Algemene subsidieverordening Amersfoort

Geldend van 19-10-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Amersfoort

De raad van de gemeente Amersfoort;

gelezen het voorstel van college van [4 juli en 3 oktober 2023 en 1822051];

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 22 van de Verordening voor het financieel beleid en beheer 2023;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Amersfoort:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      begrotingssubsidie: subsidie op basis van artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb;

    • c.

      boekjaarsubsidie: per kalenderjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon ten behoeve van dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten met een voortdurend of structureel karakter van een subsidieontvanger;

    • d.

      burgemeester en wethouders: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort;

    • e.

      controleverklaring: accountantsverklaring als bedoeld in Boek 2, artikel 393, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;

    • f.

      directe loonkosten: totaal van het brutoloon volgens de loonstaat met werkgeverslasten (verplichte kosten alsmede aanvullende werkgeverslasten, zoals opgenomen in cao of individuele arbeidsovereenkomsten);

    • g.

      egalisatiereserve: reserve als bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht, bedoeld om toekomstige fluctuaties in de kosten op te kunnen vangen;

    • h.

      staatssteun: Europees steunkader bestaande uit mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

    • i.

      incidentele subsidie: subsidie op basis van artikel 4:23, derde lid, onder d, van de Awb;

    • j.

      onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

    • k.

      subsidieregeling: nadere regels omtrent de verstrekking van subsidie;

    • l.

      Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door de burgemeester, de raad en burgemeester en wethouders gezamenlijk.

Artikel 3 Subsidieregeling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieregeling vaststellen.

  • 2. Een subsidieregeling bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      de wijze van verdeling;

    • c.

      de criteria waaraan de subsidieaanvragen worden getoetst;

    • d.

      de geldingsduur van de subsidieregeling.

  • 3. Een subsidieregeling vervalt na vier jaar.

  • 4. De geldingsduur van een subsidieregeling kan verlengd worden met maximaal vier jaar, indien burgemeester en wethouders tot verlenging besluiten, gelezen een evaluatie van deze regels.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in onvoorziene gevallen, waarin in beleid niet is voorzien, een incidentele subsidie verstrekken, indien dit gelet op de bij de subsidieverstrekking betrokken belangen noodzakelijk is.

Artikel 4 Staatssteun

  • 1. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 2. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader en publiceren burgemeester en wethouders de verleningsbeschikking op de gemeentelijke website.

  • 4. Een subsidie die is verleend of vastgesteld wordt ingetrokken, indien sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafonds. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen binnen de kaders van de begroting subsidieplafonds vaststellen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd, en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 2 Aanvraag tot verlening van subsidie

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Er wordt een aanvraagformulier vastgesteld waarmee subsidie kan worden aangevraagd.

  • 3. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een activiteitenplan als bedoeld in artikel 7;

    • b.

      een begroting als bedoeld in artikel 8.

  • 4. In aanvulling op het derde lid legt een rechtspersoon tevens de volgende gegevens over:

    • a.

      een kopie van de oprichtingsakte of de statuten;

    • b.

      het uittreksel uit het handelsregister met een datum die maximaal twee weken voor de datum van indiening ligt;

    • c.

      het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar

    • d.

      bij een boekjaarsubsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan de rechtspersoon verwijzen naar een eerdere aanvraag waarbij deze gegevens zijn overgelegd, behoudens situaties waarin de inhoud van de gegevens als bedoeld in het vierde lid, onder a en b zijn gewijzigd.

Artikel 7 Activiteitenplan

Het activiteitenplan voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    het activiteitenplan bevat een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    het beschrijft de aard, omvang, duur en wijze van uitvoering van de activiteiten;

  • c.

    een omschrijving op hoofdlijnen van de doelgroep of het publiek dat wordt bereikt met de activiteiten;

  • d.

    het beschrijft de met de activiteiten na te streven doelstellingen en de te bereiken resultaten.

Artikel 8 Begroting

  • 1. De begroting voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de begroting bevat per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      iedere begrotingspost is voorzien van een toelichting;

    • c.

      de begroting is sluitend.

  • 2. Loonkosten van een bestuurder of een medewerker van een subsidieaanvrager, of een daaraan gelieerde rechtspersoon, zijn subsidiabel tot een maximaal tarief van 80% van de norm Wet normering topinkomens.

Artikel 9 Uniforme kostenbegrippen

  • 1. Het tarief als bedoeld in artikel 8, tweede lid wordt bepaald door de loonkosten van de betreffende bestuurder of medewerker te delen door de omvang van de fte.

  • 2. Een fte als bedoeld in deze verordening betreft 36-urige werkweek.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die kosten in aanmerking voor subsidie die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt in verband met kosten die:

    • a.

      doelmatig zijn;

    • b.

      redelijkerwijs nodig zijn voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten;

    • c.

      rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • 2. Kosten die in ieder geval niet als subsidiabel aangemerkt worden zijn:

    • a.

      kosten ten behoeve van het opstellen van de aanvraag;

    • b.

      kosten die worden gemaakt voordat de aanvraag is ontvangen;

    • c.

      kosten die uit anderen hoofde worden gesubsidieerd;

    • d.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

    • f.

      legeskosten indien de aanvrager een bestuursorgaan is;

    • g.

      fooien, geschenken, gratificaties en bonussen;

    • h.

      kosten voor representatie, personeelsactiviteiten, overboekingen, annuleringen en outplacementtrajecten;

Artikel 11 Indexering

  • 1. Voor meerjarige subsidies bepaalt burgemeester en wethouders in de verleningsbeschikking of het subsidiebedrag wordt geïndexeerd.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen de indexering aan de hand van de ‘gecombineerde loon/prijsbijstelling van de gesubsidieerde instellingen’ zoals opgenomen in de begroting van de gemeente.

Artikel 12 Aanvraagtermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling bepalen dat een aanvraag voor een bepaalde datum of binnen een bepaalde periode moet zijn ontvangen.

