Woonwagen- en standplaatsenbeleid

Geldend van 20-10-2023 t/m heden

Intitulé

Woonwagen- en standplaatsenbeleid

10 oktober 2023

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Aanleiding

Gemeente Staphorst heeft op dit moment geen woonwagen- en standplaatsenbeleid. Vanwege het Rijksbeleidskader (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties , 2018) moeten gemeenten een woonwagen- en standsplaatsenbeleid opstellen. Dit woonwagen- en standplaatsenbeleid wordt als onderdeel opgenomen in het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid. Een van de doelen van het gemeentelijk woonbeleid is om vraag en aanbod binnen de gemeentelijke woningmarkt op elkaar af te stemmen. Als onderdeel van het gemeentelijk woonbeleid moet er onder andere aandacht zijn voor de huisvesting van specifieke doelgroepen, waaronder woonwagenbewoners. Woningcorporaties zijn niet alleen verantwoordelijk voor huisvesting van reguliere huurders, maar ook voor de huisvesting van specifieke doelgroepen, zoals woonwagenbewoners met een inkomen tot de sociale huurgrens. Dit maakt dat woningcorporaties verantwoordelijk zijn voor de realisatie en verhuur van voldoende standplaatsen voor woonwagenbewoners die daarop aanspraak willen en kunnen maken.

Op basis van haar gemeentelijke verplichting is het wenselijk en noodzakelijk om een woonwagen- en standplaatsenbeleid op te stellen. In deze beleidsnotitie wordt richting gegeven aan hoe gemeente Staphorst haar woonwagenbeleid wil vormgeven en tot uitvoering wil brengen. Ook leest u waarom gemeente Staphorst woonwagen- en standplaatsenbeleid vaststelt en wat het beoogde resultaat is van het beleid. Bij het opstellen van dit woonwagen- en standplaatsenbeleid is gebruik gemaakt van de VNG Wegwijzer gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid (Durmus, Danopoulos, Tiggeloven, & Klouwen, 2021).

1.2 Geschiedenis van het woonwagenbeleid in Nederland

Op 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken en werd het woonwagenbeleid gedecentraliseerd. Gemeenten werden formeel ontslagen van de verplichting om exclusief beleid voor woonwagenbewoners te formuleren. Hierdoor werden allerlei bijzondere maatregelen en voorzieningen opgeheven die woonwagenbewoners en standplaatsen hadden om in het reguliere beleidsproces een plaats te krijgen. Met afschaffing van de Woonwagenwet hadden woonwagenbewoners geen uitzonderingspositie meer op de woningmarkt. Bijzondere rechten, zoals het recht op een standplaats, vervielen. Ook waren de woonwagenbewoners voortaan gewoon ‘burgers’, die zich slechts onderscheiden omdat ze in een woonwagen wonen. Wonen in een woonwagen was een wens geworden en geen recht.

Na het intrekken van de Woonwagenwet is het aantal woonwagenstandplaatsen in Nederland sterk verminderd. Dit was aanleiding voor woonwagenbewoners om hun positie bij verschillende instanties te agenderen. Hierop hebben nationale en Europese (rechtelijke) instanties zich uitgesproken over de invulling van mensenrechten en de huisvesting van woonwagenbewoners. Op 12 juli 2018 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een brief en een beleidskader ‘Gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid’ (hierna: beleidskader (2018)) naar de Tweede Kamer gezonden. Dit beleidskader is een handreiking waarvan de minister verwacht dat het aanleiding is voor gemeenten om woonwagenbeleid op te stellen en/of aan te passen.

1.3 Beleidskader ‘Gemeentelijke woonwagen- en standplaatsenbeleid’

De visie van de rijksoverheid die ten grondslag ligt aan het nieuwe beleidskader (2018) heeft als kern het beschermen van woonwagenbewoners tegen discriminatie, het waarborgen van hun mensenrechten en het bieden van rechtszekerheid en duidelijkheid.

Concreet betekent dit:

  • »

    De gemeente stelt het beleid voor woonwagens en standplaatsen vast als onderdeel van het volkshuisvestings- en woonbeleid, zijnde de Woonvisie;

  • »

    Het beleid dient voldoende rekening te houden met en ruimte te geven voor het woonwagenleven in familieverband van woonwagenbewoners;

  • »

    Hiervoor is nodig om helder te hebben wat de behoefte aan standplaatsen is binnen de gemeente, rekening houdend met het gemeentelijk afstammingsbeginsel;

  • »

    Dat maakt dat woningstichting VechtHorst een inschrijvings- en toewijzingsbeleid ontwikkelt;

  • »

    Woningstichting VechtHorst in haar portefeuillestrategie rekening houdt met uitbreiding van het aantal standplaatsen, mocht daar naar aanleiding van haar inschrijvings- en toewijzingsbeleid behoefte aan zijn;

  • »

    Voor de gemeente Staphorst geldt dat men zich, naar alle redelijkheid, moet inspannen om kavels voor woonwagenstandplaatsen mogelijk te maken, mocht daar vraag naar zijn vanuit woningstichting VechtHorst;

  • »

    De gemeente waarborgt dat het aantal standplaatsen niet wordt afgebouwd (uitzonderingen daargelaten, onder voorbehoud van goed onderbouwde uitzonderlijke omstandigheden);

  • »

    Een woningzoekende woonwagenbewoner (volgens het afstammingsbeginsel) binnen een redelijke termijn kans heeft op een huurstandplaats, vergelijkbaar met de wachttijd voor een sociale huurwoning.

