Besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam regelende de delegatie van bevoegdheden, het adviesrecht en de participatie in het omgevingsrecht (Regeling adviesrecht, delegatie en participatie Edam-Volendam)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Edam-Volendam regelende de delegatie van bevoegdheden, het adviesrecht en de participatie in het omgevingsrecht (Regeling adviesrecht, delegatie en participatie Edam-Volendam)

De raad van de gemeente Edam-Volendam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 september 2021;

gelet op de artikelen 2.8, 16.15a en 16.55 van de Omgevingswet, de artikelen 10:13 tot en met 10:19 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 156 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • de Omgevingswet naar verwachting in 2022 in werking treedt;

  • ingevolge artikel 16.15 en 16.15a van de Omgevingswet de gemeenteraad in gelegenheid gesteld wordt om aan het bevoegd gezag of een ander bestuursorgaan advies uit te brengen over een aanvraag om een omgevingsvergunning in door de gemeenteraad aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit;

  • onze gemeenteraad bij besluit van 24 maart 2016 met toepassing van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht categorieën van gevallen heeft aangewezen waarin een door de gemeenteraad af te geven verklaring van geen bedenkingen niet vereist is;

  • op dit moment de wens bestaat zoveel als mogelijk op de met het besluit van 24 maart 2016 ingezette weg verder te gaan, behoudens onderdeel A2 uit het besluit van 24 maart 2016, waarvoor wel advies van de gemeenteraad nodig is;

  • de gemeenteraad ingevolge artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet gevallen van activiteiten kan aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan worden ingediend;

  • het wenselijk is dat initiatiefnemers van activiteiten in een vroeg stadium omwonenden en andere stakeholders betrekken bij de verdere uitwerking van hun voorgenomen activiteiten, één en ander overeenkomstig het gemeentelijke participatiebeleid;

  • het wenselijk is de in artikel 16.15a, aanhef en onder b en onder 1, van de Omgevingswet bedoelde gevallen en de in artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet bedoelde gevallen van activiteiten aan te wijzen;

  • de gemeenteraad op grond van artikel 2.8 van de Omgevingswet de bevoegdheid tot vaststellen van delen van het omgevingsplan kan delegeren aan het college van burgemeester en wethouders;

  • het wenselijk is om in een beperkt bepaalde gevallen van die mogelijkheid tot delegatie gebruik te maken;

b e s l u i t :

het navolgende besluit vast te stellen:

Artikel 1. Begripsomschrijving

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    advies: advies als bedoeld in artikel 16.15 van de Omgevingswet;

  • 2.

    bestemmingsplan: het bestemmingsplan dat ingevolge artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet geldt als deel van het omgevingsplan;

  • 3.

    binnenplanse wijzigingsbevoegdheid: de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 4.

    bruto-vloeroppervlakte: bruto-vloeroppervlakte van een bouwwerk of deel daarvan, bepaald overeenkomstig NEN 2580;

  • 5.

    buitengebied: het werkingsgebied van beheersverordening Buitengebied Edam-Volendam (NL.IMRO.0385.BHVbuitengebiedEV-vg01) en het werkingsgebied van het bestemmingsplan Buitengebied Zeevang 2016 (NL.IMRO.0385.BuitengebiedZ2016-VG02), welke thans ingevolge artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet gelden als deel van het omgevingsplan;

  • 6.

    horecabeleid: Horecavisie Edam-Volendam, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 mei 2021 en horeca beleidsnotitie Europaplein, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 15 december 2016;

  • 7.

    kennelijke fout: een fout in de tekst of de verbeelding van een omgevingsplan, waarbij evident is welke aanpassing nodig is om deze fout te herstellen. Wijzigingen die voortkomen uit nieuwe (beleidsmatige) inzichten vallen hier uitdrukkelijk niet onder;

  • 8.

    ontwerp-omgevingsplan: het ontwerpbesluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan dat overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage ligt of heeft gelegen maar zonder dat dit reeds tot een inwerkinggetreden besluit heeft geleid;

  • 9.

    participatie: het participatieproces waarmee een initiatiefnemer voorafgaand aan de indiening van een aanvraag om omgevingsvergunning overeenkomstig het participatiebeleid met belanghebbenden en andere stakeholders over het initiatief van gedachten wisselt;

  • 10.

    participatiebeleid: de in Bijlage B bij dit besluit opgenomen Leidraad participatie (bij ruimtelijke initiatieven), of de door de gemeenteraad vastgestelde uitwerkingen of opvolgers daarvan.

