Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht

Geldend van 24-10-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht

Het college besluit:

  • 1.

    In te stemmen met de wijziging van de gemeenschappelijke regeling Geestmerambacht zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    Dat dit besluit in werking treedt op de dag na bekendmaking en terug werkt tot en met 1 januari 2022.

De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alkmaar & Dijk en Waard;

Overwegende dat:

  • -

    het op grond van de Wet algemene regeling herindeling, noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling aan te passen als gevolg van de gemeentelijke herindeling tussen de gemeenten Heerhugowaard en Langedijk.

  • -

    ten gevolge van het uittreden van de gemeente Bergen, het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling te wijzigen;

  • -

    het naar aanleiding van het bestuursbesluit (2018/06) van het Algemeen Bestuur van (11 juli 2018) aangenomen voorstel inzake ‘roulerend voorzitterschap’, het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling te wijzigen;

  • -

    daarnaast nog enkele redactionele verbeteringen nodig zijn.

gelet op :

het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht

besluiten:

de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht te wijzigen waardoor deze als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK I: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      recreatieschap: het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, eerste lid van deze regeling;

    • b.

      deelnemers: de in de aanhef genoemde bestuursorganen van de gemeenten genoemd in het eerste lid, onder sub d;

    • c.

      college(s): het/de college(s) van burgemeester en wethouders van de in het eerste lid, onder sub d genoemde gemeenten;

    • d.

      deelnemende gemeenten: Alkmaar & Dijk en Waard;

    • e.

      raad/raden: de raad/de raden van de in het eerste lid, onder sub d genoemde gemeenten;

    • f.

      gebied: het gebied als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

    • g.

      uitvoeringsorganisatie: een organisatie belast met de uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken;

    • h.

      Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • i.

      exploitatieresultaat: tekort of overschot na saldering van de kosten en baten van het recreatieschap in een boekjaar;

    • j.

      negatief/positief saldo: tekort of overschot na verrekening exploitatieresultaat met participantenbijdragen en bestemmingsreserves.

  • 2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • -

      de gemeente: het recreatieschap;

    • -

      de gemeenteraad: het algemeen bestuur;

    • -

      het college: het dagelijks bestuur;

    • -

      de burgemeester: de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wgr, genaamd Recreatieschap Geestmerambacht.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Noord-Scharwoude.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het rechtsgebied zoals dat is vastgelegd op de van deze regeling onderdeel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte kaart (bijlage 1).

  • 4. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het derde lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien de daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemende gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief hebben medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het derde lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

HOOFSTUK II: BELANG, TAKEN, BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Belang

  • 1. De regeling is getroffen met het doel de belangen van de deelnemers te behartigen bij alle aangelegenheden betreffende:

    • a.

      het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van recreatie.

    • b.

      het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

    • c.

      het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder sub a en b geformuleerde alsmede;

    • d.

      het verwerven van inkomsten uit het recreatiegebied ter verwezenlijking en instandhouding van de direct hiervoor genoemde belangen.

  • 2. De regeling is mede getroffen om er namens de deelnemende gemeenten voor zorg te dragen dat de in het eerste lid, sub a genoemde belang in overeenstemming is met de aspecten van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid. In de algemene verordening worden regels vastgesteld, op basis waarvan het recreatieschap de bevoegdheid heeft te handhaven.

Artikel 4 Taken

  • 1. Ter verwezenlijking van het in artikel 3 genoemde doel worden aan het recreatieschap onder meer de volgende taken toegekend:

    • a.

      de ontwikkeling van recreatieve en toeristische mogelijkheden;

    • b.

      het tot stand brengen van recreatief/toeristische werken en inrichtingen;

    • c.

      het beheren en onderhouden van werken, inrichtingen, eigendommen en goederen;

    • d.

      het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 15 en 16 van de Wegenwet voor wat betreft de door het recreatieschap aangelegde c.q. aan te leggen dan wel door een deelnemende gemeente in beheer en onderhoud aan het recreatieschap overgedragen c.q. over te dragen wegen en recreatieve fietspaden/routevoorziening;

    • e.

      het daartoe opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema;

    • f.

      het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken, inrichtingen, eigendommen en goederen van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen;

    • g.

      het uitvoeren of doen uitvoeren van de plannen genoemd onder e en f;

    • h.

      het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied;

    • i.

      het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van voor natuur en recreatie van belang zijnde roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de werken, inrichtingen, goederen of eigendommen van het recreatieschap.

