Beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer – autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer – autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer – autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden dezelfde begrippen gehanteerd als in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, de Wet personenvervoer 2000 en onderliggende regelgeving.

Voor zover van belang, wordt hieronder nader omschreven wat aanvullend onder een bepaald begrip wordt verstaan en worden niet in bovengenoemde regelgeving aangeduide begrippen nader omschreven.

Aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die ontheffing verzoekt.

Autobus: motorvoertuig, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen.

Besloten busvervoer: personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer.

Lijnbus: motorvoertuig, gebezigd voor het verrichten van openbaar vervoer in de zin van de Wet personenvervoer 2000.

Massa ledig: is het gewicht van het voertuig of samenstel van voertuigen, zonder passagiers en lading, zoals in het kentekenregister van de RDW geregistreerd staat (op kentekencard vaak uitsluitend massa rijklaar voertuig: dit is massa ledig voertuig plus 100 kg)

College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.

Specifieke doelgroepen: onder specifieke doelgroepen worden verstaan groepen die grotendeels bestaan uit:

  • a.

    Kinderen tot de leeftijd 12 jaar, of

  • b.

    Mensen met een beperking, of

  • c.

    Ouderen vanaf de AOW-leeftijd, of

  • d.

    Artiesten- en gezelschappen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van kunst- en/of cultuur.

Mensen met een beperking: personen die:

  • een chronische beperking hebben en daardoor geen maximale loopafstand van 300 meter kunnen lopen zonder te pauzeren, zelfstandig of met loophulpmiddelen:

  • een andere aantoonbare beperking (anders dan een loopbeperking) hebben waardoor een ontheffing noodzakelijk is.

Kunst-, cultuur en/of educatiebestemming: kunstinstellingen, musea, theaters, poppodia en dierentuinen alsmede organisaties die zich richten op de opvoeding en vorming van specifieke doelgroepen. Of er sprake is van een kunst-, cultuur en/of educatiebestemming wordt beoordeeld aan de hand van de primaire activiteiten volgend uit de SBI codes als opgenomen bij de inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel voor de educatiebestemmingen danwel voor kunst- en cultuurinstellingen op basis van de ANBI-status van de belastingdienst.

Organisatie: rechtspersoon.

Zone zwaar verkeer – zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam: de zone, ruimtelijk begrensd gebied die is gelegen binnen het binnenstedelijk gebied van de gemeente Amsterdam (vastgesteld bij verkeersbesluit Staatscourant nr. 24726 op 20 mei 2021).

afbeelding binnen de regeling

Ontheffing: Ontheffing Zone zwaar verkeer autobus zwaarder dan 7,5 ton.

Artikel 2 – Werkingssfeer – Autobussen zwaarder dan 7,5 ton

Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op aanvragen om een ontheffing als bedoeld in artikel 87 RVV 1990 voor zover het betreft het zonale verkeersbord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen of samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan 7,5 ton) zoals vastgesteld bij verkeersbesluit d.d. 20 mei 2021 zone zwaar verkeer zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2021 met nr. 24726. Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op een ontheffing voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton.

Uitgezonderd van de ontheffingsplicht zijn de voorrangsvoertuigen (nood- en hulpdiensten), voor zover de uitoefening dit van hun taak vereist.

Lijnbussen als bedoeld in artikel 19 jo. artikel 20 Wet personenvervoer zijn uitgezonderd van de zonale geslotenverklaring.

Artikel 3 – Ontheffing

  • 1. Ten behoeve van het vervoer van specifieke doelgroepen met besloten busvervoer binnen de zone zwaar verkeer kan een ontheffing op kenteken worden verleend indien de ontheffing is bestemd voor het halen en brengen van specifieke doelgroepen ten behoeve van een bezoek van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming. De aard van het bezoek van de specifieke doelgroepen waarvoor ontheffing wordt verleend, dient primair een kunst-, cultuur- en/of educatieoogmerk te hebben.

  • 2. De ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend aan rechtspersonen.

  • 3. Een ontheffing op grond van het eerste lid wordt uitsluitend verleend voor het bereiken van een specifieke bestemming/specifieke bestemmingen in combinatie met specifieke routes, welke zijn ingetekend op een kaart. De ontheffing op grond van dit artikel wordt alleen verstrekt ten behoeve van routes zoals weergegeven op een kaart die onderdeel uitmaakt van de ontheffing.

    Bij het vaststellen van de te ontheffen route bij ontheffingsverlening zijn doorslaggevend de draagkracht van de bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede de aanwezigheid van door de gemeente gefaciliteerde halterings- en bufferplekken voor specifiek autobussen danwel de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen halteerplek of eigen parkeerterrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend. Voor de te ontheffen routes vormen de breed opgezette wegen het uitgangspunt.

  • 4. Autobussen met een lengte langer dan 10 meter moeten zoveel als mogelijk via de breed opgezette wegen een bestemming bereiken. Bij het verlenen van de ontheffing wordt voor de route hiermee rekening gehouden. Welke wegen vallen onder de breed opgezette wegen, is te raadplegen via www.amsterdam.nl

  • 5. Van de routes waarvoor de ontheffing is verleend, kan uitsluitend met voorafgaande toestemming van het college worden afgeweken.

  • 6. Een op basis van dit artikel verleende ontheffing kan worden verleend voor de duur van:

    • a.

      Eén kalenderdag, die begint om 00.00 uur en eindigt om 06.00 uur de volgende dag op de datum als weergegeven op de ontheffing.

    • b.

