Beleidskader Participeren onder de Omgevingswet

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Participeren onder de Omgevingswet

De Gemeenteraad van (de gemeente) Terneuzen;

gelet op het bepaalde in de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, artikel 16.55, lid 7 Omgevingswet en artikel 10.2 van het Omgevingsbesluit;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

besluit vast te stellen het:

Beleidskader Participeren onder de Omgevingswet:

1. Inleiding

Op 3 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Terneuzen de handreiking participatie bij ruimtelijke initiatieven onder de Omgevingswet vastgesteld. Deze handreiking is specifiek gericht op particuliere initiatieven en is als bijlage 1 bij dit beleidskader gevoegd. Het bevat onder andere een checklist participatie Omgevingswet (bijlage 2) en een quickscan om de impact van een ruimtelijk initiatief te bepalen (bijlage 3) waarbij vervolgens de best passende vorm van participatie kan worden gekozen (bijlage 4).

De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking en schrijft vroegtijdige participatie en een integrale, gebiedsgerichte aanpak voor. Gemeenten zijn verplicht om bij de vaststelling van de kerninstrumenten onder de Omgevingswet (omgevingsvisie, omgevingsplan en programma) te verantwoorden op welke wijze invulling is gegeven aan de eigen vastgestelde regels over participatie onder de Omgevingswet. Dit maakt dat Terneuzen voor 1 januari 2024 een beleidskader over participeren onder de Omgevingswet moet vaststellen.

De manier waarop we onder de Omgevingswet participatie willen invullen beschrijven we in dit beleidskader. Hierin actualiseren en verduidelijken wij ook de reeds vastgestelde handreiking en de daarbij behorende bijlagen.

De Omgevingswet vraagt een nieuwe benadering op o.a. het gebied van participatie bij het maken van ruimtelijk beleid en het faciliteren van ruimtelijke initiatieven. Dit maakt het een constant leerproces, waarbij doorontwikkeling met regelmaat aan de orde kan zijn. De ruimte in Terneuzen vormen we immers samen. Dit document kan daarom worden gezien als dynamisch.

2. Leeswijzer

Hoofdstuk 3 gaat over de scope van dit beleidskader.

In hoofdstuk 4 beschrijven wij wat de bedoeling is van participatie onder de Omgevingswet, waar dit formeel is geregeld en wat we aan participatie gaan doen.

In hoofdstuk 5 leest u welk participatieniveau past bij welk soort initiatief en in hoofdstuk 6 wordt uitleg gegeven hoe de gemeente de toegepaste participatie beoordeelt.

In hoofdstuk 7 beschrijven we hoe we omgaan met situaties waarbij geen of te weinig participatie is toegepast en waarin er geen draagvlak voor een initiatief is of er een groep burgers tegen een initiatief is.

3. Scope van het beleidskader

Deze nota gaat in op het zorgvuldige proces dat wordt doorlopen voorafgaand aan de formele wettelijke procedure.

De formele wettelijke procedure start met het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning of bij het ter inzage leggen van een ontwerp Omgevingsvisie of –plan. Dan gelden de wettelijke regels (onder andere Omgevingswet en Algemene wet bestuursrecht) en termijnen voor zienswijzen, bezwaar en (hoger) beroep.

Onder de Omgevingswet is het van belang om voorafgaand aan de formele procedure bepaalde stappen te doorlopen om informatie, kennis en standpunten te delen, voorstellen, ideeën en meningen van partijen vroegtijdig mee te nemen en te beoordelen en zoveel als mogelijk draagvlak te creëren voor een initiatief. Er dient te worden vastgelegd of en zo ja op welke wijze invulling is gegeven aan participatie en of er sprake is van een zorgvuldig doorlopen proces.

Deze motiveringsplicht is in de Omgevingswet opgenomen naar aanleiding van de motie Nooren. Hierdoor is het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad verplicht om bij het verlenen van een omgevingsvergunning of bij het vaststellen van een omgevingsplan aan te geven hoe zij aan haar eigen vooraf vastgestelde regels over participatie heeft voldaan. Deze motiveringsplicht moet worden gezien als een voorloper op de nog steeds in voorbereiding zijnde ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’.

Op grond van de Omgevingswet dienen wij dus voor 1 januari 2024 aan te geven wat we gaan doen met participatie bij initiatieven en het opstellen van beleid ten aanzien van de fysieke leefomgeving. Dit zogenaamde zorgvuldige proces, dat wordt doorlopen voorafgaand aan de formele besluitvorming over een omgevingsvergunning, - plan of –visie, beschrijven wij in dit beleidskader.

Relatie met Bestuursakkoord 2022-2026

Burger- en overheidsparticipatie is een belangrijk speerpunt in het Bestuursakkoord 2022-2026.

Tekst uit het Bestuursakkoord

Met participatie en goede communicatie willen we het vertrouwen in de overheid verbeteren en de betrokkenheid vergroten. Dat betekent dat we inwoners en organisaties via participatie meer en vaker actief betrekken, open staan voor ideeën en steeds benaderbaar zijn voor vragen. Wij willen meer ruimte en mogelijkheden creëren voor het ontplooien en uitvoeren van initiatieven en ideeën door inwoners. Daarbij proberen wij nieuwe werkwijzen en participatievormen uit. We betrekken de inwoners bij beleidsvoorbereiding en -uitvoering zodat zij meer invloed hebben op hun leefomgeving. Onze wijkcoördinatoren vervullen hierbij een belangrijke rol. Met de invoering van de Wet Participatie op decentraal niveau wijzigen wij onze inspraakverordening in een participatieverordening en wij gaan invulling geven aan het uitdaagrecht. Deze opgave geven wij samen met inwoners in 2022 verder vorm.

Het beleidskader op grond van de Omgevingswet kan worden aangemerkt als een onderdeel hiervan. Het richt zich specifiek op de participatie van burgers en belanghebbenden in het kader van de nieuwe Omgevingswet. Participatie onder de Omgevingswet moet gericht zijn op het betrekken van burgers en belanghebbenden bij de totstandkoming van omgevingsplannen, omgevingsvisies en concrete projecten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het beoogt participatie te verankeren in het proces van ruimtelijke ordening en besluitvorming, zodat de belangen en inbreng van betrokkenen effectief worden meegenomen.