  • 2. Een aanvraag van een boekjaarsubsidie en begrotingssubsidie wordt ingediend uiterlijk op 1 september voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Hoofdstuk 3 Verlening van subsidie

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag van een boekjaarsubsidie of een begrotingssubsidie uiterlijk op 1 januari van het jaar waarop de aanvraag ziet.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag van een incidentele subsidie uiterlijk 22 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een subsidie waarvoor een subsidieregeling is binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 4. De termijn bedoeld in het derde lid bedraagt 22 weken, indien burgemeester en wethouders extern advies inwinnen over de aanvraag.

  • 5. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 6. Bij aanvragen om een subsidie waar een voorafgaande melding van staatssteun bij de Europese Commissie nodig is, wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd artikel 4:25, tweede lid, en artikel 4:35 van de wet weigeren burgemeester en wethouders de subsidie als:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      in de gemeentebegroting onvoldoende gelden zijn vrijgemaakt.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval weigeren als:

    • a.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • b.

      aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zouden worden uitgevoerd;

    • c.

      is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      in de bij subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 15 Vaststelling en verantwoording

  • 1. In de subsidieregeling of de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling bepalen dat een subsidie zonder voorafgaande verlening wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 16 Informatieplicht

  • 1. De subsidieontvanger informeert onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders, in het geval:

    • a.

      aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      aannemelijk is dat de kosten meer dan 25% lager uitvallen dan waarvan bij de verlening is uitgegaan;

    • c.

      aannemelijk is dat niet, niet tijdig, of niet geheel, aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • d.

      nieuwe feiten of omstandigheden zich voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing van burgemeester en wethouders tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 2. Een rechtspersoon informeert burgemeester en wethouders in ieder geval onverwijld schriftelijk over situaties die haar voortbestaan betreft:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon van de subsidieontvanger, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 17 Administratieplicht

  • 1. De subsidieontvanger voert een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie waaruit eenvoudig en duidelijk is af te leiden:

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de rechten en verplichtingen, kosten en opbrengsten en betalingen en ontvangsten die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2. De administratie wordt tot vijf jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard, tenzij de beschikking een langere periode verplicht.

Artikel 18 Vermogensvorming

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking voor subsidies van ten minste €50.000 en ten hoogste €125.000 kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie leidt tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb.

  • 2. In geval van een subsidie van meer dan €125.000 is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4. De vergoeding aan burgemeester en wethouders voor zaken en andere vermogensbestanddelen, waaronder de egalisatiereserve, die geheel zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan hun waarde. De vergoeding aan burgemeester en wethouders voor zaken en andere vermogensbestanddelen die gedeeltelijk zijn gevormd met de subsidie, is gelijk aan de waarde waarmee de subsidiëring door burgemeester en wethouders in verhouding tot andere middelen aan de vorming van dat vermogen heeft bijgedragen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen de vergoeding, in afwijking van het derde lid, op een lager bedrag bepalen.

Artikel 19 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek van burgemeester en wethouders of de rekenkamercommissie naar de besteding van de ontvangen subsidie of de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:37, 4:38, 4:39 en 4:71, eerste lid, van de Awb opleggen, worden deze verplichtingen in ieder geval in de verleningsbeschikking opgenomen. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op gelijke behandeling, toegankelijkheid van activiteiten voor mensen met een beperking, social return on investment of duurzaamheid.

Artikel 20 Bevoorschotting

  • 1. Bij subsidieregeling of in de verleningsbeschikking besluiten burgemeester en wethouders over de hoogte en de wijze van bevoorschotting van de subsidie.

  • 2. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Hoofdstuk 5 Specifieke bepalingen voor boekjaarsubsidies

Artikel 21 Ontvanger van een boekjaarsubsidie

Een boekjaarsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een subsidieontvanger met rechtspersoonlijkheid.

Artikel 22 Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een boekjaarsubsidie van ten minste €50.000 en ten hoogste € 125.000 een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb vormt.

  • 2. De subsidieontvanger van een boekjaarsubsidie die meer dan € 125.000 bedraagt, vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Awb.

  • 3. De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt 10% van de boekjaarsubsidie die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

  • 4. Bij verleningsbeschikking kunnen burgemeester en wethouders verplichtingen opleggen met betrekking tot de egalisatiereserve.

Artikel 23 Toestemming voor bepaalde handelingen

  • 1. De subsidieontvanger heeft voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van burgemeester en wethouders voor:

    • a.

      het oprichten van, dan wel deelnemen, in een rechtspersoon of aan een samenwerkingsovereenkomst;

    • b.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij de subsidieontvanger zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

  • 2. De beslistermijn van burgemeester en wethouders is zes weken, gerekend na ontvangst van de aanvraag om toestemming. In geval aanvullende informatie nodig is, kan de beslistermijn eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 3. Aan de toestemming kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden.

Hoofdstuk 6 Vaststelling van de subsidie

Artikel 24 Aanvraag- en beslistermijnen vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 26 en 27 dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in:

    • a.

      binnen 22 weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zouden zijn afgerond; of

    • b.

      indien het een boekjaarsubsidie betreft, voor 1 april volgende op het boekjaar waarvoor de subsidie is verstrekt, tenzij in de verleningsbeschikking een andere datum is vermeld.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 24 weken na ontvangst van de volledige aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 25 Vaststelling van subsidies van ten hoogste € 5.000

  • 1. Subsidies van ten hoogste € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in de verleningsbeschikking de verplichting opnemen dat de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen.

Artikel 26 Vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 125.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 125.000 gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waaruit blijkt dat de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan; en

    • b.

      een opgave van de werkelijke kosten en baten.

  • 2. Bij subsidieregeling kan van het eerste lid, onder a, worden afgeweken waarbij in de subsidieregeling wordt bepaald op welke andere manier de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 27 Vaststelling van subsidies van meer dan € 125.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 125.000 gaat een aanvraag tot vaststelling vergezeld van:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 2. Bij subsidieregeling kunnen andere aanvullende gegevens worden verlangd.

Artikel 28 Vaststelling

  • 1. Een subsidie als bedoeld in artikel 26 en 27 wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de totale gerealiseerde kosten, verminderd met de totale gerealiseerde bijdragen van derden en de begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage indien deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking vermelde bedrag.

