gedeputeerde staten leggen in bijlage VIII, onder A1, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening het model vast van het bord voor de aanduiding van de begrenzing van stiltegebieden.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in aanvulling op de aanduiding door borden van een stiltegebied, deze aanduiding op andere wijze vastleggen in bijlage VIII, onder A2, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Artikel 6.2 Bebording grondwaterbeschermingsgebieden

  • 1. Gedeputeerde staten leggen in bijlage VIII, onder B1, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening het model vast van de borden voor de aanduiding van de begrenzing van grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in bijlage VIII, onder B2, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening vastleggen in welke gevallen en op welke wijze boringsvrije zones of gebieden voor aanvullende strategische voorraden worden aangeduid.

§ 6.2 Beheer van watersystemen

Artikel 6.3 Legger

Gedeputeerde staten stellen in bijlage VIII, onder C.1, in overleg met het waterschapsbestuur, het tijdstip vast, bedoeld in artikel 7.4, tweede lid, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, waarop aan de verplichtingen met betrekking tot de legger, bedoeld in het eerste lid, onder d, van genoemd artikel moet zijn voldaan.

§ 6.3 Beheer van vaarwegen

Artikel 6.4 Vaarwegprofielen

  • 1. Gedeputeerde staten stellen de gewenste noodzakelijke minimale breedte, diepte en vrije doorvaarthoogte, bedoeld in artikel 7.8, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening vast van de dwarsdoorsnede van het deel van de provinciale vaarwegen en regionale vaarwegen, dat vrij beschikbaar is voor de afwikkeling van scheepvaartverkeer in bijlage VIII, onder D.1, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

  • 2. Over de toepassing van het eerste lid voeren gedeputeerde staten vooraf overleg met de vaarwegbeheerder.

§ 6.4 Detailhandel

Artikel 6.5 Ontwikkelingsperspectief

Gedeputeerde staten kunnen in bijlage IX, onder C, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening ten aanzien van detailhandel het ontwikkelingsperspectief beschrijven voor te versterken centra, te optimaliseren centra en de overige centra.

§ 6.5 Natuurnetwerk Nederland

Artikel 6.6 Wezenlijke kenmerken en waarden

Gedeputeerde staten stellen in bijlage IX, onder D van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, de wezenlijke kenmerken en waarden van natuurnetwerk Nederland vast.

Hoofdstuk 7 Procedures

Artikel 7.1 Voortgangsrapportage uitvoering waterbeheerprogramma

Gedeputeerde staten kunnen in bijlage X, onder A, nadere regels stellen over de vorm en inhoud van een door het waterschapsbestuur op te stellen rapportage over de voortgang van de uitvoering van het waterbeheerprogramma, bedoeld in artikel 10.1, eerste lid, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Artikel 7.2 Verstrekken gegevens wateronttrekkingsactiviteit

Gedeputeerde staten kunnen in bijlage X, onder B, na overleg met het waterschapsbestuur, regels stellen omtrent de wijze waarop het waterschapsbestuur de gegevens over wateronttrekkingsactiviteiten, bedoeld in artikel 10.4, eerste lid, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, aan gedeputeerde staten verstrekt.

Artikel 7.3. Gegevens en bescheiden aanvraag luchthavenbesluit of -regeling

Gedeputeerde staten stellen regels over de in te dienen gegevens en bescheiden in bijlage X, onder C behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 8. Handhaving en uitvoering

Artikel 8.1 Kwaliteitscriteria uitvoering en handhaving

Gedeputeerde staten kunnen de kwaliteitscriteria voor de kwaliteit van uitvoering en handhaving, in bijlage XI, onder A, behorende bij de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening wijzigen.

Hoofdstuk 9 Monitoring en informatie

Artikel 9.1 Veiligheid regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten stellen ten aanzien van de monitoring en verslaglegging voor de omgevingswaarden veiligheid regionale waterkeringen, bedoeld in artikel 5.3 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, vast een in bijlage XII, onder A, van de verordening op te nemen:

  • a.

    methode en frequentie voor de bepaling van het waterkerend vermogen van een regionale waterkering en de daarbij behorende maatgevende hoogwaterstanden, bedoeld in artikel 13.1, eerste lid, onder a, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening voor de monitoring van de omgevingswaarden veiligheid regionale waterkeringen;

  • b.

    tijdstip waarop het verslag over de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkering, bedoeld in artikel 13.2, eerste lid van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening moet zijn opgesteld;

  • c.

    methode en frequentie voor de beoordeling van de omgevingswaarde ten aanzien van de algemene waterstaatkundige toestand van de regionale waterkering, bedoeld in artikel 13.2, tweede lid, onder b, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Artikel 9.2 Kans op overstroming regionale wateren

Gedeputeerde staten kunnen ten aanzien van de monitoring en verslaglegging voor de omgevingswaarden gemiddelde kans op overstroming van regionale wateren, bedoeld in de artikelen 5.8 en 5.9 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, vaststellen een in bijlage XII, onder B, van de verordening op te nemen:

  • a.

    methode en frequentie voor de bepaling van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren, bedoeld in artikel 13.3, eerste lid, onder a, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening voor de monitoring van de omgevingswaarden gemiddelde kans op overstroming regionale wateren;

  • b.

    tijdstip waarop het verslag over de algemene waterstaatkundige toestand van de bergings- en afvoercapaciteit van de regionale wateren, bedoeld in artikel 13.4, eerste lid van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening moet zijn opgesteld;

  • c.

    methode en frequentie voor de beoordeling van de omgevingswaarden ten aanzien van de algemene waterstaatkundige toestand van regionale wateren in het licht van de bergings- en afvoercapaciteit daarvan, bedoeld in artikel 13.4, tweede lid, onder b, van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 10 Voorbereidingsbescherming

Artikel 10.1 Voorbereidingsbesluit

Gedeputeerde staten kunnen met het oog op de voorbereiding van in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening te stellen regels een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.15 of artikel 4.16 van de Omgevingswet vaststellen, indien:

  • a.

    de verwachte of gebleken schadelijke effecten van een activiteit niet met inzet van andere aan hen toekomende bevoegdheden kunnen worden beschermd; en

  • b.

    een tijdige vaststelling van het voorbereidingsbesluit door provinciale staten niet mogelijk is.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening in werking treedt.

Artikel 11.2 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Ondertekening

Den Haag, 15 december 2021

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

griffier,

drs. E.W.K. Meurs

voorzitter,

drs. J. Smit