Verordening van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende bepalingen over nadeelcompensatie (Verordening nadeelcompensatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende bepalingen over nadeelcompensatie (Verordening nadeelcompensatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024)

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 15 augustus 2023;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet ;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende bepalingen over nadeelcompensatie (Verordening nadeelcompensatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade indient;

  • b.

    bestuursorgaan: het bestuursorgaan van de gemeente die bevoegd is te beslissen op de aanvraag om tegemoetkoming in schade;

  • c.

    belanghebbenden:

    • 1.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • 2.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht.

  • d.

    adviseur: een door het bestuursorgaan aan te wijzen deskundige;

  • e.

    adviescommissie: een schadebeoordelingscommissie, bestaande uit meerdere adviseurs.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid Awb, waarvan de aanvrager stelt dat de schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is, te weten

    • a.

      Algemene technische voorschriften voor leidingen in de gemeente Pijnacker-Nootdorp 2013

    • b.

      Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Pijnacker-Nootdorp 2013

    • c.

      Erfgoedverordening Pijnacker-Nootdorp 2010.

Artikel 3 Heffen recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300.- geheven.

  • 2. Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 4 Aanvraag

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld (elektronisch) aanvraagformulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:127 Awb bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting;

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte. c. bij een aanvraag wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak dan wel - als het de verkoop van een bedrijf betreft - van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, alsmede in beide gevallen een taxatierapport van een onafhankelijke deskundige.

  • Ter beoordeling van het bestuursorgaan kunnen zo nodig aanvullende stukken en specificaties worden gevraagd.

Artikel 5. Inschakeling van een adviseur

  • 1. Advies bij een adviseur wordt slechts ingewonnen voor zover dat noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2. Een adviseur kan worden ingesteld als tijdelijke adviseur voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, waarbij de deskundige(n) tijdelijk, voor de duur van de advisering over die aanvraag of aanvragen, door of namens burgemeester en wethouders worden aangewezen.

  • 3. Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door een bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen;

    • d.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4. Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur wordt genomen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 6. Wrakingsregeling

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5, derde lid benoemt het bestuursorgaan binnen acht weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 5, vierde lid een adviseur.

  • 2. Voorafgaand aan de benoeming van de adviseur zendt het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden een mededeling over het voornemen een adviseur te benoemen.

  • 3. De aanvrager en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het tweede lid schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur bij het bestuursorgaan indienen.

  • 4. Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

Artikel 7. Werkwijze van de adviseur

  • 1. De adviseur stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 2. Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviseur de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de adviseur.

  • 3. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden. De adviseur kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn verlengen.

  • 4. De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren;

  • 5. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen vier weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 6. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbenden

  • 2. Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 10. Intrekking oude regeling

De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Pijnacker-Nootdorp 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 11. Overgangsbepaling

De verordening genoemd in artikel 10 blijft van toepassing op aanvragen die vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2024. Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 oktober 2024.

Ondertekening

de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,

gehouden op: 26 oktober 2024

Arjen van der Lugt

griffier

Björn Lugthart

voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 3, eerste lid

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 van de Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. De bevoegdheid tot het heffen van dit recht kan alleen bij wettelijk voorschrift bepaald worden. Het recht bedraagt € 300,-. Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voorheen geheven werd in het kader van een verzoek om planschade.

Artikel 4

Hoewel in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) al verschillende aanvraagvereisten zijn genoemd, is dit artikel opgenomen, omdat het kan helpen om de aanvrager duidelijk te maken welke stukken nodig zijn voor de aanvraag.

Artikel 5

Op grond van het huidige recht is het inschakelen van een adviseur verplicht bij het afhandelen van aanvragen om planschade. Ook is het vaststellen van een gemeentelijke verordening verplicht waarin regels worden gegeven over de aanwijzing van zo'n adviseur en de wijze waarop deze tot een advies dient te komen. Onder het nieuwe recht gelden die verplichtingen niet meer. De gemeente heeft wel de mogelijkheid om een adviseur of een adviescommissie in te schakelen.

De gemeente heeft geen deskundigheid in huis om aanvragen om schadevergoeding snel, en dus zonder adviseur of adviescommissie, af te handelen. Vanwege het beperkt aantal schadeverzoeken per jaar wordt het daarnaast onwenselijk geacht om met een vaste commissie te werken, reden waarom deze optie is geschrapt, en gaat de voorkeur uit naar de inschakeling, waar nodig, van specifieke expertise geënt op een specifiek geval (adviseur). Ook in verband met de transparantie verdient dit de voorkeur.

De adviseur maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en is niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb.

Artikel 7

De werkzaamheden van de adviseur kunnen worden aangemerkt als de werkzaamheden van een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat de beslistermijn voor het afhandelen van aanvragen waarbij een adviseur is aangewezen zes maanden betreft, in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Omdat binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag het bestuursorgaan een besluit moet nemen, is een adviseringstermijn van 16 weken voor de adviseur afdoende geacht.

Artikel 9

De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht.

Artikel 11

De Verordening nadeelcompensatie Pijnacker-Nootdorp treedt in de plaats van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Pijnacker-Nootdorp 2008. Deze verordening wordt ingetrokken.

De Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Pijnacker-Nootdorp 2008 kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.

vast te stellen de Verordening nadeelcompensatie Pijnacker-Nootdorp 2024: