Coffeeshopbeleid Tilburg 2020

Geldend van 15-12-2023 t/m heden

Intitulé

Coffeeshopbeleid Tilburg 2020

Inhoudsopgave

1. Inleiding

1.1 Doelen van het Tilburgse coffeeshopbeleid

1.2 Het coffeeshopbeleid tot nu toe

2.Landelijk drugsbeleid

2.1 Inleiding

2.2 Landelijke gedoogcriteria

2.3 Wet experiment gesloten coffeeshopketen

3.Juridisch kader

3.1 Artikel 13b Opiumwet

3.2 Artikel 174 Gemeentewet

3.3 Wet Bibob

3.4 Beleidsregels

4.Tilburgse gedoogcriteria

4.1 Lokale gedoogcriteria

5.Handhavingsbeleid

5.1 Uitgangspunten handhavingsbeleid

5.2 Handhavingsarrangement

6.Uitvoeringsbeleid

6.1 Procedure vestiging coffeeshop

1. Inleiding

Het coffeeshopbeleid van de gemeente Tilburg stamt uit 1992 (Eindnota koffieshop-problematiek) en is aan vervanging toe. Dit nieuwe coffeeshopbeleid zal hierna worden aangeduid als het 'Coffeeshopbeleid Tilburg 2020' en vervangt het voormalige Tilburgse beleid rondom coffeeshops.

Het Nederlands drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en eveneens op het voorkomen en verminderen van de schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.

In de Opiumwet en het Nederlandse drugsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen softdrugs -en harddrugs. Harddrugs zijn op lijst I geplaatst als stoffen met een onaanvaardbaar risico (voor de volksgezondheid). Op lijst II staan onder andere cannabisproducten die als softdrugs worden aangemerkt.

Zowel landelijk als lokaal wordt beoogd dat:

  • De markt voor softdrugs wordt gescheiden van de markt voor harddrugs;

  • Overlast en verstoring van de openbare orde zoveel mogelijk wordt beperkt en beheersbaar blijft;

  • Gezondheidsrisico's worden beperkt, met name voor jongeren, door middel van preventie en voorlichting.

Omdat softdrugs minder schadelijk zijn voor de gezondheid dan harddrugs, gelden hiervoor soms andere regels. Coffeeshops kunnen onder strenge voorwaarden en conform de richtlijnen, vertaald in de AHOJG(I)-criteria 1 , cannabis (wiet en hasj) verkopen. Zij worden daarvoor niet strafrechtelijk vervolgd. Dit is de essentie van het gedoogbeleid.

De inkoop, productie en levering van softdrugs, de zogenaamde 'achterdeur' van een coffeeshop valt nadrukkelijk niet onder het gedoogbeleid.

afbeelding binnen de regeling

1.1 Doelen van het Tilburgs coffeeshopbeleid

Het coffeeshopbeleid van de gemeente Tilburg heeft de volgende doelstellingen:

  • Beschermen van de volksgezondheid

In deze nota worden de coffeeshops, en de daarmee verband houdende problematiek, benaderd uit het oogpunt van volksgezondheid, openbare orde, woon- en leefklimaat en veiligheid. Het feit dat er coffeeshops worden toegestaan betekent uiteraard niet dat er geen risico’s zijn verbonden aan het gebruik van cannabis. Er zijn risico's voor de lichamelijke gezondheid, de geestelijke gezondheid, risico's op misbruik en verslaving en het sociaal en maatschappelijk functioneren.

Door verkoop in coffeeshops te gedogen wordt de recreatieve gebruiker een verantwoorde en beheerste omgeving geboden waar de softdrugs kunnen worden gekocht. Een omgeving waar de gebruiker ook informatie kan krijgen over verantwoord gebruik en waar eventueel problematisch gebruik kan worden gesignaleerd.

  • Beheersen van de overlast en onveiligheid

Het is van belang ervoor te zorgen dat verstoring van de openbare orde en veiligheid wordt voorkomen en onaanvaardbare overlast voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat wordt tegengegaan. Dit kan door een gecontroleerde verkoop van cannabis. Om deze overlast en veiligheid te beheersen wordt ingezet op kleinschalige verkooppunten voor de lokale en regionale markt.

  • Tegengaan van de (georganiseerde) criminaliteit

Tegelijkertijd heeft dit beleid als doel het tegengaan van criminaliteit in de coffeeshops en het doorbreken van de rol van criminele organisaties bij de achterdeur. Door de verkoop van cannabis te reguleren en hieraan voorwaarden te verbinden, moet de onderwereld buiten de deur van de coffeeshops worden gehouden. Middelen als de Bibob-toetsing en deelname aan het experiment gesloten coffeeshopketen zijn ondersteunend hieraan.

1.2 Het coffeeshopbeleid tot nu toe

Op grond van artikel 38 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) dienen horeca-inrichtingen te beschikken over een exploitatievergunning. Een coffeeshop is een vorm van een (droge) horeca-inrichting. In het verleden zijn een aantal malen beleidsregels vastgesteld waarin is vastgelegd hoe de burgemeester omgaat met zijn bevoegdheid om aan coffeeshops een vergunning te verlenen.

In september 1992 zijn in de "Eindnota koffieshop-problematiek" de locatiecriteria vastgesteld die gelden voor de vestiging van een coffeeshop. Kort samengevat komen deze er op neer, dat coffeeshops zich niet mogen vestigen binnen een afstand die korter is dan 250 meter van een onderwijsinstelling, een jongerencentrum, dan wel een instelling voor drugsverslaafden. Ook mag een coffeeshop zich niet vestigen binnen 250 meter van een andere coffeeshop, dan wel in een woonstraat.

