Gedenktekens voor verkeersslachtoffers langs gemeentelijke wegen in de gemeente Staphorst

Geldend van 05-10-2023 t/m heden

Intitulé

Gedenktekens voor verkeersslachtoffers langs gemeentelijke wegen in de gemeente Staphorst

1. Inleiding

In deze beleidsnotitie is beschreven op welke wijze de gemeente omgaat met mogelijke verzoeken van nabestaanden van verkeersslachtoffers om een gedenkteken te plaatsen. Uit ervaringen in de afgelopen jaren is gebleken dat het plaatsen van een gedenkteken van grote emotionele betekenis kan zijn voor de nabestaanden en een bijdrage kan leveren in de verwerking van het verlies van dierbaren.

2. Wanneer kan een gedenkteken voor verkeersslachtoffers worden geplaatst

Als algemeen uitgangspunt in artikel 1, lid b Wegenverkeerswet 1994 kan worden afgeleid dat de berm uitsluitend een verkeersbelang heeft te dienen. Gedenktekens dienen in dat opzicht geen verkeersbelang en dienen daarom slechts met de nodige zorgvuldigheid en terughoudendheid te worden toegestaan. De aandacht van zowel automobilisten als bezoekers kunnen worden afgeleid door het geplaatste gedenkteken. Daarnaast bestaat het risico dat bezoekers door emoties minder aandacht hebben voor het verkeer, waardoor gevaarlijke verkeerssituaties kunnen ontstaan. Vandaar dat bij de beoordeling van een verzoek tot plaatsing van een gedenkteken de verkeersveiligheid een doorslaggevende rol moet spelen.

Door een aantal voorwaarden te verbinden aan het geven van toestemming voor een gedenkteken, wordt getracht de verkeersveiligheid te waarborgen.

Bij de beoordeling of een locatie voor een gedenkteken verkeersveilig is dient te worden gekeken naar de functie, de inrichting, de verkeersintensiteit en het ongevallenbeeld van de weg. Dit samen levert een actieve houding op van de gemeente in het streven naar een zo hoog mogelijke verkeersveiligheid.

Wanneer blijkt dat een beoogde locatie niet verkeersveilig is, zal in overleg met de nabestaanden naar een alternatieve locatie moeten worden gezocht. Bezoekers van het gedenkteken moeten de auto zoveel mogelijk parkeren bij bestaande parkeergelegenheden in de buurt. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verkeerskundige situatie ter plaatse. Parkeren in de berm kan niet worden verboden, maar dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3. Type gedenkteken voor verkeersslachtoffers

Gedenktegel / kleine kei

Als gedenkteken in de berm worden toegestaan een gedenktegel, kleine kei of een houten kruis. Gedenktekens mogen voor de weggebruiker geen belemmering vormen voor het benodigde uitzicht. Vanuit verkeersveiligheidsoverwegingen is het van belang dat het gedenkteken niet dusdanig mag opvallen dat de aandacht van verkeersdeelnemers wordt afgeleid.

Een gedenkteken dient aan de volgende vereisten te voldoen:

  • 1.

    een gedenkteken wordt alleen toegestaan in de buitenberm. Plaatsing in de midden- of tussenberm is uit het oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid niet wenselijk;

  • 2.

    gedenktegel –

    • maximaal oppervlakte gedenktegel 0,40 x 0,40 meter; een voorkeur gaat uit naar een tegel van 0,30 x 0,30 meter

      een gedenktegel mag maximaal 0,10 meter boven het maaiveld uitsteken

  • kleine kei –

    • de hoogte is afhankelijk van aard en locatie

      de maximale hoogte kan hierop warden afgestemd maar mag niet hoger zijn dan 0,40 meter

  • houten kruis –

    • de maximale afmetingen zijn 0,60 meter (hoogte) en 0,40 meter (breedte)

  • 3.

    een houten kruis moet warden verankerd;

  • 4.

    de ruimte random een gedenkteken bedraagt maximaal 0,75 x 0,75 meter;

  • 5.

    de afstand tussen het gedenkteken en de kant weg dient binnen de bebouwde kom minimaal 1.00 meter en buiten de bebouwde kom minimaal 2.00 meter te bedragen;

  • 6.

    het gedenkteken moet een op zichzelf staand object zijn. Dat wil zeggen dat het niet verbonden of gemonteerd mag warden aan objecten die in eigendom of beheer zijn van de gemeente Staphorst zoals verkeersborden etc. Met name in het geval van verkeersborden, wordt afbreuk gedaan aan de functie die het verkeersbord in eerste instantie heeft;