  • 2. Een subsidie als bedoeld in artikel 26 en 27 waarvan de subsidiabele activiteiten bestaan uit meetbare prestatie-eenheden en waarvoor in de verleningsbeschikking is bepaald dat het subsidiebedrag bestaat uit een bedrag per meetbare prestatie-eenheid, wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld op het bedrag per meetbare prestatie-eenheid dat in de verleningsbeschikking is genoemd tot ten hoogste het maximale aantal meetbare prestatie-eenheden dat in de verleningsbeschikking is genoemd.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger onvoorzienbare gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onbillijk en onevenredig zouden zijn in relatie tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn bepalen.

  • 2. Als in een subsidieregeling een of meer bepalingen zijn opgenomen die voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onbillijk en onevenredig zouden zijn in relatie tot de met de betreffende bepaling te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders daarvan afwijken.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit van burgemeester en wethouders.

  • 4. Van de toepassing van het eerste en het tweede lid wordt jaarlijks verslag gedaan aan de raad.

Artikel 30 Kwijtschelding

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 4:94a van de Awb een geldschuld geheel of gedeeltelijk kwijtschelden indien de nadelige gevolgen van de invordering onevenredig zijn in verhouding tot de met de invordering te dienen doelen.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven geen toepassing aan artikel 4:94a van de Awb indien:

    • a.

      de subsidieontvanger niet of niet tijdig een volledige aanvraag tot vaststelling heeft ingediend;

    • b.

      er een onderzoek inzake fraude is gestart of wordt uitgevoerd;

    • c.

      er een integriteitstoets is gestart of wordt uitgevoerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders besluiten niet tot toepassing van artikel 4.94a van de Awb zonder de uitkomsten van de onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, in hun besluit mee te laten wegen.

Artikel 31 Slotbepalingen

  • 1. De bevoegdheden bedoeld in artikelen 3, vijfde lid, 18, vijfde lid, 29 en 30 van deze verordening kunnen niet worden gemandateerd en blijven voorbehouden aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 wordt ingetrokken.

  • 3. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 4. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 van toepassing.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Amersfoort.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 10 oktober 2023

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting

Algemeen

De Algemene subsidieverordening Amersfoort heeft als doel een algemeen kader te geven voor alle subsidieverstrekkingen, in aanvulling op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Awb schrijft een aantal zaken omtrent subsidie dwingend voor, maar bevat ook een aantal facultatieve bepalingen die alleen gelden als die in de subsidieregeling en/of de beschikking worden opgenomen. Naast de bepalingen van deze Asv zijn ook de bepalingen uit de Awb van toepassing.

De Asv biedt een algemeen kader voor de subsidieverstrekking. In een subsidieregeling kunnen aanvullende bepalingen en voorwaarden worden opgenomen. Daarnaast kunnen in een subsidiebeschikking aanvullende verplichtingen en voorwaarden zijn opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel 1Definities

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de subsidieregelingen en beschikkingen. Deze definities hoeven dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen worden opgenomen. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Wat onder een subsidie wordt verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Awb. Een subsidie is een aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Overigens: ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen (zie CBb 06-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:317 en CBb 01-05-2018, ECLI:NL:CBB:2018:237).

b: Wanneer de begroting zoals door de gemeenteraad vastgesteld de subsidieontvanger, de subsidiabele activiteit en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld vermeld. De activiteit dient concreet en duidelijk afgebakend te zijn omschreven.

c: Alleen rechtspersonen kunnen in aanmerking komen voor een boekjaarsubsidie, zowel privaatrechtelijke rechtspersonen als publiekrechtelijke rechtspersonen. Op een boekjaarsubsidie is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing, waarin specifieke regels staan voor deze subsidies.

f: Het brutoloon bestaat uit de componenten zoals opgenomen in de van toepassing zijnde cao of arbeidsovereenkomst, inclusief vakantie-uitkering, niet winstafhankelijke eindejaarsuitkering/13e maand en secundaire voorwaarden zoals een leasevoertuig. Werkgeverslasten omvatten in ieder geval het werkgeversdeel van de pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie, bijdrage Zorgverzekeringswet, en overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen.

h: De gemeente verstrekt geen subsidies die als ongeoorloofde staatssteun worden aangemerkt. Subsidieregelingen en beschikkingen worden daarom getoetst aan het Europese staatssteunkader en wanneer een vrijstelling mogelijk is om te komen tot geoorloofde staatssteun dan doet de gemeente hierop een beroep.

i: Dit is een subsidie die nadrukkelijk enkel en alleen is bedoeld voor gevallen waar het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van de subsidiëring beperkt is. Het betreft een eenmalig geval waarbij de subsidie in één keer voor maximaal vier jaar kan worden verstrekt. Het gaat hierbij om gevallen waar geen expliciete wetgeving of beleid is, maar waar het bestuursorgaan het wel wenselijk vindt om de activiteit te subsidiëren. Doordat er geen grondslag is in wet of beleid, is het exclusief aan burgemeester en wethouders om over deze gevallen te beslissen. Besluiten inzake de verlening van incidentele subsidies dienen als openbaar collegebesluit te worden gepubliceerd.

j: Deze definitie sluit aan bij de Europeesrechtelijke bepalingen hierover in verband met de toets op staatssteun. Hierbij is met name bepalend welke activiteiten de aanvrager uitoefent. Dit kan er toe leiden dat ook een stichting, vereniging of een publiekrechtelijke instelling als onderneming wordt aangemerkt.

Artikel 2Reikwijdte

Met deze bepaling wordt geregeld dat de Asv van toepassing is op alle besluiten omtrent subsidie van zowel de raad, de burgemeester als burgemeester en wethouders tezamen.

Artikel 3Subsidieregeling

Artikel 4:23 van de Awb bepaalt dat een subsidie alleen verstrekt kan worden als daar een wettelijke grondslag voor is. De reden daarvoor kan onder meer gevonden worden in het belang van democratische legitimatie en transparantie bij het verstrekken van gemeenschapsgelden. In de wettelijke grondslag moet zijn bepaald voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hieruit volgt dat de Asv zelf geen wettelijke grondslag is op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt. De Asv is een kader die de raad aan burgemeester en wethouders ter beschikking stelt als wettelijke grondslag voor subsidieverlening. Een door burgemeester en wethouders vastgestelde en gepubliceerde subsidieregeling is wel een wettelijke grondslag voor subsidieverlening.

