Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024

De raad van de gemeente Doetinchem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Omgevingswet en de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, levend of afgestorven, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 30 cm omtrek op 1,30 meter boven maaiveld;

    • b.

      openbare houtopstand: een houtopstand in de openbare ruimte (eigendom van gemeente, provincie, waterschap, rijk);

    • c.

      niet openbare houtopstand: houtopstand in particulier eigendom;

    • d.

      houtopstand: één of meer bomen;

    • e.

      bijzondere boom: houtopstand die vermeld wordt op de lijst met bijzondere bomen zoals vermeld in artikel 10, lid 1 van deze verordening;

    • f.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • g.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • h.

      bebouwingscontour houtkap: de bebouwingscontour houtkap van de gemeente, vastgesteld in het omgevingsplan;

    • i.

      boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (boomtaxateur.nl);

    • j.

      bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstanden, op basis van de CROW-kennismodule bomen;

  • 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, kappen, verplanten, snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume, kandelaberen en het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2: Verbod en omgevingsvergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een openbare houtopstand te vellen met een stamomtrek van 60 cm of meer, gemeten op 130 cm boven het maaiveld;

    • b.

      een niet openbare houtopstand te vellen met een stamomtrek van 120 cm of meer, gemeten op 130 cm boven het maaiveld;

    • c.

      een houtopstand te vellen met een grotere oppervlakte dan 1000 m2 binnen de bebouwde kom;

    • d.

      een houtopstand te vellen die is geplaatst op de bijzondere bomenlijst;

    • e.

      een houtopstand te vellen die is aangelegd ter uitvoering van een herplant- en instandhoudingsplicht;

    • f.

      een houtopstand te vellen die is aangelegd ter uitvoering van een overeenkomst met een bestuursorgaan of een publiekrechtelijke rechtspersoon.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      een houtopstand die moet worden geveld volgens de Plantgezondheidswet of een aanschrijving van het college;

    • b.

      houtopstand die moet worden geveld op grond van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid op last van het bevoegd gezag

    • c.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud;

    • d.

      dunning en ander regulier onderhoud in een aaneengesloten houtopstand;

    • e.

      het periodiek knotten of kandelaberen van een houtopstand als beheermaatregel;

    • f.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij dit knotbomen zijn;

    • g.

      houtopstanden die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd;

    • h.

      houtopstanden waarop de Omgevingswet (aanvullingsspoor Natuur) van toepassing is.

Artikel 3: Vervallen

Artikel 4: Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  • 1. Vergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geweigerd in het belang van onder meer:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Het college kan de boomwaarde als motivering hanteren bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning.

  • 3. Vergunning om te vellen wordt geweigerd voor een houtopstand die geplaatst is op de lijst van bijzondere bomen (artikel 11), tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang, grote gevaarzetting of spoedeisend belang van openbare orde.

Artikel 5: Openbaarmaking

Een besluit tot verlening of weigering van een vergunning wordt digitaal bekend gemaakt op officielebekendmakingen.nl na verzending aan de aanvrager.

Artikel 6: Beperking geldigheidsduur

De vergunning vervalt als daarvan niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden gebruik is gemaakt.

Artikel 7: Bijzondere vergunningvoorschriften

  • 1. Bij een vergunning kan worden voorgeschreven dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een vergunning verleend met herplant, dan kan daarbij ook worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Als herplanting niet mogelijk is, kan bij de vergunning worden voorgeschreven dat het bedrag van de boomwaarde in het bomenfonds dient te worden gestort voor de aanplant van bomen.

  • 4. Ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna, kunnen aanwijzingen worden voorgeschreven.

  • 5. Bij de vergunning kan worden voorgeschreven dat pas tot vellen van houtopstanden mag worden overgegaan als andere vergunningen of ruimtelijke besluiten onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

Artikel 8: Instandhouding en herplant van houtopstanden

  • 1. Als een vergunningplichtige houtopstand zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, of op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de rechthebbende de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen, binnen een door hem te stellen termijn.

  • 2. In de beschikking als bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Als een verguningplichtige houtopstand in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de rechthebbende de verplichting opleggen om:

    • a.

      binnen een te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

Artikel 9: Vervallen

Artikel 10: Vervallen

Artikel 11: Bijzondere bomen

  • 1. Het college stelt een lijst op met bijzondere bomen.