  • 2. In aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid kan het recreatieschap op verzoek van een deelnemer voor deze deelnemer in het kader van de doelstelling als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het door die deelnemer vastgestelde beleid, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten. Dit wordt in een overeenkomst vastgelegd.

  • 3. De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Aan het bestuur van het recreatieschap worden ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen en ter verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven taken alle bevoegdheden toegekend die aan de bestuursorganen van de deelnemers toebehoren evenals alle bevoegdheden van regeling en bestuur voortvloeiende uit de Wgr en de Gemeentewet, met inachtneming van de beperkingen daarin gesteld en voorts met inachtneming van hetgeen in deze regeling verder is bepaald.

  • 2. Onder de in het eerste lid overgedragen bevoegdheden worden in ieder geval verstaan:

    • a.

      besluiten tot het oprichten van en deelnemen in rechtspersonen, voor zover dit past binnen het in artikel 3 gestelde belang;

    • b.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in artikel 4, tweede lid.

    • c.

      besluiten tot het aangaan van overeenkomsten met derden, niet zijnde deelnemers aan de regeling, tot het verrichten van adviserende, ondersteunde en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van natuur en recreatie.

    • d.

      het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven strekkende tot de uitoefening van het doel en de taken van het recreatieschap, met in achtneming van het bepaalde in artikel 156, tweede en derde lid van de Gemeentewet;

    • e.

      het vaststellen van een belastingverordening voor de heffing van rechten als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet;

    • f.

      het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht (ongeklede recreatie);

    • g.

      het uitoefenen van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 2.1 en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor wat betreft het gestelde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 19, onder 19.1, onder g en ten eerste van het Besluit omgevingsrecht (gemotoriseerde modelvliegtuigen, -vaartuigen; -voertuigen).

  • 3. Het algemeen bestuur besluit niet tot vaststellen van een verordening, dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het dagelijks bestuur zendt daartoe het ontwerp van de verordening aan de raden. De raden van de deelnemende gemeenten zenden binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van die verordening schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 4. Indien de raad van een deelnemende gemeente, op het grondgebied waarvan de verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaalde aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door het bestuursorgaan wiens bevoegdheden het betreft voorzien is in een mandaatregeling met betrekking tot de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden voor het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 5. In de door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in het derde en vierde lid wordt een eventuele uitsluiting als bedoeld in het vierde lid, vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

HOOFDSTUK III: ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 6 leden, te weten:

    • a.

      drie vertegenwoordigers, aan te wijzen door de raad van de gemeente Dijk en Waard, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • b.

      drie vertegenwoordigers aan te wijzen door de raad van de gemeente Alkmaar, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar.

  • 3. De aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 4. De raad kan voor elk lid van het algemeen bestuur dat hij heeft aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur, eindigt van rechtswege zodra het lid ophoudt lid of voorzitter te zijn van de gemeenteraad dan wel ophoudt wethouder te zijn.

  • 6. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was binnen 8 weken na dat openvallen een nieuw lid aan.

  • 7. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

  • 8. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 9. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het recreatieschap aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 7 Werkwijze bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en verder zo dikwijls indien dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen worden zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van de colleges en de raden van de deelnemers.

  • 3. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4. Een lid onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 5. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wgr en de daarin vermelde artikelen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Openbaarheid vergaderingen

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste de helft van de aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter dat nodig oordeelt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 4. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen;

    • c.

      het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 5. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4, van de Wgr van toepassing.