Het uitgangspunt is dat subsidie op grond van een wettelijke regeling verstrekt wordt.

Eerste lid

Het eerste lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om subsidieregelingen vast te stellen.

Tweede lid

In het tweede lid is geregeld welke zaken in ieder geval in een subsidieregeling geregeld moeten worden. Zo moeten de activiteiten waarop de subsidieregeling betrekking heeft in ieder geval voldoende concreet en duidelijk zijn beschreven.

Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders in een subsidieregeling voorwaarden opnemen met betrekking tot het doel van de regeling, de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de hoogte van de subsidie en de wijze van uitbetalen.

Derde en vierde lid

Een subsidieregeling heeft een maximale looptijd van vier jaar. Burgemeester en wethouders kunnen er voor kiezen een subsidieregeling te verlengen, nadat een evaluatie van de subsidieregeling heeft plaatsgevonden. Op deze wijze wordt geborgd dat subsidieregelingen effectief en doelmatig zijn en aansluiten bij geactualiseerde beleidsdoelen.

Vijfde lid

Omdat de democratische legitimatie en transparantie van een incidentele subsidieverlening beperkt zijn gewaarborgd, dient de gemeente ook beperkt gebruik te maken van dit instrument. Niettemin kan in onvoorziene gevallen het verstrekken van een incidentele subsidie wenselijk zijn. De bij de subsidieverstrekking betrokken belangen worden hierbij door burgemeester en wethouders afgewogen. Er wordt geen incidentele subsidie verstrekt voor situaties waar beleid in kan voorzien. Het ontbreken van een wettelijke grondslag betekent dat een besluit tot het verstrekken van een incidentele subsidie niet vatbaar is voor mandaat, en zal dus altijd door het college genomen moeten worden.

Vanwege het voortdurende karakter van een boekjaarsubsidie, kan een boekjaarsubsidie niet als een incidentele subsidie verstrekt worden.

Artikel 4Staatssteun

Ingevolge artikel 107 van het Verdrag is het verstrekken van staatssteun zonder toestemming van de Europese Commissie verboden. De Europese Commissie heeft een aantal staatssteunkaders opgesteld waaruit toestemming om staatssteun te verstrekken volgt indien de steun volledig met deze kaders in overeenstemming is.

Ingevolge artikel 4:35, derde lid, van de Awb moet een aanvraag om een subsidie geweigerd worden als de verstrekking van de subsidie niet overeenstemming is met het verbod op staatssteun zoals dat volgt uit het Verdrag.

Iedere subsidie die wordt verstrekt moet dan ook zijn getoetst op staatssteun. Indien er sprake is van staatssteun moet de subsidie in overeenstemming met het toepasselijke staatssteunkader worden verstrekt. Denk daarbij aan de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, de toepasselijke de-minimisverordeningen, en de DAEB-vrijstellingsbesluiten. Het resultaat van de staatssteuntoets moet worden vermeld in de toelichting op de subsidieregeling.

Eerste lid

Indien de subsidie op grond van een subsidieregeling wordt verstrekt, moet de subsidieregeling in overeenstemming zijn met de staatssteunregels. De motivering omtrent staatssteun staat in de toelichting bij de subsidieregeling vermeld.

Derde lid

In de subsidiebeschikking zelf moet eveneens worden vermeld welk staatssteunkader van toepassing is. Dit geldt te meer voor de verstrekking van begrotingssubsidies en incidentele subsidies, omdat in die gevallen er geen subsidieregeling is waarin dit is vermeld.

Maar ook als er subsidie wordt verstrekt op grond van een subsidieregeling moet in de beschikking staat welk staatssteunkader van toepassing is. Een subsidieontvanger kan immers verschillende subsidies ontvangen, die in hun samenhang moeten kunnen worden bezien om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger aan de staatssteunregels voldoet.

Vierde lid

Staatssteun is ongeoorloofd als die niet in overeenstemming is met een staatssteunkader of zonder toestemming van de Europese Commissie is verstrekt. Ongeoorloofde staatssteun moet worden teruggevorderd bij de ontvanger ervan, die deze steun en het rentevoordeel dat die daarvan heeft gehad moet terugbetalen. Het vierde lid legt de plicht op de subsidie in dat geval in te trekken, ook als die al is vastgesteld.

Artikel 5Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de artikelen 4:25 tot en met 4:28 van de Awb worden regels gegeven over het subsidieplafond. Met het subsidieplafond wordt potentiële aanvragers duidelijkheid gegeven over hoeveel geld beschikbaar is voor de subsidieverstrekking op grond van een subsidieregeling. Als het plafond is bereikt moet een subsidieaanvraag worden afgewezen. Om die reden is ook bepaald dat het subsidieplafond bekend gemaakt moet zijn voor dat de aanvraagperiode voor de subsidie is gestart.

Als een subsidieplafond na de start van de aanvraagperiode wordt gewijzigd heeft dat in beginsel geen gevolgen voor de aanvragen die al zijn ingediend. Dat is slechts anders als aan de voorwaarden van artikel 4:28 van de Awb wordt voldaan. Deze voorwaarden staan ook in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 5 genoemd.

Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook de wijze waarop het geld verdeeld wordt bekend worden gemaakt. De verdelingswijze moet bij of krachtens een wettelijk voorschrift worden bepaald.

De wijze van verdeling wordt niet in de wet bepaald. Wel moet een verdelingswijze in ieder geval voldoen aan het gelijkheidsbeginsel, en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een subsidieplafond betekent immers dat er een beperkte hoeveelheid subsidiegeld beschikbaar is. In dat geval – zo heeft de hoogste Nederlandse bestuursrechter geoordeeld – vereist het gelijkheidsbeginsel dat aan alle potentiële gegadigden op enigerlei wijze de ruimte moet worden geboden om naar dit geld mee te dingen.

In de praktijk worden vaak vier verdelingswijzen gebruikt:

  • -

    Wie het eerst komt, wie het eerst maalt;

  • -

    Verdeling op basis van loting;

  • -

    Verdeling op basis van een kwalitatieve beoordeling (tender);

  • -

    Verdeling naar rato (de kaasschaafmethode).