Artikel 2. Adviesrecht van de gemeenteraad: aangewezen gevallen als bedoeld in artikel 16.15a, aanhef en onder b, onder 1, Omgevingswet

De in artikel 1 van Bijlage A opgenomen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn door de gemeenteraad aangewezen als bedoeld in artikel 16.15a, aanhef en onder b, onder 1, van de Omgevingswet.

Artikel 3. Participatieplicht: aangewezen gevallen als bedoeld in artikel 16.55, zevende lid, Omgevingswet

  • 1. De in artikel 2 aangewezen gevallen zijn tevens aangewezen als gevallen van activiteiten waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is.

  • 2. De gemeenteraad vindt het wenselijk dat de in het eerste lid bedoelde participatie plaatsvindt overeenkomstig de, op basis van het participatiebeleid uitgewerkte Leidraad participatie (bij ruimtelijke initiatieven).

Artikel 4. Delegatie van de bevoegdheid tot vaststellen van delen van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.8 van de Omgevingswet

  • 1. De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot vaststelling van delen van het omgevingsplan in de volgende gevallen aan het college van burgemeester en wethouders:

    • a.

      herstel van kennelijke fouten, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefouten in het omgevingsplan;

    • b.

      de actualisatie van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.17 van de Omgevingswet;

    • c.

      wijzigen van delen van het omgevingsplan overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van Bijlage A.

  • 2. Voor de overige gevallen blijft de gemeenteraad bevoegd tot vaststelling van delen van het omgevingsplan.

Artikel 5. Evaluatie

Dit besluit wordt één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet geëvalueerd.

Artikel 6. Inwerkingtreding van dit besluit

  • 1. Dit besluit treedt in werking op het moment waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt dit besluit in werking de dag na de dag waarop het is bekendgemaakt in het Gemeenteblad, indien de Omgevingswet op dat moment reeds in werking is getreden.

Ondertekening

Aldus besloten door de gemeenteraad van

Edam-Volendam in zijn openbare vergadering

d.d. 27 januari 2022,

de griffier,

mr. M. van Essen.

de voorzitter,

L.J. Sievers.

Bijlage A als bedoeld in de artikelen 2 en 4: Buitenplanse omgevingsplanactiviteit & binnenplanse wijzigingsbevoegdheden

Artikel 1.

De gemeenteraad wordt in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over aanvragen om een omgevingsvergunning voor de volgende gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit:

  • 1.

    aanvragen die niet passen in een ontwerp-omgevingsplan;

  • 2.

    aanvragen voor ontwikkeling of herontwikkeling van gronden of bouwwerken voor zover deze van de gemeente zijn afgenomen;

  • 3.

    aanvragen voor uitbreiding of nieuwe vestiging van horeca, voor zover in strijd met het door de gemeenteraad vastgestelde horecabeleid;

  • 4.

    aanvragen voor de nieuwbouw van meer dan drie woningen;

  • 5.

    aanvragen voor de realisatie van meer dan 500 vierkante meter bruto-vloeroppervlakte in het buitengebied;

  • 6.

    aanvragen voor realisatie van meer dan 500 vierkante meter bruto-vloeroppervlakte bedrijfsruimte voor maatschappelijke doeleinden, recreatieve voorzieningen of commerciele bedrijven elders dan op een bedrijventerrein;

  • 7.

    aanvragen voor de realisatie van meer dan 1.500 vierkante meter bruto-vloeroppervlakte bedrijfsruimte op een bedrijventerrein.

Artikel 2.

Indien een bestemmingsplan een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid bevatte, kan het college van burgemeester en wethouders het omgevingsplan met overeenkomstige toepassing van die binnenplanse wijzigingsbevoegdheid wijzigen mits de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid en het te wijzigen deel van het omgevingsplan direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet deel uitmaakte van hetzelfde bestemmingsplan.

Bijlage B als bedoeld in artikel 3, tweede lid: Leidraad participatie (bij ruimtelijke initiatieven)

Opgesteld door (Beleidsmedewerker Ontwikkeling & Projecten) 

Voorgelegd aan de stuurgroep Omgevingswet d.d. 30 augustus 2021

Voorgelegd aan het college van B&W d.d. 7 september 2021

Vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 14 oktober 2021

Inleiding 

De gemeente Edam-Volendam vindt het belangrijk dat inwoners en ondernemers meer vooraf worden betrokken bij de initiatieven die gevolgen hebben voor hoe zij wonen en werken. Daarvoor is de notitie Participatiebeleid Edam-Volendam opgesteld.