Op dat moment in 1992 voldeed een aantal coffeeshops niet aan deze criteria. Voor deze coffeeshops is bepaald ,dat zij wel een vergunning kregen, maar dat er geen wijziging mocht komen in de exploitant van de coffeeshop, omdat dan geen vergunning meer verleend zou worden (uitsterfbeleid).

In 1997 is in het 'Lokaal Drugsbeleid 1997' vastgesteld dat, ook al zou een coffeeshop voldoen aan bovengenoemde criteria, er geen nieuwe vestiging (inclusief wijziging van exploitant) mag plaatsvinden zolang het aantal coffeeshops in Tilburg 12 of meer bedraagt. Zou het aantal onder de 12 uitkomen, dan kon een nieuw te vestigen coffeeshop een vergunning krijgen indien zij voldeed aan de vestigingscriteria uit de 'Eindnota koffieshop-problematiek'.

Tenslotte heeft de burgemeester in 2011 besloten dat er geen vergunningen worden verleend voor nieuwe coffeeshops en bij wijziging van exploitant van reeds bestaande coffeeshops. Het beleid was vanaf dat moment "bevroren".

Sinds 2014 zijn er in Tilburg 11 coffeeshops gevestigd. Dit aantal werd voldoende geacht om de Tilburgse markt te kunnen bedienen. Daarom is toen het maximum van 12 naar 11 coffeeshops bijgesteld.

2. Landelijk drugsbeleid

2.1 Inleiding

Het Nederlands drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.

Uitgangspunt van het Nederlandse drugsbeleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico's van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daarom worden voor cannabis, dat tot de lijst-II middelen behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).

Het gebruik van (soft)drugs is niet strafbaar gesteld. Het is daarentegen wel strafbaar om drugs binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen, drugs te telen, te bereiden, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben of te vervaardigen (artikel 2 Opiumwet).

De grondslag van het gedoogbeleid ligt in de afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang. In de context van het drugsbeleid wordt dit hogere belang gevonden in de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde.

2.2 Landelijke gedoogcriteria

Het coffeeshopbeleid voorziet in vergaande regulering: onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs in coffeeshops gedoogd. De achtergrond daarvan is dat de overheid het bezit voor eigen gebruik van cannabis, vanwege de gezondheidsrisico’s, wil ontmoedigen en wil voorkomen dat gebruikers bij de aanschaf van cannabis in aanraking komen met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).

De hoofdactiviteit van een coffeeshop bestaat uit de verkoop van cannabisproducten voor het gebruik ter plaatse of elders. Eventuele overige activiteiten, zoals de verkoop van eet- en drinkwaren, zijn ondersteunend. Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop – een bij de wet verboden situatie – strafrechtelijk opgetreden dient te worden, gelden de volgende zogeheten AHOJG(I)-criteria:

  • A: geen affichering: dit betekent geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

  • H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

  • O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

  • J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;

  • G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram) én slechts een beperkte handelsvoorraad (niet meer dan 500 gram);

  • Onder transactie’ wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;

  • I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.

  • Eveneens geldt de volgende gedoogvoorwaarde (plus-criterium):

  • geen alcohol: coffeeshops mogen geen alcoholische dranken verkopen of ter verkoop aanwezig hebben.

In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe wordt opgetreden tegen overtreding van deze criteria en welke feiten en omstandigheden daarbij worden meegewogen.

Ingezetenencriterium

Op 1 mei 2012 is het Ingezetenen-criterium (hierna I-criterium) voor de drie zuidelijke provincies van kracht geworden. In het jaar daarna is het ook op de rest van Nederland van toepassing geworden.

Vanaf die tijd mogen alleen ingezetenen van Nederland toegang tot coffeeshops hebben en mag uitsluitend aan hen softdrugs worden verkocht.

De aanleiding voor de invoering van het I-criterium was destijds om de overlast van buitenlandse coffeeshopbezoekers in met name Maastricht te verminderen of zelfs helemaal te voorkomen.

Om dit te kunnen bereiken hadden voortaan alleen ingezetenen van Nederland toegang tot de Nederlandse coffeeshops. Tilburg heeft dit gedoogcriterium tot 1 maart 2018 gehandhaafd.

Pilot

Aanleiding om het standpunt ten aanzien van het I-criterium te herzien was dat er in 2017 een aanvang is gemaakt met het niet actief handhaven op het I-criterium tijdens twee grote festivals in Tilburg met veel buitenlandse bezoekers. De volgende -logische- stap was een pilot waarin er vanaf 1 maart 2018, eerst voor een half jaar, niet langer actief werd gehandhaafd op het I-criterium in Tilburg.

Aan de raad is in 2018 toegezegd dat deze pilot samen met de politie geëvalueerd zou worden en dat er tegelijkertijd een onderzoek naar de effecten van het I-criterium zou worden uitgevoerd door Breuer & Intraval (hierna: het onderzoek). Daarbij is tevens opgemerkt dat bij positieve ervaringen een voorstel volgt om niet langer op het I-criterium te handhaven.

Onderzoek "Shops in zicht"

In september 2018 is opdracht gegeven aan Breuer & Intraval om onderzoek te doen naar onder andere de effecten van de handhaving van het I-criterium op de openbare ruimte en directe leefomgeving rondom de coffeeshops.

Conclusie van het onderzoek:

"Als er al een effect is geweest van de opschorting van de handhandhaving van het I-criterium, dan hebben omwonenden, ondernemers en passanten daar weinig van meegekregen. Zij geven in meerderheid aan geen verschil te merken sinds maart 2018 en ook niet op de hoogte te zijn van het feit dat het I-criterium sindsdien niet meer actief wordt gehandhaafd. Mogelijk houdt deze bevinding verband met het percentage niet-ingezetenen dat de Tilburgse coffeeshops bezoekt. Dat is met 15 à 20 % weliswaar een wezenlijke groep, maar niet vergelijkbaar met de 50% in enkele andere (veelal Limburgse) gemeenten waar de handhaving van het I-criterium ter discussie staat. Het is goed mogelijk dat de impact van het al dan niet handhaven van het I-criterium in Tilburg daardoor beperkter is dan in die gemeenten.

