Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot

De raad van de gemeente Oirschot;

gelezen het voorstel van het college van 22 november 2022, nummer 22.I002320

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit:

vast te stellen de ‘Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot’.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Ambtelijk voorbereider: ambtelijk medewerker die onder meer de commissievergaderingen voorbereidt, stukken aanlevert, agendeert en administratief afhandelt;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot;

  • c.

    Commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot;

  • d.

    Commissie-secretaris: ondersteuner van de commissie die tevens de adviezen en verslagen van de commissievergaderingen opstelt;

  • e.

    Dorpsbouwmeester: persoon aan wie door de raad op grond van deze verordening specifieke taken zijn opgedragen;

  • f.

    Gemeente: de gemeente Oirschot;

  • g.

    Goede omgevingskwaliteit: al hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • h.

    Verordening: Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot;

  • i.

    Wet: Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

Paragraaf 2 Adviestaak

Artikel 2 Taak en werkzaamheden

  • 1. De gemeenteraad geeft opdracht aan de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant om de commissie vorm te geven en te faciliteren. De commissie heeft tot taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Waaronder ook wordt verstaan het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit als over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2. Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • i.

        Een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • ii.

        Een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • iii.

        Een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • iv.

        iv. Een andere activiteit in geval het college een advies nodig acht met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van het college of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • h.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten, te weten regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning en andere zaken die invloed kunnen hebben op de fysieke leefomgeving.

  • 3. De raad kan een dorpsbouwmeester voorstellen en benoemen, en daarvoor werkzaamheden als bedoeld in het tweede lid aanwijzen die door de dorpsbouwmeester worden uitgevoerd. Dit lid is niet van toepassing op de advisering als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen i en ii, en onder b.

Paragraaf 3 Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

Artikel 3 Verplichte advisering

Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen i tot en met iii en onder b van deze verordening.

Paragraaf 4 Samenstelling en inrichting

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit minimaal twee leden, de voorzitter daaronder begrepen, voor plannen die geen betrekking hebben op erfgoed en drie leden, de voorzitter daaronder begrepen, voor plannen die betrekking hebben op erfgoed. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant stelt leden en plaatsvervangers, die de leden bij afwezigheid kunnen vervangen, voor en benoemt hen. Dit geldt niet voor het aanwijzen van een dorpsbouwmeester, welke taken als bedoeld in artikel 2, derde lid, krijgt toegewezen.

  • 2. De door Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant voorgedragen leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering en op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De door Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant aangewezen plaatsvervangers hebben vergelijkbare deskundigheid en maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet minimaal twee leden deskundig op het gebied van erfgoedzorg.

  • 4. De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: architectuur, landschap, stedenbouw, ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur of archeologische erfgoedzorg.

  • 5. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

  • 6. De dorpsbouwmeester maakt geen onderdeel uit van de commissie.

Artikel 5 Benoeming

  • 1. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste zes jaar worden benoemd.

  • 2. Herbenoeming van leden is eenmalig toegestaan voor een termijn van ten hoogste vier jaar. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3. Afgetreden leden zijn twee jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4. De leden worden op eigen aanvraag ontslagen. Zij kunnen voorts door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant worden geschorst en worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6 Ondersteuning van de commissie

  • 1. De commissie heeft een ambtelijk secretaris.

  • 2. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

Paragraaf 5 Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7 Adviestermijn

De commissie brengt advies uit binnen een termijn van twee weken, tenzij het college heeft aangegeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

Artikel 8 Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot een niet-openbare behandeling, dan legt het college daaraan klemmende redenen, als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen. De openbaarheid geldt niet voor informeel vooroverleg.

  • 2. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht. Andere belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht in door de commissie gehouden openbare vergaderingen. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3. Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten anders dan in aanwezigheid van ten minste twee leden. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een (rijks)monumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten anders dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van erfgoedzorg.

  • 4. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 5. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9 Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie (mandatering)

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet en artikel 2, derde lid, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, een subcommissie of daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 10 Adviseurs

  • 1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door het college aangewezen ambtenaren.

  • 2. De commissie kan zich doen bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

  • 4. Door de commissie kunnen maximaal drie lokale burgerleden en hun plaatsvervangers worden benoemd. Zij worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid op het gebied van erfgoed of op het gebied van andere aan ruimtelijke ordening gerelateerde onderwerpen, die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De burgerleden en hun plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Burgerleden die geen aantoonbare professionele deskundigheid bezitten, hebben geen stem maar geven slechts op basis van hun lokale kennis hun mening of advies aan de andere leden.

  • 5. Op de benoeming van de in het vierde lid genoemde burgerleden is artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Verwerking van het advies

  • 1. Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Een second opinion wordt pas gevraagd nadat de commissie de mogelijkheid tot heroverweging van het advies heeft gekregen. Het college stelt de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte. De commissie neemt een second opinion voor kennisgeving aan en kan hier niet op reageren.

  • 2. In geval het college een beschikking geeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzendt hij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

Paragraaf 6 Werkwijze

Artikel 12 Reglement van orde

  • 1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2. Het college draagt zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het elektronisch gemeenteblad.

Artikel 13 Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Artikel 14 Vergoeding

De leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid die op voordracht van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant zijn benoemd of door de commissie zijn gevraagd, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven, zoals jaarlijks afgesproken met de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant. Door het college voorgestelde of gevraagde burgerleden of adviseurs ontvangen geen vergoeding.

Paragraaf 7 Jaarverslag

Artikel 15 Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt jaarlijks verslag uit, als bedoeld in artikel 17.9, zevende lid van de wet, over de door haar verrichte werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, vierde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

Afdeling 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Overgangsbepalingen

  • 1. De op grond van de Bouwverordening Oirschot en de Erfgoedverordening Oirschot 2019 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste zes jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum dat deze verordening in werking treedt.

  • 2. Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en erfgoedzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17 Vervallen oude regeling

De Bouwverordening Oirschot en de regels met betrekking tot de commissie in artikel 8, tweede en derde lid, artikel 14, vierde lid, laatste volzin, artikel 17, artikel 18, tweede lid, laatste volzin en artikel 24, tweede lid, laatste volzin van de Erfgoedverordening Oirschot 2019 vervallen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de omgevingswet in werking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Oirschot 2023.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot van 20 december 2022,

De gemeenteraad,

Maaike Mesdag,

Plv. griffier

Judith Keijzers-Verschelling,

voorzitter