In maart 2016 is de Omgevingswet aangenomen met als uitgangspunt om het omgevingsrecht inzichtelijker te maken voor burgers, ondernemers en overheden. Het idee is dat er door het verminderen van het aantal regels, meer ruimte ontstaat voor initiatieven. Met deze wetswijziging heeft de wetgever vier verbeterdoelen voor ogen en om daarop aan te kunnen sluiten zijn de kernwaarden van onze organisatie hier op de volgende manier aan gekoppeld:

Integrale besluitvorming <-> Verbinden

Bestuurlijke afwegingsruimte <-> Leiderschap

Snellere en betere besluitvorming <-> Wendbaar

Transparantie <-> Vertrouwen

Vanuit de Omgevingswet wordt vroegtijdige participatie bij ruimtelijke initiatieven verwacht om tijdig belangen, meningen en creativiteit op tafel te krijgen. Initiatiefnemers kunnen verschillend zijn. Het kan ook de gemeente zijn die het initiatief neemt tot een bepaald project. De wet schrijft niet voor welke vorm participatie moet hebben. Daar zijn het bevoegd gezag en de initiatiefnemer vrij in. Ze kunnen eigen keuzes maken voor de inrichting van een participatieproces. Logisch, want de locatie, het soort besluit, de omgeving en de betrokkenen zijn elke keer anders.

Aanleiding 

Gemeenten, provincies en waterschappen moeten aangeven hoe ze hun eigen participatiebeleid hebben ingevuld. De gemeente Edam-Volendam heeft met de notitie Participatiebeleid beschreven hoe participatie vorm wordt gegeven en welke eisen de gemeente daarbij stelt. In de notitie Participatiebeleid is ook een leidraad aangekondigd waarmee initiatiefnemers vanuit de kaders van de notitie een praktisch stappenplan krijgen waarmee zij hun participatieproces kunnen invullen. Participatie geeft inwoners en ondernemers een stem. Zorgt voor het horen van alle belangen. En leidt tot een zorgvuldige afweging in de besluitvorming.

Participatie vervangt in geen geval de (wettelijk vastgelegde) mogelijkheden voor inspraak, bezwaar en beroep tegen besluiten van de lokale overheid. Dit laatste blijft een recht van iedere inwoner.

Leidraad

Participatie lukt niet zonder perspectief en kader. Vooraf moet duidelijkheid bestaan over de rollen, taken en de verwachtingen van betrokkenen en over de inhoud en het proces van de participatie. Daarom is een leidraad ontwikkeld die de initiatiefnemers behulpzaam kan zijn bij de inrichting van hun participatieproces. Deze leidraad is geen formeel-juridische vereiste, maar is bedoeld als informele handreiking.

Wij vragen initiatiefnemers de uitgangspunten in de notitie en de leidraad als richtsnoer te benutten voor het participatieproces. Bij de aanvang van het participatieproces wordt het plan van participatie aan de gemeente voorgelegd en samen met de initiatiefnemer besproken. De uitwerking van het participatieproces komt in het verslag dat aan het eind van het traject aan de gemeente wordt verstrekt.

De Leidraad Participatie biedt handvatten om tot een goed participatieproces te komen en helpt de gemeente naar een goede (juiste) afgewogen besluitvorming.

Wel merken we op dat een goed doorlopen participatieproces niet gelijk staat aan een 100% draagvlak voor het initiatief. Het doel van participatie is om in een vroegtijdig stadium inzicht te krijgen in de zorgen en ideeën van direct omwonenden en nagedacht wordt of/hoe hier het beste invulling aan gegeven kan worden.

Ieder initiatief krijgt zijn eigen aanpak.

Een klein initiatief zal niet per se alle stappen hoeven door te lopen maar er wordt wel verwacht dat er een verslag wordt gemaakt over hoe belanghebbenden zijn betrokken en wat met hun inbreng is gedaan.

De gemeente maakt gebruik van de participatieladder, deze wordt toegelicht in het volgende hoofdstuk. Deze brengt rangorde aan in de mate van participatie en maakt onderscheid naar rollen en verantwoordelijkheden van participanten en initiatiefnemer. Hoe hoger op de ladder, hoe meer invloed de participanten krijgen. Bij ruimtelijke initiatieven zal co-productie de hoogste trede zijn van participatie. Voorbeelden van meebeslissen als participatievorm, zoals bij initiatieven Right to Challenge, vallen buiten deze leidraad. De initiatiefnemer motiveert waarom bij een bepaald initiatief voor een bepaalde trede wordt gekozen.