      Eén jaar (twaalf maanden) ten behoeve van vervoer als bedoeld in het eerste lid op herhaalde vaste dag/dagen per week. Er moet sprake zijn van een terugkerend patroon in het binnenrijden van de zone en de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing wordt verleend dient schriftelijk te worden bevestigd door de opdrachtgever.

    De ontheffing gaat in op de dag dat de ontheffing is toegewezen (datum besluit) of met ingang van de datum die wordt opgegeven door de aanvrager. De ontheffing geldt wekelijks op de in de ontheffing voorgeschreven vaste dagen per week (beginnend om 00.00 uur en eindigend om 06.00 uur de volgende dag) en uitsluitend ten behoeve van het vervoer waarvoor de ontheffing is verleend.

Artikel 4 – Bestemmingsontheffing – bijzondere omstandigheden

  • 1. Ten behoeve van vervoer met een autobus binnen de zwaar verkeer zone kan voor het halen en brengen van bezoekers een ontheffing worden aangevraagd door een binnen de zone zwaar verkeer gelegen rechtspersoon die beschouwd kan worden als hoofdgebruiker, indien wordt aangetoond dat bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.

  • 2. Er is sprake van bijzondere omstandigheden als:

    • a)

      de continuïteit van de rechtspersoon wordt bedreigd, gelet op alle omstandigheden van het geval, én

    • b)

      de organisatie beschikt over een eigen parkeervoorziening op eigen terrein.

  • 3. Aanvragen van rechtspersonen die een maand na terinzagelegging van het concept van onderhavig ontheffingenbeleid hun werkzaamheden in Amsterdam zijn begonnen worden afgewezen.

  • 4. Een routeontheffing op grond van dit artikel wordt alleen verstrekt ten behoeve routes zoals weergegeven op een kaart die onderdeel uitmaken van de ontheffing. Bij het vaststellen van de te ontheffen route bij ontheffingsverlening zijn doorslaggevend de draagkracht van de bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen parkeervoorziening op eigen terrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend. Voor de te ontheffen routes vormen de breed opgezette wegen het uitgangspunt.

  • 5. Van de routes waarvoor de ontheffing is verleend, kan uitsluitend met voorafgaande toestemming van het college worden afgeweken.

  • 6. Aan de ontheffing kunnen nadere voorschriften worden gesteld ter zake het maximum aantal touringcars dat de rechtspersoon met de ontheffing op die locatie mag ontvangen, evenals venstertijden waarbinnen gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing.

  • 7. Een op basis van dit artikel verleende tijdelijke ontheffing wordt verleend voor de duur van één jaar (twaalf maanden). De ontheffing gaat in op de dag dat de ontheffing is toegewezen (datum besluit) of per de datum die wordt opgegeven door de aanvrager. Deze ontheffing kan jaarlijks worden verlengd tot in totaal maximaal vier achtereenvolgende jaren. Na vier achtereenvolgende jaren kan de ontheffing jaarlijks opnieuw verlengd. Bij de beoordeling van de verlening na vier achtereenvolgende jaren wordt jaarlijks beoordeeld of de aanvrager voldoet aan de eisen als genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel én of:

    • a)

      de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de omgeving van de locatie ontheffingverlening toestaan;

    • b)

      verlenging niet in strijd is met de op dat moment geldende beleidskaders.

Artikel 5 – Aanvraagvereisten voor een ontheffing

  • 1. Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in deze beleidsregels wordt niet in behandeling genomen wanneer niet wordt voldaan aan de volgende aanvraagvereisten:

    • a)

      Naam en adresgegevens van de aanvrager;

    • b)

      Kenteken van het voertuig (en dat van de eventuele aanhangwagen) ingeval van een ontheffing als bedoeld in artikel 3;

    • c)

      Toegestane vereisten zoals omschreven maximum ledig massa en lengte van het voertuig waarvoor ontheffing wordt aangevraagd;

    • d)

      Een verklaring van de van de aanvrager:

      • i.

        dat de ontheffing is bestemd voor het vervoer van de in artikel 3 jo. artikel 1 genoemde specifieke doelgroepen; en

      • ii.

        dat de ontheffing wordt gebruikt voor het vervoer ten behoeve van een bezoek aan een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming; of

      • iii.

        dat sprake is van bijzondere omstandigheden in geval van een aanvraag ontheffing als bedoeld in artikel 4;

      • iv.

        voor welke duur de ontheffing noodzakelijk is.

    • e)

      Voor de jaarontheffing als bedoeld in artikel 3 lid 6 geldt de aanvullende eis dat bij de aanvraag de schriftelijke bevestiging van de opdrachtgever moet worden bijgevoegd waarin het herhaaldelijke patroon van doelgroepenvervoer is gemotiveerd ten behoeve waarvan een jaarontheffing wordt aangevraagd.

  • 2. Een ontheffing dient te worden aangevraagd op de wijze zoals die op de website van de gemeente is gepubliceerd. Voor het aanvragen van een ontheffing wordt gebruik gemaakt van een vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien nodig kan het college naar aanleiding van de aanvraag nadere specifieke vragen stellen of schriftelijke bewijsstukken verlangen.

  • 4. De aanvraag wordt niet in behandeling genomen als de aanvraag onvolledig is. De aanvrager wordt daarvoor eerst in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen een daartoe gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 6 – Ontheffingsvoorschriften

  • 1. De ontheffing is niet overdraagbaar.

  • 2. De ontheffing mag slechts worden gebruikt ten behoeve van de door de aanvrager omschreven werkzaamheden en/of activiteiten.