Met voorliggend woonwagenbeleid wil de gemeente Staphorst voldoen aan haar volkshuisvestelijk beleid en aan de visie van de Rijksoverheid, zoals vastgelegd in het beleidskader (2018).

1.4 Doelstelling van het woonwagenbeleid

Met voorliggend woonwagenbeleid wil de gemeente Staphorst voldoen aan de gewijzigde en meer gespecificeerde positie van woonwagenbewoners. In het verleden was de wens om woonwagenbewoners volledig te integreren in de samenleving, zonder rekening te houden met de specifieke woonwagencultuur van de desbetreffende woonwagenbewoners. Met dit beleidsstuk gaat gemeente Staphorst zich meer richten op het beschermen en faciliteren van de woonwagencultuur. Dit beschermen en faciliteren kan de gemeente Staphorst niet alleen. De betrokkenheid van woningstichting VechtHorst en de huidige woonwagenbewoners is hierbij nadrukkelijk noodzakelijk. Iedere partij dient zijn/haar verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van de uitvoering van het woonwagen- en standplaatsenbeleid.

De recente volkshuisvestelijke en ruimtelijke ontwikkelingen zijn leidend geweest bij het opstellen van dit woonwagenbeleid. Het doel van het beleid is om richting te geven aan een goede afstemming van vraag aanbod en daarbij vast te leggen welke partij voor welk onderdeel verantwoordelijk is. De behoefte van woonwagenbewoners aan standplaatsen is een uitdrukking van een eigen culturele identiteit die zij met familie op woonwagenlocaties willen voortzetten. Deze culturele identiteit is door diverse mensenrechtenorganisaties inmiddels erkend als een mensenrecht. De bescherming van de culturele identiteit van woonwagenbewoners vergt dat het aanbod van standplaatsen in redelijke verhouding moet staan tot de daadwerkelijke vraag en dat de wachttijd voor een huurstandsplaats vergelijkbaar is met die voor een sociale huurwoning.

Hoofdstuk 2: Juridische grondslag

2.1 Mensenrechtelijk kader

Het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft in 2018 het beleidskader uitgebracht. Het doel van dit beleidskader is het waarborgen van de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners. Dit beleidskader fungeert als grondslag voor het onderhavige beleid en is gebaseerd op de adviezen van zowel het College voor de Rechten van de Mens als de Nationale ombudsman en op uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.

De regelgeving dwingt juridisch geen extra standplaatsen af. Maar de rijksoverheid, provincies en gemeenten moeten wel voldoen aan de mensenrechtelijke verplichtingen, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en onze Grondwet. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ook bepaald dat leven in een woonwagen een essentieel onderdeel is van de cultuur van Roma, Sinti en woonwagenbewoners. Deze woonwagencultuur is in Nederland inmiddels benoemd tot immaterieel cultureel erfgoed en wordt door mensenrechten beschermd.

Het juridisch mensenrechtelijk kader wordt gevormd door drie grondbeginselen: recht op huisvesting, recht op gelijke behandeling en recht op gezinsleven.

Onderstaand worden deze drie grondbeginselen kort toegelicht:

Recht op huisvesting

Op grond van artikel 22 van de Grondwet heeft de overheid een inspanningsverplichting om voor iedereen te voorzien in adequate huisvesting. De overheid heeft een inspanningsverplichting om te voorzien in onder meer veilige, passende en betaalbare huisvesting, waarbij ook rekening wordt gehouden met culturele identiteit. Hierdoor heeft het recht op huisvesting ook gevolgen voor de wijze waarop wordt voorzien in de huisvesting van woonwagenbewoners. Het is vervolgens aan gemeenten om op lokaal niveau invulling te geven aan de huisvestings- en woningwet in hun gemeentelijk woonbeleid.

Recht op gelijke behandeling en verbod op discriminatie

Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat woonwagenbewoners niet nadeliger mogen worden behandeld vanwege het feit dat zij woonwagenbewoners zijn. Het materiële gelijkheidsbeginsel houdt in dat ongelijke gevallen ongelijk behandeld mogen worden naarmate hun verschil. Bij woonwagenbewoners gaat het om ongelijke gevallen, omdat deze specifieke woonvorm (een woonwagen) voor hen een wezenlijk onderdeel is van hun cultuur en identiteit. Daarom kan hun woonbehoefte niet gelijkgesteld worden aan bewoners van reguliere woningen.