Uit de resultaten blijkt dat bij actieve handhaving van het I-criterium het grootste deel van de niet-ingezetenen naar een andere Nederlandse gemeente zou afreizen om daar softdrugs te kopen. Deze bevinding is een indicatie dat bij beëindigen van de pilot de druk op de nabijgelegen, grotere coffeeshopgemeenten zou kunnen toenemen. Verder stellen we op basis van de antwoorden van de niet-ingezetenen vast dat handhaving van het I-criterium een beperkte impact zal hebben op de markt voor illegale straathandel. Slechts een klein deel van de niet-ingezetenen zegt zich te zullen wenden tot de illegale straathandel. Wat de illegale straathandel in die situatie zal doen, is met dit onderzoek niet vastgesteld."

Niet handhaven I-criterium

De conclusie van het onderzoek maakt ondersteunt de pilot het I-criterium niet langer te handhaven. Dit heeft vooral te maken met het vrij geringe aantal niet-ingezetenen dat in Tilburg de coffeeshop bezoekt.

De burgemeester heeft in januari 2019 besloten om niet langer te handhaven op het I-criterium.

Naast de AHOJG(I)-criteria kunnen gemeenten in de lokale driehoek (burgemeester, de officier van justitie en politie) aanvullende gedoogcriteria formuleren waaraan gedoogde coffeeshops moeten voldoen.

2.3 Wet experiment gesloten coffeeshopketen

In het regeerakkoord 2017 'Vertrouwen in de toekomst' staat dat het kabinet wil onderzoeken of en hoe coffeeshops op kwaliteit gecontroleerde cannabis geleverd kunnen krijgen, zonder dat dit verboden is, en wat hiervan de gevolgen zijn. Dit wordt onderzocht in het experiment gesloten coffeeshopketen.

In maart 2018 is de adviescommissie experiment gesloten coffeeshopketen ingesteld onder voorzitterschap van Prof. Dr. A. Knottnerus. Deze commissie adviseert op verzoek van de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Medische Zorg en Sport. De commissie presenteerde op 20 juni 2018 haar adviesrapport 'Een experiment met een gesloten cannabisketen'. Het advies van de commissie gaat over hoe een gesloten keten kan worden gerealiseerd. Ook adviseerde de commissie over preventie, toezicht en handhaving en de manier waarop het experiment geëvalueerd wordt.

Op 22 januari 2019 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met de Wet experiment gesloten coffeeshopketen en op 12 november 2019 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel.

In mei 2019 heeft de gemeente Tilburg zich kandidaat gesteld voor deelname aan het Experiment en in augustus 2019 heeft het ministerie te kennen gegeven dat de gemeente Tilburg een van de tien genomineerde gemeenten is, waar in Nederland legaal geteelde softdrugs verkocht moeten worden.

Het experiment moet duidelijk maken of het mogelijk is om coffeeshops gereguleerd te voorzien van op kwaliteit gecontroleerde hennep in een gesloten coffeeshopketen en wat de effecten daarvan zijn voor de openbare orde en volksgezondheid.

Doel van het experiment

Het doel van het experiment is om te kijken of en hoe telers op kwaliteit gecontroleerde hennep of hasj gedecriminaliseerd aan coffeeshops kunnen leveren. Decriminaliseren houdt in dat wetgeving zodanig wordt aangepast dat teelt, distributie en verkoop binnen het experiment niet langer strafbaar zijn. Daarnaast wil het kabinet bekijken wat de effecten van het experiment zijn op de problemen die het gedoogbeleid in de samenleving veroorzaakte, met name de teelt en handel in het illegale circuit en onvoldoende aandacht voor de gezondheidsnadelen van drugsgebruik.

Nieuwe wet- en regelgeving experiment

Om op kwaliteit gecontroleerde hennep gereguleerd aan coffeeshops te kunnen leveren, is nieuwe wet- en regelgeving opgesteld die per 1 juli 2020 in werking gaat treden:

  • Wet experiment gesloten coffeeshopketen;

  • Besluit experiment gesloten coffeeshopketen;

  • Ministeriële regeling experiment gesloten coffeeshopketen.

De wet maakt het experiment mogelijk en bepaalt dat de teelt en verkoop van hennep binnen het experiment niet strafbaar is. De selectie van de toegestane teeltlocaties in Nederland vindt onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport plaats.

In het Besluit is geregeld hoe het experiment nader wordt vorm gegeven. In het besluit staat bijvoorbeeld aan welke voorwaarden gemeenten, coffeeshops en cannabistelers zich moeten houden. In de ministeriële regeling zijn regels over de verpakking en over de kwaliteit van de hennep opgenomen. Het Besluit en de ministeriële regeling treden op hetzelfde moment als de wet in werking.

Het experiment bestaat uit vier fasen:

  • -

    de voorbereidingsfase

  • -

    een korte overgangsfase

  • -

    de experimenteerfase

  • -

    de afbouwfase

Voorbereidingsfase: minimaal één jaar

Als de wet op 1 juli 2020 in werking treedt, start de voorbereidingsfase. Bij de start van de voorbereidingsfase gelden voor coffeeshops in de deelnemende gemeenten de Opiumwet en de huidige gedoogregels nog. Tijdens de voorbereidingsfase kunnen die coffeeshophouders met de aangewezen telers overleggen. De coffeeshophouders kunnen zo hun wensen aan de teler doorgeven, onderhandelen over de prijs en nagaan of de kwaliteit en kwantiteit van de hennep aan hun wensen voldoen.