  • 3. De ontheffing wordt op eerste vordering van een politieambtenaar, de daartoe bevoegde bijzondere opsporingsambtenaar of toezichthouder ter inzage gegeven.

  • 4. De ontheffinghouder dient ervoor zorg te dragen dat degene die het voertuig in zijn opdracht bestuurt danwel gebruik maakt van de ontheffing als bedoeld in artikel 4, kennis heeft van de voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing zijn verbonden en de consequenties van het zich niet houden aan deze voorschriften en beperkingen.

  • 5. De ontheffinghouder dient ervoor zorg te dragen dat degene die het voertuig in zijn opdracht bestuurt danwel gebruik maakt van de ontheffing als bedoeld in artikel 4, bekend is met de actuele situatie voor wat betreft stremmingen en verkeersmaatregelen, zoals gewichtsbeperkingen op de voor hem relevante wegen binnen de zone of de voorgeschreven route.

  • 6. Overige verkeersborden, ook die met een afwijkende gewichts- en/of aslast- of lengtebeperking, in de zone dienen te allen tijde te worden nageleefd.

  • 7. Bij gebruik van de ontheffing is het zaak dat de omgeving en de overige verkeersdeelnemers niet op enigerlei wijze in gevaar worden gebracht en zo min mogelijk worden gehinderd.

  • 8. Degene die het voertuig bestuurt, dient zich binnen de zone te houden aan de volgende gedragsvoorschriften:

    • a.

      Uitsluitend rijden op de in de voorschriften bij de ontheffing voorgeschreven route(s).

    • b.

      Voor het in- en uit laten stappen van passagiers is het uitsluitend toegestaan gebruik te maken van de halterings- en bufferplekken die door de gemeente worden gefaciliteerd voor specifiek autobussen alsmede van de eigen halteerplek of het eigen parkeerterrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend mits voor het bereiken daarvan niet van de ontheven route hoeft te worden afgeweken.

    • c.

      Bij halteerhaltes is het alleen toegestaan passagiers in en uit te laten stappen. Parkeren is niet toegestaan.

    • d.

      Het is verboden zonder noodzaak de motor van de bus in werking te hebben. ‘Zonder noodzaak’ betekent dat de motor draaiende wordt gehouden zonder een verkeersbelang, dus zonder dat men rijdt of aanstalten maakt om te gaan rijden.

    • e.

      Houd vijf meter afstand tot andere zware voertuigen en objecten, ook op de rijbaan.

    • f.

      Rijgedrag: stapvoets rijden over verkeersdrempels en andere oneffenheden.

Artikel 7 – Nadere voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een ontheffing kunnen nadere specifieke voorschriften worden verbonden ter bescherming van de belangen op grond waarvan het verbod waarvan ontheffing is verleend, van kracht is.

  • 2. Aan de ontheffing kunnen nadere beperkingen worden gesteld ten aanzien van de geldigheid naar plaats en tijd.

Artikel 8 – Intrekking, wijziging of weigering ontheffing

  • 1. Een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

    • -

      Aan de ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen niet in acht zijn of worden genomen; - Sprake is van oneigenlijk gebruik van deze ontheffing of eventueel andere aan de ontheffinghouder afgegeven ontheffing(en) op grond van deze beleidsregels;

    • -

      De goedgekeurde route bij een routeontheffing niet meer mogelijk is omdat de actuele situatie met betrekking tot de draagkracht van bruggen of kademuren is gewijzigd;

    • -

      de verleende ontheffing leidt tot een verkeersonveilige situatie;

    • -

      de verleende ontheffing leidt tot meerdere overlastmeldingen bij toezichthouders en/of het bevoegd gezag;

    • -

      Ter verkrijging van de ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • -

      Sprake is van veranderde wetgeving (of beleid) of een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing;

    • -

      Sprake is van veranderde omstandigheden van de zijde van de ontheffingshouder als gevolg waarvan de ontheffinghouder niet meer voldoet aan de voorwaarden voor een ontheffing;

    • -

      De ontheffinghouder hierom verzoekt.

  • 2. Een ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • -

      Een eerdere ontheffing van de aanvrager maximaal twee jaren voorafgaand aan de aanvraag wegens handelen in strijd met ontheffingsvoorschriften en –beperkingen is ingetrokken;

    • -

      De verwachting bestaat dat er oneigenlijk gebruik zal worden gemaakt van de ontheffing;

    • -

      Er reële alternatieven voor vervoer zijn, zoals openbaar vervoer of over water;

    • -

      De ontheffing onvoldoende is onderbouwd;

    • -

      Met het verlenen van de gevraagde ontheffing gevaar ontstaat voor kades en bruggen;

    • -

      Er haltes buiten de zone zwaar verkeer – besloten busvervoer zijn met een kortere loopafstand;

    • -

      De aanvraag anderszins niet past binnen de grondslag van het verkeersbesluit.

Artikel 9 – Stappenplan intrekken ontheffing

  • 1. Als wordt geconstateerd dat een ontheffinghouder of een ander die van de ontheffing gebruik maakt de voorschriften verbonden aan de ontheffing overtreedt, dan kan het volgende stappenplan in werking treden:

    • a.

      De ontheffinghouder ontvangt bij de eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing dat de ontheffing bij een volgende overtreding kan worden ingetrokken;

    • b.

      Afhankelijk van de resterende geldigheidsduur en de ernst van de overtreding wordt bij een tweede of volgende overtreding:

      • i.