De bijzondere beschermingspositie van woonwagenbewoners vloeit voort uit het gelijkheidsbeginsel. Het College voor de Rechten van de Mens heeft hierover geoordeeld dat een uitsterfbeleid, dat gericht is op het laten verdwijnen van woonwagenbewoning in een gemeente, discriminerend is. Daarnaast heeft het College voor de Rechten van de Mens bepaald dat gemeentelijk beleid dat gericht is op het reduceren van standplaatsen strijdig kan zijn met het discriminatieverbod en de mensenrechten; zeker wanneer daarbij geen rekening wordt gehouden met de behoefte aan standplaatsen.

Recht op eerbiedigen van privé-, familie-, en gezinsleven

In het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) is in artikel 8 bepaald dat iedereen recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Voor het bepalen of een woonwagen aan valt te merken als een woning is bepalend dat de bewoner een voldoende en voortdurende band heeft met een specifieke woonwagen (standplaats). Ook als een woonwagenbewoner niet officieel ingeschreven staat (in BRP en/of bij een woningstichting) op een woonwagenlocatie, de wagen wordt gehuurd of bewoond zonder dat men ingeschreven staat, kan deze toch aangemerkt worden als zijn of haar ‘home’.

Woonwagenbewoners hebben een van generatie op generatie overgedragen cultuur waarbij het wonen in onderlinge verbondenheid in een woonwagen bepalend is. Daarom is het onvoldoende om woonwagenbewoners reguliere huisvesting te bieden en geen rekening te houden met hun specifieke woonbehoefte. Dit betekent niet dat iedere woonwagenbewoner per direct een standplaats moet krijgen, maar wel dat er binnen afzienbare termijn kans op een standplaats moet zijn. Niet van belang is of een woonwagenbewoner tijdelijk in een reguliere woning heeft gewoond. Zolang de bewoner de intentie had om terug te keren naar het woonwagenleven, dient rekening te worden gehouden met deze woonbehoefte. Wanneer iemand aanspraak wenst te maken op een woonwagenstandplaats in een bepaalde gemeente, kan diegene dat kenbaar maken door zich in te schrijven als standplaatszoekende bij een woningstichting die in de desbetreffende gemeente actief is in de verhuur van woonwagenstandplaatsen.

2.2 Huisvestingswet 2014

De gemeenten zijn op grond van de Huisvestingswet primair verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van, en het toezicht op, woonruimteverdeling. Dit behelst het treffen van de benodigde maatregelen ten behoeve van een goede huisvesting voor ingezetenen, ongeacht of zij in een woning, een woonwagen of een woonschip willen wonen. Een gemeente kan op grond van artikel 2, eerste lid van de Huisvestingswet gebruik maken van de bevoegdheid om een bepaalde mate van voorrang te geven aan bepaalde groepen die te maken hebben met schaarste aan woonruimte. De VNG stelt: “Dit wordt gelegitimeerd indien sprake is van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte”. Deze exclusieve regeling van overheidsinterventie betekent in het geval van gebleken schaarste aan woonwagenstandplaatsen voor woonwagenbewoners, en overeenkomstig met het mensenrechtenkader, dat huisvestingsbeleid voor deze groep gericht moet zijn op de bevordering van het kunnen wonen in een woonwagen, als onderdeel van de culturele identiteit, waarbij de gemeente een specifieke regeling mag treffen voor deze groep. Daarnaast bevat de Huisvestingswet mogelijkheden om in de gemeentelijke huisvestingsverordening specifieke regels voor woonwagens te treffen.

2.3 Woningwet

De Woningwet bevat naast de term standplaats ook de specifieke term woonwagen. Een voor bewoning bestemd gebouw kan door middel van artikel 1 eerste lid van de Woningwet als woonwagen worden aangemerkt als deze is geplaatst op een standplaats als bedoeld in artikel 1 eerste lid van deze wet. Hieruit blijkt dat standplaatsen en woonwagens een erkende woonvorm zijn. De Woningwet beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van woningcorporaties en gemeenten. Artikel 42 van de Woningwet stelt dat gemeenten een woonbeleid dienen vast te stellen. Het woonwagenbeleid is onderdeel van het gemeentelijk woonbeleid, vastgelegd in een woonvisie. In de woonvisie kan de gemeente aangeven welke volkshuisvestelijke opgave er wordt gezien voor woningcorporaties, ook op het gebied van woonwagens en standplaatsen.

2.4 Conclusie

Mensenrechten hebben invloed op de beleidsvrijheid die een gemeente heeft bij het ontwikkelen en uitvoeren van woonwagenbeleid. Samenvattend komt het erop neer dat een gemeente in haar woonbeleid rekening houdt met de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners en zich, binnen haar taakveld, inzet voor voldoende standplaatsen. Daarmee levert de gemeente, vanuit haar gemeentelijke taak, er een bijdrage aan dat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn een standsplaats kunnen krijgen. Zo mogelijk wordt er tegemoet gekomen aan de wens om in familieverband samen te leven.