  • 7.

    de locatie dient zo verkeersveilig mogelijk te zijn, te denken valt bijvoorbeeld aan het veilig kunnen parkeren van auto's van bezoekers;

  • 8.

    de kleur van het gedenkteken dient onopvallend te zijn;

4. Het hebben en behouden van een gedenkteken voor verkeersslachtoffers

4.1. Plaatsing van een gedenkteken voor verkeersslachtoffers

Alvorens het gedenkteken wordt geplaatst dient de gemeente hiervoor schriftelijk toestemming (inclusief nadere informatie over de rechten en plichten van de nabestaanden) te hebben gegeven aan de nabestaanden c.q. direct betrokkenen. Deze toestemming wordt gegeven voor in eerste instantie een periode van vijf jaar. Het plaatsen moet in het bijzijn van de afdeling Openbare Werken worden uitgevoerd.

Het bepaalde in CROW publicatie 96B ("maatregelen voor werken in uitvoering op niet­ autosnelwegen en wegen binnen de bebouwde kom") zal in acht moeten warden genomen. Indien men een bijeenkomst (b.v. bij het plaatsen of verwijderen) wil houden dan dient dit te geschieden in overleg met het college van burgemeester en wethouders en de politie.

Bouwvergunningvrij

Het karakter van een gedenktegel/kleine kei en de beperkte omvang daarvan leidt tot de constatering dat -handelend naar de geest van de Woningwet- de betreffende gedenktekens vallen onder het begrip "straatmeubilair", als bedoeld in artikel 3, 3e lid onder a van Koninklijk Besluit nummer 410 van 13 juli 2002, houdende voorschriften omtrent het bouwen, waarvoor het vereiste van een bouwvergunning niet geldt.

Schriftelijke toestemming

De aanvrager dient voor het plaatsen van een gedenkteken over een schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders te beschikken. Deze toestemming zal gezamenlijk met de gemaakte afspraken met de nabestaanden/aanvrager in een brief van het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager worden verstrekt.

4.2. Onderhoud van een gedenkteken voor verkeersslachtoffers

De aanvrager dient, op eigen kosten, het gedeelte waarin het gedenkteken ligt in ordentelijke staat te houden. Bloemen mogen in geringe mate, binnen de daarvoor beschikbaar gestelde ruimte van max. 0,75 x 0,75 meter, bij het gedenkteken worden neergelegd. Deze bloemen dienen echter zo te worden neergelegd dat de aandacht van de automobilist hierdoor niet wordt afgeleid. Hierbij mag het gedenkteken niet het karakter krijgen van een grafmonument. Daarbuiten is het een verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. In geval van dagelijks onderhoud of gewenste dan wel noodzakelijke wijziging van de weg c.q. wegconstructie, dienen de nabestaanden daaraan hun medewerking te verlenen. Indien blijkt dat er naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders geen of onvoldoende onderhoud wordt gepleegd en/of het gedenkteken kennelijk niet meer als zodanig functioneert, besluit het college van burgemeester en wethouders in overleg met de aanvrager/nabestaanden het gedenkteken te verwijderen.

4.3. Verwijdering van een gedenkteken voor verkeersslachtoffers

Na maximaal vijf jaar dient het gedenkteken, op kosten van de aanvrager, te worden verwijderd tenzij er bijzondere redenen zijn die een verlenging rechtvaardigen.

De aanvrager mag, op verzoek, het gedenkteken houden.

4.4. Aansprakelijkheid

Het is in principe voor een ieder mogelijk de gemeentelijke weg te betreden. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat het gedenkteken beschadigd of vernield wordt. De gemeente kan hiervoor niet aansprakelijkheid worden gesteld. Dit dient ook als zodanig in de schriftelijke toestemming te worden opgenomen. Eventuele schadelijke gevolgen komen daarom geheel voor risico van de aanvrager.

5. KOSTEN

Normaal gesproken worden leges geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor toestemming . Gezien de gevoeligheid van het onderwerp ligt dit hier niet voor de hand. Leges voor een eventueel noodzakelijke bouwvergunning worden volgens legesverordening wel in rekening gebracht.

De kosten van aanschaf, plaatsing, instandhouding en verwijdering van het gedenkteken komen voor rekening van de aanvrager.

Ondertekening