  • 2. Op de lijst wordt vermeld:

    • a.

      de plaatselijke aanduiding;

    • b.

      een beschrijving van de bijzondere bomen met foto's en een kaart met de exacte situering.

  • 3. De lijst omvat:

    • a.

      de bomen die voorkomen in het nationale register van monumentale bomen van de landelijke Bomenstichting;

    • b.

      lokaal bijzondere bomen; en

    • c.

      herdenkingsbomen ongeacht hun leeftijd.

  • 4. De rechthebbende van een bijzondere boom die vermeld staat op de lijst, bedoeld in het eerste lid, is verplicht het college onmiddellijk mededeling te doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

    • b.

      de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

Artikel 12: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die gemeentelijk eigendom zijn:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      te snoeien behalve door medewerkers die namens de gemeente hun opgedragen boomverzorgende taak uitoefenen;

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen of te bevestigen.

Artikel 13: Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke voor het wegverkeer het benodigde vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden of te verwijderen na aanschrijving van het college, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 14: Afstand tot de erfgrens

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgelegd op 0,50 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 15: Vervallen

Artikel 16: Toezichthouders

Met het toezicht houden op de naleving van het bepaalde bij of volgens deze verordening zijn belast de daartoe door het college of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 17: Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2. Terzelfder tijd wordt ingetrokken de Bomenverordening gemeente Doetinchem 2015.

  • 3. De in het tweede lid genoemde verordening blijft van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen die voor het in werking treden van deze verordening zijn ingediend en waarop op het moment van in werking treden van deze verordening nog niet is beschikt.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Bomenverordening gemeente Doetinchem 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 oktober 2023,

griffier

voorzitter

Artikelsgewijze toelichting bomenverordening gemeente Doetinchem 2024

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.
    • a.

      Boom: de definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is. Deze discussie speelt vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 30 centimeter omtrek is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt de minimumgrootte niet voor aanplant opgelegd in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de 30 centimeter omtrek en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken is van belang in stedelijke parken en op buitenplaatsen of landgoederen. Het begrip “afgestorven” is opgenomen om ook dode bomen te beschermen. Hiervoor zijn verschillende redenen. De eerste reden is dat in het najaar en in de winter het moeilijk te bepalen is of een boom daadwerkelijk afgestorven is. De tweede reden is dat het op deze manier niet lonend is om ervoor te zorgen dat een levende boom afsterft, zodat er geen kapvergunning meer nodig is.

    • d.

      Houtopstand: opgenomen is de omschrijving “een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken”. Meer algemeen is hier bedoeld: ongesnoeide of slechts weinig gesnoeide, natuurlijk uitgegroeide hagen, die hoger zijn dan 3 meter. Vanwege de grote ecologische en/of landschappelijke waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming van belang. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden. Evenals voor de houtwal geldt voor een (lint)begroeiing van heesters en struiken dat het om een “grotere” begroeiing, dus “van enige omvang” moet gaan. In ieder geval zijn de lager dan 3 meter, gesnoeide hagen in tuinen of op erven niet bedoeld.

    • e.

      Bijzondere boom: voor nadere omschrijving van de aanwijzingscriteria zie toelichting bij artikel 10 lid 1.

    • f.

      Hakhout: de definitie van hakhout is opgenomen, omdat nog steeds binnen de gemeentegrenzen, zij het sporadisch, dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die een op zich te beschermen waarde vormt. Opgenomen is tevens “boomvormers”, ofwel opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard en omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.

    • g.

      Knotten/kandelaberen: deze begripsomschrijving is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. De definitie biedt tevens de mogelijkheid om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 2 sub d. Ook geeft de definitie een vakkundige begrenzing van het begrip “geknot” als vermeld in artikel 2 lid 2 sub d.

    • i.

      Boomwaarde: deze boomwaarde-bepaling is opgenomen om aan te sluiten op de landelijke eenheid in financiële benadering van houtopstand. De Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB) stelt op grond van marktcijfers, CBS-statistiek en rechtspraak jaarlijks richtlijnen vast inzake de methodiek van het taxeren van bomen (www.boomtaxateur.nl).

    • j.

      Bomen effect analyse: waardevolle houtopstanden kunnen (ernstig) beschadigd of vernietigd worden door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast zijn of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of een boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

  • 2.