4. Hoe is participatie (wettelijk) geregeld en wie zijn betrokken?

De Omgevingswet heeft als doel een balans te bereiken tussen:

• Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit bereiken en in stand houden; en

• De fysieke leefomgeving doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen om te voorzien in maatschappelijke behoeften.

De wet moedigt aan en schrijft voor om meer en eerder aan participatie te gaan doen, voordat er besluiten worden genomen. In de Omgevingswet wordt onder participatie verstaan: het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

afbeelding binnen de regeling

Het gaat dus om het proces dat voorafgaat aan besluitvorming. Participatie is geen doel op zich, maar vooral een belangrijk middel om verbetering en versnelling van plan- en besluitvorming te stimuleren. Door mensen vroegtijdig te betrekken bij beleidsvoornemens of initiatieven ontstaat meer betrokkenheid en kunnen verschillende meningen en ideeën worden meegenomen. Hierdoor kan een meer integrale afweging worden gemaakt. Participatie kan leiden tot meer draagvlak voor een initiatief, maar hierbij moeten we onthouden dat ondanks participatie niet iedereen het altijd inhoudelijk met een initiatief eens hoeft te zijn.

Participatie onder de Omgevingswet

De Omgevingswet kent een viertal kerninstrumenten. In de figuur hieronder ziet u de samenhang, de mate van abstractie en wie beslissingsbevoegd is.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1: bron BRO, 2020

Wettelijke bepalingen op het gebied van participatie m.b.t. besluitvorming

De Omgevingswet kent de volgende verplichtingen ten aanzien van participatie:

Voor de Omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan geldt een motiveringsplicht (art. 10.7 Omgevingsbesluit), waarbij gekeken wordt:

hoe inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, mede-overheden/bestuursorganen zijn betrokken bij de voorbereiding van de omgevingsvisie/programma/omgevingsplan;

wat de resultaten daarvan zijn en,

wat is gedaan met de opgehaalde informatie.

Bij het vaststellen van deze stukken moet worden aangegeven in hoeverre aan het eigen participatiebeleid is voldaan (art. 10.2, 10.7, 10.8 Omgevingsbesluit).

Bij het omgevingsplan geldt tevens dat de gemeente aangeeft dat zij voornemens is om een omgevingsplan op te stellen en kennisgeeft van hoe de participatie wordt vormgegeven (art. 10.2).

Bij de omgevingsvergunning is participatie een algemene aanvraagvereiste (art. 7.4 Omgevingsregeling.

Bij de omgevingsvergunning is participatie een verplichte aanvraagvereiste (art. 16.55, lid 7 Omgevingswet)

Participatie voorafgaand aan besluitvorming

Voorafgaand aan deze wettelijke procedures, is het bij het opstellen van de Omgevingsvisie, een programma of het omgevingsplan de bedoeling dat er participatie plaatsvindt. Op die manier komen de meningen en ideeën van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen vroegtijdig in beeld.

De manier waarop wij de participatie inrichten is afhankelijk van onze rol.

Als gemeente zijn we initiatiefnemer bij het opstellen van een Omgevingsvisie, -programma en het omgevingsplan. De gemeenteraad besluit over de Omgevingsvisie en het omgevingsplan. Het college besluit over het eventuele programma. In al deze gevallen zijn wij als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het participatieproces. In bijlage 3 staat een voorbeeld van het stappenplan participatie voor initiatieven waarbij wij als gemeente initiatiefnemer zijn,

De gemeenteraad heeft bij het vaststellen van dit beleidskader een kaderstellende rol. Zij stelt met dit beleidskader namelijk uitgangspunten vast voor participatieprocessen bij de totstandkoming van de kerninstrumenten. Met het evalueren van het beleidskader, geeft de gemeenteraad invulling aan haar controlerende rol.

De uitgangspunten voor een zorgvuldig participatieproces wanneer de gemeente zelf initiatiefnemer is, zijn:

- Wij volgen de checklist participatie (bijlage 2);

- Het doel van het participatieproces is duidelijk;

- De kaders en mate van invloed (participatieniveau) zijn duidelijk;

- Wie deelnemen aan het participatieproces is duidelijk;

- De vorm van participatie is passend;

- Wij informeren deelnemers gedurende het proces

- Wij maken een participatieverslag (voor format zie bijlage 5);

- Wij motiveren onze keuzes.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning of het wijzigen van een omgevingsplan om een particulier initiatief mogelijk te maken, treden wij op als toetser. Daarbij maken wij gebruik van dit beleidskader en de door de initiatiefnemer aangeleverde participatiegegevens. In bijlage 7 staat een voorbeeld van een stappenplan participatie bij een omgevingsvergunning of wijziging van het omgevingsplan.

De gemeenteraad heeft met het vaststellen van dit beleidskader een kaderstellende rol. De gemeenteraad heeft een aantal buitenplanse omgevingsplanactiviteiten benoemd, waarbij participatie verplicht is (zie bijlage 6). Daarnaast heeft de gemeenteraad gevallen aangewezen waarbij zij een bindende adviesrol heeft.

Met dit beleidskader schept de raad ook kaders richting de initiatiefnemers. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het participatieproces ligt bij particuliere initiatieven immers bij de initiatiefnemers. Dit kunnen individuele inwoners zijn, maar ook ondernemers, projectontwikkelaars, woningcorporaties/woningbouwverenigingen, maatschappelijke organisaties, zorg/ onderwijsinstellingen, buurt- en wijkverenigingen etc.. Indien wij meewerken aan een particulier initiatief via een wijziging van het omgevingsplan dan moet zo vroeg mogelijk met de initiatiefnemer gesproken worden over de wijze waarop het participatieproces door hem of haar ingericht wordt. De uitkomst van dat gesprek vormt de basis voor de kennisgeving die wij wettelijk gezien moeten plaatsen voor de start van de procedure voor het wijzigen van omgevingsplan.

De uitgangspunten voor een zorgvuldig participatieproces bij een particulier initiatief zijn:

- Initiatiefnemer is verantwoordelijk voor het participatieproces

- De checklist participatie wordt gevolgd;

- Bij strijdigheid met het omgevingsplan wordt vooroverleg gevoerd

- Het doel van het van het participatieproces is duidelijk;

- De kaders en mate van invloed (participatieniveau) zijn duidelijk;

- Wie deelnemen aan het participatieproces is duidelijk;

- De vorm van participatie is passend;

- Initiatiefnemer informeert deelnemers gedurende het proces.

