Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR701614
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR701614/1
Projectplan Waterwet Oeverbescherming Achterbroek
Geldend van 10-10-2023 t/m heden
Intitulé
Projectplan Waterwet Oeverbescherming AchterbroekOp 27 september 2023 is het projectplan Oeverbescherming Achterbroek vastgesteld.
Toelichting
Het doel van het project is de stabiliteit van de oeverbescherming te herstellen en de watergang weer robuust in te richten. Dit wordt gerealiseerd door de betonnen beschoeiing te vervangen door een natuurlijk talud. Hierdoor wordt de watergang versmald en ondieper gemaakt.
Hoe kunt u reageren?
U kunt tot en met 16 november 2023 bezwaar maken tegen dit projectplan. Het bezwaarschrift kunt u sturen naar het college van Schieland en de Krimpenerwaard, Postbus 4059, 3006 AB Rotterdam.
Het indienen van een bezwaarschrift schorst de inwerkingtreding van dit besluit niet. Indien de indiener van een bezwaarschrift van oordeel is een spoedeisend belang te hebben bij gehele of gedeeltelijke schorsing van dit besluit kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de president van de rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. Een afschrift van het bezwaarschrift moet met het verzoek om voorlopige voorziening worden meegezonden. Overigens is het ook mogelijk om langs elektronische weg een verzoekschrift voor een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in te dienen. De mogelijkheid daartoe is terug te vinden op http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht.
Heeft u vragen?
Voor vragen en/of meer informatie kunt u tijdens kantooruren bellen met H.Walinga, omgevingsmanager hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, telefoonnummer: 010 - 4537200.
1. INLEIDING
1.1 Aanleiding
Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenwaard is voornemens de betonnen gestempelde beschoeiing bij de watergang ter plaatse van Achterbroek 53 en 57 in Berkenwoude te vervangen omdat deze onderhoud nodig heeft. Er dient een natuurlijk talud voor in de plaats te komen.
De watergang is in het verleden reeds afgewaardeerd van een hoofdwatergang naar een overige watergang. Dit heeft als gevolg dat de watergang kleiner gedimensioneerd kan worden. Uit uitvoerig onderzoek naar verschillende oplossingen is de hieronder beschreven versmalling en verondieping van de watergang als technisch meest optimale en als economisch meest verantwoorde optie naar voren gekomen. Op afbeelding 1.1 is de huidige situatie te zien.
Afbeelding 1.1 Huidige situatie
1.2 Beoogde situatie
De beoogde situatie is weergegeven in afbeelding 1.2. Het bovenaanzicht met de locatie van de doorsnede is bijgevoegd in Bijlage I. De wens is om een talud van 1:2 aan de zuidzijde (links op afbeelding 1.1 en 1.2) en een talud van 3:4 aan de noordzijde te realiseren (rechts op afbeelding 1.1 en 1.2). Tevens dient de waterdiepte minimaal 50 cm te bedragen en dient de bodem van watergang een breedte te hebben van minimaal 30 cm.
Afbeelding 1.2 Dwarsdoorsnede beoogde situatie
1.3 Doel van het project
Het doel van het project is de stabiliteit van de oeverbescherming te herstellen en de watergang weer robuust in te richten. Dit wordt gerealiseerd door de betonnen beschoeiing te vervangen door een natuurlijk talud. Hierdoor wordt de watergang versmald en ondieper gemaakt waardoor de afmetingen van de watergang, zoals deze in de legger zijn opgenomen, veranderen.
2 BESCHRIJVING WIJZIGINGEN WATERSTAATSWERKEN
2.1 Verwijderen betonnen beschoeiing en toevoegen talud
Bij dit project wordt de watergang versmald door verbreding van het talud met grond. De bestaande bezweken betonnen beschoeiing wordt in fases verwijderd. Vervolgens wordt een natuurlijk talud aangelegd door middel van het toevoegen van 110 m3 grondwerk.
2.2 Uitvoeringsaspecten
De natuurlijke taluds voldoen aan de gestelde veiligheidseisen. Belangrijk uitgangspunt is dat aan de effectieve cohesie van de klei die wordt gebruikt voor het dempen en voor de taluds, een waarde gelijk aan of groter dan 2,0 kPa (representatief) kan worden toegekend. Formeel zijn de categorieën voor de erosiebestendigheid voor klei zoals beschreven in het ‘Technisch rapport klei voor dijken’ en de effectieve cohesie die kan worden toegekend aan de klei, niet gecorreleerd. Desondanks wordt op basis van ervaring klei in categorie 2 van voldoende kwaliteit geacht om aan de eis van de minimale effectieve cohesie te voldoen.
De wens is om op de waterlijn aan weerszijden van de watergang FSC naaldhout palen met een lengte van 1,80 m te plaatsen (elke 0,6 m), en daarop 3 planken (schot circa 0,60 m hoog) aan te brengen. Tussen de beschoeiing wordt een gording toegepast die als stempel fungeert. De beschoeiing wordt uit praktische overwegingen geplaatst voor de opzet van de taluds en behoud van de waterlijn, totdat de taluds voldoende begroeid zijn en er door de wortels geen uitspoeling meer kan plaatsvinden. Hierna verliest de beschoeiing haar constructieve functie. De beschoeiing blijft wel staan.
Bij de uitvoeringswerkzaamheden wordt rekening gehouden met de naastgelegen woningen. Onder meer door gebruik van materieel op wielen i.p.v. rupsbanden. Hiervoor worden rijplaten aangelegd. Het ontwerp van de versmalde watergang heeft geen nadelige gevolgen voor nabijgelegen opstallen.
De werkzaamheden worden in kleine vakken uitgevoerd om zo het effect op de omgeving zo veel mogelijk te beperken. Bij het werken in vakken wordt het oppervlaktewater in het vak kortstondig weggepompt. De aanleg wordt uitgevoerd in zes opeenvolgende fases, waarbij de watergang niet wordt drooggelegd over de hele lengte. De bouwfasering is als volgt:
- –
er wordt gewerkt vanaf fase 1 naar fase 6;
- –
bij fase 6 wordt er in het werk bepaald tot waar de beschoeiing aangebracht wordt i.v.m. K&L (behoort tot de scope van de brug);
- –
werkzaamheden per fase:
- 1
indien van toepassing, verwijderen huidige beschoeiing;
- 2
baggeren watergang;
- 3
toepassen tijdelijke afdamming en wegvoeren oppervlaktewater;
- 4
realiseren nieuw talud;
- 5
aanbrengen nieuwe beschoeiing;
- 6
verwijderen tijdelijke afdamming.
- 1
2.3 Globale planning
De werkzaamheden zullen naar verwachting worden uitgevoerd tussen oktober en december 2023.
2.4 Nevenactiviteiten
Bij dit project vindt de volgende nevenactiviteit plaats naast de beschreven werkzaamheden:
- –
er wordt een aansluiting gemaakt op de bestaande oeverconstructie.
2.5 Locatiegegevens
De projectlocatie bevindt zich binnen de grenzen van de gemeente Krimpenerwaard, tussen en achter de lintbebouwing van Achterbroek te Berkenwoude.
Kadastrale gegevens
De watergang ligt tussen Achterbroek 53 en 57 in het buurtschap Achterbroek te Berkenwoude.
Adres : Achterbroek 57
Postcode : 2825 ND
Plaats : Berkenwoude
De kadastrale grenzen zijn weergegeven op de situatietekening in bijlage II en de perceelnummers in
tabel 2.1.
Tabel 2.1 Kadastrale gegevens
Gemeente |
Plaats |
Perceel |
Bergambacht |
Berkenwoude |
1447 |
Bergambacht |
Berkenwoude |
1806 |
Bergambacht |
Berkenwoude |
1981 |
Bergambacht |
Berkenwoude |
605 |
De huidige watergang in Achterbroek is gesitueerd op een perceel in eigendom van het hoogheemraadschap. De vernieuwde watergang ligt op een perceel in eigendom van het hoogheemraadschap.
3 RANDVOORWAARDEN WET- & REGELGEVING
In dit hoofdstuk worden de drie doelen die volgen uit de Waterwet besproken. Per doel wordt aangegeven of dit project voldoet aan de doelstellingen. Vervolgens wordt ingegaan op het Besluit Bodemkwaliteit.