In de voorbereidende fase van het experiment hebben gemeenten de gelegenheid om gemeentelijke verordeningen en beleidsregels aan te passen zodat ze overeenkomen met de regels van het experiment. Ook kunnen gemeenten in dat jaar voorbereidingen treffen voor het toezicht op de coffeeshops.

In de voorbereidingsfase start per 1 juli de aanvraagprocedure voor telers. De aanvraag wordt beoordeeld namens de minister voor Medische Zorg en Sport en de minister van Justitie en Veiligheid. De telers zullen in deze periode worden geselecteerd. Zodra de telers zijn aangewezen, kunnen zij starten met de productie van hennep. Daarbij moeten zij zich houden aan alle regels van het experiment en aan de overige wet- en regelgeving.

Overgangsfase: maximaal zes weken.

Omdat voor coffeeshops een plotselinge overgang van de gedoogsituatie naar de experimenteerfase niet wenselijk is, is er een overgangsfase. Het is namelijk niet realistisch voor coffeeshops om het assortiment in één nacht te moeten vervangen. Daarnaast kan een overgangsfase ervoor zorgen dat klanten kunnen wennen aan het nieuwe aanbod.

Voor de coffeeshophouders gelden bepaalde eisen in deze fase onverkort (zoals verbod op overlast, verbod op alcohol) en bepaalde eisen gelden alleen ten aanzien van de hennep die afkomstig is van aangewezen telers (administratie, handelsvoorraad).

De overgangsfase zal starten zodra de ministers vaststellen dat de kwaliteit en diversiteit van de hennep voldoende is én wordt voldaan aan alle voorwaarden die belangrijk zijn voor een gesloten coffeeshopketen. De overgangsfase zal maximaal zes weken duren.

Experimenteerfase: minimaal vier jaar - uiterlijk vijf en een half jaar

Tijdens de experimenteerfase gelden voor iedereen die deelneemt de regels van het experiment. De experimenteerfase duurt vier jaar. Met een mogelijkheid tot verlengen met maximaal 1,5 jaar. In deze periode vindt ook de evaluatie plaats.

Afbouwfase: uiterlijk zes maanden

Een experiment heeft altijd een einde, daarom is een afbouwfase tevens onderdeel van de opzet van het experiment. De afbouwfase is bedoeld als overgang tussen het einde van het experiment en het opnieuw van toepassing worden van de huidige wet- en regelgeving (Opiumwet, gedoogbeleid). Deze fase moet de deelnemende gemeenten, de coffeeshops en alle andere betrokken partijen de gelegenheid geven om op een redelijke wijze over te schakelen naar een volgende fase. Van belang is vast te stellen dat deze fase valt na 1 januari 2026, in een navolgende kabinetsperiode. In die tijd zal van gemeentewege ingezet moeten worden op een tijdige passende, definitieve wetgeving die de resultaten van de experimenteerfase verankerd.

Tijdens de afbouwfase gelden voor coffeeshophouders bepaalde eisen onverkort (zoals het verbod op overlast of de verkoop van alcohol) en bepaalde eisen gelden alleen ten aanzien van de hennep die afkomstig is van aangewezen telers (administratie, handelsvoorraad). Dit is vergelijkbaar met de situatie in de overgangsfase.

3. Juridisch kader

3.1 Artikel 13b Opiumwet

Op grond van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid bestuursrechtelijk op te treden tegen een coffeeshop die de voorwaarden overtreedt. Dit instrument is overigens niet alleen van toepassing op coffeeshops, maar geldt ook voor handel in drugs in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

3.2 Artikel 174 Gemeentewet

Op grond van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen, zoals coffeeshops, en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Hieruit volgt dat de bevoegdheid om de vestiging van een coffeeshop te reguleren, op te treden tegen overtreding van gestelde voorschriften en de ontwikkeling en vaststelling van beleid expliciet bij de burgemeester ligt. Een exploitant van een coffeeshop kan op overlast worden aangesproken en worden opgedragen maatregelen te treffen om de overlast tegen te gaan.

Artikel 174 Gemeentewet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

  • 2.

    De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.

  • 3.

    De burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht.

3.3 Wet Bibob

De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is een bestuursrechtelijk instrument om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert. Het bestuursorgaan kan een integriteitstoets uitvoeren, de Bibob-toets, om te beoordelen of partijen waar de gemeente bijvoorbeeld vergunningen aan verleent integer zijn. De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan naar de aanvrager en gerelateerde personen met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier. Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft, wordt advies opgevraagd bij het Landelijke Bureau Bibob, onderdeel van het ministerie van Justitie & Veiligheid.

De conclusie van het eigen onderzoek, alsmede het advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB), levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar.

Indien door het LBB wordt geconstateerd

  • -

    dat er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning zal worden misbruikt als bedoeld in artikel 3 , eerste lid, van de Wet Bibob2 ;

  • -

    dat deze conclusie uitsluitend gebaseerd is op strafbare feiten, welke inherent zijn aan de exploitatie van de coffeeshop (de inkoop en aanvoer van voorraad en het aanhouden van een handelsvoorraad). Hierbij geldt dat het bij twijfel in voorkomende gevallen op de weg van de exploitant van de coffeeshop ligt om aannemelijk te maken dat een aangetroffen voorraad uitsluitend dient voor de exploitatie van de coffeeshop;

  • -

    dat er geen sprake is van verwevenheid met georganiseerde of andere vormen van zware criminaliteit.

dan zal de vergunning in beginsel worden verleend, dan wel zal de verleende vergunning niet worden ingetrokken.