De treden van de participatieladder

Raadplegen

De initiatiefnemer bepaalt het onderwerp van het gesprek. Aan de participanten wordt gevraagd om hun mening en opvattingen over of visie op een bepaald initiatief. De deelname is relatief kort en weinig inspannend. De vrijheid van de initiatiefnemer om de resultaten te gebruiken is relatief groot. Rol participant: Geconsulteerde.

Adviseren 

De initiatiefnemer bepaalt het onderwerp van het gesprek. Deelnemers krijgen informatie, overleggen daarover en komen tot een advies aan de initiatiefnemer. Deelname vergt een redelijke tijdsinvestering van de belanghebbenden of geïnteresseerden. Bij adviesraden zelfs een substantiële. Deelnemers nemen een duidelijke verantwoordelijkheid. Ze zijn aanspreekbaar op hun advies. De initiatiefnemer kan weliswaar (een deel van) het advies naast zich neerleggen, maar moeten wel uitvoerig te beargumenteren waarom ze dat doen. Rol participant: Adviseur.

Coproduceren

Deelnemers dragen bij aan de planvorming. Samen met de initiatiefnemer werken ze voorstellen uit. Deelnemers investeren relatief veel tijd en nemen een duidelijke verantwoordelijkheid. Ze zijn (mede-)aanspreekbaar op de geleverde voorstellen. De initiatiefnemer moet het resultaat zwaar mee laten wegen in de afweging en veel aandacht geven aan terugkoppeling naar de deelnemers over het effect van hun inbreng.

Rol participant: Samenwerkingspartner.

Meebeslissen

Besluitvorming wordt mede aan de betrokkenen gedelegeerd. De initiatiefnemer verbindt zich aan deze besluiten. Inwoners nemen zelf beslissingen binnen het kader dat de gemeenteraad stelt. De raad geeft dan gecontroleerd en onder strikte voorwaarden bevoegdheden aan een groep inwoners. Vanzelfsprekend moeten dan zaken als representativiteit (in de zin van gelegitimeerde vertegenwoordiging), verantwoording en controle goed zijn geregeld. Rol participant: Medebeslisser.

Participatieladder en bestuurlijk handelen

De ambities zijn: Zo vroeg mogelijk in het proces een zo hoog mogelijke vorm van participatie samen met alle belanghebbenden.

De participatieladder is beschreven vanuit het perspectief van de inwoner. Het bestuur is en blijft verantwoordelijk voor de besluitvorming. Bij een hoge mate van participatie geldt echter wel dat de vrijheid van bestuurlijk handelen wordt beperkt. Het betrekken van inwoners suggereert dat een deel van de verantwoordelijkheid wordt overgedragen. De controle op een goed proces wordt dan belangrijk, terwijl bij een lagere mate van participatie de rol van volksvertegenwoordiger belangrijker is. Het is dan ook van belang dat de initiatiefnemer een participatie verslag ingediend bij de gemeente, zodat de gemeente (vaak het bevoegd gezag) dit mee kan wegen in de besluitvorming over het initiatief.

Maatwerk 

Ieder initiatief krijgt zijn eigen aanpak. Er wordt maatwerk geleverd om de betrokkenheid en participatie zo goed mogelijk te faciliteren.

Stap 1 

In de eerste instantie heeft een initiatiefnemer een idee op een locatie. Dat idee kan door de gemeente getoetst op wenselijkheid en kansrijkheid. Het resultaat van die toets geeft de initiatiefnemer inzicht of/hoe het initiatief door de gemeente verder gefaciliteerd wordt en onder welke voorwaarden (denk hierbij aan het sluiten van een intentieovereenkomst of een verwijzing naar een vervolg loket).

Nadat een initiatiefnemer het voornemen bij de gemeente kenbaar heeft gemaakt, maakt hij/zij een omgevingsanalyse en/of stakeholdersanalyse. Dit geeft een beeld van de impact van het voornemen. In deze analyse brengt de initiatiefnemer de verschillende belangen rondom een initiatief in beeld en maakt hij een inschatting van mogelijke botsingen van belangen.

Stap 2

De initiatiefnemer doet een voorstel voor participatie. De gemeente adviseert. Dit is de basis voor het verdere plan van participatie. De initiatiefnemer beschrijft de kaders van de participatie:

  • 1.

    Waarover praten belanghebbenden mee?

  • 2.

    Welke kaders worden meegegeven?

  • 3.