3.1 Waterwet
Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, is voor de aanleg of wijziging van een waterstaatwerk door of vanwege de beheerder een projectplan nodig. Met dit projectplan wordt hier aan voldaan. Het werk dient bij te dragen aan de doelstellingen van de Waterwet (artikel 2.1) waaronder:
- ∙
voorkoming en/of beperking van wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met;
- ∙
bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en;
- ∙
vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
In dit hoofdstuk worden de drie doelen die volgen uit de Waterwet besproken. Per doel wordt aangegeven of dit project voldoet aan de doelstellingen.
3.1.1 Voorkoming en/of beperking van wateroverlast en waterschaarste
Om het waterbeheer in de Krimpenerwaard voor de toekomst zeker te stellen werkt het hoogheemraadschap aan een verbetering van het watersysteem. Hiervoor heeft het hoogheemraadschap in 2022 een projectplan Waterwet vastgesteld voor een nieuw gemaal. Nu moet de beschoeiing van het aangrenzende pad naar dit gemaal worden verwijderd en vervangen door een natuurlijk talud. Door het aanbrengen van een natuurlijk talud bij de watergang wordt het waterpeil niet beïnvloed. De werkzaamheden hebben ook geen effect op waterschaarste.
Compensatie dempen watergang
Voor deze situatie is de ‘Nota slootdempingen Krimpenerwaard, 7 maart 2000’ van toepassing: Dempingen met een oppervlakte kleiner dan 60 m2 voor kleine perceelaanpassingen worden vrijgesteld van fysieke compensatie. Aangezien het in dit project 55 m2 betreft is compensatie niet vereist.
Beperking droogstaan watergang
De watergang wordt zo kort mogelijk drooggemaakt om schade aan woningen te voorkomen. Daarnaast wordt het werk opgedeeld in 6 kleine delen zodat elke keer maar een klein stukje watergang droog staat.
3.1.2 Bescherming van de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem
Bij dit project vinden geen emissies plaats van chemische stoffen. Er is alleen sprake van het verwijderen van een betonnen beschoeiing en het aanbrengen van een natuurlijk talud. Het toevoegen van een natuurlijk talud draagt bij aan een goede chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem.
3.1.3 Maatschappelijke functies van het watersysteem
Het waterstaatswerk heeft geen specifieke maatschappelijke functie anders dan de functie als secundaire watergang. Het verwijderen van de betonnen beschoeiing en het aanbrengen van een natuurlijk talud draagt bij aan het vervullen van deze functie in de toekomst. De werkzaamheden hebben geen negatieve invloed op de maatschappelijke functievervulling van het waterstaatswerk.
3.2 Besluit bodemkwaliteit (Bbk)
Het Bbk is op 1 januari 2008 in werking getreden. Het doel van het Bbk is duurzaam bodembeheer. Dat wil zeggen: een balans tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu, én gebruik van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw of aanleg van wegen. Door het aanleggen van het natuurlijke talud wordt de bodemkwaliteit niet aangetast.
Grond- en baggerspecie
Voor wat betreft de toepassing van grond of (onderhouds)baggerspecie is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Het is van belang dat de toegepaste grond geen afbreuk doet aan de kwaliteit van de ter plaatse reeds aanwezige grond. Hiervoor moet zorg worden gedragen tijdens de beoogde werkzaamheden. Voor het aanleggen van het natuurlijke talud wordt schone klei toegepast.
4 NADELIGE OMGEVINGSASPECTEN EN BELANGHEBBENDEN
In deze paragraaf staat een korte beschrijving van de belangrijkste omgevingsaspecten met mogelijke risico’s die voor dit project geïdentificeerd zijn.
4.1 Kabels en leidingen
Door middel van een klic-melding is bekend welke kabels en leidingen op de locatie liggen. In Bijlage III is een tekening opgenomen waarop de aanwezige kabels en leidingen zijn weergegeven. Op de tekening is te zien dat in het plangebied meerdere kabels en leidingen aanwezig zijn. Voorafgaand aan de werkzaamheden worden daarom in overleg met de eigenaren van de relevante kabels en leidingen maatregelen getroffen zodat schade aan deze kabels en leidingen voorkomen wordt.
4.2 Bodem
Op basis van historisch bodemonderzoek is de bodem onverdacht op verontreinigingen. Er is nader milieukundig onderzoek uitgevoerd op de nieuwe locatie van de watergangen, die op leggerniveau worden aangebracht. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage VII.