        De ontheffing gedurende drie maanden of in het geval de resterende geldingsduur korter dan drie maanden is, voor de rest van de geldingsduur ingetrokken, of;

      • ii.

        De ontheffing volledig ingetrokken en er kan binnen een periode van maximaal twee jaar na de intrekking geen nieuwe aanvraag worden gedaan.

    • c.

      De ernst van de overtreding kan ook tot gevolg hebben dat wordt overgegaan tot het nemen van maatregelen ten aanzien van de overige kentekens van voertuigen waarvoor de aanvragende (rechts)persoon ontheffing is verleend.

  • 2. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan de eerste stap van het stappenplan zoals bedoeld in het eerste lid onder a worden overgeslagen. Als een ernstige overtreding in dit kader geldt in elk geval het afwijken van de bij de voorgeschreven en door de college goedgekeurde route, zonder expliciete toestemming van het college.

  • 3. Behoudens de bepalingen in het eerste en tweede lid van dit artikel kan worden overgegaan tot het opleggen van overige bestuursrechtelijke sancties.

  • 4. Overtreding van de ontheffingsvoorschriften is op basis van de Wegenverkeerswet artikel 150, lid 2 strafbaar gesteld.

Artikel 10 - Hardheidsclausule

Het college van B&W kan in bijzondere gevallen die bij het opstellen van dit beleid niet zijn voorzien ten gunste van de aanvrager van een ontheffing afwijken van de bepalingen van dit beleid, als toepassing ervan gevolgen heeft voor de aanvrager die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.

Artikel 11 - Overige bepalingen

  • 1. Voor aanvragen van gemeentelijke ontheffingen zijn leges verschuldigd conform de legesverordening van de gemeente Amsterdam.

  • 2. Als er voorheen in strijd met ontheffingsvoorschriften dan wel dit ontheffingenbeleid is gehandeld, kan dat reden zijn om een volgende ontheffing te weigeren.

  • 3. Het college van B&W behoudt zich het recht voor het onderhavige ontheffingenbeleid op de daartoe voorgeschreven wijze te wijzigen en/of in te trekken.

Artikel 12 – Overgangsrecht

Aanvragen voor een ontheffing voor autobussen die in behandeling zijn op of worden ingediend na het moment van bekendmaking van deze beleidsregels worden – indien aan de voorwaarden wordt voldaan – verleend tot uiterlijk 1 januari 2024.

Artikel 13 – Inwerkingtreding, intrekking en naam

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2024

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels ontheffing zone zwaar verkeer – Autobussen 2023”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 30 mei 2023

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen

In september 2020 heeft de gemeenteraad van Amsterdam de Agenda Touringcar 2020 – 2025 vastgesteld. In deze Agenda worden acht maatregelen voorgesteld om de overlast van touringcars de komende jaren te verminderen. Een belangrijke maatregel (maatregel 1) is het weren van touringcars zwaarder dan 7,5 ton uit het centrum (binnen de S100).

Hiervoor is een verkeersbesluit opgesteld waardoor er een zonale geslotenverklaring voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton wordt ingesteld. De zone valt vrijwel geheel in het stadsdeel centrum, voor een klein deel in het stadsdeel west (Zeeheldenbuurt) en voor een halve bruglengte (over de Singelgracht) in de stadsdelen Oost, Zuid en West.

Dit verkeersbesluit met geslotenverklaring voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton is aanvullend op de 1 oktober 2021 in werking gestelde zonale gesloten verklaring zwaar verkeer voor voertuigen met een totaalmassa hoger dan 7,5 ton. Het verkeersbesluit geldt voor het gebied dat wordt omsloten door de S100 (centrumring), te weten de Nassaukade, Stadhouderskade, Mauritskade, Zeeburgerdijk, Panamalaan, Piet Heinkade, De Ruijterkade, Westerdoksdijk, Van Diemenstraat en Houtmankade.

In afwijking van de Zone zwaar verkeer geldt dat voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton van het verbod de zone in te rijden uitgezonderd is de corridor Weesperstraat-Valkenburgerstraat, Foeliestraat, Nieuwe Foeliestraat, Prins Hendrikkade (vanaf kruising Foeliestraat tot Kattenburgerstraat), Kattenburgerstraat, IJtunnel, Nieuwe Leeuwarderweg. De reden hiervoor is dat zich specifiek langs of nabij deze corridor veel culturele instellingen bevinden. De bereikbaarheid van deze culturele instellingen wordt voor alle doelgroepen op deze wijze gewaarborgd. Daarnaast geldt dat, door het toestaan van autobussen op deze corridor, het stadshart binnen redelijke (loop)afstand voor groepen reizigers bereikbaar blijft.

Bij dit verkeersbesluit hoort een ontheffingenbeleid. Daarmee wordt beoogd om ten behoeve van het vervoer van specifieke doelgroepen de bereikbaarheid van kunst-, cultuur-, en educatiebestemmingen in de stad zoveel mogelijk in stand te houden. Het college heeft besloten de zonale geslotenverklaring voor zwaar verkeer te volgen en daarop uitsluitend voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton specifieke uitzonderingsroutes toe te staan.

Voorrangsvoertuigen zijn op grond van artikel 91 van het RVV 1990 bevoegd af te wijken van de voorschriften van het RVV 1990 (waaronder de zonale geslotenverklaring), voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist.

De belangrijkste verschillen met het ontheffingenbeleid Zone zwaar verkeer Amsterdam 2021 zijn:

  • a.

