Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Best 2023

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Best 2023

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • -

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • -

    wet: de Omgevingswet.

  • -

    cultuurhistorisch waardevol pand: zoals opgenomen in omgevingsplan en/of bestemmingsplan.

Paragraaf 2. Adviestaak

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1. De commissie heeft als taak de raad en burgemeester en wethouders te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Daaronder wordt in elk geval begrepen het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2. Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1°.

        een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • 2°.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een (voorbeschermd) gemeentelijk monument, een gemeentelijk monument of een cultuurhistorisch waardevol pand;

      • 3°.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 4°.

        een andere activiteit in geval burgemeester en wethouders een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, eerste lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin burgemeester en wethouders een advies nodig achten in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed [en werelderfgoed] en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • h.

      adviseert de commissie op verzoek van burgemeester en wethouders over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten.

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

Artikel 3. Verplichte advisering

Burgemeester en wethouders winnen advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊tot en met 3 ̊, en onder b.

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal 5 leden, de voorzitter daaronder begrepen. De raad geeft mandaat aan burgemeester en wethouders om leden en plaatsvervangers die de leden bij afwezigheid kunnen vervangen te benoemen. Alle door burgemeester en wethouders benoemde leden hebben stemrecht.

  • 2. De leden en de plaatsvervangers worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet minimaal twee leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg en cultuurhistorie. Daarbij zijn er minimaal twee leden die deskundig zijn op het gebied van architectuur en/of stedenbouw. Minimaal één lid is deskundig op zowel het gebied van monumentenzorg en cultuurhistorie als architectuur en/of stedenbouw.

  • 4. De disciplines die de leden in gezamenlijkheid vertegenwoordigen zijn: architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie, bouw- en architectuur-historie en/of restauratiearchitectuur.

  • 5. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

Artikel 5. Benoeming

  • 1. De leden en de plaatsvervangers kunnen voor een termijn van ten hoogste 4 jaar worden benoemd.

  • 2. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste 4 jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3. Afgetreden leden zijn 2 jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4. De leden worden op eigen verzoek ontslagen. Zij kunnen voorts door burgemeester en wethouders worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1. De commissie heeft een ambtelijk secretaris.

  • 2. De secretaris is voor zijn werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. De secretaris kan worden ondersteund door andere ambtelijke medewerkers, die voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig zijn aan de secretaris.

  • 4. De secretaris noch de medewerkers zijn lid van de commissie.

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7. Adviestermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders geen termijn hebben gesteld brengt de commissie advies uit binnen een termijn van zes weken.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethouders – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3. Over een uit te brengen advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een (rijks)monumentenactiviteit met betrekking tot een (voorbeschermd) monument, een cultuurhistorisch waardevol pand of ligging van het bouwwerk binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt enkel besloten in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg. Het advies van de leden met deskundigheid op het gebied van monumentenzorg is bij deze aanvragen doorslaggevend.

  • 4. Bij advisering over omgevingskwaliteit van bouwwerken, waarbij geen sprake is van (voorbeschermde) monumenten of ligging van het bouwwerk binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht is er in elk geval een lid aanwezig die minimaal deskundig is op het gebied van architectuur en/of stedenbouw.

  • 5. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 6. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet en artikel 2, derde lid, de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden, of een subcommissie. De advisering over welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning bij kleine, ongecompliceerde bouwplannen en hieraan gerelateerde werkzaamheden met een uitvoerend karakter kunnen onder verantwoordelijkheid van (een lid van) de commissie, overgelaten worden aan een of meerdere daartoe door het college aangewezen ambtenaren van de gemeente.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. De commissie kan zich doen bijstaan door andere personen, zoals lokale (burger-) adviseurs, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De commissie kan zich doen bijstaan door specialisten voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 4. De in het eerste, tweede en derde lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie en/of het college als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte.

  • 2. In geval burgemeester en wethouders een beschikking geven in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies verzenden zij een afschrift van die beschikking aan de commissie.

Paragraaf 6. Werkwijze

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde in het gemeenteblad en op de gemeentelijke website.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie dragen burgemeester en wethouders zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

Artikel 14. Vergoeding

  • 1. De leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven zoals jaarlijks afgesproken met de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant c.q. een vergelijkbare vergoeding op grond van artikel 96 Gemeentewet en artikel 3.4.1, 3.4.2 en 3.4.3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Paragraaf 7. Jaarverslag

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt jaarlijks voor 1 juli verslag als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid, van de wet, uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16. Overgangsrecht

Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissie op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat deze commissie wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17. Vervallen, wijzigen en intrekken oude regeling

  • 1. De Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van 31 oktober 2022 wordt ingetrokken.

  • 2. Paragraaf 9 (artikelen 9.1 tot en met 9.8) van de Bouwverordening van 20 juni 2012 vervalt.

  • 3. De in de Erfgoedverordening gemeente Best 2010 in artikel 1 onder 28 genoemde Monumentencommissie wordt in alle artikelen van voornoemde verordening vervangen door de commissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, genaamd de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 4. Het ‘Profiel stadsbouwmeester’ uit het raadsbesluit van 7 mei 2007 wordt ingetrokken.

  • 5. De in de Nota Welstand met beleid 2003 genoemde welstandscommissie wordt in alle artikelen van voornoemde nota vervangen door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit waarbij hoofdstuk 4. Organisatie welstand, waarin de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie wordt geregeld, vervalt en niet langer getoetst wordt aan ‘redelijke eisen van welstand’ maar aan ‘regels voor het uiterlijk van bouwwerken’ volgens de in voornoemde nota gestelde criteria.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 1 januari 2024 in werking, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Best 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden op 25 september 2023.