Eerste lid

Ook de raad kan een subsidieplafond vaststellen, bij de vaststelling van de begroting. De begroting wordt jaarlijks in november of december vastgesteld. Als de raad een subsidieplafond vaststelt is het aan burgemeester en wethouders om in de subsidieregeling de wijze van verdeling van het subsidieplafond te bepalen.

Tweede lid

Ook burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond vaststellen. Zij zijn daarbij gebonden aan de kaders van de begroting.

Derde, vierde en vijfde lid

Met deze leden wordt gevolg gegeven aan de uitzondering van artikel 4:28 van de Awb, waarmee bewerkstelligd kan worden dat een verlaging van het subsidieplafond gedurende de aanvraagtermijn ook geldt voor aanvragen die al zijn ingediend.

Burgemeester en wethouders kunnen het plafond verlagen als het plafond eerder was vastgesteld dan de begroting voor dat jaar is vastgesteld, en als bij het vaststellen van de begroting de aanvraagtermijn al is gestart. Zou dat anders zijn, dan hadden burgemeester en wethouders immers ook voor de start van de aanvraagperiode het subsidieplafond kunnen verlagen, en hoeft dat niet voor rekening van de aanvrager te komen.

Vierde lid

Als een subsidieplafond kan worden verlaagd moet de potentiële aanvrager daar wel van op de hoogte zijn. Hierom is in het vierde lid bepaald dat op deze mogelijkheid gewezen moet worden bij de bekendmaking van het subsidieplafond.

Vijfde lid

Het is ook mogelijk dat niet alleen gedurende de aanvraagperiode, maar ook op het moment van verlening van de subsidie het subsidieplafond nog verlaagd kan worden. Als in dat geval is voldaan aan het vierde lid, kan een dergelijke verlening nog gewijzigd worden. Dat moet dan wel in de verleningsbeschikking vermeld zijn.

Ingevolge artikel 4:34 van de Awb moeten burgemeester en wethouders binnen vier weken na het vaststellen van de begroting een beroep doen op de voorwaarde, anders vervalt die.

Hoofdstuk 2Aanvraag tot verlening van subsidie

Artikel 6Aanvraag

Een subsidie kan alleen naar aanleiding van een aanvraag verstrekt worden. Het is dus niet mogelijk om ambtshalve subsidie te verstrekken aan iemand die daar geen aanvraag voor heeft gedaan.

De minimale vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen staan in de artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Awb.

Eerste en tweede lid

Het eerste lid bepaalt dat een subsidieaanvraag schriftelijk moet zijn. Met schriftelijk kan ook ‘digitaal’ worden bedoeld. Voor het doen van een subsidieaanvraag hebben burgemeester en wethouders een aanvraagformulier vastgesteld. Voor het doen van een subsidieaanvraag dient dit formulier gebruikt te worden.

Derde lid

Om een subsidieaanvraag te kunnen beoordelen is over het algemeen meer informatie nodig dan in een aanvraagformulier staat. Om die reden is in het derde lid bepaald dat bij een subsidieaanvraag ten minste een activiteitenplan en een begroting moeten zijn gevoegd. Als een boekjaarsubsidie wordt aangevraagd moet ook de stand van de egalisatiereserve op dat moment worden aangeleverd.

De voorwaarden waaraan een activiteitenplan en een begroting moeten voldoen staan in artikel7 onderscheidenlijk artikel 8.

In een subsidieregeling kan worden bepaald dat andere of aanvullende gegevens bij de aanvraag moeten worden gevoegd.

Vierde en vijfde lid

Voor een aanvraag door een rechtspersoon geldt nog een aantal aanvullende voorwaarden. Een rechtspersoon moet ook een kopie van de oprichtingsakte of de statuten overleggen, en een uittreksel uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel dat maximaal 2 weken oud is op het moment van het indienen van de aanvraag. Ook moet een rechtspersoon het jaarverslag, de jaarrekening of de balans overleggen van het laatste afgesloten boekjaar. Als een rechtspersoon jaarrekeningplichtig is moet het de jaarrekening overleggen.

Om onnodige lasten te voorkomen hoeft de rechtspersoon deze gegevens niet aan te leveren als zij deze al eerder heeft aangeleverd bij een aanvraag en er niets aan de gegevens is gewijzigd.

Artikel 7Activiteitenplan

Een subsidie wordt verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten. In een activiteitenplan zet de aanvrager uiteen voor welke activiteiten de subsidie wordt gevraagd.

Om die reden moet een activiteitenplan in ieder geval een overzicht bevatten van de activiteiten die de aanvrager wil gaan uitvoeren. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen moeten ook de aard, duur en wijze van uitvoering in het activiteitenplan worden beschreven. Datzelfde geldt voor de doelgroep of het publiek waarvoor de activiteiten zullen worden uitgevoerd, en de doelstellingen en resultaten die met de activiteiten worden beoogd.

Artikel 8Begroting

Eerste lid

Omdat een subsidie een financiële bijdrage is, is de begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd van belang. Belangrijk is dat de begroting in ieder geval per activiteit een overzicht geeft van de kosten en opbrengsten, en dat dit inzichtelijk is voor de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Onderdeel daarvan is dat opgave wordt gedaan van subsidies die bij andere bestuursorganen en private partijen zijn aangevraagd.

De posten moeten ook zijn toegelicht.

Vanwege het belang van een effectieve en doelmatige besteding van de subsidie moet een begroting sluitend zijn.

Tweede lid

Een subsidieaanvrager mag voor een bestuurder of medewerker hogere loonkosten hebben dan de norm, maar in de begroting mogen geen hogere loonkosten worden opgevoerd dan dit normbedrag.

Voor het normbedrag is aansluiting gezocht bij de Wet normering topinkomens, waarbij gemeente heeft gekozen voor 80% van de norm van deze wet. Bij de loonkosten gaat het om de loonkosten per bestuurder of medewerker, het gaat dus niet om de gemiddelde loonkosten.

De norm geldt voor bestuurders en medewerkers van de subsidieaanvrager zelf en ook voor aan de aanvrager gelieerde rechtspersonen. Een rechtspersoon is aan de aanvrager gelieerd wanneer die door de aanvrager is opgericht of als de aanvrager of een orgaan of functionaris van de aanvrager een of meer leden in het bestuur van de rechtspersoon kan benoemen of op een andere wijze invloed van betekenis heeft op het beheer of beleid van de rechtspersoon.