    Onderhavig ontheffingenbeleid is uitsluitend van toepassing op autobussen zwaarder dan 7,5 ton.

  • b.

    Er zijn twee een soorten ontheffingen:

    • 1.

      Een ontheffing autobus: besloten busvervoer voor het vervoer van specifieke doelgroepen ten behoeve van een bezoek van en naar een kunst-, cultuur-, en/of educatiebestemming. De aard van het bezoek van de specifieke doelgroepen waarvoor ontheffing wordt verleend, dient primair een kunst-, cultuur- en/of educatieoogmerk te hebben.

    • 2.

      Een bestemmingsontheffing – bijzondere omstandigheden: bestemd voor het halen en brengen van bezoekers van een rechtspersoon die niet valt onder de ontheffing als bedoeld in artikel 3, mits sprake is van bijzondere omstandigheden en wordt voldaan aan de overige eisen.

  • c.

    Aan de ontheffing kunnen verschillende tijdsduren worden verbonden. Daarbij kan afhankelijk van de aard c.q. het doel van de ontheffing een ontheffing worden verleend voor één kalenderdag of voor telkens één jaar.

  • d.

    Aan de ontheffingen zijn voorgeschreven routes verbonden. Afwijken van de voorgeschreven routes is niet toegestaan.

  • e.

    Er geldt een corridor waar de zonale gesloten verklaring niet van toepassing is. De zijwegen zijn uitgesloten van deze uitzondering.

  • f.

    Er gelden aanvullende gedragsregels bij de ontheffingsvoorschriften.

Deze nieuwe beleidsregels zone zwaar verkeer – autobussen zwaarder dan 7,5 ton Amsterdam 2024 gelden naast het ontheffingenbeleid Zone zwaar verkeer Amsterdam 2021 en zijn uitsluitend van toepassing op autobussen.

De ontheffingen die op grond van deze beleidsregels worden verleend, gelden uitsluitend voor de zonale gewichtsbeperking en niet voor andere lokale gewichts- of aslast- of lengtebeperkingen.

Voorrangsvoertuigen die op grond van het RVV 1990 of voertuigen die op grond van artikel 147 van de Wegenverkeerswet voor bord C22a zijn vrijgesteld, vallen niet onder de ontheffingplicht.

Concessiehouders openbaar vervoer zijn eveneens uitgezonderd van de zonale gesloten verklaring.

Wettelijk kader

De mogelijkheid om ontheffing te verlenen van verkeersregels en verkeerstekens is geregeld in artikel 87 van het RVV 1990. Ingevolge artikel 149, lid 1 sub d, juncto artikel 18, lid 1 sub d van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is dit een bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. De mogelijkheid om voorschriften aan de ontheffing te verbinden, vindt zijn basis in artikel 150 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Aanvrager: Een aanvraag wordt ingediend door of namens de aanvrager, veelal de kentekenhouder van het voertuig of samenstel van voertuigen. De lessee of huurder van een voertuig of samenstel van voertuigen wordt in de zin van deze beleidsregels gelijkgesteld aan de kentekenhouder. De aanvrager is bevoegd de aanvraag namens de kentekenhouder te doen.

Kunst-, cultuur en/of educatiebestemming: een ontheffing kan voor autobussen onder omstandigheden worden verleend voor het halen en brengen van specifieke doelgroepen ten behoeve van het brengen van een bezoek aan kunstinstellingen, musea, theaters, poppodia en dierentuinen alsmede organisaties die zich richten op de opvoeding en vorming van specifieke doelgroepen. Of er sprake is van een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming wordt beoordeeld aan de hand van de primaire activiteiten volgend uit de SBI-codes als opgenomen bij de inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel voor de educatiebestemmingen danwel voor kunst- en cultuurinstellingen op basis van de ANBI-status van de belastingdienst.

Specifieke doelgroepen: een ontheffing als bedoeld in artikel 3 kan uitsluitend worden verleend ten behoeve van het vervoer van specifieke doelgroepen. Het vervoer van specifieke doelgroepen wordt uitgezonderd omdat mensen met een beperking en kinderen tot de leeftijd van 12 jaar en ouderen vanaf de AOW-leeftijd en ouder worden gezien als kwetsbare doelgroepen. Het volledig weren van autobussen zou voor deze doelgroepen grote consequenties hebben:

  • Mensen met een beperking die niet meer in staat zijn zelfstandig te reizen, reizen nu met initiatieven zoals de Museum Plus Bus naar musea in Amsterdam. De organisaties hebben aangegeven dan niet meer hun diensten voor musea in Amsterdam aan te kunnen bieden. De inzet van kleinere voertuigen is vanwege de benodigde begeleiding niet haalbaar.

  • De gemeente is opdrachtgever voor het vervoer van basisschoolleerlingen van en naar zwemles en naar de schooltuinen in en buiten de stad. Het is praktisch niet uitvoerbaar om kleinere voertuigen in te zetten, omdat dit extra begeleiding vanuit de scholen vereist.

Artikel 2 Werkingssfeer - Autobussen

Een ontheffing op basis van deze beleidsregels wordt uitsluitend verleend voor zover het betreft het zonale verkeersbord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstelling van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan 7,5 ton). De beleidsregels hebben alleen betrekking op een ontheffing voor autobussen. Voor een ontheffing voor overig zwaar verkeer, niet zijnde autobussen, gelden de beleidsregels Ontheffing zone zwaar verkeer Amsterdam 2021.

Voor het tijdelijk stremmen van de straat is een tijdelijke verkeersmaatregel nodig zoals genoemd in artikel 34 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

Als gevolg van artikel 91 van het RVV 1990, mogen voorrangsvoertuigen afwijken van de voorschriften van het RVV 1990, voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist.

Alle overige in de zone geplaatste verkeersborden, ook die met een lokale gewichts-, aslast- of lengtebeperking, vallen niet onder deze beleidsregels en dienen te worden nageleefd.

Artikel 3 – Routeontheffing autobus - besloten busvervoer

Ten behoeve van het vervoer van specifieke doelgroepen kan een ontheffing worden verleend. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de Agenda Touringcar waarin is bepaald dat de stad voor specifieke doelgroepen bereikbaar moet blijven met de autobus. Een dergelijke ontheffing wordt verleend ten behoeve van het vervoer van die specifieke doelgroepen van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming en uitsluitend indien de aard van het bezoek van de specifieke doelgroepen primair een kunst-, cultuur- en/of educatieoogmerk heeft.

Andere doelgroepen dan de specifieke doelgroepen komen niet in aanmerking voor een ontheffing.

Specifieke doelgroepenvervoer naar bestemmingen met een ander oogmerk dan als hiervoor omschreven, komen niet in aanmerking voor een ontheffing.

Artikel 3, lid 1

De ontheffing voor het vervoer van specifieke doelgroepen van en naar een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming kan uitsluitend op kenteken worden verleend.

Artikel 3, lid 3

Bij de aanvraag moet worden aangegeven en/of aangetoond welke specifieke bestemming/specifieke bestemmingen men wil aandoen. De ontheffing wordt uitsluitend verleend voor routes zoals weergegeven op een kaart die onderdeel uitmaakt van de ontheffing.

Bij het vaststellen van de te ontheffen route bij ontheffingsverlening zijn altijd doorslaggevend de draagkracht van de bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede de aanwezigheid van door de gemeente gefaciliteerde halterings- en bufferplekken voor specifiek autobussen danwel de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen halteerplek of eigen parkeerterrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend. Bij het vaststellen van de ontheffen routes vormen de breed opgezette wegen het uitgangspunt.

Dit betreft zowel de heen- als de terugroute(s).

Artikel 3, lid 4

In de stad zijn verschillende breed opgezette wegen. Ze zijn ruimer (breder) van opzet en kunnen in principe voertuigen of samenstel van voertuigen met een lengte langer dan 10,00 m aan. Deze wegen stellen we als standaard op uit oogpunt van zoveel mogelijk efficiënte busroutes.

Artikel 3, lid 5

Toestemming om van een voorgeschreven route af te wijken wordt bij voorkeur schriftelijk (per e-mail) verleend.

Artikel 3, lid 6

Voertuigen of samenstel van voertuigen bedoeld in het eerste lid van artikel 3 kunnen in aanmerking komen voor verschillende ontheffingsduren, waarbij wordt voorkomen dat met de jaarontheffing de gehele ontheffingsduur door het voertuigen of samenstel van voertuigen over de route wordt gereden.

Onder sub b is bepaald dat een jaarontheffing kan worden verkregen indien sprake is van een herhaaldelijk patroon van vervoer voor dezelfde opdrachtgever (bijv. wekelijks vervoer voor zwemles). Voorwaarde voor het in aanmerking komen van deze ontheffing is dat er sprake is van een herhaaldelijk patroon van het op dezelfde dag/dagen per week binnenrijden van de zone voor dezelfde groepen en dat de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing wordt verleend schriftelijk is bevestigd door de opdrachtgever.

Er wordt dan een ontheffing verleend voor voorschreven vaste dagen per week voor het doelgroepenvervoer naar de bestemming.

Artikel 4 – Bestemmingsontheffing – bijzondere omstandigheden

Artikel 4, lid 1

In geval van bijzondere omstandigheden kan een ontheffing door een bestemming wordt aangevraagd, ook wanneer geen sprake is van het vervoer van specifieke doelgroepen noch van vervoer naar kunst-, cultuur en/of educatie-instellingen.

Deze ontheffing staat onder strikte voorwaarden open voor bestemmingen binnen de zonale geslotenverklaring. Een ontheffing kan alleen worden aangevraagd door de rechtspersoon die wordt beschouwd als de hoofdgebruiker.

Artikel 4, lid 2

Van bijzondere omstandigheden is slechts sprake wanneer aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  • a)

    de continuïteit van de rechtspersoon wordt bedreigd, gelet op alle omstandigheden van het geval; én

  • b)

    de organisatie beschikt over een eigen parkeervoorziening op eigen terrein. Met deze eis wordt bewerkstelligd dat de overlast van autobussen tot een minimum wordt beperkt doordat voor de ontheffing voor het parkeren en halteren uitsluitend gebruik mag worden gemaakt van de eigen parkeervoorziening die gelegen moet zijn op eigen terrein.

Beoordelingsstappen

Eerst wordt getoetst of 1) de continuïteit van de rechtspersoon wordt bedreigd, gelet op alle omstandigheden van het geval. Tot slot wordt beoordeeld of 2) de aanvrager beschikt over een eigen parkeervoorziening bij de locatie ten behoeve waarvan de ontheffing wordt aangevraagd.