Hoofdstuk 3: Verantwoordelijkheid per betrokken partij

3.1 Rijksoverheid

De Rijksoverheid is het (inter)nationaal aanspreekpunt als het gaat over de rechtelijke naleving van de mensenrechten. Ook wanneer zij de verantwoordelijkheid voor (woon)beleid hebben overgedragen aan andere instanties, zoals gemeenten. Vanuit de systeemverantwoordelijkheid die de Rijksoverheid heeft, heeft zij de taak om de ontwikkeling van het aantal standplaatsen door de jaren heen te waarborgen. Verder is de Rijksoverheid verantwoordelijk voor de nakoming van de internationale (mensenrechten-)verdragen. Binnen de interbestuurlijke verhoudingen houdt de Rijksoverheid toezicht op provincies en gemeenten voor de bepaalde terreinen waar de provincies geen taak en expertise voor in huis hebben, zoals mensenrechten.

3.2 Provincie Overijssel

Provincie Overijssel houdt toezicht op de gemeenten binnen haar werkgebied. Het gaat om de kerntaken in het ruimtelijk-fysieke domein, zoals woningbouw, ruimtelijke ordening en huisvesting. Ook de huisvesting van woonwagenbewoners is een onderdeel van deze kernaken. Het is voor provincies ook mogelijk om te helpen bij behoefteonderzoek en/of de zoektocht naar een geschikte locatie. Daarnaast voeren gemeenten bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder meer overleg met de provinciale organisatie van de provincie waar ze onderdeel van zijn.

3.3 Gemeente Staphorst

De gemeente Staphorst is verantwoordelijk voor haar lokale woonbeleid, vastgesteld in de Woonvisie. Het realiseren en exploiteren van (sociale)woonruimten is geen kerntaak van de gemeente, maar de gemeente is wel verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening (een evenwichtige toedeling van functies aan locaties). Via het bestemmingsplan (vanaf 2024 het omgevingsplan) dient de gemeente vast te leggen waar de kavels voor, onder andere, woonwagenstandplaatsen zich bevinden en hoeveel dat er zijn. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte, de leefbaarheid en voor de handhaving op onder andere de bouwvoorschriften. Binnen het driehoeksoverleg tussen gemeente Staphorst, woningstichting VechtHorst en huurdersvereniging TOEK worden de prestatieafspraken gemaakt. Binnen deze prestatieafspraken worden er afspraken gemaakt over het deel van het gemeentelijk woonbeleid dat toegespitst is op de sociale huursector.

3.4 Woningstichting VechtHorst

Van Woningcorporatie VechtHorst wordt verwacht dat zij in redelijke mate een bijdrage levert aan het gemeentelijk woonbeleid. De exacte opgave van de corporatie wordt op basis van het driehoeksoverleg tussen gemeente, corporatie en huurdersvereniging vastgelegd in de eerdergenoemde prestatieafspraken. Woningcorporaties zijn verantwoordelijk voor de huisvesting van huishoudens met een inkomen tot de sociale huurgrens, zoals is vastgesteld in art. 48 van de Woningwet. Ook de woonwagenbewoners behoren daarmee tot de doelgroep van de woningcorporaties. Het is dus aan de woningcorporatie om woonwagenstandplaatsen toe te wijzen en, wanneer nodig, het initiatief te nemen voor de ontwikkeling van extra standplaatsen. Daarbij zijn ook de woningcorporaties gebonden aan de ‘Algemene wet gelijke behandeling’ en zijn ze verplicht om te voldoen aan de non-discriminatie standaarden.

3.5 Woonwagenbewoners en standplaatszoekenden

Wanneer een woonwagenbewoner aanspraak wil maken op een standplaats in de gemeente Staphorst, dient diegene als standplaatszoekende ingeschreven te staan bij woningstichting VechtHorst. Wanneer een woonwagenbewoner uiteindelijk een standplaats toegewezen krijgt, is het aan de woonwagenbewoner zelf om een woonwagen aan te schaffen en te plaatsen op het gehuurde perceel. Het is niet toegestaan om de gehele standplaats volledig te bezetten met woonwagens, bijgebouwen of andere opstallen van enige aard. In het bestemmingsplan (straks omgevingsplan) is opgenomen wat waar op het gehuurde perceel geplaatst en gebouwd mag worden. Verder zijn er op een woonwagenlocatie geen bouwactiviteiten toegestaan zonder omgevingsvergunning (artikel 2 derde lid onder g van Bijlage II Besluit omgevingsrecht). Met andere woorden: vergunningsvrij bouwen is niet mogelijk bij een woonwagen. Voor alle te plaatsen bouwwerken dient de woonwagenbewoner dus een omgevingsvergunning aan te vragen via het omgevingsloket van gemeente Staphorst.

Hoofdstuk 4: Huidige situatie in gemeente Staphorst

4.1 Geschiedenis en situatie van de twee woonwagenlocaties

Op dit moment zijn er binnen gemeente Staphorst twee woonwagenlocaties aanwezig:

  • 1.

    De woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan 45 t/m 55 in (kern) Staphorst;

  • 2.

    De woonwagenlocatie aan de Stadsweg 6 t/m 10 te Rouveen.

