Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek

Geldend van 03-10-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek

De raad van de gemeente Laarbeek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Laarbeek 12-6-2023;

Besluit:

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die (structureel) per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren wordt verleend;

  • b.

    Éénmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere éénmalige activiteiten of projecten, die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;

  • c.

    Subsidieregeling: regeling die het uitvoerend beleid voor een specifiek onderwerp gericht op het verstrekken van subsidies beschrijft;

  • d.

    Beleidskader Subsidies: inhoudelijke uitwerking van de Algemene Subsidieverordening, waarin de beleidsdoelen en te subsidiëren activiteiten worden omschreven;

  • e.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek;

  • f.

    Raad: gemeenteraad van de gemeente Laarbeek;

  • g.

    Gemeente: gemeente Laarbeek;

  • h.

    Vaststellingsbeschikking: de beschikking waarbij de subsidie definitief wordt vastgesteld, nadat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden, en waarbij beoordeeld is of de subsidieontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan en op welk subsidiebedrag de subsidieontvanger daadwerkelijk recht heeft. De vaststellingsbeschikking is een onvoorwaardelijke aanspraak op uitbetaling van een bepaald geldbedrag.

  • i.

    Verleningsbeschikking: de beschikking waarin staat opgenomen dat de aanvrager het in de beschikking omschreven subsidiebedrag zal ontvangen, indien hij de in de beschikking omschreven activiteiten verricht en de subsidieverplichtingen nakomt.

  • j.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    Professionele organisaties: organisaties met medewerkers in loondienst, bijvoorbeeld welzijnsorganisaties, onderwijs;

  • l.

    Vrijwilligersorganisaties: organisaties in de maatschappelijke, culturele of sportieve sector en wier werkzaamheden voor een groot deel door vrijwilligers (niet in loondienst) worden uitgevoerd. Deze organisaties kennen een rechtsvorm.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Gemeente subsidieert activiteiten, vrijwilligers, professionals en burgerinitiatieven die bijdragen aan het realiseren en in stand houden van een vitale en zorgzame samenleving.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs en sport;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 3. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Soorten subsidies

  • 1. Jaarlijkse (structurele) subsidies:

    • a.

      Bij vrijwilligersorganisaties: verenigingen leveren een belangrijke bijdrage aan de mentale en fysieke gezondheid van onze inwoners. Vrijwilligersorganisaties dienen een aanvraag in met als doel samen werken aan het realiseren en in stand houden van een vitale en zorgzame samenleving. Het accent van subsidies aan vrijwilligersorganisaties ligt op waardering voor het organiseren van activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelen.

    • b.

      Bij professionele organisaties: bij subsidies aan professionele organisaties zijn voorwaarden verbonden aan het toekennen en vaststellen van de subsidies met als doel om in zoveel mogelijk vragen van inwoners te voorzien met lokaal aanbod. Het accent bij subsidies aan professionele organisaties ligt op het behalen van beleidsdoelen.

  • 2. Éénmalige subsidies: inwoners, vrijwilligers en professionele organisaties kunnen een aanvraag doen met als doel als stimulans te dienen voor een bepaalde activiteit. Het inhoudelijk kader wordt grotendeels gevormd door het Beleidsplan Sociaal Domein.

  • 3. De subsidie zoals bedoeld in het tweede lid bedraagt maximaal 50% van de begrote kosten, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid onder c van deze verordening.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1. De raad kan subsidieplafonds jaarlijks vaststellen door bij de vaststelling van de begroting een separaat besluit ‘vaststellen subsidieplafonds’ op te nemen, in bijzondere gevallen kan dit ook tussentijds.

  • 2. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten en het jaarverslag en de jaarrekening van het voorgaande jaar.

  • 4. Het college kan nadere informatie verlangen die nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • 5. In het Beleidskader Subsidies kunnen nadere regels worden gesteld voor het indienen van een subsidieaanvraag.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Jaarlijkse subsidie: Professionele en vrijwilligersorganisaties dienen een definitieve aanvraag voor een jaarlijkse subsidie in, uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft

  • 2. Éénmalige subsidie: Een aanvraag om een éénmalige subsidie, wordt uiterlijk zes weken voorafgaand aan de activiteit ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een éénmalige subsidie zes weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college kan de beslistermijn zoals bedoeld in het tweede lid met zes weken verlengen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Het college kan voor subsidies, binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB).