Artikel 9Uniforme kostenbegrippen

Eerste en tweede lid

Bij het berekenen van de loonkosten van de bestuurders of medewerkers van een aanvrager gelden de voorwaarden uit dit artikel. Hierbij wordt aangesloten bij de omvang van fte zoals deze bij gemeenten in de cao is opgenomen, te weten 36-urige werkweek.

Derde lid

In sommige steunkaders worden eigen kostenbegrippen gehanteerd. Ingevolge het derde lid komen bij subsidies die staatssteun vormen en waarop een steunkader van toepassing is alleen die kosten voor subsidie in aanmerking die volgens het steunkader ook subsidiabel zijn. Dat geldt ook als in een subsidieregeling ook andere kosten subsidiabel zijn gesteld.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Eerste lid

Voor het bepalen van de subsidiabele kosten is de hoofdregel dat zij doelmatig moeten zijn en redelijkerwijs nodig voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daarnaast moeten de kosten direct zijn toe te kennen aan de activiteiten. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels over de subsidiabele kosten vaststellen.

Tweede lid

Niet subsidiabel zijn de kosten voor het opstellen van de aanvraag. Dit zijn kosten die de subsidieaanvrager zelf moet dragen, en die immers ook gemaakt worden door aanvragers van wie de aanvraag niet gehonoreerd kan worden.

Evenmin subsidiabel zijn de kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ontvangen. Dit staat in verband met de voorwaarde uit het eerste lid, onder b, ingevolge waarvan de subsidiabele kosten nodig zijn voor het uitvoeren van de activiteiten. Als een aanvrager deze kosten heeft gemaakt voordat de subsidieaanvraag is gedaan, volgt daaruit dat voor deze kosten blijkbaar geen subsidie nodig is.

Het subsidiëren van kosten die al via een andere weg worden gesubsidieerd strijdt met het principe van een doelmatige besteding van de subsidiegelden. Daarnaast kan dit strijden met de staatssteunregels omtrent cumulatie van steun.

Het subsidiëren van verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten zou kunnen leiden tot een hogere subsidie dan dat de subsidieontvanger aan kosten heeft gemaakt. Ook dit strijdt met het principe van een doelmatige besteding van de subsidiegelden.

De kosten onder e, f, g en h staan zo ver af van de kosten voor de activiteiten zelf, dat in die gevallen in ieder geval geen sprake is van direct aan de uitvoering van de activiteiten toe te rekenen kosten, zoals in het eerste lid onder c is genoemd.

Artikel 11Indexering

Meerjarige subsidies kunnen worden geïndexeerd. Als daarvan sprake is staat dat in de verleningsbeschikking vermeld. In het tweede lid staat op welke grondslag voor indexering de gemeente toepast. Deze indexering staat ieder jaar in de gemeentebegroting. In 2023 was dit 6% ten opzichte van de begroting 2022.

Artikel 12 Aanvraagtermijn

De aanvraag van een boekjaarsubsidie en van een begrotingssubsidie moet uiterlijk op 1 september zijn ingediend voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is bedoeld. Deze termijn hangt nauw samen met het voorbereidingsproces van de gemeentebegroting, en met het beoordelings- en verleningsproces binnen de gemeente. Vanwege het beoordelings- en verleningsproces eindigt de aanvraagtermijn voor boekjaar- en begrotingssubsidies waarover burgemeester en wethouders extern advies inwinnen op 1 augustus voorafgaand aan het subsidiejaar. Artikel 13 van de Asv bepaalt immers dat over de aanvraag van dergelijke subsidies uiterlijk op 1 januari beslist moet zijn.

Voor projectsubsidies wordt in de subsidieregeling de aanvraagtermijn bepaald.

Hoofdstuk 3Verlening van subsidie

Artikel 13Beslistermijn

In de Awb staat geen strikte beslistermijn voor een subsidieaanvraag. Om duidelijkheid te verschaffen aan de aanvragers zijn deze termijnen wel in de Asv opgenomen. Daarbij is onderscheid gemaakt naar de aard van de subsidie en de wijze waarop de subsidiegelden verdeeld worden. Deze aspecten kunnen namelijk grote gevolgen hebben voor het beoordelings- en verleningsproces.

In een subsidieregeling kan van deze beslistermijnen worden afgeweken. Er kan een kortere maar ook een langere termijn worden gekozen.

Zesde lid

Als een subsidie ter goedkeuring moet worden gemeld bij de Europese Commissie vanwege het verbod op staatssteun wordt de termijn stopgezet tot de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 14Weigeringsgronden

In de Awb zijn in artikel 4:35 algemene weigeringsgronden genoemd. Deze weigeringsgronden (met uitzondering van het derde lid) vormen een bevoegdheid, en geen verplichting om de aanvraag te weigeren. De weigeringsgronden in dit artikel vormen een nadere aanvulling op de wettelijke weigeringsgronden.

De weigeringsgronden in het eerste lid zijn imperatief, wat inhoudt dat burgemeester en wethouders in die gevallen de aanvraag moeten weigeren. Bij de toepassing van de weigeringsgronden uit het tweede lid wordt burgemeester en wethouders ruimte geboden om een afweging te maken.

Artikel 15Vaststelling en verantwoording

Een subsidie die eerst verleend wordt, moet na ommekomst van de projectperiode of na afloop van de activiteiten worden vastgesteld. Daartoe dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in, waarbij hij aantoont dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen en hij rekening en verantwoording aflegt omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. In de subsidieregeling of de verleningsbeschikking staat op welke wijze de subsidieontvanger dit moet doen.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 16Informatieplicht

In artikel 4:37 en 4:38 van de Awb staan de algemene verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. Die zijn niet limitatief; bij of krachtens wettelijk voorschrift of in de verleningsbeschikking kunnen overige doelgebonden verplichtingen worden opgelegd.

In dit artikel staat een aanvullende doelgebonden verplichting, namelijk de informatieplicht.