STAP 1 Continuïteit van de rechtspersoon wordt bedreigd

Voor de bepaling hiervan wordt een beoordelingssystematiek gehanteerd, waarmee kan worden nagegaan of de financiële draagkracht van de desbetreffende rechtspersoon voldoende is om de investeringen te dragen die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de eisen voor zwaar verkeer - autobussen binnen de zone. Deze gehanteerde beoordelingssystematiek kent de volgende aspecten en parameters:

  • a.

    op grond van aangeleverde gegevens wordt de financiële draagkracht vastgesteld voor zowel investeringen met eigen middelen als voor investeringen met krediet:

    • a.1)

      de financiële draagkracht voor investeringen met eigen middelen wordt gerelateerd aan de resterende aflossingscapaciteit van de desbetreffende rechtspersoon;

    • a.2)

      de financiële draagkracht voor investeringen met krediet wordt gerelateerd aan de solvabiliteit en de rentabiliteit van de desbetreffende rechtspersoon.

  • b)

    De kosten van de benodigde investeringen worden in eerste instantie gebaseerd op door de desbetreffende rechtspersoon aangeleverde prijsindicaties, eventueel onderbouwd met een offerte. Zo nodig onderzoekt de gemeente zelf de kosten.

  • c)

    Financiële gegevens worden in beginsel beschouwd over een periode van drie historische jaren plus een prognose van een jaar. In relatie tot de tenaamstelling van de autobus waarvoor ontheffing wordt aangevraagd, kan er soms sprake zijn van een leaseconstructie, of het kan gaan om een gehuurde autobus, of het kan een dochterrechtspersoon betreffen. In dergelijke gevallen wordt de advisering gebaseerd op geconsolideerde jaarrekeningen.

Bij de beoordeling of door de eisen van de zone zwaar verkeer - autobussen de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon wordt bedreigd, wordt gekeken naar de rechtspersoon van de hoofdgebruiker in het geheel. Er wordt niet beoordeeld of de continuïteit van een bepaald bedrijfsonderdeel wordt bedreigd. Het begrip bedrijfsonderdeel laat zich niet of nauwelijks afbakenen, waardoor bij toepassing discussies zouden kunnen ontstaan over wat onder dit begrip moet worden verstaan. Een en ander laat onverlet dat zich de situatie kan voordoen dat de continuïteit van een cruciaal bedrijfsonderdeel of een cruciale bedrijfsactiviteit van een rechtspersoon wordt bedreigd en dat daardoor de continuïteit van de gehele rechtspersoon in gevaar komt. Maar in dergelijke gevallen beschouwt het college de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon logischerwijs in haar geheel.

Vorenstaande systematiek is niet meer dan een hulpmiddel en in gevallen waarin met de genoemde beoordelingssystematiek geen (sluitende) beslissing kan worden genomen, wordt geprobeerd om op basis van aanvullende gegevens ook andere factoren in overweging te nemen. Van een dergelijke situatie is in ieder geval sprake indien de ontheffing wordt aangevraagd ten behoeve van het vervoer van en naar één van de vestigingen/locaties van de rechtspersoon en de continuïteit van de desbetreffende locatie wordt bedreigd. Het is aan de aanvrager te onderbouwen dat de continuïteit van deze vestiging/dit bedrijfsonderdeel wordt bedreigd.

Artikel 4, lid 4

Een routeontheffing op grond van dit artikel wordt alleen verstrekt ten behoeve routes zoals weergegeven op een kaart die onderdeel uitmaakt van de ontheffing. Bij het vaststellen van de te ontheffen route bij ontheffingsverlening zijn doorslaggevend de draagkracht van de bruggen en kademuren, de leefbaarheid op deze route(s) alsmede de aanwezigheid van een op de route gelegen eigen parkeervoorziening op eigen terrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend. Bij het vaststellen van de routes vormen de breed opgezette wegen het uitgangspunt.

Artikel 4, lid 6

In de voorschriften bij de ontheffing kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen aan het maximum aantal touringcars dat in een vastgestelde periode (bijv. per dag of per week) gebruik mag maken van de ontheffing om de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend te bereiken.

In de voorschriften kunnen voorts venstertijden worden opgenomen waarbinnen gebruik mag worden gemaakt van de ontheffing.

Artikel 4, lid 7

Een op basis van dit artikel verleende tijdelijke ontheffing wordt verleend voor de duur van één jaar (twaalf maanden). De ontheffing gaat in op de dag dat de ontheffing is toegewezen (datum besluit) of per de datum die wordt opgegeven door de aanvrager. Deze ontheffing kan jaarlijks worden verlengd tot in totaal maximaal vier achtereenvolgende jaren.

Wanneer de ontheffinghouder na vier achtereenvolgende jaren een nieuwe verlening wenst, zal de aanvraag tot verlenging jaarlijks opnieuw worden beoordeeld en gelden er aanvullende eisen.

Bij de beoordeling van de verlening na vier achtereenvolgende jaren wordt bij iedere aanvraag om verlenging opnieuw beoordeeld of de aanvrager voldoet aan de eisen als genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel en of:

  • a)

    de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de omgeving van de locatie ontheffingverlening toestaan;

  • b)

    verlenging niet in strijd is met de op dat moment geldende beleidskaders.

Slechts onder deze voorwaarden kan na vier achtereenvolgende jaren de ontheffing jaarlijks worden verlengd.