    Opgenomen is “zowel boven- als ondergronds” om op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld aanleg van kabels en leidingen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Binnen het vakgebied geldt dat bij achterstallige snoei niet meer dan 20% van de bladmassa mag worden gesnoeid. Als noodmaatregel kan eenmalig meer dan 20% gesnoeid (maximaal 30%). Door het snoeien van meer dan 30% van het kroonvolume kan het beeld worden aangetast. Hiermee wordt duidelijk aangegeven dat rigoureus snoeien vergunningplichtig is. Zoals bijvoorbeeld uitgesproken in de zaak “Slootjes”, HR 15 december 1992, JBR. Indien in voorkomende gevallen een vergunning wordt verleend, zal afhankelijk van de situatie de term “vergunning tot verplanten”, “vergunning tot kandelaberen” of “vergunning tot knotten” gehanteerd worden.

ARTIKEL 2: Verbod en omgevingsvergunning

  • 2.
    • a.

      De verwijzing naar de Plantengezondheidswet is zinvol voor bestrijding van plantenziekten.

    • b.

      Dit lid zorgt ervoor dat in acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, er meteen gehandeld kan worden. Met nadruk geldt dat het om een acute probleemsituatie moet gaan. In geval het acute karakter opgelost kan worden door het treffen van alternatieve (tijdelijke) voorzieningen, is dit lid niet van toepassing.

    • c.

      Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat voor een reguliere onderhoudsmaatregel als het afzetten van hakhout een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen vereist is.

    • d.

      De begrippen “dunning” en “ander regulier onderhoud” kunnen op diverse wijzen worden geïnterpreteerd en bieden de (onbedoelde) mogelijkheid om houtopstanden te kappen om niet-bosbouwkundige redenen. In deze is van belang dat dunning en ander regulier onderhoud worden geïnterpreteerd naar vaste gewoonte (vakliteratuur) en rechtspraak. Met name over dunning is veel rechtspraak. Samenvattende conclusie uit jurisprudentie is dat dunning beschouwd moet worden als een normale onderhoudsregel en de gemeente niet een normale bedrijfshuishouding mag beperken.

      Kort gezegd moet het bij interpretatie van dit lid gaan om een in het vak gebruikelijke en vakkundige beheersingreep met als primair doel bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand.

    • e.

      Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen nodig is voor (vakkundig) regulier knotten/kandelaberen van daarvoor geschikte knotbomen als beheermaatregel;

ARTIKEL 4: Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  • 1.

    De weigeringsgronden worden hier met name genoemd. In de aanhef staat “onder meer”: de genoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. Eén weigeringsgrond kan voldoende zijn om een vergunning te weigeren. De hier genoemde weigeringsgronden zijn in feite maatschappelijke waarden die aan bomen toegekend worden.

    Om deze meetbaar te maken, wordt gewerkt met meetbare waarderingscriteria: 1. Plaats in de ruimtelijke structuur; 2. Plaats in de ecologische structuur; 3. Zichtbaarheid; 4. Omvang en/of leeftijd; 5. Cultuurhistorische waarde; 6. Dendrologische waarde; 7. Educatieve waarde; 8. Toekomstverwachting. Deze waarderingscriteria zijn nader uitgewerkt in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’ en kunnen direct gekoppeld worden aan de onderscheiden weigeringsgronden: natuur- en milieuwaarden; landschappelijke waarden; cultuurhistorische waarden; waarden van stads- en dorpsschoon en waarden voor recreatie en leefbaarheid.

ARTIKEL 5: Openbaarmaking

Dit artikel regelt dat derden-belanghebbenden in de gelegenheid gesteld worden eventueel bezwaar en beroep aan te tekenen. Nadere regels omtrent de openbaarmaking zijn vastgelegd in de notitie ‘Beleidsregels Bomenverordening gemeente Doetinchem’.

ARTIKEL 6 : Beperking geldigheidsduur

Dit artikel is nodig om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder. In geval een vergunning na 2 jaar in het geheel niet gebruikt is dan vervalt de vergunning. In geval de vergunning na 2 jaar slechts ten dele is gebruikt betekent dit artikel dat na de gestelde termijn van twee jaar voor de resterende bomen een nieuwe aanvraag ingediend moet worden.

ARTIKEL 7: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 3.