De subsidieontvanger moet het zo spoedig mogelijk – zonder nodeloos tijdverloop – aan burgemeester en wethouders melden als zich een van de onder a, b of c genoemde situaties voordoet. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening aanpassen, of kunnen nadere afspraken gemaakt worden over de uitvoering van de activiteiten, bijvoorbeeld een verlenging van de projectperiode. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat hem gegeven is.

Tweede lid

In het tweede lid staat een aanvullende informatieplicht voor rechtspersonen, voor de gevallen dat het om het voortbestaan van de rechtspersoon gaat.

Artikel 17Administratieplicht

Los van zijn verplichting om rekening en verantwoording af te leggen, dient de subsidieontvanger een administratie bij te houden die voldoet aan de voorwaarden uit dit artikel. Dit is onder meer van belang bij onderzoeken door of namens burgemeester en wethouders, bijvoorbeeld door de Rekenkamer. Zie in dit verband ook artikel 19, tweede lid, van de Asv. Ook in het geval de subsidie met toepassing van een Europees steunkader is verstrekt moet een administratie worden gevoerd en bewaard, zij het dat het in die gevallen voor 10 jaar na afloop van de projectperiode bewaard moet worden.

Artikel 18Vermogensvorming

Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een verordening worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 18 geeft hieraan invulling, waarbij in de gevallen in het eerste lid genoemde burgemeester en wethouders de ruimte kunnen hebben daarvan af te wijken. Bij subsidies van € 125.000,- en meer is dit verplicht.

Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door burgemeester en wethouders in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebreke aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door burgemeester en wethouders en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door burgemeester en wethouders en de subsidieontvanger gezamenlijk. Als de eerste twee deskundigen het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde gezamenlijk aangewezen deskundige.

Artikel 19Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Eerste lid

Bij subsidies van meer dan € 50.000,- komt het af en toe voor dat burgemeester en wethouders tussentijds op de hoogte willen blijven van de ontwikkeling van de activiteiten en de financiën. Omdat het opleggen van de verplichting tot het indienen van een tussentijdse rapportage als een relatief zware verplichting kan worden beschouwd, waarvoor de subsidieontvanger het nodige werk moet verrichten, is deze bepaling aan de verordening toegevoegd. De tussentijdse verantwoording kan niet vaker dan éénmaal per jaar worden gevraagd, de vaststellingsaanvraag buiten beschouwing gelaten.

Tweede lid

Het tweede lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de subsidieontvanger te verplichten mee te werken aan door of namens hen, waaronder de Rekenkamer, uitgevoerd onderzoek. De subsidieontvanger verschaft daartoe de benodigde documenten. Burgemeester en wethouders kunnen, door gebruik te maken van deze bevoegdheid, onderzoek doen naar de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de door hen verstrekte subsidies.

Derde lid

Dit lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om ook verplichtingen in de subsidiebeschikking op te nemen. Dit kunnen standaardverplichtingen (artikel 4:37) zijn, andere doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38), maar ook niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). Een voorbeeld van een doelgebonden verplichting is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies kunnen doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd. Niet-doelgebonden verplichtingen kunnen alleen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Ook kunnen verplichtingen worden verbonden aan een boekjaarsubsidie (artikel 4:71).

Artikel 20Bevoorschotting

Eerste lid

In beginsel volgt er pas betaling na de vaststelling van de subsidie. Maar is sommige gevallen is het niet wenselijk dat een subsidieontvanger de subsidiegelden eerst moet voorschieten. Indien eerst een subsidieverlening is geweest, kunnen burgemeester en wethouders in de subsidieregeling of verleningsbeschikking bepalen dat er voorschotten van het subsidiebedrag worden verstrekt. Ook bepalen zij hoe hoog deze voorschotten zijn en wanneer deze betaald worden.

Dit kan ertoe leiden dat bij een lagere vaststelling dan het verleende bedrag de subsidieontvanger een gedeelte van de reeds ontvangen voorschotten moeten terugbetalen.

Tweede lid

Als burgemeester en wethouders bepalen dat bevoorschotting plaatsvindt, geldt voor subsidiebedragen van € 5.000,- of minder dat deze volledig worden voorgeschoten. Lagere voorschotbedragen leiden tot uitvoeringslasten die daarmee niet goed in verhouding staan.

Hoofdstuk 5Specifieke bepalingen voor boekjaarsubsidies

Artikel 21Ontvanger van een boekjaarsubsidie

Vanwege de aard van een boekjaarsubsidie is ervoor gekozen alleen rechtspersonen daarvoor in aanmerking te laten komen.

Artikel 22Egalisatiereserve

Eerste en tweede lid

In het eerste lid is bepaald dat burgemeester en wethouders voor boekjaarsubsidies van € 50.000,- tot en met € 125.000,- kunnen bepalen dat een subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt. Voor boekjaarsubsidies van meer dan € 125.000,- moeten burgemeester en wethouders dit bepalen.

Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden.

Derde lid

De hoogte van de egalisatiereserve voor zover deze uit subsidiegelden van de gemeente bestaat, bedraagt maximaal 10% van de hoogte van de boekjaarsubsidie. Omdat een boekjaarsubsidie van structurele aard is, zal dit niet leiden tot jaarlijks grote schommelingen in het met subsidiegelden opgebouwde deel van de egalisatiereserve. Het maximum van 10% geldt enkel voor het deel van de reserve die is opgebouwd met de gemeentelijke subsidie. Het totale percentage van de reserve kan hoger zijn voor zover deze is opgehoogd door subsidies van andere instellingen of andere inkomsten van de subsidieontvanger.

Artikel 23Toestemming voor bepaalde handelingen

Burgemeester en wethouders moeten grip kunnen houden op ingrijpende ontwikkelingen bij de subsidieontvanger als deze structureel gefinancierd wordt door middel van een boekjaarsubsidie. Daarom is geregeld dat voor die ontwikkelingen vooraf toestemming nodig is van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 6Vaststelling van de subsidie

Artikel 24Aanvraag- en beslistermijn

In de Awb is geen termijn bepaald voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Om die reden is dit in de Asv geregeld. Ook voor het beslissen op de aanvraag tot vaststelling geeft de Awb geen termijn, zodat ook deze termijn in de Asv is opgenomen.

Artikel 25Vaststelling van subsidies van ten hoogste €5.000

Voor subsidies tot en met € 5.000 bepaalt de Asv dat deze direct worden vastgesteld zonder voorafgaande verlening. Indien wenselijk kan in de verleningsbeschikking een verplichting worden opgenomen dat de subsidieontvanger aantoont dat de activiteit daadwerkelijk is verricht.

Artikel 26Vaststelling van subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 125.000

Voor deze subsidies staat alleen de optie van de reguliere vaststelling ter beschikking. De hoogte van deze subsidies rechtvaardigen de administratieve lasten van het indienen van een vaststellingsaanvraag, waarbij een activiteitenverslag en een opgave van de werkelijke kosten en baten is vereist.

Artikel 27Vaststelling van subsidies van meer dan € 125.000

Bij de vaststellingaanvraag van subsidies van meer dan € 125.000 staat de hoogte van het bedrag in beginsel in verhouding tot de lasten van het produceren van de gevraagde gegevens en documenten.

Artikel 28Vaststelling

Eerste lid

Dit is een aanvulling op het uitgangspunt dat een subsidie wordt vastgesteld op het verleende bedrag. Zorgvuldige omgang met gemeenschapsgeld verlangt dat niet meer subsidie wordt verstrekt dan nodig is om de activiteiten uit te voeren. Om die reden worden subsidies waarvoor een vaststellingsaanvraag is gedaan vastgesteld aan de hand van de totale gerealiseerde kosten. Indien voor de gesubsidieerde activiteiten bijdragen van derde zijn ontvangen, worden die bijdragen in mindering gebracht op de totale gerealiseerde kosten. Deze bijdragen van derden dienen immers ter dekking van de kosten voor de activiteiten. Ook de begrote eigen bijdrage van de subsidieontvanger, bijvoorbeeld uit eigen middelen, of de gerealiseerde eigen bijdrage wanneer die hoger is dan de begrote eigen bijdrage wordt op de totale gerealiseerde kosten in mindering gebracht. Op die wijze komt de berekening uit op het benodigde subsidiebedrag voor de gesubsidieerde activiteiten.

Tweede lid

Het is ook mogelijk dat burgemeester en wethouders niet een bepaald subsidiebedrag verlenen, maar een bedrag per prestatie-eenheid, met maximum aantal eenheden in de verleningsbeschikking. Als de subsidie op een dergelijke wijze is verleend, dan zal het vastgestelde bedrag op de in het tweede lid beschreven wijze worden berekend.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 29Hardheidsclausule

Eerste en tweede lid

Het bepaalde in het eerste en tweede lid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om af te wijken van een termijn uit de Asv (eerste lid) of een bepaling uit een subsidieregeling (tweede lid), in die gevallen dat het vasthouden aan die termijn of die bepaling zal leiden tot zodanig negatieve gevolgen voor de subsidie aanvrager of -ontvanger dat dat niet meer in verhouding staat tot de belangen die met het vasthouden aan die termijn of die bepaling uit de subsidieregeling worden gediend.

Derde lid

Alleen burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot toepassing van de hardheidsclausule uit het eerste of tweede lid, zie ook artikel 31, eerste lid, van de Asv. Burgemeester en wethouders moeten motiveren waarom zij menen dat van de hardheidsclausule gebruik moet worden gemaakt. Dit is met name van belang omdat de toepassing ervan leidt tot precedenten: omdat burgemeester en wethouders gelijke gevallen gelijk moeten behandelen, kan de toepassing van de hardheidsclausule ook gevolgen hebben voor andere gevallen.

Vierde lid

Vanwege de potentieel verderstrekkende gevolgen van een beslissing van burgemeester en wethouders dan voor het concrete geval waarin zij de hardheidsclausule toepassen, doen zij jaarlijks verslag aan de raad van de toepassing van de hardheidsclausule.

Artikel 30Kwijtschelding

Eerste lid

Met deze bepaling wordt geregeld dat burgemeester en wethouders toepassing kunnen geven aan artikel 4:94a van de Awb.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders mogen echter geen toepassing geven aan artikel 4:94a van de Awb in de gevallen in dit lid genoemd. In die gevallen achten wij het risico dat er onrechtmatig met het subsidiebedrag wordt omgegaan groter dan in andere gevallen. Kwijtschelding zou er in die gevallen toe leiden dat tegen eventuele onrechtmatigheden niet meer effectief opgetreden kan worden.

Derde lid

Als de in het tweede lid, onder b en c, genoemde onderzoeken zijn afgerond zouden burgemeester en wethouders van hun bevoegdheid tot kwijtschelding gebruik kunnen maken. Dat kunnen zij echter alleen doen als zij de uitkomsten van dit onderzoek in hun besluit meewegen. Daarvan moet de motivering van het besluit tot kwijtschelding blijken.

Ook voor deze bevoegdheid geldt dat deze niet gemandateerd mag worden, zoals volgt uit artikel 31, eerste lid.

Artikel 31Slotbepalingen

Eerste lid

Sommige bevoegdheden die volgens deze Asv aan burgemeester en wethouders toekomen, kunnen zodanige gevolgen hebben voor toekomstige gevallen, dat het noodzakelijk is dat burgemeester en wethouders zelf over de toepassing ervan beslissen. Daarnaast kunnen deze gevallen leiden tot de verstrekking van ongeoorloofde staatssteun, bijvoorbeeld door cumulatie van ontvangen subsidies. Daarom is het noodzakelijk dat burgemeester en wethouders zicht hebben op deze verstrekkingen en hier zelf weloverwogen keuzen maken.

De bevoegdheden waar het specifiek om gaat, zijn het verstrekken van een incidentele subsidie (artikel 3, vijfde lid, van de Asv), het bepalen van een lagere vergoeding voor vermogensvorming dan de economische waarde (artikel 18, vijfde lid, van de Asv), het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 29 van de Asv) en het kwijtschelden van een geldschuld (artikel 30 van de Asv). Een besluit hierover kan dus niet worden gemandateerd.

Vierde lid

Op subsidies die zijn aangevraagd voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 van toepassing. Dat betekent dat op een verzoek om vaststelling van een subsidie die is aangevraagd in het eerste kwartaal van 2023 de bepalingen van deze Asv niet van toepassing zijn. Hierop zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 van toepassing.