3.4 Beleidsregels

Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Op basis van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (sluiting van een pand) en/ of een bestuurlijke waarschuwing. Dit zijn de "Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet" (Damoclesbeleid). Deze zijn recent gewijzigd en op 27 mei 2020 bekend gemaakt in het Gemeenteblad.

4. Tilburgse gedoogcriteria

Tilburgse coffeeshops dienen zich te houden aan de landelijke en lokale gedoogcriteria. In dit hoofdstuk worden de lokale gedoogcriteria uitgebreid toegelicht. In hoofdstuk 2 zijn de landelijke AHOJG(I)-gedoogcriteria toegelicht.

4.1. Lokale gedoogcriteria

4.1.1 Aantal coffeeshops

Op dit moment kent Tilburg een maximumstelsel van 11 toegestane coffeeshops.

Dit aantal breiden we stapsgewijs uit naar 13 om een aantal redenen:

  • -

    De volksgezondheid en de leefbaarheid zijn ermee gediend dat het systeem in stand blijft waarbij de verkoop van softdrugs plaatsvindt via de bekende en daardoor te controleren verkooppunten.

  • -

    Een redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod draagt, in combinatie met een zekere kleinschaligheid van de coffeeshops, bij aan het beheersbaar houden van de leefbaarheid in de omgeving.

  • -

    In de regiogemeenten rondom Tilburg zijn geen coffeeshops, waardoor Tilburg als centrumgemeente de verantwoordelijkheid heeft om de ruimte te bieden en adequaat te reguleren.

  • -

    Uit het eerder genoemde rapport "Shops in Zicht" komt naar voren dat op basis van de geschatte bezoekersaantallen kan worden gesteld dat de Tilburgse coffeeshops voorzien in de regionale vraag naar cannabisproducten. Het Tilburgse gemiddeld aantal bezoekers per coffeeshop ligt met gemiddeld zo’n 250.000 bezoekers per jaar hoger dan het gemiddelde voor de zuidelijke provincies van zo rond de 210.000 per jaar per coffeeshop.

Uitgaande van deze gemiddelden is spreiding over 13 coffeeshops wenselijk en wordt de keuze gemaakt om te besluiten tot een maximum aantal van 13 coffeeshops.

Deze beleidsregel treedt gefaseerd in werking. Hiermee wordt bedoeld dat de uitbreiding van 11 naar 13 coffeeshops stapsgewijs gebeurt. De burgemeester is bevoegd om te bepalen op welk moment deze uitbreiding plaatsvindt. De burgemeester zal het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad vooraf informeren over het starten van het proces dat kan leiden tot de exploitatie van een nieuwe coffeeshop.

Als het maximum aantal toegestane coffeeshops is bereikt, worden geen nieuwe horeca-exploitatievergunningen voor coffeeshops verleend.

4.1.2 Lokale afstandscriteria

  • -

    Afstand tot school of jongerencentrum

De coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een afstand van 250 meter van een basisschool, een school voor voortgezet onderwijs, een school voor speciaal onderwijs, een school voor praktijkonderwijs of een school voor middelbaar beroepsonderwijs.

Omdat het niet wenselijk is jeugd met coffeeshops te confronteren en hen en de verkoop de van softdrugs als iets normaals te laten beschouwen.

Het afstandscriterium van 250 meter geldt over de kortste loopafstand over de openbare weg tussen de hoofdingang van de coffeeshop en de hoofdingang van de school. Is er een schoolplein dan wordt het begin van (het toegangshek van) het schoolplein aangehouden.

  • -

    Afstand tot andere coffeeshops

De coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een afstand van 250 meter van een andere coffeeshop.

Hiermee wordt (ongewenste) concentratie van coffeeshops in de stad voorkomen.

Het afstandscriterium van 250 meter geldt over de kortste loopafstand over de openbare weg tussen de coffeeshops, gemeten van hoofdingang tot hoofdingang.

  • -

    Afstand tot een daklozen- en of verslaafdenopvang

De coffeeshop mag niet gelegen zijn binnen een afstand van 250 meter van een daklozen -en of verslaafdenopvang.

Er zijn op dit moment een aantal coffeeshops die niet voldoen aan bovenstaande afstandscriteria. Bij een nieuwe vergunningaanvraag voor een op het moment van inwerkingtreding van het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 bestaande coffeeshop worden deze criteria niet toegepast.

4.1.3 Woonstraten

Geen coffeeshop wordt gedoogd in een straat, dan wel een duidelijk herkenbaar afzonderlijk gedeelte daarvan, waaraan bebouwing ligt die in hoofdzaak dient voor bewoning.

Dit criterium heeft een rechtstreekse relatie met de meest voorkomende hinder vanuit coffeeshops voor omwonenden: hinder door verkeer, parkeren en rondhangen. Bij een acceptabele vestigingslocatie kan gedacht worden aan een locatie in een straat, of een bouwblok daarbinnen, waar de bebouwing op de begane grond voor meer dan 50% bestaat uit bedrijvigheid.

Er mag geen coffeeshop worden gevestigd als deze in directe/ inpandige verbinding staat met een woning.

4.1.4 Spreiding

Om in de gemeente Tilburg spreiding te bevorderen, ongewenste concentratie tegen te gaan en overlast te voorkomen in bepaalde gebieden kan de burgemeester een gebied/straat of deel daarvan aanwijzen waarbinnen geen nieuwe coffeeshops gevestigd mogen worden.

Daarnaast kan de burgemeester een gebied/straat of deel daarvan aanwijzen waar het wenselijk zou zijn een nieuwe coffeeshop te vestigen.