    De gemeente heeft een financiële voorziening ingesteld voor het storten van het bedrag van de boomwaarde en heeft nadere regels geformuleerd voor besteding van deze gelden (Bomenfonds). Deze financiële herplantplicht is praktisch gebleken en toegestaan door de Raad van State.

ARTIKEL 8: Instandhouding en herplant van houtopstanden

  • 1.

    Als herplantplicht alleen maar als vergunningsvoorschrift wordt gesteld, dan kan iemand aan de oplegging van een herplantplicht ontkomen door zonder vergunning te vellen. Dit lid maakt het mogelijk bij vellingen zonder vergunning een zelfstandige herplantplicht op te leggen. Opgenomen is de zinsnede “dan wel op andere wijze is teniet gegaan”, zodat de zelfstandige herplantplicht ruimer toegepast kan worden. Bijvoorbeeld in geval een houtopstand verloren is gegaan door verwaarlozing, een calamiteit (bv. storm), vellingen ingevolge de Plantenziektewet of in het kader van andere wettelijke bepalingen dan wel op natuurlijke wijze is gestorven.

  • 3.

    Door het opnemen van een instandhoudingsplicht kan opgetreden worden tegen al of niet opzettelijke ernstige bedreigingen die kunnen leiden tot het verloren gaan van een houtopstand. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om ophoging, afgraving, egaliseren van de bodem of het wijzigen van de grondwaterstand. In sommige gevallen kan er discussie ontstaan over het al of niet schadelijk zijn van te plegen c.q. gepleegde handelingen; in dergelijke gevallen kan de eigenaar opgelegd worden een boom effect analyse te overleggen waaruit blijkt dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging die kan leiden tot het verloren gaan van de houtopstand. De instandhoudingsplicht wordt nu expliciet benoemd, om onduidelijkheid hierover te voorkomen.

ARTIKEL 11: Bijzondere bomen

De modelbomenverordening geeft een aantal richtlijnen waaraan een lijst met bijzondere bomen moet voldoen, hoe de juridische bescherming verder geregeld kan worden (bijvoorbeeld opname in het bestemmingsplan), welke verplichtingen de gemeente zichzelf oplegt ten aanzien van de instandhouding van aangewezen bomen en een aanbeveling voor het instellen van een bomenfonds voor het onderhoud. Ten aanzien van weigering van een kapvergunning voor een bijzondere boom is wel een bepaling opgenomen in deze verordening ( artikel 4, lid 3).

ARTIKEL 13: Uitzicht belemmerende beplanting

Uit oogpunt van volledigheid en duidelijkheid is dit artikel expliciet opgenomen. Het gaat hier met nadruk om het benodigde vrije uitzicht en niet om een volledig vrij uitzicht. Een houtopstand mag het niet onmogelijk maken op een veilige manier verkeersmanoeuvres uit te voeren. Dit artikel is in eerste instantie bedoeld als handvat voor de gemeente om op te treden tegen houtopstanden op particulier terrein maar kan ook gelden voor openbare houtopstanden. In alle gevallen blijft het een beleidsafweging waarin ook andere aspecten dan verkeersveiligheid meewegen.

ARTIKEL 14: Afstand tot de erfgrens

Artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek geeft in lid 2 de vrijheid aan gemeenten om in hun verordening kleinere afstanden vast te stellen dan de daar genoemde twee meter voor bomen en een halve meter voor heesters en heggen. Er zijn verschillende redenen aan te voeren om deze wettelijk bepaalde afstand te verkleinen:

  • in het licht van de steeds kleinere tuinen in de nieuwe stedelijke uitbreidingen is er zodoende een ruimere mogelijkheid om een boom of haag te planten;

  • in sommige gevallen worden gemeentelijke bomen dichter dan 2 meter uit de erfgrens geplant. Met opname van dit artikel wordt op voorhand juridische discussie hierover voorkomen;

  • gezien de grote hoeveelheid van dit soort burengeschillen in ons land is het inperken van het aantal geschillen door verkleining van de afstand waarover geruzied kan worden, een belang op zich. In feite kan dit artikel indirect dus mede bijdragen aan de bestrijding en vermindering van burengeschillen, althans van de juridische aspecten van deze geschillen.

De formulering is verder standaard conform de model-bomenverordening en geldend in vele gemeenten.