In het najaar van 2021 is gemeente Staphorst het gesprek aangegaan met de huidige woonwagenbewoners over de knelpunten die zij ervaren en om de woonbehoefte te inventariseren. Op 17 januari 2023 heeft de gemeenteraad van de gemeente Staphorst ingestemd met de herontwikkeling/herinrichting van de huidige woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan in de kern Staphorst.

Woonwagenlocatie 1: EbbingeWubbenlaan 45 t/m 55 in (kern) Staphorst

Het perceel van deze locatie is sinds 2001 eigendom van woningstichting VechtHorst. Het perceel is volgens het huidige bestemmingsplan verdeeld in zes standplaatsen. Deze standplaatsen worden door de woonwagenbewoners gehuurd van VechtHorst. De geplaatste woonwagens zijn particulier eigendom van de woonwagenbewoners.

Zoals beschreven in het eerste hoofdstuk van dit document heeft de gemeenteraad van gemeente Staphorst op 17 januari 2023 ingestemd met de herontwikkeling/herinrichting van de huidige woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan. Het doel is om weer zes volwaardige standplaatsen te bewerkstelligen in een veilige en prettige woonomgeving en met adequate voorzieningen voor de woonwagenbewoners. De herinrichting wordt planologisch en juridisch vastgelegd door het bestemmingsplan te herzien (elke standplaats een bouwvlak, aanduiding voor bijgebouwen, mogelijkheid bieden voor extra oppervlakte voor bijgebouwen), als ook het aanvragen van omgevingsvergunning(en) voor de aanwezige en nieuwe bouwwerken.

Samen met VechtHorst en de huidige bewoners zet gemeente Staphorst zich in om de woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan weer in te richten voor zes standplaatsen. Hierbij wordt de woonwagenlocatie gerenoveerd en aangepast op diverse onderdelen om de leefbaarheid, uitstraling en woonsituatie te verbeteren. Daarbij nemen gemeente Staphorst, VechtHorst en de huidige woonwagenbewoners elk hun eigen verantwoordelijkheid. Alleen dan is het mogelijk om de woonwagenlocatie bewoonbaar en leefbaar te maken en te houden.

De gemeente Staphorst onderhoudt, intensief contact met de huidige woonwagenbewoners van de woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan. Na overleg tussen de bewoners, de gemeente en VechtHorst is besloten de huidige locatie opnieuw in te richten/te herontwikkelen ten behoeve van zes standplaatsen. Met deze herinrichting wordt, op het moment van schrijven, voldaan aan de huidige behoefte aan standplaatsen op de locatie aan de Ebbinge Wubbenlaan.

Wanneer er vanuit VechtHorst bij de gemeente Staphorst wordt aangegeven dat er extra standplaatsen nodig zijn, zal gemeente Staphorst zich constructief opstellen in de zoektocht naar extra standplaatsen. Gemeenten dienen namelijk te voldoen aan de inspanningsverplichting om woningzoekenden in deze doelgroep te faciliteren. Met het faciliteren en participeren in het mogelijk maken van extra/nieuwe standplaatsen doet de gemeente recht aan de wettelijke- en beleidsmatige bescherming.

Woonwagenlocatie 2: Stadsweg 6 t/m 10 te (kern) Rouveen

Het betreffende perceel is eigendom van VechtHorst. Het perceel is verdeeld in drie standplaatsen. De woonwagens die op de standplaatsen geplaatst zijn, zijn in particulier eigendom. Momenteel is er op deze locatie geen sprake van een herontwikkeling/herinrichting. Verder ligt er vanuit VechtHorst momenteel geen aanvraag bij gemeente Staphorst voor een locatieverkenning met betrekking tot de realisatie van extra standplaatsen in Rouveen.

4.2 Bewonersparticipatie en de behoefte aan standplaatsen

Eind 2021 heeft er bewonersparticipatie plaatsgevonden met de bewoners van beide woonwagenlocaties. Het doel van deze participatie was om een helder beeld te krijgen van de huidige situatie op de twee locaties en om de behoefte aan nieuwe standplaatsen te peilen. De participatie is vormgegeven aan de hand van keukentafelgesprekken en het voorleggen van enquêtes om de behoefte te onderzoeken. De participatie heeft plaatsgevonden met alle toenmalige volwassen bewoners van de woonwagenlocatie in de kern Staphorst. De bewoners van de woonwagenlocatie in Rouveen hebben eind 2021 meermaals aangegeven geen behoefte te hebben aan participatie en hebben ook geen enquête ingevuld met betrekking tot de behoefte aan standplaatsen.

Eind 2021 is vanuit de bewoners van de woonwagenlocatie aan de Ebbinge Wubbenlaan naar voren gekomen dat er in de toekomst behoefte is aan extra standplaatsen. Daarbij is gebleken dat een herinrichting van de huidige woonwagenlocatie naar zes afgebakende standplaatsen volstaat. Op deze manier wordt aan de actuele vraag naar extra standplaatsen voldaan. Gezien de demografische situatie van de bewoners en de antwoorden die zijn gegeven op de enquêtevragen is de verwachting dat er in de toekomst een volgende generatie woonwagenbewoners een standplaats in Staphorst wenst. Daarbij is het goed om te realiseren dat jongvolwassen woonwagenbewoners, relatief vaak verhuizen naar andere plaatsen. De exacte vraag naar extra standplaatsen is daarom moeilijk te voorspellen. Daarom is het van belang dat woonwagenbewoners zich vanaf hun achttiende levensjaar inschrijven bij VechtHorst als standplaatszoekende, zodat ze aanspraak kunnen maken op een eigen standplaats.