4.1.5 Parkeergelegenheid

Ter voorkoming van verhoogde parkeerdruk wordt er bij de vergunningaanvraag een eis gesteld aan de beschikbare parkeerruimte in de omgeving van de coffeeshop. Voor wat betreft het parkeren wordt een coffeeshop gelijk gesteld aan de parkeernorm voor een café/ bar/ cafetaria. Deze parkeernorm wordt berekend op de wijze zoals toegepast bij aanvraag van een omgevingsvergunning (nota parkeernormen).

4.1.6 Verklaring omtrent betalingsgedrag

Bij de vergunningaanvraag dient een 'Verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen ex. artikel 1.1.12 Leidraad invordering 2008' van de belastingdienst te worden overgelegd. De verklaring mag niet ouder zijn dan twee maanden. Hieruit dient te blijken dat de exploitant(en) van goed betalingsgedrag is/zijn.

Met dit criterium wordt benadrukt dat exploitanten als goed ondernemer hun (betalings-)verplichtingen bij de belastingdienst dienen na te komen.

Het gaat dan specifiek om de belastingen die gerelateerd zijn aan de bedrijfsvoering van de coffeeshop of daaruit voortvloeien. Indien uit de verklaring blijkt dat de exploitant verwijtbaar of nalatig heeft gehandeld in het nakomen van zijn betalingsverplichtingen kan dit leiden tot het weigeren van de exploitatievergunning. De beoordeling is aan de burgemeester. Dit gedoogcriterium vloeit voort uit de integrale overheidshandhaving.

4.1.7 Verantwoordelijkheid van de exploitant voor de omgeving

De exploitant van een coffeeshop is verantwoordelijk voor het voorkomen van overlast in de directe omgeving veroorzaakt door bezoekers van de coffeeshop. De exploitant stelt hiertoe huis- en gedragsregels op en plaatst deze zodanig dat deze voor bezoekers zichtbaar zijn. Deze huis- en gedragsregels bevatten in ieder geval de volgende gedragsregels:

  • -

    niet foutief of dubbel parkeren in de nabije omgeving van de zaak;

  • -

    geen lawaai / overlast in de vorm van muziek of ander luidruchtig gedrag;

  • -

    het trottoir niet blokkeren met rijwiel of scooter;

  • -

    geen afval afkomstig van de coffeeshop (wietzakjes) op straat;

  • -

    geen andere vorm van hinderlijk gedrag.

Bij overtreding van deze gedragsregels dient de toegang tot de coffeeshop te worden geweigerd. De exploitant dient, als onderdeel van het zogenaamde O-criterium, toe te zien op de naleving van deze gedragsregels door zijn klanten. Op zijn minst in een straal van 25 meter rondom de coffeeshop.

4.1.8 Horecabestemming

Voor het kunnen verlenen van een exploitatievergunning is vereist dat de locatie van de coffeeshop in het vigerende bestemmingsplan een horecabestemming heeft. Een aanvraag dient de voor een horeca-aanvraag gebruikelijke informatie te bevatten zoals omschreven in de Horecaverordening. In het bij te voegen huurcontract moet duidelijk blijken dat de pandeigenaar akkoord gaat met vestiging van een coffeeshop.

4.1.9 Exploitatievergunning

Een coffeeshop wordt beschouwd als een horecabedrijf in de zin van artikel 31 van de APV Tilburg. Op grond van artikel 38 (exploitatie openbare inrichting) dient een coffeeshop te beschikken over een exploitatievergunning. In de exploitatievergunning staan de spelregels waaraan een horeca-exploitant moet voldoen. Daarbij wordt onder andere getoetst of vestiging en exploitatie van de coffeeshop past in het bestemmingsplan. Daarnaast zijn ook artikel 39 (gedragseisen) en artikel 40 (inrichtingseisen) van kracht.

In de vergunning worden aanvullende voorwaarden opgenomen over o.a. het voorkomen van overlast voor de woon -en leefsituatie in de omgeving, gezondheid, leefbaarheid, openingstijden, de openbare orde, verplichtingen in het kader van de Woningwet en het Bouwbesluit.

De volgende regels gelden in elk geval:

  • 1.

    De openingstijden van het horecabedrijf zijn van zondag tot en met donderdag van 9.00 uur tot en met 23.00 uur en vrijdag en zaterdag van 9.00 tot en met 24.00 uur;

  • 2.

    De ondernemer en leidinggevenden/ beheerders moeten alles in het werk stellen om de overlast voor de omgeving te voorkomen en zijn verplicht personen die overlast veroorzaken daarop aan te spreken en zo nodig de politie te waarschuwen;

  • 3.

    Aan personen die hun auto foutparkeren, met draaiende motor wachten of anderszins overlast voor de woon- en leefomgeving veroorzaken, wordt toegang tot coffeeshop geweigerd;

  • 4.

    Men dient zich aan de AHOJG-criteria te conformeren: geen Affichering (reclame), geen Harddrugs, geen Overlast, geen Jeugd (onder de 18 jaar) en maximaal 5 gram softdrugs per persoon;

  • 5.

    Bezoekers zijn verplicht legitimatie te tonen.

4.1.10 Aanvraag nieuwe exploitatievergunning

In het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 worden exploitatievergunningen voor nieuwe coffeeshops voor een periode van maximaal 6 jaar verstrekt. Deze termijn vindt aansluiting op het experiment gesloten coffeeshopketen.

Indien de houder van de exploitatievergunning bij het verstrijken van deze periode een nieuwe aanvraag voor een exploitatievergunning indient, wordt er niet opnieuw getoetst op de afstandscriteria zoals genoemd in 4.2.2.

Indien de burgemeester besluit een exploitatievergunning niet te verlenen, wordt de locatie van de betreffende (bestaande) coffeeshop niet langer beschouwd als een reeds gevestigde coffeeshop.