  • 2. Het college kan de subsidie weigeren als:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

    • b.

      er niet wordt voldaan aan het geldende ‘Beleidskader Subsidies’, tenzij het college gemotiveerd anders besluit;

    • c.

      niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      het subsidieplafond is bereikt;

    • g.

      de gemeente, naar eigen inzicht, al voldoende middelen inzet om soortgelijke activiteiten te ondersteunen;

    • h.

      de aanvrager de aanvraag enkel doet uit commerciële overwegingen;

    • i.

      er bij jaarlijkse subsidies (structureel) niet wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden en dit toe te rekenen is aan de subsidiehouder;

    • j.

      aanvrager de jaarlijkse subsidie aanvraagt op persoonlijke titel.

  • 3. Het college kan subsidie terugvorderen als:

    • a.

      er geen verantwoording wordt overlegd;

    • b.

      de verantwoording niet voldoet aan de gevraagde eisen;

    • c.

      de gemaakte afspraken bij subsidieverlening niet worden nagekomen;

    • d.

      na verlening sprake blijkt van weigeringsgronden zoals genoemd in lid 2 van dit artikel.

Artikel 9. Verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Jaarlijkse en éénmalige subsidies tot en met € 5.000 worden direct vastgesteld en verleend. Voorafgaand aan de verlening vindt een toets plaats of de gevraagde subsidie past binnen de gestelde beleidskaders uit het geldend Beleidskader Subsidies.

  • 2. Jaarlijks wordt een steekproef getrokken van 10 organisaties. Bij deze organisaties wordt onderzocht of de activiteiten zijn uitgevoerd en of deze activiteiten ook uitgevoerd zouden kunnen worden zonder subsidie. Voor dit laatste wordt onder andere inzicht gevraagd in de jaarrekening of ledenregisters. De steekproef heeft daarnaast tot doel om te onderzoeken op welke wijze organisaties bijdragen aan de beleidsdoelen.

Artikel 10. Verstrekking en eindverantwoording subsidies boven de € 5.000

  • 1. Subsidies boven de 5.000 worden middels een verleningsbeschikking bevoorschot.

  • 2. Bij subsidies van meer dan € 5.000 dient de subsidieontvanger een verantwoording in:

    • a.

      in geval van een jaarlijkse subsidie, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een éénmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3. De subsidieverantwoording bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan. Bij subsidies boven de €125.000 bestaat dit inhoudelijke verslag uit het beschikbaar gestelde subsidieformat;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      Bij subsidies van meer van € 125.000: een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant. De accountant onderzoekt of het activiteitenverslag met het financieel verslag verenigbaar is en onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. In de verleningsbeschikking kunnen aanvullende voorwaarden worden vastgelegd.

  • 4. Als een verantwoording niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 10, tweede lid ingediend is, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling en kan overgegaan worden tot terugvordering zoals bedoeld in artikel 8, derde lid van deze verordening.

Artikel 11. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een verantwoording, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een verantwoording niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 10, tweede lid ingediend is, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling en kan overgegaan worden tot terugvordering zoals bedoeld in artikel 8.

Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Subsidieontvangers voeren een goed ingerichte administratie.

  • 2. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de jaarlijkse of éénmalige subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3. Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie ver- bonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Bijzondere verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 14. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 15. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens verordening gestelde bepaling voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college gemotiveerd een ander besluit nemen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college kan worden afgeweken van de subsidieregeling, als deze regeling gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen voor de subsidieaanvrager.

  • 3. In gevallen waarin de Algemene Subsidieverordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek 2021 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3. Op aanvragen om subsidie voor 2024 of later, zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening gemeente Laarbeek.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente 31-8-2023.

De raad voornoemd,

burgemeester,

F.L.J. van der Meijden

de griffier,

M.L.M. van Heijnsbergen