Artikel 9 Stemmen en besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur neemt besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 2. Wanneer de stemmen staken, is het voorstel verworpen. In dat geval wordt een nieuwe vergadering belegd. Artikel 32 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Als dan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

  • 4. Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ondertekende briefjes. Daarbij wordt de stemverhouding als aangegeven in het eerste en tweede lid in acht genomen.

Artikel 10 Bevoegdheden

  • 1. Aan het algemeen bestuur behoren met betrekking tot de in artikel 5 omschreven bevoegdheden van het recreatieschap alle bevoegdheden, die niet of ingevolge de Wgr of deze gemeenschappelijke regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2. Tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur behoren in elk geval:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting en het vaststellen van de jaarrekening;

    • b.

      het heffen van rechten, zoals bedoeld in artikel 229 Gemeentewet.

    • c.

      het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij unanimiteit.

Artikel 11 Vergoedingen en tegemoetkoming

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 21, eerste en tweede lid van de Wgr voor leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van een in artikel 16 bedoelde commissie een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK IV: Dagelijks bestuur

Artikel 12 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee overige leden, met dien verstande dat zij niet allen afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur terstond een nieuw lid aan.

Artikel 13 Werkwijze dagelijks bestuur

  • 1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Voor het overige zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur de regels van toepassing zoals die in een reglement zijn vastgelegd. Het dagelijks bestuur zendt het reglement ter kennisgeving aan het algemeen bestuur.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het recreatieschap voor zover niet bij de wet of de regeling het algemeen bestuur daarmee is belast;

    • b.

      de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van het recreatieschap;

    • d.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren;

    • e.

      het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 5, zesde lid;

    • f.

      het nemen van besluiten namens het recreatieschap inzake het voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • g.

      het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • h.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur.

  • 2. Indien en voor zover het dagelijks bestuur de uitvoering van de zijn toebedeelde taken opdraagt aan de uitvoeringsorganisatie, dient het erop toe te zien dat die taken conform het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid wordt uitgevoerd. Het dagelijks bestuur adviseert de uitvoeringsorganisatie met betrekking tot de wijze van uitvoering van het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd om in onvoorziene en dringende gevallen afwijkingen in de uitvoering van door het algemeen bestuur vastgestelde plannen en begrotingen goed te keuren. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid van het dagelijks bestuur inperken door het stellen van algemeen verbindende voorschriften.

HOOFDSTUK V: DE VOORZITTER

Artikel 15 Benoeming en taak van de voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van roulerend voorzitterschap.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst uit de overige leden van het dagelijks bestuur tevens een vicevoorzitter aan die niet uit dezelfde gemeente afkomstig mag zijn als de voorzitter. Indien het algemeen bestuur besluit tot het instellen van roulerend voorzitterschap, zal er alsdan ook sprake zijn van roulerend vicevoorzitterschap.

  • 4. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 6. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter in voorkomende gevallen. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

  • 7. Zo door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

HOOFDSTUK VI: COMMISSIES

Artikel 16

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bij verordening voor bepaalde aangelegenheden bestuurscommissies instellen zoals bedoeld in de artikel 25 van de Wgr, waaraan bevoegdheden van algemeen bestuur en het, dagelijks bestuur kunnen worden overgedragen.

  • 3. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie als bedoeld in het vorige lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten over dit voornemen zijn geïnformeerd en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

HOOFDSTUK VII: INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 17 Interne verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Zij verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 Wgr, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Indien een beroep wordt gedaan op het bepaalde in artikel 23 Wgr, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering ter zake mededelingen worden gedaan.

Artikel 18 Externe verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad worden verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De gemeenteraden van de deelnemers stellen ieder regels vast omtrent:

    • a.

      de wijze waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur aan hen de door één of meer leden van gemeenteraden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;

    • b.

      de wijze, waarop een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur door hen ter verantwoording kan worden geroepen;

    • c.

      hun bevoegdheid een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid niet meer hun vertrouwen bezit.

