Regeling vervalt per 01-01-2025

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024

De raad van de gemeente Tholen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023, nummer 738212;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening: 'Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2024' (Verordening afvalstoffenheffing 2024)

Artikel 1 – Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder "gebruik maken": gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 - Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 – Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 – Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 - Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

    • a.

      Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 207,00;

    • b.

      Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon € 251,00;

    • c.

      Indien er in de gemeentelijke basisregistratie geen personen op het perceel staan ingeschreven € 207,00.

  • 2. De belasting bedraagt per perceel, voor zover door of namens de gemeente aan de belastingplichtige een (extra) container van 240 liter voor de inzameling van restafval is verstrekt, per container per lediging € 5,00.

  • 3. Voor de berekening van de belasting, zoals genoemd in lid 2, wordt uitgegaan van het aantal malen dat een inzamelcontainer voor restafval ter lediging wordt aangeboden, zoals is vastgesteld met behulp van de containerherkennings- en registratieapparatuur op de inzamelauto.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in lid 1 bedraagt de belasting per perceel per belastingjaar, voor zover door of namens de gemeente aan de belastingplichtige toegang is verstrekt voor een verzamelcontainer voor de inzameling van restafval:

    • a.

      € 25,00, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon;

    • b.

      € 45,00, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan één persoon.

  • 5. Het aantal ledigingen als bedoeld in lid 2 wordt, voor zover de belastingplichtige als gevolg van een chronische ziekte of medische beperking van hemzelf, of van personen die tot zijn huishouden behoren, medisch afval heeft, vastgesteld op:

    • a.

      maximaal 5 ledigingen per perceel, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon;

    • b.

      maximaal 9 ledigingen per perceel, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan één persoon.

  • 6. De belasting als bedoeld in lid 1 wordt voor het in bruikleen hebben van een extra container bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval vermeerderd met € 39,00.

  • 7. De belasting voor het op aanvraag inzamelen van (maximaal 2 m3) grof huishoudelijke (tuin)afvalstoffen bedraagt € 31,00.

  • 8. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vervangende afvalpas bedraagt € 25,00.

Artikel 6 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 - Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 5, lid 1, 2, 4 en 6 wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 5, lid 7 en 8 wordt geheven door middel van een kennisgeving langs elektronische weg of een gedagtekende kennisgeving, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 8 - Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5. De belasting als bedoeld in artikel 5 lid 2 is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening tot einde dienstverlening, binnen de periode die als belastingplichtig wordt aangemerkt. De belasting wordt geheven na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.

  • 6. De belasting als bedoeld in artikel 5 lid 8 is verschuldigd bij aanvraag van de dienstverlening.

  • 7. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 - Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in het geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vier en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de kennisgeving, bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijn.

Artikel 10 - Kwijtschelding van belasting

  • 1. Bij de invordering van de afvalstoffenheffing, als bedoeld in artikel 5, lid 1 en 4 kan op het verschuldigde bedrag kwijtschelding worden verleend.

  • 2. Bij de invordering van de afvalstoffenheffing, als bedoeld in artikel 5, lid 2 kan op het verschuldigde bedrag kwijtschelding worden verleend:

    • a.

      voor maximaal 5 ledigingen, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door één persoon;

    • b.

      voor maximaal 9 ledigingen, indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar wordt gebruikt door meer dan één persoon.

Artikel 11 - Overgangsrecht

De Verordening afvalstoffenheffing 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, eerste lid, genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 - Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 9 november 2023.

M.L.P. Sijbers, voorzitter

L. Vermeij, griffier