4.1.11 Bedrijfsoverdracht, verandering van rechtspersoonlijkheid, bestuur en leiding van een coffeeshop

De houder van een exploitatievergunning van een coffeeshop is verplicht voor in ieder geval de volgende mutaties een gewijzigde dan wel een nieuwe exploitatievergunning aan te vragen.

Een aanvraag tot wijziging van de exploitatievergunning is nodig:

  • Mutaties in de dagelijkse leiding, waarbij het de nieuwe leidinggevende pas is toegestaan zijn werkzaamheden te starten nadat de exploitatievergunning is aangevraagd.

  • Mutaties in het bestuur van de onderneming, waarbij het de nieuwe bestuurder pas is toegestaan zijn werkzaamheden te starten nadat de exploitatievergunning dienovereenkomstig is gewijzigd.

Een nieuwe aanvraag voor een exploitatievergunning is nodig:

  • Bij veranderingen in rechtspersoonlijkheid van de onderneming.

  • In geval van een besloten vennootschap, de verkoop c.q. overdracht van aandelen.

  • Ten aanzien van een vennootschap onder firma, de toetreding dan wel aftreding van firmanten.

  • Ten aanzien van een commanditaire vennootschap, de toetreding dan wel aftreding van commanditaire vennoten.

4.1.12 Nieuwe aanvraag na sluiting coffeeshop

Een sluiting is in de regel het gevolg van een forse overtreding van de gedoogcriteria of vergunningvoorschriften, die een zeer negatieve uitstraling op de omgeving heeft. Het direct weer een nieuwe aanvraag in behandeling nemen doet geen recht aan de verstoorde situatie. Een pandsluiting in deze gevallen duurt in de regel 1 jaar. Ook de afhandeling van een aanvraag voor een coffeeshop, die door invoering van deze bepaling pas na dat jaar kan worden ingediend, duurt geruime tijd. In die periode kan de rust terugkeren. Indien de burgemeester besluit een coffeeshop definitief te sluiten en dit besluit onherroepelijk is, wordt deze, ook na eventuele rechtsopvolging ten aanzien van de eigendom van de onderneming, niet meer beschouwd als een reeds gevestigde coffeeshop. Dat geldt ook wanneer de exploitatie van de coffeeshop om andere redenen wordt beëindigd door de exploitant.

5. Handhavingsbeleid

[vervallen]

6. Uitvoeringsbeleid

6.1 Procedure vestiging coffeeshop

Het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 biedt op twee manieren ruimte voor nieuwe coffeeshops. Op de eerste plaats ontstaat deze ruimte doordat in deze beleidsregel gefaseerd wordt toegewerkt naar een maximum van 13 coffeeshops.

Daarnaast kan het voorkomen, ook wanneer dit maximum is bereikt, dat een coffeeshop om welke reden dan ook verdwijnt. Het moet dan gaan om een daadwerkelijke beëindiging van de activiteiten van de coffeeshop. Bijvoorbeeld doordat de exploitant vrijwillig stopt of de exploitatievergunning wordt ingetrokken. In geval van een tijdelijke sluiting ontstaat er geen ruimte voor een nieuwe coffeeshop.

In beide gevallen kan een proces worden gestart dat leidt tot verlening van een exploitatievergunning van één of meerdere coffeeshops.

Er is, in de zin van het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 sprake van ruimte voor een nieuwe coffeeshop indien het aantal coffeeshops met een geldende exploitatievergunning kleiner is dan 13.

Procesbeschrijving

Beleidsruimte burgemeester

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid bestuursrechtelijk op te treden tegen een coffeeshop die de voorwaarden overtreedt. Tevens is de burgemeester op grond van 174 Gemeentewet belast met het toezicht op voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven. Daaronder vallen ook coffeeshops.

Binnen dit wettelijk kader heeft de burgemeester beleidsruimte om bijvoorbeeld het moment en tempo te kiezen waarbinnen, gegeven een ontstane ruimte voor een extra coffeeshop, een nieuwe coffeeshop zal kunnen worden geopend. Met andere woorden: als er ruimte ontstaat voor een nieuwe coffeeshop in de zin van het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 kunnen belanghebbenden of derden geen rechten of gerechtvaardigde verwachtingen ontlenen ten aanzien van het moment dat een aanvraag kan worden ingediend voor een exploitatievergunning.

Onderdeel van de beleidsruimte van de burgemeester is tevens de bevoegdheid het beschreven proces te starten voor een vooraf beschreven deel van de stad. Bij een aanwijzing van het gebied/ straat of deel daarvan waarin juist wel of geen nieuwe coffeeshops gevestigd mogen worden waar voornoemd proces start, worden de gebiedsprogramma’s en de advisering vanuit het college van burgemeester en wethouders betrokken.

Registratie van belangstellenden

Indien de burgemeester besluit tot het starten van de procedure tot uitbreiding van het aantal coffeeshops, wordt een periode bepaald waarbinnen belangstellenden hun belangstelling kenbaar kunnen maken. Dit kan door middel van een adviesverzoek. Daarbij wordt aangegeven welke gegevens belangstellenden dienen te overleggen. Dit zijn in ieder geval:

  • Binnen de gebieden, die door de burgemeester zijn aangewezen voor een mogelijk nieuwe coffeeshop: een locatie met horecabestemming volgens het vigerende bestemmingsplan, waar de belangstellende een coffeeshop wenst te vestigen, door belangstellende nader aangeduid met adres en kadastrale aanduiding. Indien geen sprake is van een horecabestemming zal dit adviesverzoek tevens beoordeeld worden of het afwijken van het bestemmingsplan voor de functie horeca mogelijk en wenselijk is.

  • Situatietekening en plattegrond met maatvoering.