- Initiatiefnemer maakt een participatieverslag

- Initiatiefnemer motiveert keuzes.

Nadat de aanvraag is ingediend start de formele procedure

Zodra de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, start het formele besluitvormingsproces door de gemeente. De aanvraag wordt inhoudelijk getoetst en er wordt beoordeeld of de participatieaanpak volledig en juist is doorlopen. Afhankelijk van de toetsing of participatie zorgvuldig heeft plaatsgevonden, kan de gemeente besluiten om de aanvraag verder in behandeling te nemen.

Betrokkenen

Tijdens de raadsinformatiebijeenkomst van 22 november 2022 bleek dat raadsleden waarde hechten aan het benoemen van de cirkel van betrokkenen bij initiatieven.

Het vraagstuk over wie precies betrokken moet worden bij welk instrument is zeer divers. De Omgevingswet noemt als mogelijke betrokkenen: burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen. Dit kan een bredere en minder afgebakende doelgroep zijn dan de strikte kring van belanghebbenden die de Algemene wet bestuursrecht juridisch benoemd.

Het is bijna onmogelijk om vooraf van iedereen die participeert na te gaan of die persoon in een latere fase eventueel belanghebbende is. Juridisch is het belanghebbende begrip niet altijd eenduidig af te bakenen en vooraf volledig in te schatten. Dat verschilt per casus.

Bij het opstellen van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan zal de gemeente voorafgaand aan het in procedure brengen van de visie of het plan moeten aangeven hoe participatie gaat plaatsvinden en wie zij daarin betrekken.

Bij ruimtelijke initiatieven waaraan kan worden meegewerkt met een omgevingsvergunning danwel middels een gebiedsontwikkeling (wijzigen van het omgevingsplan) moeten initiatiefnemers zelf afwegen wie zij in het participatieproces moeten uitnodigen. De gemeente kan hierin adviseren. In hoofdstuk 5 van deze nota beschrijven wij welke partijen naar ons idee door initiatiefnemers zouden moeten worden betrokken, afhankelijk van de impact van het initiatief.

5. Soorten initiatieven

In Terneuzen heb je verschillende soorten initiatieven. Deze variëren van aard en impact. Als bevoegd gezag verleent de gemeente Terneuzen een omgevingsvergunning waarvan het effect op de omgeving soms nauwelijks merkbaar en dan weer heel groot is. Wil iemand een nieuwe garage bouwen, dan heeft dat natuurlijk minder impact dan wanneer een projectontwikkelaar een nieuwe wijk wil bouwen. In sommige gevallen kan ook de gemeente de aanvrager zijn voor omgevingsvergunning, bijvoorbeeld bij aanpassingen in de openbare ruimte.

Op alle soorten initiatieven is de checklist uit bijlage 2 van toepassing. Deze checklist dient als basis voor de voorbereiding van elk nieuw ruimtelijk initiatief in de gemeente Terneuzen.

De checklist is het stappenplan dat een initiatiefnemer dient te doorlopen om:

a. De impact van het initiatief te bepalen

b. Het bijbehorende participatieniveau te weten te komen

c. Te kunnen bepalen wie er betrokken moeten worden

d. Inzichtelijk te maken wat er aan participatie is gedaan, wie zijn betrokken en wat de resultaten zijn.

De mate van participatie moet in verhouding staan tot het effect dat een initiatief heeft op de omgeving. Over het algemeen geldt: hoe groter en uitgebreider het plan of de ontwikkeling, hoe belangrijker participatie is.

De Omgevingswet legt de verantwoordelijkheid voor participatie bij de initiatiefnemer

De Omgevingswet gaat er vanuit dat de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk is en blijft voor participatie. Een initiatiefnemer dient de stappen uit de checklist toe te passen voor nieuwe initiatieven waarvoor een omgevingsvergunning nodig is of waarvoor het omgevingsplan moet worden aangepast (gebiedsontwikkeling).

De resultaten en acties verwerkt de initiatiefnemer in het participatieverslag, dat samen met een principeverzoek of (ontwerp)aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden ingediend.

Intake- en omgevingstafel dragen bij aan de haalbaarheid van een voor de gemeente wenselijk initiatief

Ondanks dat de Omgevingswet de verantwoordelijkheid voor participatie bij de initiatiefnemer legt, zien wij het als een taak van de gemeente om in een zo vroeg mogelijk stadium initiatieven die niet passen in het omgevingsplan op wenselijkheid en haalbaarheid te toetsen. Daarbij brengen wij de mogelijke gevolgen en betrokken partijen in beeld. Zeker voor initiatieven die ook nog zijn aangewezen voor bindend adviesrecht en verplichte participatie is dit een must.

De intaketafel heeft hierin een belangrijke rol. Aan de intaketafel zitten vakspecialisten op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en gezondheid. Zij beoordelen een principeverzoek en adviseren het college. Wanneer het college aangeeft dat het initiatief in principe wenselijk is, volgt een bericht richting initiatiefnemer met informatie over o.a. aanvullende informatie, participatie en mogelijke behandeling aan de omgevingstafel. Tegen een beslissing op een principeverzoek kan geen bezwaar worden ingediend.

Aan de omgevingstafel zitten wettelijke adviseurs/ketenpartners zoals o.a. de Provincie, Waterschap, Regionale uitvoeringsdienst Zeeland, GGD, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio Zeeland, leidingbeheerders en eventuele belangenvereniging. Samen met initiatiefnemer wordt gekeken hoe het plan haalbaar kan worden gemaakt. Het is wenselijk dat de initiatiefnemer aan de omgevingstafel verslag doet van het door hem gevoerde of nog te voeren participatietraject.

Hulpmiddelen initiatiefnemer

Op de website van de gemeente willen we initiatiefnemers goed informeren over participatie onder de Omgevingswet.

Eerder stemde de gemeenteraad in met de quickscan voor de bepaling van de impact van een initiatief op de omgeving. Wij hebben deze geactualiseerd door een extra vraag toe te voegen en aan de antwoorden op de vragen punten toe te kennen.

Aan de hand van de score wordt duidelijk welk participatieniveau past bij een bepaald initiatief. Op die manier wordt het voor een initiatiefnemer inzichtelijker om te bepalen welk soort participatieproces hij of zij moet toepassen. Voor initiatieven die de gemeenteraad heeft aangewezen voor verplichte participatie én bindend adviesrecht geldt zondermeer participatieniveau 3.