Artikel 19 Informatieverstrekking door het bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de gemeenteraden alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 Wgr, die door één of meer leden van de gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • b.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het dagelijks bestuur zijn ontvangen, ter kennisneming aan de raden toe:

    • -

      plannen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder e en f;

    • -

      verordeningen, al dan niet door strafbedreiging of politiedwang te handhaven;

    • -

      de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de agenda's voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      de verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • -

      het jaarverslag van het recreatieschap;

    • -

      Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.

HOOFDSTUK VIII: BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING

Artikel 20 Beleid

  • 1. Het algemeen bestuur kan bij verordening een procedure vaststellen voor het opstellen en vaststellen van een meerjarig beleidsplan als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder e, alsmede wijzigingen hierop, waarin de betrokkenheid wordt beschreven van:

    • a.

      de deelnemers aan de regeling;

    • b.

      de uitvoeringsorganisatie;

    • c.

      de belangenorganisaties van gebruikers, recreanten en ondernemers;

    • d.

      de eigenaren van zakelijke rechten in het gebied.

Artikel 21 Uitvoering

Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen de uitvoering van de hun opgedragen taken mandateren aan een uitvoeringsorganisatie voor zover er geen wettelijk voorschrift is dat hieraan in de weg staat of voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet tegen mandatering verzet Het algemeen bestuur stelt daarvoor een verordening op betreffende algemene bepalingen en uitgangspunten op basis waarvan de uitvoeringsorganisatie de taken in mandaat uitvoert.

Artikel 22 Verantwoording /verslaglegging

  • 1. Het algemeen bestuur brengt ten behoeve van de deelnemers jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in de verordening als bedoeld in artikel 24 eerste lid, nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK IX: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23 Geld- en financieringsmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

    • a.

      de in de bijlage 2 omschreven bijdragen van de deelnemers, welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling;

    • b.

      subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • c.

      geldleningen;

    • d.

      exploitatieopbrengsten uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

    • e.

      overige inkomsten.

Artikel 24 Voorschriften Financieel Beheer

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, welke voorschriften onder meer regelen inhouden betreffende:

    • a.

      de wijze waarop de betalingen geschieden en de ontvangsten en de inkomsten -behoudens de belastingen - worden geïnd;

    • b.

      de inrichting van de financiële administratie;

    • c.

      de controle op het geldelijk beheer en de financiële administratie;

    • d.

      de verzekering van de gelden en eigendommen van het recreatieschap;

    • e.

      de wijze van fraudeverzekering;

    • f.

      de belegging van kasgelden;

    • g.

      de organisatie van het financieel beheer.

Artikel 25 Uitgangspunten begroting

  • 1. De jaarlijks door het dagelijks bestuur op te stellen ontwerpbegroting en meerjarenbegroting van het recreatieschap worden opgesteld binnen de grenzen van het vastgestelde beleid.

  • 2. De bedragen van de meerjarenbegroting kunnen worden herzien op basis van de ramingen voor de loon- en prijsontwikkeling van het Centraal Planbureau uit de Financiële Uitgangspunten Gemeenschappelijke regelingen Noord-Holland Noord (FUGR).

  • 3. Begrotingsvoorstellen die afwijken van het bepaalde in voorgaande leden worden door het dagelijks bestuur met een afzonderlijke toelichting voorgelegd aan het algemeen bestuur.

  • 4. In de jaarbegroting en meerjarenbegroting wordt, voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, de aan het recreatieschap geraamde verschuldigde bijdrage per deelnemer als bedoeld in artikel 23 eerste lid sub a, vermeld.

Artikel 26 Voorbereiden begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting, vergezeld van een toelichting, vóór 15 april van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient aan de raden van de deelnemers en gelijktijdig aan het algemeen bestuur.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt op initiatief van de besturen van de deelnemers en voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. De raden van de deelnemers kunnen gedurende ten minste 10 weken na de in het eerste de lid genoemde datum bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het algemeen bestuur reageert ter vergadering gemotiveerd op deze zienswijzen.

  • 4. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun zienswijzen kunnen doen blijken.

  • 5. Het eerste, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 27 Vaststellen begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting, meerjarenbegroting en eventueel gewijzigd investeringsschema vast vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland.