Waterbodem
Het onderzoek is tweeledig en omvat kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek:
- –
het kwalitatieve onderzoek is opgezet aan de hand van de NEN 5720. Op basis van het vooronderzoek is Gekozen voor de onderzoeksstrategie LN. Gezien de lengte en ligging is de watergang onderzocht als 1 bemonsteringsvak;
- –
de onderzoeksstrategie voor het kwantitatieve onderzoek wordt vastgesteld aan de hand van de richtlijn SIKB 2501. Gezien de lengte en ligging van de watergang zijn uiteindelijk 2 dwarsprofielen h.o.h. 50 m opgenomen.
In onderstaande tabel zijn de onderzoeksresultaten beknopt samengevat.
Tabel 4.1 Samenvatting onderzoeksresultaten
Bij de bemonstering zijn geen asbestverdachte beschoeiingen, puinoevers of andere asbestverdachte materialen (of objecten) in of direct nabij de watergang aangetroffen.
Grondwater
De grondwaterstand wordt bij dit project niet gewijzigd.
4.3 Ontplofbare oorlogsresten
In juni 2012 is een onderzoek naar explosieven uitgevoerd conform de eisen van de BRL-OCE. De inventarisatie heeft geen feiten opgeleverd die de aanwezigheid van explosieven doen vermoeden binnen het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied is daarmee onverdacht gebied. Grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen op reguliere wijze worden uitgevoerd.
4.4 Natuur
4.4.1 Soortenbescherming
Ten behoeve van de werkzaamheden bij de watergang is er een natuurtoets uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage IV. Naast de natuurtoets is nader soortenonderzoek naar de rugstreeppad, vleermuizen en platte schijfhoren uitgevoerd. Deze is bijgevoegd in bijlage V. Onderstaand zijn kort de conclusies uit de onderzoeken toegelicht.
Rugstreeppad
Tijdens het onderzoek zijn in het onderzoeksgebied geen roepende rugstreeppadden waargenomen. Er zijn geen rugstreeppadden aanwezig binnen het onderzoeksgebied of de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied. Wel zijn andere, algemene amfibiesoorten waargenomen. Deze algemene amfibiesoorten zijn echter vrijgesteld. De werkzaamheden zullen niet zorgen voor een overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb, er is dus geen ontheffing van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) nodig.
Vleermuizen
Verblijfplaatsen
Binnen het plangebied en de aanliggende woningen en bomen zijn geen aanwijzingen voor kraam-, zomer-, paar-, of winterverblijfplaatsen voor vleermuizen. Tijdens de veldbezoeken van 16 augustus 2021 en 6 september 2021 zijn geen sociale geluiden van vleermuizen gehoord. Ook zijn geen in- of uitvliegers of zwermende individuen waargenomen. Er zijn dus geen aanwijzingen voor paarverblijfplaatsen van ruige dwergvleermuizen in het plangebied en bomen direct (tot 50 m) naast het plangebied waardoor het voorkomen daarvan in en nabij het plangebied is uitgesloten. Tevens is de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis uitgesloten. Dit omdat er geen paarverblijfplaatsen zijn waargenomen en de bomen binnen het onderzoeksgebied grotendeels open waren door inrotten en daardoor slechts matig geschikt zijn als winterverblijfplaats. De werkzaamheden zullen niet zorgen voor een overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb. Voor deze functies zijn geen verdere maatregelen of een ontheffingsaanvraag nodig.
Foerageergebied en vliegroute
Binnen het onderzoeksgebied zijn een aantal niet-essentiële vliegroutes aanwezig en bevinden zich langs de bomenrij en bosschages verschillende niet-essentiële foerageergebieden. Voor deze niet-essentiële vliegroutes en foerageergebieden kan gesteld worden dat een aantasting van één of enkele van deze routes/zones geen negatief effect hoeft te hebben op de instandhouding van de aanwezige populaties. Er zijn immers geschikte alternatieven in de omgeving aanwezig waarnaar de dieren (tijdelijk) kunnen uitwijken.
Werkzaamheden in het onderzoeksgebied kunnen in de uitvoeringsfase in het kader van de zorgplicht wel zorgen voor een indirecte aantasting van deze onderdelen door verstoring (bv. door licht, geluid en/of trillingen). Dit is een overtreding van de Wnb (artikel 3.5, HR IV).