De quickscan om te komen tot inzicht in het participatieniveau plaatsen wij op onze website. Evenals handvatten voor het organiseren van het participatieproces. Welke tevens zijn aan te merken als criteria om te kunnen beoordelen of de participatie voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 2: Score voortvloeiend uit de quickscan bepalen ruimtelijke impact met bijbehorend participatieniveau

Deze quickscan willen wij in de vorm van een vragenboom op onze website plaatsen. Hierdoor voorkomen wij dat initiatiefnemers zelf een berekening moeten maken om te komen tot een passend participatieniveau.

6. Beoordeling van de participatie

In dit hoofdstuk leggen we vast hoe we vanaf 1 januari 2024 de participatie bij ruimtelijke initiatieven zullen gaan beoordelen. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat participatie niet hetzelfde is als draagvlak. Want het doorlopen van een zorgvuldig participatieproces wil niet zeggen dat dit resulteert in ‘voldoende draagvlak’. Wij denken wel dat de kans hierop uiteindelijk groter zal zijn als gevolg van het doorlopen zorgvuldig participatieproces. In die zin biedt het belang dat de Omgevingswet hecht aan participatie, een kans om het nodige draagvlak te creëren dan wel om inzichtelijk te hebben welke belangen er bij ruimtelijke initiatieven een rol kunnen spelen. Dit biedt naar onze mening een betere en zorgvuldigere basis voor besluitvorming, ongeacht de uitkomst daarvan.

Door vroegtijdige participatie en het toepassen van de stappen uit de checklist kan tijdig worden aangegeven wanneer participatie verplicht is. Bovendien worden adviezen over participatie al in een zo vroeg mogelijk stadium meegegeven door de intaketafel.

Bij de toetsing van de participatie kijken we naar:

a. Wie zijn betrokken?

b. Hoe is de omgeving betrokken?

c. Wat heeft initiatiefnemer gedaan met de resultaten van de participatie.

Het antwoord op deze vragen kan verschillen omdat dit afhankelijk is van het soort initiatief.

In onderstaande tabel geven we mee waaraan een initiatiefnemer moet denken en waar wij het participatieplan aan toetsen.

afbeelding binnen de regeling

In bijlage 4 treft u voorbeelden van de verschillende soorten participatievormen die bij een bepaald niveau horen.

Het college of de raad betrekt de informatie die de initiatiefnemer geeft over de participatie bij de integrale belangenafweging in haar besluitvorming. In de besluitvorming wordt rekening gehouden met de vraag of, en zo ja op welke wijze aan participatie is gedaan. De initiatiefnemer vermeld welk participatieproces is doorlopen, welke stappen hierin zijn gezet en levert hiervoor de benodigde gegevens aan.

Bij een positieve uitkomst kan de gemeente een inschatting maken of het participatieproces zorgvuldig is doorlopen en of het draagvlak voor het initiatief in algemene zin voldoende is. In dat geval kan de gemeente bij de besluitvorming en de belangenafweging volstaan met een verwijzing naar de uitkomsten van het participatieproces zoals dat is doorlopen.

Let hierbij op dat de uitkomsten van het participatieproces nog wel onderdeel zijn bij de integrale besluitvorming op de aanvraag om omgevingsvergunning of de wijziging van het omgevingsplan. Participatie en het creëren van draagvlak betekent dus zeker niet dat de vergunning ook automatisch kan worden verleend.

7. Hoe gaan we om met?

Twijfel over, of geen participatie?

De kans dat er twijfel bestaat over de vraag of de participatie voldoende is uitgevoerd blijft tot de mogelijkheden behoren. Dit kan met name aan de orde zijn als een initiatiefnemer een plan heeft dat niet past in het omgevingsplan en het vooroverleg overslaat en bij de formele aanvraag ook geen participatie toe wil passen. Participatie is niet verplicht, tenzij het een initiatief betreft dat door de raad voor verplichte participatie is aangewezen.

Formeel voldoet een initiatiefnemer aan de aanvraagvereisten voor een omgevingsvergunning als hij ‘nee’ invult bij de vraag of participatie is toegepast. De aanvraag kan dan niet simpel buiten behandeling worden gesteld. Om die reden leggen wij in deze handleiding uit hoe wij met bepaalde situaties omgaan.

Uitgangspunten zijn:

1. De verantwoordelijkheid ligt bij de initiatiefnemer.

Wij kiezen ervoor om als gemeente in het formele traject niet de rol van de initiatiefnemer over te nemen en niet zelf draagvlak te gaan peilen als wij als gemeente niet de ontwikkelende partij zijn. Onze rol is die van toetser en adviseur. Als wij zelf participatie gaan vormgeven gaan rollen en verantwoordelijkheden door elkaar lopen. Onze rol in participatie zal puur faciliterend zijn. Zo houdt een initiatiefnemer zijn/haar rol en voorkomen we precedentwerking.

2. Herstelmogelijkheid

Als een initiatiefnemer aangeeft dat er geen participatie is toegepast en ‘nee’ heeft ingevuld op het aanvraagformulier, controleren we of de initiatiefnemer weet of er een complete aanvraag is ingediend. We gaan met hem/haar in gesprek over de mogelijke gevolgen van het niet toepassen van participatie. Soms kan (beginnen aan) participatie lastig zijn. We bieden hiervoor zoveel mogelijk informatie aan op de website, maar we gaan ook met initiatiefnemer in gesprek. We sturen een verzoek om aanvullende gegevens en schorten de behandelingstermijn op (artikel 4:5 Awb). Uitgangspunt is dat wij die ondersteuning en informatie geven waardoor de aanvrager is staat wordt gesteld om de participatie alsnog uit te voeren.

Als niets is aangegeven bij participatie, is de vergunningsaanvraag niet compleet. De initiatiefnemer kan door de gemeente in de gelegenheid worden gesteld om dit te herstellen. Indien hier geen gevolg aan wordt gegeven, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat niet is voldaan aan de vereisten voor de aanvraag.