Artikel 5 – Aanvraagvereisten voor een ontheffing

Bij het indienen van een aanvraag dient onder meer de maximum toegestane massa en lengte van het voertuig te worden opgevoerd. Indien en voor zover blijkt dat de maximum toegestane massa van het voertuig meer bedraagt dan 30,00 ton of lengte langer dan 10 meter houdt de gemeente bij het bepalen van de te ontheffen route rekening met het toegestaan maximum massa en lengte van het voertuig. Voor voertuigen met een toegestaan maximum massa van meer dan 30,00 ton of lengte langer dan 10 meter kunnen afwijkende routes worden opgenomen in de voorschriften bij de ontheffing. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met de belastbaarheid van bruggen en kademuren en breed opgezette wegen gelegen op de te ontheffen routes alsmede de verkeersveiligheid. De draagkracht van de bruggen en kademuren en breedte van de wegen zijn bij het vaststellen van de route(s) altijd doorslaggevend.

Bij het indienen van de aanvraag dient de aanvrager voorts een toelichting bij te voegen waarin wordt verklaard dat:

  • i.

    dat de ontheffing is bestemd voor het vervoer van de in artikel 3 jo. artikel 1 genoemde specifieke doelgroepen. In de toelichting dient een nadere specificatie te worden opgenomen van het type doelgroepenvervoer ten behoeve waarvan de ontheffing wordt aangevraagd.

  • ii.

    dat de ontheffing wordt gebruikt voor het vervoer ten behoeve van een bezoek aan een kunst-, cultuur- en/of educatiebestemming. Uit de toelichting moet blijken ten behoeve van het bereiken van welke bestemming(en) de ontheffing wordt aangevraagd.

  • iii.

    dat sprake is van bijzondere omstandigheden in geval van een aanvraag ontheffing als bedoeld in artikel 4.

  • iv.

    voor welke duur de ontheffing noodzakelijk is. In de toelichting wordt de aangevraagde ontheffingsduur gemotiveerd.

Voor de jaarontheffing als bedoeld in artikel 3 lid 6 geldt de aanvullende eis dat bij de aanvraag de schriftelijke bevestiging van de opdrachtgever wordt bijgevoegd waarin tevens het herhaaldelijke patroon van doelgroepenvervoer is gemotiveerd ten behoeve waarvan een jaarontheffing wordt aangevraagd. Uit de aanvraag blijkt op welke dagen sprake is van een periodiek herhaald patroon van vervoer van specifieke doelgroepen.

Artikel 6 Ontheffingsvoorschriften

Artikel 6, lid 4

De ontheffinghouder is verplicht ervoor te zorgen dat de chauffeur, die in zijn opdracht met het voertuig waarvoor ontheffing is verleend in de zone verblijft, kennis heeft van de voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing zijn verbonden en de consequenties van het zich niet houden aan deze voorschriften en beperkingen.

Artikel 6, lid 8

Voor autobussen zwaarder dan 7,5 ton gelden gedragsvoorschriften.

Er wordt uitsluitend ontheffing verleend voor de voorgeschreven route(s) als opgenomen in de voorschriften bij de ontheffing. Bij het bepalen van de te ontheffen route houdt de gemeente onder meer rekening met de belastbaarheid van kades en bruggen gelegen op de te ontheffen routes.

De gemeente faciliteert speciale halterings- en bufferplekken voor autobussen. Het in- en uit laten stappen van passagiers is uitsluitend toegestaan op de halteerlocaties alsook op de halteerplek of parkeervoorziening op eigen terrein van de bestemming ten behoeve waarvan de ontheffing is verleend mits voor het bereiken van die parkeervoorziening niet hoeft te worden afgeweken van de ontheven route.

Artikel 7 Nadere voorschriften en beperkingen

Aanvullende maatregelen ter bescherming van de verkeersveiligheid, de bescherming van bruggen en kademuren zijn bijvoorbeeld de verplichting om voorafgaand aan de gebruikmaking van de ontheffing het kenteken te registeren uiterlijk voor een door de gemeente in de ontheffing omschreven route rijden onder begeleiding van verkeersregelaars, versteviging brugdelen, stapvoets rijden, enz.

Artikel 8 en 9

Zwaar verkeer, meer specifiek autobussen, is in sommige situaties noodzakelijk voor het functioneren van stad. Vanwege de kwetsbaarheid van de bruggen en kademuren en de waarborging van de verkeersveiligheid is het echter ook noodzakelijk om streng in te kunnen grijpen bij ongewenst gedrag van een chauffeur of ontheffinghouder.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid stonden centraal bij deze beleidsregels. Met de verschillende soorten ontheffingen wordt binnen de beperkte marges die er zijn de branche de ruimte geboden om hun werkzaamheden en activiteiten in beperkte mate doorgang te kunnen laten vinden.

Een streng handhavingsbeleid met een stappenplan is noodzakelijk en gerechtvaardigd ter borging van de doelstellingen van het verkeersbesluit, namelijk de bescherming van de verkeersveiligheid, het voorkomen van overlast en de bescherming van kades en bruggen. Opsporingsambtenaren op straat zijn toegerust met speciale weegmatten en kunnen hun handhaving, mede vanwege het feit dat langs de zone camerahandhaving zich richt op het wel/niet hebben van een ontheffing, richten op de naleving van ontheffingsvoorschriften als deze.

Artikel 9, lid 1 c

De ernst van de overtreding kan ook tot gevolg hebben dat overgegaan wordt tot het nemen van maatregelen als genoemd onder artikel 8 ten aanzien van andere aan de aanvrager verleende ontheffingen.

Artikel 10 – Hardheidsclausule

Deze bepaling is bedoeld voor de zogenoemde schrijnende gevallen die niet onder een van de andere bepalingen vallen, maar waarbij het onredelijk zou zijn als er toch geen ontheffing wordt verleend. Dit hangt af van de specifieke (persoonlijke) omstandigheden van het geval die per aanvraag zullen worden beoordeeld.