Zoals al eerder is aangegeven, is er vanuit de woonwagenlocatie in Rouveen niet de behoefte geweest om aan het participatietraject deel te nemen. Gezien de demografische situatie op deze locatie is het niet te verwachten dat daar de komende jaren vraag is naar extra standplaatsen. Mocht er in de toekomst wel vraag zijn naar extra standplaatsen, dan dient de desbetreffende standplaatszoekende zich tijdig in te schrijven bij VechtHorst.

4.3 Inschrijving, toewijzing en realisatie vanuit huidige locaties

Wanneer de huidige woonwagenbewoners of familieleden van de huidige bewoners aanspraak willen maken op een nieuwe standplaats, dienen ze zich in te schrijven bij VechtHorst als standplaatszoekenden. De VechtHorst is namelijk verantwoordelijk voor het toewijzingsbeleid met betrekking tot huurstandplaatsen. Vervolgens is het aan VechtHorst om deze extra vraag naar standplaatsen mee te nemen in hun portefeuillestrategie.

VechtHorst kan, bij voldoende extra behoefte, een verzoek indienen voor een locatieverkenning naar extra standplaatsen binnen de gemeente Staphorst. Daarbij houden VechtHorst en de gemeente Staphorst rekening met het specifieke culturele aspect binnen de woonwagencultuur van het leven in familieband. Er kan gekozen worden voor een uitbreiding van een van de huidige locaties of de ontwikkeling van een nieuwe locatie in de gemeente Staphorst.

Bij een locatieverkenning voor uitbreiding van de huidige standplaatsen of de zoektocht naar een nieuwe woonwagenlocatie, moet er afstemming plaatsvinden met de bestaande bewoners van de locatie waar de verkenning betrekking op heeft. Bij de keuze voor een nieuwe locatie moet er instemming van de gemeenteraad gevraagd worden. Wanneer VechtHorst bij gemeente Staphorst een verzoek indient tot een locatieverkenning voor de realisatie van extra standplaatsen, dan stelt gemeente Staphorst zich constructief op in de verkenning richting de route tot realisatie van extra standplaatsen. Gemeenten hebben namelijk een inspanningsverplichting in de facilitering van woningzoekenden die binnen deze doelgroep vallen. Met het faciliteren en participeren in het mogelijk maken van extra/nieuwe standplaatsen doet de gemeente recht aan de wettelijke- en beleidsmatige bescherming.

Hoofdstuk 5: Behoefte, toewijzing en realisatie

5.1 Toekomstige behoefte aan extra standplaatsen

Het is te verwachten dat er, onder andere door de autonome groei, in de toekomst extra vraag komt naar standplaatsen voor woonwagenbewoners. Dit geldt in eerste instantie voor de huidige bewoners (plus familieleden) van de twee woonwagenlocaties in de gemeente Staphorst. Op de woonwagenlocatie wonen meerdere generaties. Wanneer de jongere bewoners ouder worden, hebben zij op een gegeven moment behoefte aan een eigen standplaats. Dat maakt dat de vraag naar nieuwe standplaatsen in de eerste plaats toeneemt naar aanleiding van de autonome groei onder de woonwagenbewoners. Zoals eerder in dit document benoemd is, dient een standplaatszoekende zich eerst als zodanig in te schrijven bij VechtHorst. De realisatie en verhuur van standplaatsen is binnen de gemeente Staphorst de verantwoordelijkheid van VechtHorst. Voor woonwagenbewoners en spijtoptanten die (qua inkomen) niet tot de doelgroep van VechtHorst behoren en een standplaats zoeken hanteert de gemeente een maatwerktraject.

Naast de mogelijke vraag naar extra standplaatsen vanuit autonome groei, kan er sprake zijn van behoefte vanuit zogenaamde spijtoptanten. Deze spijtoptanten kunnen nu, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak maken op het, binnen redelijke termijn, verkrijgen van een standplaats binnen de gemeente Staphorst. Een zogenaamde spijtoptand heeft een historie in de gemeente waar diegene een standplaats wenst. Wanneer een spijtoptand aanspraak wil maken op een standplaats, dient diegene zich eerst in te schrijven bij VechtHorst als standplaatszoekende.