    Welke trede in het participatieproces wordt gekozen?

Het onderstaande algemeen afwegingskader is een hulpmiddel om te bepalen welke mate van participatie het meest geschikt is. Hoe vaker ‘sterk’ van toepassing is, hoe groter de kans dat het onderwerp zich leent voor een hogere trede van de participatieladder.

In hoeverre is er sprake van:

Sterk

Gering

 
 
 

Grote impact voor inwoners en/of ondernemers

 
 

Ruimte voor inbreng van anderen

 
 

Een onderwerp dat transparant en open besproken kan worden

 
 

Veel maatschappelijke discussie

 
 

Veel en deels tegenstrijdige belangen

 
 
 
 
 

Stap 3

Het formuleren van de kernboodschap. Het gaat daarbij niet alleen om wat we willen vertellen maar juist om wat een ander wil weten of kan horen. Om kernboodschappen te formuleren ga je in de schoenen van de doelgroep(en) staan. Wat weten belanghebbenden wel en wat weten ze niet? Welke emoties spelen er? De kernboodschap houdt rekening met en geeft antwoord op de vragen die de doelgroep naar verwachting stelt. Dit is van belang voor het communicatieplan. Deze stap is alleen voor de grootschaliger initiatieven van belang, te bepalen in overleg met de gemeente. 

Stap 4

Het maken van een participatieplan. Dit plan bepaalt wie waarbij betrokken wordt en hoe omgegaan wordt met de input naar betrokkenen en gemeente.

Stap 5

Participatie is in een ruimtelijk project een doorlopend iets, dus wat je in iedere fase doet. Een participatieplan moet in de initiatieffase opgeleverd worden en elke volgende fase ge update worden.

Het participatieplan bevat de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Welke (financiële) randvoorwaarden zijn meegegeven?

  • 2.

    Welke participatiemethode(n) wordt/worden toegepast?

  • 3.

    Werkvormen en organisatie van het participatietraject, de tijdsplanning;

  • 4.

    Afspraken over reactietermijnen en eventuele formele of wettelijk verplichte besluitvorming.

  • 5.

    Het moment waarop het participatietraject eindigt en de manier waarop bewoners daarna betrokken blijven.

Stap 6 

De initiatiefnemer maakt een verslag van de resultaten van de participatie en dient deze tijdig n bij de gemeente (voordat de bestuurlijke besluitvorming plaats vindt. Bij een ruimtelijk project is dat aan einde van de ontwerpfase, voordat de planologische procedures worden gestart). Dit bevat de belangrijkste inbreng van participanten en

  • 1.

    Wat is hiervan in het initiatief verwerkt?

  • 2.

    Wat wordt hiervan later in de uitwerking verwerkt?

  • 3.

    Wat kunnen we niet meenemen en waarom ?

Ook geeft de initiatiefnemer gemotiveerd aan welke adviezen en keuzes uit het participatietraject wel en niet zijn overgenomen bij de uitwerking van het initiatief. Daarnaast staan in het verslag eventuele minderheidsstandpunten.

De initiatiefnemer draagt er zorg voor dat de participanten tijdig verslag krijgen van wat er met hun inbreng is gedaan.

Stap 7

De participatie eindigt met een evaluatie van het participatieproces met alle partijen die hebben deelgenomen. Aan alle betrokkenen is gemotiveerd aangegeven of en hoe hun inbreng is verwerkt in de verdere uitwerking van het initiatief.

Het verslag van de participatie maakt onderdeel uit van de stukken die bij de gemeente worden ingediend in het formele besluitvormingstraject.

Standaardvragen bij participatie

  • 1.

    Wat speelt er in de lokale samenleving?

  • 2.

    Wat is het doel van de participatie?

  • 3.

    Welke participatieruimte is er?

  • 4.

    Wanneer vindt de participatie plaats?

  • 5.

    Welke rol en verantwoordelijkheid hebben de deelnemers?

  • 6.

    Wie moeten er betrokken worden?

  • 7.

    Hoe lang duurt de participatie?

  • 8.

    Welke randvoorwaarden zijn belangrijk?

  • 9.

    Welke communicatiemiddelen worden gebruikt?

  • 10.

    Welke vaststaande kaders: zijn er: bijvoorbeeld stedenbouwkundig/ruimtelijk, financieel?

  • 11

    Hoe wordt feedback gegeven aan de participanten? Dit betreft de terugkoppeling van de verwerking van de participatie (eventuele wijzigingen die zijn aangebracht n.a.v. de participatie).