  • Een bewijs van eigendom, dan wel een huurovereenkomst van die locatie waaruit blijkt dat de belangstellende daarvan de eigenaar of huurder is. Een schriftelijke optie tot koop dan wel huur kan volstaan, mits deze de naam en adresgegevens (KvK-gegevens indien een rechtspersoon) vermeldt van de optiegever, alsmede een bewijs dat deze optiegever bevoegd is deze optie te verlenen.

De belangstellende overlegt een bedrijfsplan waaruit in ieder geval blijkt:

  • Hoe de onderneming wordt gefinancierd en wie de vermogensverschaffers zijn, daaronder begrepen vreemd vermogen, achtergestelde leningen en verkregen of verleende borgstellingen of garantiestellingen;

  • Hoe de onderneming voornemens is zorg te dragen voor de informatieverstrekking aan haar bezoekers over de risico's van cannabisgebruik;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat door vestiging en exploitatie van de coffeeshop, daar in de directe omgeving onevenredige overlast is, of onevenredige druk op de leefbaarheid ontstaat;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat minderjarigen (ruimtes behorende tot) de coffeeshop betreden;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat minderjarigen zich ophouden in de directie nabijheid van de coffeeshop.

Fixatie

De hiervoor genoemde overgelegde gegevens worden gefixeerd. Dat betekent dat de hiervoor overgelegde gegevens mede de basis vormen voor de verdere stappen in het proces. Indien deze gegevens tussentijds, dat wil zeggen op enig moment gedurende dat lopende proces wijzigen, dingt de belangstellende niet langer mee naar een exploitatievergunning voor een coffeeshop. Een uitzondering hierop is de omzetting van een optie voor een koopovereenkomst of een optie voor een huurovereenkomst naar een daadwerkelijke koop- of huurovereenkomst.

De belangstellende overlegt een bedrijfsplan waaruit in ieder geval blijkt:

  • Hoe de onderneming wordt gefinancierd en wie de vermogensverschaffers zijn, daaronder begrepen vreemd vermogen, achtergestelde leningen en verkregen of verleende borgstellingen of garantiestellingen;

  • Hoe de onderneming voornemens is zorg te dragen voor de informatieverstrekking aan haar bezoekers over de risico's van cannabisgebruik;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat door vestiging en exploitatie van de coffeeshop, daar in de directe omgeving onevenredige overlast is, of onevenredige druk op de leefbaarheid ontstaat;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat minderjarigen (ruimtes behorende tot) de coffeeshop betreden;

  • Hoe de onderneming zal voorkomen dat minderjarigen zich ophouden in de directie nabijheid van de coffeeshop.

Vestigingscriteria

Op basis van de belangstellingsregistratie en de daar overlegde gegevens vindt een toetsing plaats van de opgestelde (vestigings)criteria zoals genoemd in hoofdstuk 4 en de geldende parkeernorm. Indien de belangstellende hier niet aan voldoet, dingt hij niet langer mee voor een exploitatievergunning voor een coffeeshop.

Beoordeling overlegde gegevens

De burgemeester beoordeelt de door de belangstellende overgelegde gegevens op inhoud, volledigheid en juistheid ten aanzien van de gestelde kaders. Indien die gegevens niet volledig of juist zijn, krijgt de belangstellende een hersteltermijn van 2 weken.

De belangstellenden van wie de overgelegde gegevens niet volledig en/of juist worden bevonden, worden hierover schriftelijk geïnformeerd.

Indien de door belangstellende overgelegde gegevens volledig en juist worden bevonden, komt de belangstellende in aanmerking voor de volgende stap in het proces.

Loting

Belangstellenden die na toetsing van de overlegde gegevens nog meedingen naar een exploitatievergunning voor een coffeeshop, participeren in een loting. Deze loting vindt plaats in opdracht van de burgemeester van de gemeente Tilburg. De loting is openbaar en vindt plaats door een notaris op een door de burgemeester aan te wijzen locatie en tijdstip. Belangstellenden die aan de loting deelnemen ontvangen voor die deelname een schriftelijke uitnodiging namens de burgemeester. De gegevens die eerder zijn overlegd, dienen tijdens het gehele beoordelingsproces ongewijzigd te blijven. Zie hiervoor het onderdeel Fixatie.

Selectie

Via loting wordt één belangstellende gekozen die schriftelijk wordt uitgenodigd een aanvraag voor een horeca-exploitatievergunning voor een coffeeshop te in dienen. In deze schriftelijke uitnodiging word het proces hieromtrent nader toegelicht.

Ondertekening

Bijlage 1

[vervallen]

Bijlage 2 Aanwijzing gebieden waar geen nieuwe coffeeshops mogen worden gevestigd

De burgemeester van de gemeente Tilburg:

  • -

    gezien het voorstel van de afdeling Veiligheid & Wijken

  • -

    gelet op hetgeen besproken is in het college

  • -

    gelet op het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020

  • -

    gelet op artikel 174 Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet en de Wet experiment gesloten coffeeshopketen

Besluit

  • 1.

    Op grond van paragraaf 4.1.4 van het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020 de volgende gebieden aan te wijzen als gebieden waar geen nieuwe coffeeshops gevestigd mogen worden:

    • -

      binnen de ringbanen;

    • -

      in het buitengebied;

    • -

      op bedrijventerreinen.

  • De gebieden die worden aangewezen zijn als zodanig aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart;

  • 2.

    Dit aanwijzingsbesluit als bijlage 2 toe te voegen aan het Coffeeshopbeleid Tilburg 2020.

Aldus besloten op 6 oktober 2022

drs. Th. L. N. Weterings

burgemeester

Bijlage Kaart en legenda gebieden coffeeshops Tilburg

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan jeugdigen, geen verkoop van grote hoeveelheden, geen verkoop aan niet-ingezeten.

Noot
2

Artikel 3 lid 1: Voorzover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt oma.uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, ofb.strafbare feiten te plegen.