Als het gaat om de realisatie en toewijzing van woonwagenstandplaatsen, dan hanteren gemeente en woningstichting het afstammingsbeginsel. Met het afstammingsbeginsel wordt de plek bedoeld waar een persoon of de familie van deze persoon vandaan komt, in dit geval dus de gemeente Staphorst. De gemeente wil zich inspannen voor belangstellenden met familiare wortels in de gemeente Staphorst. Het gaat hierbij om een persoon die zelf een woonwagenverleden heeft binnen de gemeente Staphorst, waarbij familieleden binnen de gemeente in een woonwagen wonen of waarbij tot maximaal twee generaties terug (max. grootouders) in de gemeente Staphorst in een woonwagen hebben gewoond. Daarmee voldoet de gemeente Staphorst aan het wettelijk kader met betrekking tot het afstammingsbeginsel rondom woonwagenbewoners.

5.2 Redelijke wachttijd standplaatsen

Zowel binnen gemeente Staphorst als in de omliggende gemeenten is sprake van krapte op de woningmarkt. Dit maakt dat potentiële huurders en kopers relatief lang moeten wachten voordat ze een woning kunnen huren of kopen. Binnen deze krappe woningmarkt is het wenselijk om de verschillende groepen woningzoekenden te bedienen. Dit maakt dat er evenwichtige keuzes gemaakt moeten worden waar en voor wie je nieuwbouw mogelijk wil maken. Standplaatszoekenden zijn één van de groepen die vallen binnen het totaal aantal woningzoekenden.

Woningstichting VechtHorst is verantwoordelijk voor de verhuur van standplaatsen. VechtHorst ontwikkelt een registratie- en toewijzingsbeleid met betrekking tot de toewijzing en verhuur van standplaatsen.

Binnen de sociale verhuur van reguliere wooneenheden komt is het gebruikelijk dat woningzoekenden op een wachtlijst komen te staan, waarna ze op een gegeven moment (na een bepaalde wachttijd) een woning toegewezen krijgen. Dit geldt ook voor de standplaatszoekenden die aanspraak willen maken op een huurstandplaats. Er wordt gestreefd naar een gelijke wachttijd voor standplaatszoekenden en reguliere woningzoekenden. Echter gaat het bij standplaatszoekenden om een kleine specifieke groep die expliciet op zoek is naar een specifieke woonvorm. Dit maakt dat het langer kan duren voordat de beoogde woonwagenstandplaats voor de standplaatszoekende(n) beschikbaar komt.

Hoofdstuk 6: Locatieverkenning nieuwe standplaatsen

6.1 Behandelprocedure bij aanvraag nieuwe standplaatsen

Het is aan VechtHorst om een aanvraag in te dienen rondom een locatieverkenning voor de realisatie van extra standplaatsen wanneer blijkt dat daar, gezien het aantal inschrijvingen en de wachttijden voor woonwagenstandplaatsen, behoefte aan is. Vanuit gemeente Staphorst is het uitgangspunt dat er extra woonwagenstandplaatsen gerealiseerd kunnen worden in de gehele gemeente Staphorst. Dit maakt dat er bij de behoefte aan extra standplaatsen gekeken kan worden naar uitbreiding van de huidige locatie, en/of het ontwikkelen van een geheel nieuwe locatie. De gemeenteraad beslist over het aanwijzen van een nieuwe locatie. Bij de ontwikkeling van een nieuwe locatie kan er overwogen worden om de oude locatie op te heffen, maar het is ook mogelijk dat er uiteindelijk meerdere locaties binnen één dorp ontstaan. Bij de ontwikkeling en/of uitbreiding van een woonwagenlocatie is het van belang dat de huidige bewoners van de beoogde locaties worden betrokken. Dit laatste is van belang, omdat het bij elkaar wonen in familieverband een van de culturele kenmerken is van de woonwagencultuur.

Aanvraag nieuwe standplaatsen en/of woonwagenlocatie vanuit VechtHorst

Een aanvraag voor nieuwe huurstandplaatsen en/of een nieuwe woonwagenlocatie komt altijd via VechtHorst bij gemeente Staphorst binnen. Vervolgens gaan gemeente Staphorst, VechtHorst en de huidige bewoners van de woonwagenlocatie in de desbetreffende kern verkennende gesprekken voeren over wat de wensen vanuit deze partijen zijn. Daarna wordt een vervolgprocedure gestart om tot het gewenste resultaat te komen. Wanneer het gaat om uitbreiding van een huidige woonwagenlocatie, is de locatie waar de nieuwe standplaatsen moeten komen redelijk duidelijk. Wanneer uitbreiding van de huidige locatie niet mogelijk is, wordt onderzocht wat een passende locatie is voor een nieuwe woonwagenlocatie.

6.2 Randvoorwaarden en uitgangspunten nieuwe locaties en standplaatsen

Bij uitbreiding van een woonwagenlocatie is het uitgangspunt dat er uitgebreid wordt met meerdere standplaatsen, tenzij het goed te onderbouwen is waarom er enkel één standplaats aan de locatie wordt toegevoegd. Gemeente Staphorst wenst, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, geen solitaire woonwagenstandplaatsen in de gemeente. Daarnaast is clustering van standplaatsen efficiënter als het gaat om de aansluiting op voorzieningen en de realisatie van voorzieningengebouwen.