Artikel 28 Financieel en beleidsmatige kaders

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening van het recreatieschap eventueel vergezeld van zijn opmerkingen en vergezeld van een verantwoording van het financieel beleid aan de raden van deelnemers en aan het algemeen bestuur onder overlegging van een afschrift van het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de hiertoe door het algemeen bestuur aangewezen certificerend accountant(s).

Artikel 29 De jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 15 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van Noord-Holland.

  • 3. De raden van de deelnemers kunnen uiterlijk 10 weken na de in het tweede lid genoemde datum bij het dagelijks bestuur hun bedenkingen over de ontwerpjaarrekening naar voren brengen. Het dagelijks bestuur reageert gemotiveerd op deze bedenkingen en voegt zijn reactie op deze bedenkingen bij de ontwerpjaarrekening.

  • 4. De vaststelling van de jaarrekening strekt het bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden

Artikel 30 Bijdrage in exploitatietekort

  • 1. Het exploitatietekort wordt ten laste gebracht van de deelnemers volgens een door de deelnemers bij het aangaan van deze regeling overeengekomen of later gewijzigde verdeelsleutel, welke als bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd en welke bijlage deel uitmaakt van deze regeling.

  • 2. Geen van de deelnemers is gehouden in de netto-lasten met betrekking tot de financiering van de investeringen en het beheer en onderhoud meer bij te dragen dan - afgezien van de stijging van die lasten die een gevolg is van loon- en prijsstijgingen (indexcijfer en percentages als bedoeld in artikel 25 tweede lid) - is geraamd als aan het recreatieschap verschuldigde bijdrage als bedoeld in artikel 25, vierde lid, behoudens het bepaalde in het derde lid van dat artikel.

  • 3. De geraamde bijdragen met betrekking tot de investeringen dienen, zodra met de daarmee samenhangende werkzaamheden is begonnen, naar behoefte beschikbaar te worden gesteld. Deze behoefte wordt bepaald krachtens besluit van het dagelijks bestuur.

  • 4. Wanneer de begroting een exploitatietekort aanwijst, over de deelnemers om te slaan, zijn deze gehouden hun in de begroting geraamde bijdrage bij wijze van voorschot te voldoen, in twee termijnen en wel op 1 januari en 1 juli van het begrotingsjaar.

  • 5. Indien van de deelnemers de in het derde en vierde lid bedoelde voorschotten later zijn ontvangen dan de krachtens besluit van het dagelijks bestuur, ingevolge het derde lid bepaalde data respectievelijk de in het vierde lid genoemde data, komen de hieruit voortvloeiende kosten voor rekening van die deelnemers naar rato van de grootte van de verschuldigde voorschotten gerelateerd aan de termijn waarmee die data zijn overschreden. Voor die kostentoerekening is basis de debetrente van de door het recreatieschap aangegane rekeningcourantovereenkomst.

  • 6. Het negatief saldo over enig boekjaar van de door het algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening wordt ten laste gebracht van de door het recreatieschap gevormde algemene reserve als bedoeld in artikel 31 eerste lid sub a.

Artikel 31 Positief saldo

Indien de vastgestelde jaarrekening sluit met een positief saldo besluit het algemeen bestuur of dit:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de algemene reserve, doch alleen en voor zover het door de deelnemers voor het recreatieschap vastgestelde maximum plafond van de reserve nog niet is bereikt, dan wel;

  • b.

    geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, tweede lid, bijdragen in het exploitatietekort, dan wel;

  • c.

    geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve exploitatie, de bestemmingsreserve groot onderhoud en vervangingen of de bestemmingsreserve investeringen;

Artikel 32 Garantstelling

  • 1. Voor de betaling van rente en aflossing van door het recreatieschap te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant.

  • 2. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding, waarin zij ingevolge het bepaalde in artikel 30, tweede lid bijdragen in het exploitatietekort.

  • 3. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingen voortvloeien, zullen deze na afwikkeling van het exploitatietekort of -overschot worden verrekend.