3. Weigering participatie

Wanneer initiatiefnemer bij een aanvraag die niet past in het omgevingsplan aangeeft geen participatie te hebben toegepast en dit ook na overleg niet van plan is, dan moet de gemeente afwegen of zonder participatie een besluit genomen kan worden. Als de gemeente van mening is dat participatie wenselijk is dan zijn er de volgende opties:

Wanneer alleen wordt aangegeven dat er geen participatie is toegepast wordt formeel wel voldaan aan het aanvraagvereiste. Er kan dan in sommige gevallen echter geen zorgvuldige belangenafweging plaatvinden. In dat geval kan de gemeente besluiten op grond van artikel 3:10, lid 1 Awb om de openbare voorbereidingsprocedure toe te passen, waarin een ontwerpbesluit ter inzage wordt gelegd.

Wanneer ook na de uitgebreide procedure de gemeente niet in staat is om te komen tot het maken van een goede belangenafweging zouden we in voorkomende gevallen de aanvraag kunnen weigeren. Dit moet uiterst gemotiveerd zijn, omdat de uitgebreide voorbereidingsprocedure wel inhoudt dat zienswijzen kunnen worden ingediend.

Wanneer er sprake is van een situatie waarbij een initiatief niet past in het omgevingsplan en waarvan de gemeenteraad bovendien heeft besloten dat daarvoor participatie verplicht is en deze heeft niet plaatsgevonden, dan kan de aanvraag buitenbehandeling worden gelaten, omdat niet is voldaan aan het aanvraagvereiste.

Beperkt of ontbrekend draagvlak? Grote groep omwonenden is tegen?

Indien blijkt dat na een zorgvuldig doorlopen participatieproces, het draagvlak voor het initiatief zeer beperkt is of ontbreekt, bijvoorbeeld als er een grote groep omwonenden tegen het initiatief is dan geldt een verzwaarde motiveringsplicht als de gemeente toch wil overgaan tot het verlenen van de omgevingsvergunning of de wijziging van het omgevingsplan.

In de algemene belangenafweging moet dan worden gemotiveerd waarom dit initiatief toch moet worden gerealiseerd, bijvoorbeeld vanwege andere zwaarwegende belangen. In de besluitvorming moet dan worden afgewogen:

1. Of een zorgvuldig participatieproces is doorlopen;

2. Welke belangen het zwaarst wegen (bijvoorbeeld maatschappelijke, economische, natuur, milieu, klimaatbelangen). De Omgevingsvisie moet hierin leidend zijn;

3. Of er alternatieven zijn onderzocht door initiatiefnemer.

4. Of er voor een initiatiefnemer aanpassingen mogelijk zijn die aan bepaalde bezwaren tegemoet komen.

De gemeenteraad van Terneuzen,

Griffier (plv),

burgemeester,

Ing. N.M.J. Jansen-Geerinckx

H.J.A. (Erik) van Merrienboer

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 september 2023

Bijlage 1 Handreiking participatie onder de Omgevingswet

Vastgesteld door de gemeenteraad op 3 februari 2022

Ik heb een plan! Waar begin ik en hoe betrek ik anderen daarbij?

Wanneer u een plan (ook wel ruimtelijk initiatief genoemd) heeft om iets te gaan bouwen of verbouwen komt u al vlug bij de gemeente terecht. Omdat een ruimtelijk initiatief gevolgen kan hebben voor de omgeving, vinden we het belangrijk dat u overlegt met uw buren en misschien nog wel met meer personen of instanties. Hieronder leggen we uit hoe u dat het beste doet.

Handreiking participatie

Stel, u heeft een plan. U wilt bijvoorbeeld een nieuwe garage bij uw huis plaatsen of een speelterrein in de wijk. Of misschien heeft u beroepsmatig een groter plan, zoals het bouwen van een appartementencomplex met zorgfunctie of een zonnepark.

Om plannen van de grond te krijgen, is het belangrijk om te weten wie u erbij kunt, of zelfs moet, betrekken. Wie u bij uw plan betrekt, is afhankelijk van hoe groot jouw plan is. Het kan dus goed zijn dat u bij ieder plan andere mensen/partijen betrekt. Dat noemen we ook wel participatie.

Heeft u een plan dat gericht is op het verbeteren van uw buurt of wijk, dan is het goed om te weten dat er voor alle wijken een wijkcoördinator binnen de gemeente is waarmee u kunt overleggen. Wanneer u een plan heeft, kunt u gebruik maken van de checklist die bij deze handreiking hoort.

Wie gaat iets van mijn plan merken?

Bij ieder plan is het belangrijk om voor uzelf na te gaan: wie gaat hier iets van merken en wie heb ik nodig om het te realiseren? Bouwt u een nieuwe garage? Dan kan dat effect hebben op uw aangrenzende buren. Denk aan geluid tijdens de bouw of aan schaduw in hun tuin. En, u heeft eventueel de gemeente nodig voor een vergunning.

Denk bij grotere plannen aan een grotere cirkel van belanghebbende personen, organisaties en bedrijven.

Bespreek uw plan

Nadat u in kaart heeft gebracht wie er iets van uw plan gaat merken, is het verstandig het gesprek hierover met hen aan te gaan. Zo komt u erachter wat zij ervan vinden. Bovendien kunt u dan eventueel aanpassingen doen aan de hand van hun opmerkingen. Hierdoor wordt het plan beter en heeft u veel minder kans op klachten of bezwaren achteraf. Dat is voor iedereen prettig: uw buren voelen zich gehoord en u kunt verder met uw plan. U creëert hiermee draagvlak voor uw plan.

Mensen betrekken bij uw plan of idee, oftewel: participatie

Wanneer u mensen betrekt bij uw plan, dan noemen wij dat participatie.

Anderen ‘participeren’ dan namelijk in het proces om het plan uit te werken. Participatie kan verschillende vormen hebben:

- Mensen laten weten dat u een plan hebt;

- Mensen laten meedenken over uw plan;

- Mensen laten meewerken aan uw plan;

Welke vorm van participatie u kiest, is afhankelijk van het formaat en de impact van het plan. Gaat u een oprit vervangen, dan kan het voldoende zijn om dit alleen te laten weten aan uw buren. Bij het voorbeeld van een appartementencomplex met zorgfunctie zijn er nog veel meer betrokkenen die misschien hun mening willen geven.

Ook de gemeente wil de mening van anderen over een plan graag weten.

De meningen van inwoners maken een plan vaak beter. Inwoners weten namelijk het best welke knelpunten of kansen er kunnen zijn en hoe het plan beter ingevuld kan worden. En wanneer inwoners participeren bij een plan, zijn de keuzes in dat plan voor hen ook beter te begrijpen.