Bestemmingsplan (vanaf 2024 omgevingsplan)

Een woonwagen die geplaatst wordt op een woonwagenstandplaats moet passen binnen het op dat moment geldende bestemmingsplan (vanaf 2024 omgevingsplan). Voor een uitbreiding, herinrichting en/of ontwikkeling van een nieuwe locatie, moet er een gewijzigd bestemmingsplan (vanaf 2024 omgevingsplan) vastgesteld worden. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan (vanaf 2024 omgevingsplan) is het raadzaam om de Wegwijzer gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid van de VNG te raadplegen.

Gestelde eisen voor nieuwbouwwoonwagens

Wanneer ergens een nieuwe (dus geen tweedehands) woonwagen wordt geplaatst, moet deze aan een aantal eisen voldoen. Volgens de Woningwet is een woonwagen een bouwwerk, net als een reguliere woning. Dit maakt dat nieuwe woonwagens ook moeten voldoen aan het, op dat moment geldende, bouwbesluit (t.z.t. Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)). Verder moeten nieuwbouwwagens voldoen aan de plaatselijke gemeentelijke bouwverordening. Tot slot moet de nieuwe (net als een tweedehands) woonwagen passen binnen het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7: Beheer, toezicht en handhaving

7.1 Beheer woonwagenstandplaatsen

Bij huurstandplaatsen is woningstichting VechtHorst verantwoordelijk voor het beheer van de standplaats en is de huurder verantwoordelijk voor het beheer van de woonwagen. Om het beheer van de woonwagenlocaties te waarborgen, is het doel om elk kwartaal een beheerronde te maken langs de woonwagenlocaties. Alle standplaatsen binnen de gemeente Staphorst zijn in het beheer van VechtHorst. VechtHorst is verantwoordelijk om, samen met de gemeente, de beheerrondes te doen langs de woonwagenlocaties.

7.2 Toezicht en handhaving

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van wet- en regelgeving op woonwagenlocaties. Het gaat om handhaven op het gebied van bouwregelgeving en regels op het gebied van ruimtelijke ordening. Toezicht en handhaving op openbare orde en veiligheid is in overeenstemming met de risicoanalyse van de gemeente Staphorst. Een woonwagenlocatie dient te voldoen aan alle wettelijke kaders. Als wettelijke regels of vergunningvoorschriften niet worden nageleefd, bieden de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheden om sanctionerend op te treden met een last onder bestuursdwang en/of het opleggen van een last onder dwangsom.

Hoofdstuk 8: Verantwoording, monitoring en evaluatie

8.1 Verantwoording

Bij de vorming van deze beleidsnotitie is gebruikt gemaakt van geschreven bronnen. Verder zijn er diverse partijen betrokken geweest bij het vormingsproces van de beleidsnotitie. Als het gaat om geschreven bronnen, heeft de “Wegwijzer gemeentelijk woonwagen en standplaatsenbeleid” als basis gediend voor de vorming van deze beleidsnotitie. Een andere geschreven bron waar gebruik van is gemaakt is het rijksbeleidskader “Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid”. Naast de bestaande geschreven bronnen, is gebruik gemaakt van input van diverse partijen. Zo hebben de woonwagenbewoners binnen gemeente Staphorst de mogelijkheid gehad om een enquête in te vullen over hun huidige woonsituatie en de toen verwachte toekomstige woonbehoefte. Woningstichting VechtHorst is ook betrokken als partij. Woningstichting VechtHorst is namelijk verantwoordelijk voor de verhuur en het onderhoud van de standplaatsen. Daarnaast dient de woningstichting in haar portefeuillestrategie rekening te houden met de vraag naar standplaatsen, rekening houdend met de ingeschrevenen die aanspraak maken op een standplaats. Tot slot zijn er diverse collega’s vanuit de ambtelijke organisatie betrokken bij de vorming van voorliggende beleidsnotitie.

8.2 Monitoring en evaluatie

Nadat het beleid geschreven en vastgesteld is, is monitoring en evaluatie van het woonwagen- en standplaatsenbeleid van belang. Daarna kan worden bepaald of het opgestelde beleid effectief is en het gewenste resultaat oplevert. Ook kan daarna het beleid bijgesteld en geactualiseerd worden. De vorming en vaststelling van de jaarlijkse prestatieafspraken tussen gemeente Staphorst, VechtHorst en TOEK biedt mogelijkheden om ook de vraag naar standplaatsen en de huidige situatie op de woonwagenlocaties te bespreken en te handelen wanneer dat nodig is. De vraag naar standplaatsen en de leefbaarheid op de woonwagenlocaties worden als onderwerp meegenomen binnen de werkgroep ‘wonen, welzijn, zorg en leefbaarheid’, die drie à vier keer per jaar samenkomt om diverse thema’s te bespreken. Als monitoring en evaluatie daar toe aanleiding geeft zal de beleidsnotitie geactualiseerd worden.

Bibliografie

Durmus, S., Danopoulos, A., Tiggeloven, P., & Klouwen, A. (2021). Wegwijzer gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid. Den Haag: Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties . (2018). Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid. Den Haag: Rijksoverheid .

Ondertekening