Een dergelijke indirecte aantasting kan echter makkelijk worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de actieve periode van vleermuizen (tussen één uur na zonsopgang en één uur voor zonsondergang) en bij voorkeur in de winterperiode.
Als verlichting van het werkterrein noodzakelijk is, dient gebruik gemaakt te worden van efficiënt (vleermuisvriendelijk) lichtbeheer waarbij lichtverstrooiing, met name tot in de essentiële onderdelen van het leefgebied, wordt beperkt. Indien deze mitigerende maatregelen in acht worden genomen is geen ontheffing van de Wnb nodig.
Platte schijfhoren
De platte schijfhoren is niet aangetroffen in de watergangen van het onderzoeksgebied. Tijdens het onderzoek naar de platte schijfhoren zijn individuen van de gewone poelslak, leverbotslak en de witte schijfhoren waargenomen in de watergangen van het onderzoeksgebied.
De platte schijfhoren is niet aanwezig in het onderzoeksgebied. Watervegetatie is vrijwel afwezig in het onderzoeksgebied. Derhalve is geen ontheffing nodig voor overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb ten aanzien van de platte schijfhoren.
Overige beschermde soorten
In de onderstaande tabel zijn de bevindingen en conclusies ten aanzien van de overige beschermde soorten samengevat.
Tabel 4.2 Samenvattende tabel soortenbescherming
Soortgroep |
Beschermde soorten in het plangebied of directe omgeving aanwezig? |
Kans op overtreding verboden Wnb? |
Gevolgen? |
Ontheffing aanvragen Wnb? |
vaatplanten |
nee |
nee |
geen, wel zorgplicht |
nee |
zoogdieren |
ja, voorkomen van bijlage A soorten zoals egel, haas, hermelijn, bunzing, vos en algemeen voorkomende muissoorten is niet uit te sluiten |
nee, vrijstelling binnen de provincie Zuid-Holland |
geen, wel zorgplicht |
nee |
vleermuizen |
ja, tijdens de inventarisaties zijn in het plangebied en de directe omgeving in totaal vier vleermuissoorten vastgesteld. Het gaat om gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger |
ja, indien door de geplande werkzaamheden overvliegende en/of foeragerende vleermuizen worden verstoord |
ja, de werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten de actieve periode, bij daglicht (tussen een uur na zonsopkomst tot een uur voor zonsondergang) en bij voorkeur in de winterperiode (december - februari). Indien toch gewerkt wordt tijdens de actieve periode, mag er geen gebruik worden gemaakt van kunstmatige verlichting of dient men gebruik te maken van vleermuisvriendelijke lichtbeheer gelet op de zorgplicht |
nee, mits mitigerende maatregelen in acht worden genomen |
vogels |
ja, aanwezigheid van algemeen voorkomende broedvogels in en nabij het plangebied is niet uit te sluiten |
ja, indien broedgevallen opzettelijk worden verstoord of nesten worden vernietigd |
Drie mogelijkheden:
|
nee, mits mitigerende maatregelen in acht worden genomen |
amfibieën |
tijdens nader onderzoek is gebleken dat de aanwezigheid van de rugstreeppad niet kon worden aangetoond. Voorkomen van algemeen voorkomende amfibiesoorten zoals gewone pad en bruine kikker is niet uit te sluiten |
nee, vrijstelling binnen de provincie Zuid- Holland |
geen, wel zorgplicht |
nee |
reptielen |
ja, er zijn waarnemingen bekend van ringslang in de nabijheid van het plangebied |
ja, geschikt biotoop aanwezig binnen het plangebied |
in de winterperiode met een bosmaaier geschikt leefgebied verwijderen |
nee, mits mitigerende maatregelen in acht worden genomen |
vissen |
nee |
nee |
geen, wel zorgplicht |
nee |
dagvlinders, libellen en overige ongewervelde |
nee uit nader onderzoek is gebleken dat de platte schijfhoren niet aanwezig is in het projectgebied. Watervegetatie is vrijwel afwezig in het projectgebied. Derhalve is geen ontheffing nodig voor overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming ten aanzien van de platte schijfhoren |
ja, potentieel geschikt biotoop aanwezig voor de soort |
|
nee |
Het onderdeel natuur vormt geen beletsel voor de uitvoering van het Projectplan Waterwet mits werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de actieve periode van vleermuizen, dus uitgevoerd tussen één uur na zonsopgang en één uur voor zonsondergang, en bij voorkeur in de winterperiode. Als verlichting van het werkterrein noodzakelijk is, dient gebruik gemaakt te worden van efficiënt (vleermuisvriendelijk) lichtbeheer waarbij lichtverstrooiing wordt beperkt. Indien deze mitigerende maatregelen in acht worden genomen is geen ontheffing van de Wnb nodig.