HOOFDSTUK X: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 33 Toetreding

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken tot toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen. De toetreding vindt plaats wanneer alle deelnemers en de aspirant-deelnemer hiertoe eensluidend besluiten.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag, volgend op die, waarop het besluit tot toetreding bekend is gemaakt, als bedoeld in artikel 26 van de Wgr.

Artikel 34 Uittreding

  • 1. Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur.

  • 2. Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen die in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen bedoeld in artikel 32, eerste lid en andere langlopende verplichtingen met een resterende looptijd van ten minste 5 jaar.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

Artikel 35 Wijziging

  • 1. Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2. Een wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking, dan wel op een in het besluit tot wijziging genoemde datum.

Artikel 36 Opheffing en liquidatie

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste en tweede lid.

HOOFDSTUK XI HET ARCHIEF

Artikel 38 Geschillen

  • 1. In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geldt de in dit artikel beschreven procedure, alvorens het geschil wordt voorgelegd aan gedeputeerde staten.

  • 2. Indien een geschil ontstaat treden het bestuur en de deelnemer (s) terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 3. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een onafhankelijke deskundige aan. Deze deskundigen brengen, als zijnde een geschillencommissie, gezamenlijk een advies uit aan het bestuur over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies hoort de commissie de bij het geschil betrokken bestuursorganen.

  • 4. Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, voor te leggen aan gedeputeerde staten.

  • 5. De kosten voor de geschillencommissie worden door het recreatieschap en de betreffende deelnemer(s) ieder in gelijke delen gedragen.

Artikel 39 Duur en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt, na bekendmaking ervan zoals bedoeld in artikel 26 Wgr, in werking op 1 januari 2017.

  • 2. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 40 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Geestmerambacht’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raden en colleges van de deelnemende gemeenten, op:

Deelnemende gemeente Raad en College

Alkmaar:

Dijk en Waard:

Bijlage 1 (de kaart als bedoeld in artikel 2, derde lid)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2

Overeengekomen verdeelsleutel als bedoeld in artikel 23, lid 1 van deze regeling met ingang van 1 januari 2022:

  • 1.

    Een jaarlijks exploitatietekort van het openbaar lichaam wordt, na aftrek van de jaarlijkse bijdrage van de deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling gedekt door een onttrekking uit de “Bestemmingsreserve exploitatie” voor zolang die bestemmingsreserve daartoe toereikend is.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde jaarlijkse bijdragen van de deelnemers gelden met ingang van 1 januari 2022 en zijn vastgesteld op basis van prijspeil 2022 als volgt:

    • -

      Alkmaar € 215.217,- (53,60%)

    • -

      Dijk en Waard € 186.340,- (46,40%)

  • 3.

    De onder 2 genoemde bijdragen worden geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, tweede lid.

  • 4.

    De “Bestemmingsreserve exploitatie” bestaat uit de volledige bestemmingsreserve “HAL fonds”, alsmede de uittreedsom van de gemeente Schagen en de uittreedsom van de provincie Noord-Holland vanwege het uittreden van de gemeente resp. provincie per 1 januari 2017.

  • 5.

    De gemeenten Alkmaar en Dijk en Waard betalen vanaf het tijdstip waarin de bestemminsgreserve exploitatie zal zijn uitgeput hun bijdrage in het jaarlijkse exploitatietekort volledig op basis van het inwoneraantal van die gemeenten waarbij ten aanzien van de gemeente Alkmaar het inwoneraantal van de voormalige gemeenten/kernen Schermer en Graft-De Rijp niet wordt meegerekend doch het inwoneraantal van de dorpen Oterleek en Stompetoren wel.

  • 6.

    Het inwoneraantal van de gemeenten Alkmaar en Dijk en Waard wordt eenmaal per 5 jaar herzien, voor het eerst met ingang van het jaar 2027. Voor het jaar 2022 zijn conform de voorgaande GR (geldig tot 1-1-2022) en rekening houdend met de nieuwe gemeente Dijk en Waard de inwonersaantallen herzien uitgaande van de stand van zaken (CBS oktober - 2020)