Is participatie altijd verplicht bij plannen van inwoners?

Deze handreiking gaat over grote en kleine plannen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het gaat van het plaatsen van een dakkapel tot aan het bouwen van een appartementencomplex.

Het betrekken van buren en/of partijen die belang hebben bij uw plan (participatie) stimuleren we en bevelen we aan, ook als dat niet verplicht is. De praktijk bewijst namelijk dat dit tot betere eindresultaten leidt. In onze afweging om medewerking te verlenen aan een plan, kan participatie dan ook zeker een rol spelen. Het gesprek aangaan over uw plan doet u op de manier die u het beste lijkt. U kunt hierbij de checklist gebruiken die bij deze handreiking hoort.

Voor plannen die niet passen in het Omgevingsplan en die een grote impact hebben, vinden we participatie zo belangrijk dat we het in voorkomende gevallen verplicht stellen. Plannen die niet passen in het Omgevingsplan zijn namelijk voor omwonenden of nabijgelegen instanties niet voorspelbaar en kunnen om die reden wellicht tot onrust leiden. In de bijlage bij deze handreiking vindt u een omschrijving van zogenaamde ruimtelijke initiatieven waarvoor participatie verplicht is.

Vooroverleg is belangrijk!

Dient u een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij ons in voor een plan dat niet past in het Omgevingsplan en u heeft niet of onvoldoende aan participatie gedaan? Dan nemen we de aanvraag niet in behandeling. Daarom is het belangrijk dat u een plan eerst met ons bespreekt. Samen bespreken we de stappen die u moet nemen om uw plan mogelijk te maken.

Check vooraf of een omgevingsvergunning nodig is

Om te bepalen of u voor uw plan een vergunning nodig hebt, kunt u bij ons terecht. Bij fysieke vergunningen, zoals een boom kappen of iets bouwen, kunt u hiervoor ook een vergunningcheck doen via www.omgevingsloket.overheid.nl. Op de website vindt u ook informatie over of u met uw plan ook aan participatie moet doen.

Heeft u een vergunning nodig? Dan geeft u bij het aanvragen van de vergunning aan of u participatie heeft toegepast. Oftewel, heeft u met uw buren en andere betrokkenen gesproken over uw plan? Wat waren de reacties en wat heeft u daarmee gedaan? Tijdens de vergunningverlening is dit voor de gemeente belangrijk om te weten. Ook als het niet verplicht is om uw plan te bespreken met uw buren en andere betrokkenen, is het namelijk verstandig om dat wel te doen.

Krijg ik altijd een vergunning als ik met omwonenden en andere betrokkenen gesproken hebt over mijn plan?

Nee, het is niet zo dat u dan altijd de vergunning krijgt. Dat hangt ook af van andere eisen die verbonden zijn aan de vergunningverlening. Bij het bouwen is dat bijvoorbeeld het Omgevingsplan.

Dus, goede participatie helpt, maar is geen garantie voor het krijgen van een vergunning. Bovendien blijven de officiële zienswijzenprocedures en de mogelijkheid van bezwaar en beroep gewoon bestaan.

Hoe organiseer ik dit alles?

De gemeente heeft een checklist gemaakt. Hier staan allerlei aandachtspunten in waarover u moet nadenken. U kunt de checklist gebruiken om de participatie rondom uw plan te regelen.

De checklist is niet bedoeld als een verplicht stappenplan. U kunt de onderdelen naar eigen inzicht gebruiken. De gemeente werkt zelf ook met deze checklist.

Let op: participatie is vormvrij maar niet vrijblijvend!

Wanneer uw plan valt onder de categorie plannen waarbij participatie verplicht is, dan moet dit ook gebeuren. Hoe u dat doet, is vormvrij. In de bijlage geven we een aantal voorbeelden van participatievormen waaraan u, afhankelijk van de impact van uw initiatief, kunt denken.

Heeft u vragen?

Als u meer informatie of tips wilt, dan denken we graag met u mee. Neem dan contact met ons op via telefoonnummer 14 0115 (vanuit het buitenland + 31 115 455 000) of e-mail: omgevingsvergunningen@terneuzen.nl.

Bijlage 2 Checklist participatie Omgevingswet

Ik heb een plan, wat moet ik doen?

In Terneuzen vinden we het belangrijk dat u de omgeving betrekt bij plannen in de leefomgeving. Denk daarbij aan bouw- of verbouwplannen. De regels waar een plan aan moet voldoen, staan in het Omgevingsplan. Als een nieuw plan daar niet in past dan worden omwonenden verrast door die ontwikkeling. Daarom is het belangrijk om ze tijdig te informeren en te betrekken.

U bent zelf verantwoordelijk voor het op de hoogte brengen van belanghebbenden en ze eventueel over uw plan mee te laten denken. Wij begrijpen dat dit iets nieuws is. Om u een beetje op weg te helpen, hebben wij deze checklist voor u gemaakt. Probeer de vragen zo concreet en volledig mogelijk te beantwoorden. Het beantwoorden van alle vragen is geen verplichting. Het spreekt voor zich dat voor een klein plan de beantwoording van deze vragen minder ver hoeft te gaan dan bij een groter plan. Houd in de verslaglegging rekening met de privacy van de mensen waarover u het hebt. Bij een groter plan is het zeker verstandig om eerst na te gaan of uw plan past in het omgevingsplan en of er voor uw plan verplicht aan participatie moet worden gedaan. In dat geval verzoeken wij u om contact op te nemen met de gemeente.

Checklist

1.Waar gaat het over?

• Wat is de bedoeling van uw plan? (Wat wilt u bereiken?)

• Wat wilt u precies gaan doen en hoe wilt u dat aanpakken?

• Hoe zorgt u ervoor dat iedereen de informatie heeft die hij/zij nodig heeft?

• Past uw plan in het omgevingsplan?

2.Gevolgen van uw plan? Gebruik hiervoor de quickscan ‘bepalen impact ruimtelijk initiatief’ (bijlage 3)

• Wat zijn de gevolgen van uw plan voor uw omgeving?

• Voor wie gaat uw plan iets veranderen/betekenen?

• Over welke zaken in uw plan kunnen zij meedenken of ideeën inbrengen?

• Wanneer uw plan niet past in het omgevingsplan adviseren wij u dringend om een intakeformulier in te dienen voor bespreking aan de intaketafel. Wanneer het college aangeeft in principe aan uw plan mee te willen werken kunt u overgaan tot stap 3.

3.Participatieplan

Aan de hand van uw antwoorden op de vragen onder 1 en 2 maakt u een participatieplan. In dit plan beschrijft u:

• Welke personen en/of organisaties moeten worden betrokken op basis van punt 2.

• Hoe u deze betrokkenen gaat benaderen.

• Op welke wijze u de inbreng van betrokkenen verwerkt.

• Hoe u de reacties aan de verschillende mensen terugkoppelt.

Nadat u hebt bepaald wie u gaat betrekken en hoe u dit gaat doen, is het verstandig om dit plan met de verschillende betrokken personen/organisaties te delen. Zo weet iedereen waar hij/zij aan toe is. Bij complexe initiatieven is het verstandig de gemeente te betrekken.

4.Werkwijze en verslag

• Bespreek uw initiatief met betrokkenen volgens uw participatieplan.

• Wat vinden de betrokkenen samen belangrijk?

• Hoe past uw plan binnen dit gezamenlijke belang?

• Pas uw plan, indien nodig en mogelijk, aan de gezamenlijke wens aan. Vertel hoe het eindresultaat tot stand is gekomen en waarom u eventueel niet tegemoet bent gekomen aan een gezamenlijke wens.

• Laat betrokkenen aangeven of ze het eens zijn met de aanvraag.

• Verwerk de uitkomsten in een verslag (zie bijlage 6) en voeg dit samen met het participatieplan bij uw aanvraag om een omgevingsvergunning of in het geval van een complex initiatief bij een ontwerpaanvraag omgevingsvergunning.

5.Aanvraag indienen

Stuur bij het principeverzoek of de vergunningaanvraag het participatieplan en het verslag mee.

Bijlage 3 QuickScan bepaling impact ruimtelijk initiatief

Het niveau van participatie voor een omgevingsinitiatief is sterk afhankelijk van de impact van dat initiatief. Het bepalen van impact kan door te kijken naar verschillende aspecten van een initiatief, zoals:

- de omvang;

- het (maatschappelijk/individueel) belang;

- de mate van hinder;

- de (maatschappelijke/politieke) aandacht.

Aan de hand van de antwoorden op deze vragen, schat u in wat de impact van jouw initiatief zal zijn. De onderstaande vragen kunt u meenemen in het door u op te stellen participatieplan.

1.Past mijn initiatief in het omgevingsplan?

a. Ja 0 punten

b. Nee, maar is niet aangewezen voor verplichte participatie 0 punten

c. Nee, is tevens aangewezen voor verplichte participatie 5 punten

d. Nee, is tevens aangewezen voor adviesrecht raad én verplichte participatie

Participatieniveau 3

2.Wat is de omvang van mijn initiatief?

a. Stedelijke ontwikkeling: een grootschalige wijziging meestal met meerdere functies (bijv. wonen en werken) en infrastructurele wijzingen. Gevolgen voor een grote groep mensen. Bijvoorbeeld een groot bedrijventerrein, zonnepark. 10 punten

b. Herstructurering: herontwikkeling van een gebied met meerdere kavels, gebouwen en functies. Bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw of transformatie van bestaande bebouwing inclusief aanpassing openbare ruimte. 5 punten

c. Functiewijziging: de bestemming van bestaande bebouwing (meestal één gebouw of op één perceel) verandert door het initiatief. Bijvoorbeeld een woning wordt een winkel of een bedrijfspand wordt omgevormd tot woningen. 0 punten

3.Wat is het maatschappelijk/individueel belang?

Hoe groot is de bijdrage aan de ambities van de gemeente Terneuzen?

a. Groot; draagt bij aan het algemeen belang en de samenleving of aan de samenleving op stedelijk niveau, bijvoorbeeld klimaatopgave en grootschalige sport- of culturele voorzieningen. 10 punten

b. Behoorlijk; draagt bij aan een belangrijke opgave, zoals bijvoorbeeld woningbouw of een school. 5 punten

c. Weinig; vrijwel niemand anders dan de initiatiefnemer heeft profijt, zoals bijvoorbeeld een woning of een zaak aan huis. 0 punten

4.Wat is de mate van hinder?

Geeft het initiatief overlast of hinder voor de omgeving, waardoor weerstand kan ontstaan tijdens of na realisatie?

Bij soort hinder denk dan aan:

- Overlast (geluid, geur, trilling);

- Uitzicht (uitstraling, schaduw);

- Praktisch (parkeren, toegankelijkheid);

- Ideëel of principieel (natuur, milieu, cultureel, gezondheid, levensbeschouwing);

- Financieel/economisch (distributieplanologisch onderzoek, waardeverlies woning).

Breng hierbij in kaart:

- Hoe lang duurt de hinder?

- Wie ervaren de hinder?

- Is toegestane hinder in regels vastgelegd?

Bepaal vervolgens de mate van hinder:

a. Veel 10 punten

b. Behoorlijk 5 punten

c. Nauwelijks 0 punten

5. Is er sprake van maatschappelijke aandacht?

Krijgt het initiatief (naar verwachting) veel aandacht in de politiek en/of (negatieve) aandacht in de (sociale) media? Bepaal dit bij voorkeur door gesprekken met de gemeente te voeren.

a. Groot: het initiatief (of vergelijkbare initiatieven) heeft al geleid tot grote politieke spanning en/of negatieve aandacht in de (sociale) media. 10 punten

b. Behoorlijk: het initiatief vraagt naar verwachting om politieke aandacht en leidt mogelijk tot (negatieve) aandacht in de (sociale) media. 5 punten

c. Weinig tot geen: het initiatief vraagt naar verwachting niet of om enige politieke aandacht, maar leidt naar verwachting niet tot (negatieve) aandacht in de (sociale) media. 0 punten

Resultaat

Aan de hand van de uitkomsten van de antwoorden (u telt de 5 parameters bij elkaar op en deelt deze door 5) op deze vragen kan er een niveau voor participatie passend bij de impact van uw initiatief worden gekozen. Doe dit bij voorkeur in samenspraak met de gemeente. Welke participatieniveaus er en welke vormen daarbij passen, vindt u in bijlage 5/website.

NB Hiervoor ontwikkelen wij een tool die bovenstaande berekening ‘onder water’ maakt. Een initiatiefnemer ziet dan na het invullen van de vragen direct het participatieniveau dat past bij diens aanvraag.

Bijlage 4 Welke vorm van participatie past bij mijn initiatief en waarmee moet ik rekening houden?

Uit de quickscan vloeit voort welke vorm van participatie bij uw initiatief past en welk proces daarbij hoort.

afbeelding binnen de regeling

Wij kennen de volgende participatieniveaus:

- Niveau 1 - Beperkte participatie (informeer de omgeving)

Uw initiatief heeft weinig impact op de omgeving. Bekijk wie direct betrokken zijn, bijvoorbeeld de directe omwonenden. Informeer betrokkenen, inventariseer eventuele zorgen en onderzoek of deze weggenomen kunnen worden.

- Niveau 2 - Gemiddelde participatie (raadpleeg de omgeving)

Uw initiatief heeft impact op de omgeving. Betrek de directe omgeving en andere belanghebbenden. Laat betrokkenen meepraten over uw initiatief en laat hun belangen meewegen.

- Niveau 3 - Intensieve participatie (consulteer de omgeving)

Uw initiatief heeft veel impact op de omgeving en/of past niet in het omgevingsplan en is bovendien aangemerkt voor advisering door de gemeenteraad en verplichte participatie. Laat betrokkenen meedenken over uw initiatief en neem ideeën van betrokkenen eventueel mee in het ontwerp.

Bij de beoordeling van uw initiatief of van uw aanvraag omgevingsvergunning, kijkt de gemeente hoe u de participatie heeft georganiseerd.

Hieronder volgt per niveau waar wij naar kijken:

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 Format participatieverslag

Geachte Heer/ Mevrouw,

Hierbij treft u het format participatieverslag aan. Het is belangrijk dat u onderstaande vragen (inclusief toelichting) eerlijk en volledig beantwoord. U mag zelf ook een andere vorm van verslaglegging kiezen, mits onderstaande vragen hiermee beantwoord worden.

BELANGRIJK: in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), vragen wij u vooraf (schriftelijk) akkoord te vragen bij de betrokkenen (die in onderstaande verslaglegging genoemd worden) dat hun persoonsgegevens aan ons worden doorgegeven. Deze gegevens zullen niet gedeeld worden met derden en worden strikt gebruikt voor de behandeling van uw aanvraag. Indien betrokkenen bezwaar hebben, vragen wij u hun inbreng te anonimiseren.

1. Wie heeft u allemaal benaderd bij het delen van uw plan?

2. Zijn alle mensen/partijen die iets gaan merken van uw plan benaderd? Licht toe waarom u dat denkt.

3. Wanneer heeft u de belanghebbenden benaderd (voor of na het indienen van de aanvraag)?

4. Op welke manier zijn betrokkenen benaderd (telefonisch, brief, bijeenkomst, anders)?

5. Hoe heeft u uw plan gedeeld met de betrokkenen? (ontwerp ter inzage, presentatie gehouden etc.)?

6. Wat waren de reacties op uw plan? Bij uiteenlopende reacties graag de verschillende reacties benoemen.

7. Wat heeft u gedaan met de reacties? Heeft u aanpassingen gedaan? Zo ja, leg uit welke. Zo nee, leg uit waarom niet.

8. Als u aanpassingen op uw plan heeft gedaan, heeft u daarna het plan opnieuw gedeeld met de belanghebbenden? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, waarom niet?

9. Heeft u zelf nog opmerkingen ten aanzien van het participatietraject voor uw plan?

Bijlage 6 Overzicht categorieën van gevallen voor verplichte participatie en adviesrecht van de gemeenteraad in het geval van initiatieven die niet passen in het Omgevingsplan (buitenplanse omgevingsplanactiviteiten)

Buitenplanse

omgevingsplanactiviteit

Verplichte participatie

(16.55, lid 7 Ow)1

Adviesrecht (art.

16.15a onder b Ow)2

Toevoegen extra woningen voor permanente bewoning buiten bebouwde kom

Ja

Ja

Uitbreiden bedrijventerrein

Ja

Ja

Hogere milieucategorie bedrijfsactiviteit

Ja

Ja

Nieuwbouw maatschappelijke-, recreatieve- of sportvoorziening of winkelcentrum

Ja

Ja

Infrastructurele werken met veel

impact ᶾ

Ja

Ja

Kunstwerken openbare ruimte

Ja

Ja

Antennemasten > 40 meter

Ja

Ja

Projecten met betrekking tot energieopwekking zoals een biomassacentrale, zonnepark en een windmolenpark. Waaronder tevens begrepen het plaatsen van een solitaire windmolen.

Ja

Ja

Flexwonen (tijdelijke bebouwing ten behoeve van wonen gedurende een periode van maximaal 15 jaar).

Ja

Ja

Huisvesting t.b.v. flexbewoning (conform beleidsregel flexbewoning gemeente Terneuzen).

Ja

Nee

Huisvesting en voorzieningen t.b.v. shortstay op specifieke locaties/complexen

Ja

Ja

Hoogbouw (gebouwen met meer dan 3 bouwlagen) die meer dan 3 meter hoger wordt dan in het omgevingsplan is toegestaan.

Ja

Ja

Toevoegen extra bouwlaag op bestaande bouw (waarbij het aantal woningen toeneemt)

Ja

Ja

Overige activiteiten waarbij – naar de mening van het college- sprake is van maatschappelijke onrust of anderszins politiek gevoelige initiatieven.

Ja

Ja

1 Participatie is verplicht: Wanneer de participatie niet gekoppeld is aan het adviesrecht van de raad is de initiatiefnemer verplicht om omwonenden te informeren (participatieniveau 1) en/of te raadplegen (participatieniveau 2). Het niveau is afhankelijk van de impact van het initiatief.

2 Participatie is zondermeer verplicht als de participatie gekoppeld is aan het verzwaarde adviesrecht van de gemeenteraad. De initiatiefnemer van deze buitenplanse omgevingsplanactiviteit is verplicht om belanghebbenden te consulteren (participatieniveau 3). Ook de gemeente wordt bij de participatie betrokken.

ᶾ Per initiatief wordt aan de intaketafel beschreven wat de verwachte impact is. Zie ook de handreiking participatie.