4.4.2 Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het optreden van directe effecten, zoals verstoring door oppervlakteverlies, geluid, licht, trilling of
optische verstoring kan als gevolg van de afstand (5 km) tussen het plangebied en omliggende Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Een Voortoets om directe effecten van het voornemen op Natura 2000-gebieden te toetsen is niet nodig.
Stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden door de werkzaamheden is op voorhand niet uit te sluiten. Daarom is een stikstofberekening uitgevoerd om dit te onderzoeken. Uit deze berekening is gebleken dat er geen stikstofdepositie op Natura 2000-gebied plaats zal vinden door de geplande werkzaamheden. De berekening is bijgevoegd in bijlage VI.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt buiten het NNN. Voor gronden die grenzen aan het NNN, maar daar zelf buiten liggen, gelden volgens het provinciale NNN-beleid geen beperkingen. Het NNN heeft geen ‘externe werking’ die een toets van effecten op aangrenzend natuurgebied verplicht stelt. Omdat het plangebied geheel buiten het NNN valt, is er geen sprake van aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden.
Bomen
Er worden voor dit project geen bomen gekapt.
4.5 Archeologie
Het bebouwingslint Achterbroek is gemarkeerd met hoge archeologische verwachtingskans. Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Krimpenerwaard is de gehele bebouwingsstrook langs de Achterbroek aangewezen als archeologisch waardevol verwachtingsgebied 3 (WA-3), zie afbeelding 4.1. Dat betekent voor de bestemmingsplanregels dat er bij plangebieden groter dan 100 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek nodig is- indien behoud niet mogelijk is. Voor de te verwijderen betonnen beschoeiing is sprake van reeds geroerde bodem. Het compensatiegebied dat wordt uitgegraven is circa 55 m2. Hiermee blijven de werkzaamheden onder de grenswaarde en is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Afbeelding 4.1 Fragment van de archeologische beleidskaart gemeente Krimpenerwaard. WA-3 van toepassing. Bron: Kaartbijlage3 van de archeologienota Krimpenerwaard, 2016-heden
Daarnaast blijkt uit archeologisch bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) van april 2012 dat er vanuit archeologisch oogpunt geen bezwaren zijn tegen de oeverbescherming van de waterweg. Onderstaand zijn kort de conclusies opgenomen.
Op basis van het veldonderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- –
aan de top is deels een vergraven pakket met puin aanwezig;
- –
binnen het deelgebied zijn geen oeverafzettingen van de stroomgordels van Achterbroek of Stolwijk-Beijersche aanwezig;
- –
vanaf een diepte van 860 cm –mv (11m−NAP) zijn oeverafzettingen op beddingzand van de stroomgordel van Berkenwoude / Gouderak aanwezig;
- –
aan de top van de oeverafzettingen van de stroomgordel van Berkenwoude/Gouderak zijn geen sporen van bodemvorming aangetroffen waaruit zou kunnen blijken dat dit niveau geschikt is geweest voor bewoning;
- –
in de boringen zijn, afgezien van recent puin, geen archeologische indicatoren.
De archeologische meldingsplicht blijft van kracht. Wanneer tijdens de graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dient dit, conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg, onverwijld te worden gemeld bij de bevoegde overheid.
4.6 Geluid
De nieuwe oeverbescherming produceert geen geluid. Effecten van geluid vormen geen belemmering voor de werkzaamheden rond de oeverbescherming. Door de inzet van klein materieel voor korte duur is het tijdelijke effect op naastgelegen woningen zeer beperkt.
4.7 Landschap
De Krimpenerwaard (polder) is van oorsprong een laagveenlandschap omzoomd door de Lek en de Hollandsche IJssel. Vanaf de 10e eeuw werd dit veengebied ontgonnen tot polders. De bebouwing kenmerkt zich als lintbebouwing op lange smalle kavels, omgeven door sloten, tochten en weteringen. De Stolwijkervliet is een watergang die vanaf Gouderak het bebouwingslint van Achterbroek kruist.
De aanwezige waterstructuur van polders, watergangen en veenputten zijn kenmerkend voor Achterbroek.
Ze worden in verschillende beleidsdocumenten van de gemeente Krimpenerwaard als gebiedskenmerk benoemd. Achterbroek is geen beschermd dorpsgezicht, en de individuele veenputten hebben geen beschermde status vanuit cultuurhistorie.
De werkzaamheden aan de watergang hebben geen effect op de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
5 BELANGHEBBENDEN
Eigenaren
Het perceel waarop de huidige watergang gelegen is, is in eigendom van het hoogheemraadschap.
Omwonenden
In de directe omgeving van de watergang staan twee woningen. Het betreft de woningen met huisnummer 53 en met huisnummer 57. Toegangsweg Achterbroek is een aftakking van de weg Achterbroek. Door middel van keukentafelgesprekken zijn de werkzaamheden met de omwonenden afgestemd. Direct belanghebbenden worden op de hoogte gehouden van de voortgang en duur van de werkzaamheden.
Bevoegd gezag
Het hoogheemraadschap is waterbeheerder van dit gebied en het bevoegd gezag voor de vaststelling van dit Projectplan Waterwet. Toegangsweg Achterbroek is ook in beheer bij het hoogheemraadschap.
Hulpdiensten
Uitvoering van de werkzaamheden leidt niet tot afsluiting van Toegangsweg Achterbroek. Zowel de weg als de woning blijven bereikbaar. Indien nodig gaan werkzaamheden aan de kant voor hulpdiensten. Afspraken worden gemaakt met Achterbroek nummer 55.
Nutsbedrijven
Het werk wordt zodanig uitgevoerd dat K&L niet geraakt worden waardoor geen verleggingen noodzakelijk zijn.
6 VERGUNNINGEN EN VOORSCHRIFTEN
6.1 Vergunningen en meldingen
Voor de aanleg van de natuurlijke taluds is geen omgevingsvergunning vereist.
De locatie van het water valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2011. De geplande werkzaamheden passen binnen dit bestemmingsplan.
Wel is een APV (algemene plaatselijke verordening) vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden in de berm van de weg. Ook moet er een bbk (besluit bodemkwaliteit) melding gedaan worden voor het verspreiden van de uit de watergang vrijkomende bagger.
6.2 Calamiteiten en communicatie
In geval van calamiteiten zal de communicatie plaatsvinden binnen de vigerende calamiteitenorganisatie en procedure binnen het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Binnen de projectorganisatie dient de aannemer een calamiteit onmiddellijk te melden bij de directievoerder. De directievoerder is verantwoordelijk voor de informatieverstrekking aan het hoogheemraadschap en eventuele derde partijen zoals de gemeente. Binnen het hoogheemraadschap wordt de normale procedure gevolgd. Bij de start van de werkzaamheden wordt een communicatieschema gemaakt met de verantwoordelijke personen en telefoonnummers.
7 PROCEDURE
Voor eenvoudige waterstaatswerken wordt hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Daarbij wordt artikel 4:8 van de Awb in acht genomen en worden eventuele belanghebbenden vooraf individueel geïnformeerd. Het projectplan wordt daarna door HHSK vastgesteld en gepubliceerd. Hiertegen kan binnen zes weken door eenieder bezwaar worden ingediend bij het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Daarna kan beroep bij de Rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingediend.
In de afgelopen tijd zijn alle direct betrokkenen geïnformeerd (zie hoofdstuk 5 van het projectplan), zijn alle te nemen maatregelen uitgebreid met hen besproken en desgewenst, en indien mogelijk, aangepast aan hun wensen. Er is daarom voldaan aan het gestelde in artikel 4.8 van de Awb.
Ondertekening
BIJLAGE I: BOVENAANZICHT LOCATIE
BIJLAGE II: SITUATIETEKENING ACHTERBROEK
BIJLAGE III: OVERZICHT KABELS & LEIDINGEN
BIJLAGE IV: NATUURTOETS
BIJLAGE V: NADER SOORTENONDERZOEK
BIJLAGE VI: STIKSTOFNOTITIE
BIJLAGE VII: BODEMONDERZOEK
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl